Artikel 47 BVDB regelt de wijze waarop de vermindering van erfbelasting plaatsvindt ter zake van
een door de erflater gedreven buitenlandse onderneming en onroerende zaken die binnen
het gebied van een andere Mogendheid zijn gelegen en aldaar zijn onderworpen aan een
gelijksoortige belasting. De vermindering wordt gesteld op de laagste van de volgende
twee bedragen, ook wel limieten genoemd. Ten eerste het bedrag van de door de andere
Mogendheid geheven belasting, de zogenoemde eerste limiet. Ten tweede het bedrag aan
Nederlandse erfbelasting dat toerekenbaar is aan de hiervoor genoemde goederen, de
zogenoemde tweede limiet. Deze limiet wordt berekend aan de hand van de evenredigheidbreuk
als omschreven in artikel 47, derde lid, BVDB.
Bij de herziening van het BVDB in 2005 naar aanleiding van het arrest De Groot is de voorkoming van dubbele schenk-
en erfbelasting zodanig aangepast dat voor de berekening van de evenredigheidsbreuk
bepaalde subjectieve vrijstellingen en schulden niet langer evenredig worden omgeslagen
over de buitenlandse en binnenlandse bezittingen. Hiermee werd voorkomen dat een deel van de tegemoetkoming verloren gaat. Artikel 47, derde lid, onderdeel b, BVDB regelt thans dat in het bedrag van de noemer, de waarde van alle schulden die aftrekbaar
zijn voor de Successiewet, alsmede de van toepassing zijnde vrijstellingen, bedoeld in artikel 32 Successiewet, op de waarde van de verkregen bezittingen in mindering mogen worden gebracht.
Voorbeeld 1
Tot de nalatenschap van een erflater die in Nederland woonde, behoren bezittingen
ter waarde van 1.712 en schulden ter waarde van 700. De verkrijging bedraagt 1.012.
Er geldt een vrijstelling van 12. De Nederlandse erfbelasting wordt berekend over
1.012 – 12 = 1.000. Voor de leesbaarheid wordt uitgegaan van een tarief van 20%, zodat
de verschuldigde erfbelasting 200 bedraagt. Tot de nalatenschap behoort een buitenlandse
woning van 500 waaraan een schuld is verbonden van 300. Over deze buitenlandse woning
wordt voorkoming verleend. Over de buitenlandse woning is 45 buitenlandse successiebelasting
geheven (eerste limiet). De tweede limiet bedraagt:
Bij de herziening van het BVDB in 2005 is opgemerkt dat uit bovengenoemde aanpassing volgt dat een vrijstelling
die specifiek betrekking heeft op een bezitting die in de verkrijging is begrepen,
een zogenoemde objectvrijstelling, in mindering kan worden gebracht op de waarde van
de bezittingen die in de noemer zijn opgenomen. Op deze wijze wordt voorkomen dat erfbelasting wordt toegerekend aan een object dat
is vrijgesteld. Net als bij een objectvrijstelling acht ik het redelijk dat bij toepassing
van de evenredigheidsbreuk van artikel 47, derde lid BVDB, rekening wordt gehouden met de BOR. Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder voorwaarden goed dat voor de toepassing van artikel 47, derde lid, onderdeel b, BVDB, op de waarde van alle verkregen bezittingen de aan belastingplichtige verleende
BOR-vrijstelling in mindering komt.
Voorwaarden
-
– Als de BOR-vrijstelling is toegepast op ondernemingsvermogen als bedoeld in artikel 47, eerste lid, BVDB dat is belast in de andere Mogendheid, geldt deze goedkeuring slechts indien het
bedrag van de verleende BOR-vrijstelling voor zover dat daarop betrekking heeft ook
in mindering wordt gebracht op het bedrag als omschreven in artikel 47, derde lid,
onderdeel a, BVDB (de teller van de evenredigheidsbreuk).
-
– Deze goedkeuring heeft net als de BOR zelf een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat als niet aan het voortzettingsvereiste
van artikel 35e Successiewet wordt voldaan, de goedkeuring in zoverre vervalt. Bij het opleggen van de aanvullende
aanslag of conserverende aanslag, bedoeld in artikel 37, derde lid, Successiewet, zal de inspecteur de tegemoetkoming op grond van artikel 47 BVDB en dit onderdeel, herrekenen.
Bovenstaande goedkeuring en voorwaarden gelden ook voor de toepassing van de vermindering
van erfbelasting bij fictief in Nederland wonende erflaters (artikel 48, derde lid, onderdeel b BVDB) en voor de schenkbelasting (artikel 51 BVDB).
Wanneer er in de andere Mogendheid een vergelijkbare regeling als de BOR is toegepast, dan heeft dit geen invloed op de voorkomingsbreuk omdat de toepassing
hiervan al is verdisconteerd in de eerste limiet.
Voorbeeld 2
Tot de nalatenschap van een erflater die in Nederland woonde, behoren de volgende
bezittingen en schulden:
-
• Een woning in een andere mogendheid van 500
-
• Een aan deze woning verbonden schuld van 100 (buitenlandse schuld)
-
• Een woning in Nederland van 700
-
• Een schuld in Nederland van 200
-
• Een onderneming in Nederland van 3.000
Er is één erfgenaam, namelijk de nicht van erflater. Zij zet de onderneming voort.
De BOR-vrijstelling over de onderneming in Nederland bedraagt 2.625 (1.500 + (3.000
– 1.500) x 75%). Over 3.000 – 2.625 = 375 is erfbelasting verschuldigd.
De Nederlandse belastinggrondslag kan als volgt worden berekend: de woningen en het
niet vrijgestelde gedeelte van de onderneming (1.200 + 375 = 1.575) minus de schulden
(100 + 200 = 300) = 1.275. Hierover is 30% ofwel 382 Nederlandse erfbelasting verschuldigd.
De erfgenaam is in het buitenland ook successiebelasting verschuldigd, en wel over
het saldo van de buitenlandse bezittingen en de daarmee verband houdende schulden.
De grondslag in het buitenland is dus 400. Stel dat zij hierover 150 aan buitenlandse
successiebelasting betaalt. Dit is de zogenoemde eerste limiet.
De berekening van de tweede limiet met toepassing van bovenstaande goedkeuring is
als volgt:
De tweede limiet is lager dan de eerste limiet, daarom is de vermindering 120.
Voorbeeld 3
Tot de nalatenschap van een erflater die in Nederland woonde, behoren de volgende
bezittingen en schulden:
-
• Een buitenlandse onderneming van 3.000
-
• Een woning in Nederland van 700
-
• Een schuld in Nederland van 200
Er is één erfgenaam, namelijk de neef van erflater. Hij zet de onderneming voort.
In de andere mogendheid is over de onderneming 180 aan successiebelasting verschuldigd.
Dit is de zogenoemde eerste limiet.
In Nederland wordt een beroep gedaan op de BOR. De BOR-vrijstelling in Nederland over de buitenlandse onderneming bedraagt 2.625.
De Nederlandse belastinggrondslag kan als volgt worden berekend: de woning en het
niet vrijgestelde gedeelte van de onderneming (700 + 375 = 1.075) minus de schulden
(200) = 875. Hierover is de neef 262 Nederlandse erfbelasting verschuldigd.
De berekening van de tweede limiet met toepassing van bovenstaande goedkeuring, waarbij
zowel het bedrag van de teller als de noemer worden verminderd met de Nederlandse
BOR-vrijstelling is als volgt:
De tweede limiet is lager dan de eerste limiet, daarom is de vermindering 112.