Regeling ontheffingsmogelijkheid ter bevordering van vergaand geautomatiseerd varen

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 16-04-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 21 maart 2025, nr. IENW/BSK-2025/59252, houdende vaststelling van regels over de ontheffingsmogelijkheid in het kader van vergaand geautomatiseerd varen op de binnenwateren (Regeling ontheffingsmogelijkheid ter bevordering van vergaand geautomatiseerd varen)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 1.26, derde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement;

BESLUIT:

Artikel 1. Aanvraagprocedure

  • 2 Bij de aanvraag tot een ontheffing, bedoeld in artikel 1.26, eerste lid, van het Binnenvaartpolitiereglement, worden ten minste de volgende gegevens overgelegd:

    • a. de naam en bijbehorende contactgegevens van de eigenaar van het schip en de natuurlijke personen die namens de eigenaar verantwoordelijk zijn voor het vaartuig;

    • b. informatie over het schip, ontwerptekeningen van het vaartuig en beschrijving van technische uitrusting, zoals de voor voortstuwing, navigatie en besturing gebruikte installaties, overige verleende ontheffingen, en indien aanwezig het Certificaat van Onderzoek of Uniecertificaat;

    • c. de locatie waarvandaan het schip op afstand wordt bestuurd;

    • d. een beschrijving van het automatiseringsniveau van het schip, gebaseerd op de door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart gepubliceerde definities;

    • e. informatie over het gebruik van het schip, waaronder het geplande vaargebied en beperkingen ten aanzien van de inzet van het schip onder (weers)omstandigheden, waaronder de inzet in de nacht of bij slecht zicht;

    • f. een analyse waarbij per artikel, genoemd in artikel 1.26 van het Binnenvaartpolitiereglement, waarvan ontheffing wordt gevraagd, is onderbouwd waarom ontheffing noodzakelijk is;

    • g. een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop en de maatregelen waarmee de veiligheid van het overige scheepvaartverkeer, personen die zich anders dan op een schip te water bevinden en de vaarweginfrastructuur wordt gewaarborgd;

    • h. een gedetailleerde beschrijving van personen die een rol hebben bij de besturing van het schip, met inbegrip van hun verantwoordelijkheid en kwalificatie;

    • i. een protocol ten behoeve van de overdracht van de besturing;

    • j. een protocol met daarin een omschrijving van de aanpak bij calamiteiten, waaronder het falen van systemen, en de bescherming van kritieke systemen;

    • k. een risicomanagementdocument met daarin een evaluatie van de risico’s ten aanzien van technisch falen, menselijke fouten, omgevingsfactoren, samenlooprisico’s, en, indien het schip gebruikt wordt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de potentiële risico’s van de vervoerde goederen, gebaseerd op één of meerdere risicoanalyses, vergelijkbaar met of overeenkomstig de internationale norm ISO/IEC 31010:2019, ISO/IEC 61882:2016 of ISO/IEC 27005:2018; en

    • l. informatie over de verzekering van het schip en van de eventuele bemanning.

  • 3 De bevoegde autoriteit kan bijkomende gegevens verzoeken, indien dit noodzakelijk wordt geacht voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4 De bevoegde autoriteit kan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid verlenen voor het varen met een vergaand geautomatiseerd of op afstand bestuurd schip, indien uit de aanvraag blijkt:

    • a. dat het varen geen afbreuk doet aan de veiligheid van het overige scheepvaartverkeer, personen die zich anders dan op een schip te water bevinden en de vaarweginfrastructuur;

    • b. dat het te allen tijde mogelijk is om de aansturing van het schip op een handmatige wijze uit te voeren of om het schip op een veilige wijze aan het verkeer te onttrekken in het geval van een defect of storing;

    • c. dat de dekking en bandbreedte van de dataconnectiviteit op het gehele traject voldoende zijn om het schip continu aan te sturen, dat de tijdsduur tussen het verzenden en ontvangen van data laag is, en dat cyberveiligheid is gewaarborgd;

    • d. dat het schip is uitgerust met middelen waarmee de status van systemen en falen van de systemen kan worden gemonitord;

    • e. dat het schip zichtmiddelen bevat voor een visueel beeld van het operationele gebied, en het vrije uitzicht adequaat ingevuld kan worden door het gebruik van camera’s of andere technologie; en

    • f. dat marifooncommunicatie ongehinderd doorgang kan vinden, waarbij een groot schip ten minste twee VHF-kanalen gelijktijdig uit kan luisteren, en een klein schip, indien uitgerust met marifoon, ten minste één.

  • 5 De bevoegde autoriteit kan de aanvraag weigeren indien de locatie waarvandaan het schip op afstand wordt bestuurd buiten het Europese deel van Nederland is.

Artikel 2. Voorwaarden

  • 1 Aan de ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a. Het is te allen tijde duidelijk welke persoon de taken en verantwoordelijkheden van schipper vervult, waaronder de verantwoordelijkheid voor de besturing en monitoring van het schip;

    • b. De bestuurder is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van het Binnenvaartpolitiereglement;

    • c. Het is te allen tijde duidelijk wie de feitelijke besturing en monitoring van het schip voert, wat wordt vastgelegd in een logboek;

    • d. De bestuurder bestuurt één schip tegelijk, is voldoende fit en in goede conditie, en is bekend met de systemen aan boord of in de afstandsbesturingscentrale;

    • e. De bestuurder vergewist zich te allen tijde van de locatie en de technische staat van het schip en de lading van het schip, en handelt bij calamiteiten;

    • f. De bestuurder neemt maatregelen bij verlies van connectiviteit met het schip.

  • 3 De bestuurder stelt de bevoegde autoriteit terstond en volledig op de hoogte van een wijziging in de bij de aanvraag ingediende gegevens gedurende de looptijd van de ontheffing.

  • 4 Een ontheffing kan in ieder geval door de bevoegde autoriteit worden ingetrokken of gewijzigd, indien:

    • a. niet meer voldaan wordt aan één van de voorgaande leden; of

    • b. één of meer van de aan de ontheffing verbonden beperkingen of voorschriften niet worden nageleefd.

Artikel 3. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling ontheffingsmogelijkheid ter bevordering van vergaand geautomatiseerd varen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

B. Madlener