Besluit voorlopige aanwijzing bevoegde instanties methaanverordening

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 03-06-2025.
Geldend van 16-05-2025 t/m heden

Besluit van de Minister van Klimaat en Groene Groei, DGKE-DE / 96724574, 14 april 2025, tot voorlopige aanwijzing van de Minister van Klimaat en Groene Groei, inspecteur-generaal der mijnen, de Omgevingsdienst Groningen, DCMR Milieudienst Rijnmond, gedeputeerde staten van Limburg, en de Nederlandse Emissieautoriteit als bevoegde instanties in de zin van Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942 (Besluit voorlopige aanwijzing bevoegde instanties methaanverordening)

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Gelet op artikel 4 van de Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. methaanverordening: de Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942;

  • b. minister: de Minister van Klimaat en Groene Groei.

Artikel 2

  • 1 De minister wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 18, 25 en 26 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van:

    • a. inactieve, tijdelijk gedichte of permanent gedichte en verlaten putten, bedoeld in artikel 18 van die verordening; en

    • b. gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen, bedoeld in de artikelen 25 en 26, eerste lid, van die verordening.

  • 2 De aanwijzing bedoeld in het eerste lid geldt uitsluitend voor handelingen ter uitvoering van de artikelen 5, tweede en vierde lid, 10, 18, derde, vierde, zevende, achtste en tiende lid, en 25, tweede, vijfde, zesde en achtste lid, en 26, eerste lid, van de methaanverordening.

  • 3 De minister wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de methaanverordening, voor zover het de vergunningprocedure voor alternatief gebruik van verlaten ondergrondse kolenmijnen, bestaande uit de winning van aardwarmte dieper dan 500 meter in de ondergrond, betreft.

  • 4 Gedeputeerde staten van Limburg worden aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de methaanverordening, voor zover het de vergunningprocedure voor alternatief gebruik van verlaten ondergrondse kolenmijnen, bestaande uit de winning van aardwarmte ondieper dan 500 meter in de ondergrond betreft.

Artikel 3

  • 1 De inspecteur-generaal der mijnen wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 12, 14 tot en met 17 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van:

    • a. de exploratie en productie van olie en gas;

    • b. het winnen en verwerken van gas;

    • c. de ondergrondse opslag van gas;

    • d. een transmissiesysteem voor gas;

    • e. een distributiesysteem voor gas;

    • f. een interconnectorsysteem voor gas; en

    • g. een gesloten systeem voor gas.

  • 2 De Omgevingsdienst Groningen en DCMR Milieudienst Rijnmond worden aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 12, 14 tot en met 17 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van LNG-installaties.

  • 3 De aanwijzing bedoeld in het eerste en tweede lid geldt uitsluitend voor handelingen ter uitvoering van de artikelen 5, tweede en vierde lid, 10, 12, met uitzondering van het zesde lid, laatste alinea, 14, eerste lid, eerste tot en met derde alinea, negende lid, tweede alinea, tiende lid, tweede alinea, eerste zin, elfde lid, veertiende lid, eerste alinea, 15, vierde, zesde en achtste lid, met uitzondering van laatste zin, en 16, van de methaanverordening.

Artikel 4

  • 1 De Nederlandse Emissieautoriteit wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 27 tot en met 29 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van ruwe olie, aardgas en kolen die in de Europese Unie in de handel worden gebracht.

  • 2 De aanwijzing bedoeld in het eerste lid geldt uitsluitend voor handelingen ter uitvoering van de artikelen 5, tweede en vierde lid, 10, 27, 28, eerste en tweede lid, en 29, eerste en tweede lid, van de methaanverordening.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op een door de minister te bepalen tijdstip.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorlopige aanwijzing bevoegde instanties methaanverordening.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 april 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

S.Th.M. Hermans