Besluit afwijkend gebruik frequentieruimte

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 29-04-2025 t/m heden.

Besluit van 22 april 2025, houdende vaststelling van regels over afwijkend gebruik van frequentieruimte (Besluit afwijkend gebruik frequentieruimte)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 30 november 2022, nr. WJZ / 22518489;

Gelet op artikel 3.22, vierde lid, en 18.12, eerste lid, van de Telecommunicatiewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 januari 2023, nr. W18.22.00184/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 17 april 2025, nr. WJZ / 98210353;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • afwijkend gebruik van frequentieruimte: met apparatuur, die voldoet aan artikel 1.3 van dit besluit, inbreuk maken op normaal gebruik van de frequentieruimte, waaronder het onderzoeken, aftasten ten einde informatie te vergaren, en tijdelijk verstoren van frequenties, alsmede het toegang verwerven tot frequenties en het tijdelijk onmogelijk maken van communicatie via frequenties;

    • frequentieband: frequentieruimte binnen de in het frequentieplan, bedoeld in artikel 3.1 van de wet, aangegeven internationale bandgrenzen;

    • onbemand mobiel object: een zich autonoom of op afstand bestuurd, zich verplaatsend object waaronder drones, robots, voertuigen en vaartuigen;

    • Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

    • verantwoordelijke:

      • Bij de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, als het afwijkend gebruik wordt toegepast door ambtenaren van politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak

      • bij het Ministerie van Defensie: de Minister van Defensie, of

      • bij het ministerie van Justitie en Veiligheid: de Minister van Justitie en Veiligheid.

    • wet: Telecommunicatiewet.

Artikel 1.2. Reikwijdte

Afwijkend gebruik van frequentieruimte ter bestrijding van onbemande mobiele objecten is toegestaan:

Artikel 1.3. Eisen aan apparatuur

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, handelende in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, worden nadere regels gesteld aan de apparatuur waarmee afwijkend gebruik mag worden gemaakt van frequentieruimte.

  • 2 De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op:

    • a. technische eisen aan de apparatuur, de wijze waarop de apparatuur uitzendt of verstoort, en de functies waarover het apparaat beschikt met name om de verstoring te kunnen richten en beperken;

    • b. de wijze waarop aangetoond wordt dat de apparatuur voldoet aan de eisen, bedoeld in onderdeel a;

    • c. registratie van de apparatuur, en

    • d. eisen aan de opslag van de apparatuur.

Artikel 1.4. Bevoegdheid tot gebruik apparatuur

  • 1 Bevoegd tot het gebruik van de apparatuur, bedoeld in artikel 1.3, zijn:

    • a. de ambtenaren van politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en die individueel dan wel uit hoofde van hun functie zijn aangewezen door de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, en

    • b. de ambtenaren die individueel dan wel uit hoofde van hun functie zijn aangewezen door de minister van Justitie en Veiligheid of Defensie.

  • 2 De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, voldoen aan de door Onze Minister, handelende in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, bij ministeriële regeling vastgestelde eisen betreffende kennis van de operationele, technische en juridische aspecten van het gebruik van die apparatuur.

Hoofdstuk 2. Eisen aan afwijkend gebruik ter bestrijding van onbemande mobiele objecten

Artikel 2.1. Voorwaarden voor bestrijding door afwijkend gebruik

Afwijkend gebruik van frequentieruimte in een bepaalde frequentieband ter bestrijding van onbemande mobiele objecten geschiedt uitsluitend:

  • a. nadat een onbemand mobiel object is waargenomen;

  • b. indien er sprake is van een ernstige, acute en herkenbare dreiging van de veiligheid, en

  • c. indien er geen andere, minder ingrijpende toereikende middelen zijn om de dreiging te stoppen.

Artikel 2.2. Doelmatig afwijkend gebruik van frequentieruimte

  • 1 Het afwijkend gebruik van frequentieruimte dat wordt aangewend vindt niet langer plaats dan strikt noodzakelijk voor het beoogde operationele doel.

  • 2 Het gebruikte effectieve uitgestraalde zendvermogen van de apparatuur alsmede de bandbreedte zijn niet groter dan strikt noodzakelijk voor het beoogde operationele doel.

Artikel 2.3. Bevoegdheid tot inzet en impactanalyse

  • 1 De verantwoordelijke is bevoegd tot inzet van apparatuur in het kader van een taak die bij wettelijk voorschrift aan de verantwoordelijke, of aan het openbaar lichaam waarvan de verantwoordelijke een bestuursorgaan is, is opgedragen.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over op de verantwoordelijke rustende verplichtingen in verband met de inzet van apparatuur als bedoeld in het eerste lid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 april 2025

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken,

D.S. Beljaarts

Uitgegeven de achtentwintigste april 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D.M. van Weel