Regeling instellingssubsidie vakwedstrijden vo en mbo 2026–2036

[Regeling vervalt per 01-06-2035.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 01-06-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 maart 2025, nr. MBO/1649552, houdende regels voor het verstrekken van een instellingssubsidie ten behoeve van het organiseren van nationale vakwedstrijden in het voortgezet (speciaal) onderwijs en beroepsonderwijs alsmede het voorbereiden op en deelname aan internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs (Regeling instellingssubsidie vakwedstrijden vo en mbo 2026–2036)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Doel en te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan voor de boekjaren, bedoeld in artikel 4, eerste lid, aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 6, vierde lid, jaarlijks een instellingssubsidie verstrekken voor:

    • a. het organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het pro, vmbo, havo, vwo of vso in Nederland, waaronder de voorrondes en finale, en het stimuleren van deelname daaraan;

    • b. het organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs in Nederland, waaronder de voorrondes en finale, en het stimuleren van deelname daaraan; en

    • c. het voorbereiden van nationale deelnemers op de jaarlijkse internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs alsmede hun deelname aan deze internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs en het dekken van de kosten die daaruit voortvloeien voor de deelnemers;

    • d. het organiseren van LOB-activiteiten voor het pro, vmbo, havo, vwo of vso in Nederland.

  • 2 De rechtspersoon voert deze activiteiten uit met als doel:

    • a. het ontdekken en ontwikkelen van praktijkgerichte talenten door leerlingen en studenten door middel van vakwedstrijden en LOB-activiteiten in aanraking te laten komen met een breed en dekkend scala aan beroepsopleidingen; en

    • b. het promoten van het beroepsonderwijs en het inspireren en uitnodigen van jongeren om beroepsonderwijs te gaan volgen.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 2 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan voor ten hoogste 1% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag worden ingezet voor de activiteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c.

  • 3 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan voor ten hoogste 10% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag worden ingezet voor de activiteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1 Voor de instellingssubsidie voor het boekjaar 2026 kan van 2 juni 2025 tot en met 2 juli 2025 tot 12:00 uur een aanvraag worden ingediend. De rechtspersoon waaraan subsidie voor het boekjaar 2026 is verstrekt, dient voor de boekjaren 2027 tot en met 2035 uiterlijk 13 weken voor de aanvang van het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, een aanvraag in.

  • 2 In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag voor het boekjaar 2026:

    • a. een meerjarenbegroting;

    • b. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd; en

    • c. de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop.

  • 3 De in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde bescheiden zijn voorzien van een controleverklaring van een accountant.

  • 4 Voor de activiteiten, genoemd in artikel 3, eerste lid, wordt door de aanvrager een gezamenlijke aanvraag ingediend.

Artikel 6. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1 Aanvragen die niet tijdig zijn ingediend, worden afgewezen.

  • 2 De aanvragen voor de instellingssubsidie die in behandeling zijn genomen, worden zo door de minister gerangschikt dat de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidieverstrekking, hoger in de rangschikking worden geplaatst.

  • 3 De minister kan over de rangschikking advies vragen aan een door hem in te stellen beoordelingscommissie.

  • 4 De rechtspersoon die subsidie ontvangt draagt zorg voor het uitvoeren van alle activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 5 De minister beslist voor het boekjaar 2026 binnen 22 weken na afloop van de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend gelijktijdig op de aanvragen.

Artikel 7. Beoordeling subsidieaanvraag

Een aanvraag wordt aan de hand van de volgende criteria, zoals uitgewerkt in de bijlage behorende bij deze regeling, beoordeeld:

  • a. inhoud;

  • b. organisatie;

  • c. samenwerking;

  • d. financiering;

  • e. duurzaamheid; en

  • f. promotionele activiteiten.

Artikel 8. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverstrekking worden geweigerd indien:

  • a. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ook uit andere hoofde aanspraak op subsidie bestaat;

  • b. de kosten niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde resultaten; of

  • c. onvoldoende is aangetoond dat de geraamde kosten noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger zendt aan de minister jaarlijks vóór 1 oktober een voortgangsrapportage waarin de subsidieontvanger aangeeft wat de stand van zaken is met betrekking tot de activiteit.

  • 2 De subsidieontvanger vraagt noch aan de school of instelling noch aan diens leerlingen of studenten een financiële bijdrage voor deelname aan de activiteit.

  • 3 De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verstrekte subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 10. Betaling

De minister bepaalt in de beschikking het betaalritme van de voorschotten. Betaling geschiedt per kwartaal, in gelijke delen.

Artikel 12. Vaststelling

Indien de activiteit waarvoor de subsidie in enig boekjaar is verleend geheel is verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie voor dat boekjaar, jaarlijks vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten verminderd met de gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage tot ten hoogste het in het besluit tot verlening genoemde bedrag, verminderd met de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve voor zover een egalisatiereserve wordt aangehouden.

Artikel 13. Egalisatiereserve

  • 1 De subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve.

  • 2 De egalisatiereserve bedraagt ten minste € 0 en ten hoogste 10% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag van de subsidie.

  • 3 De egalisatiereserve wordt in een boekjaar uitsluitend besteed aan de activiteit bedoeld in artikel 3, waarvoor de subsidieontvanger in dat boekjaar een subsidie heeft ontvangen, en die niet kan worden bekostigd uit de subsidie die is verleend ten behoeve van dat boekjaar.

Artikel 14. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2025.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2035, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

  • 3 Deze regeling wordt uiterlijk 1 januari 2035 geëvalueerd.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instellingssubsidie vakwedstrijden vo en mbo 2026–2036.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

E.E.W. Bruins

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.L.J. Paul

Bijlage

Deze bijlage hoort bij de Regeling instellingssubsidie vakwedstrijden vo en mbo 2026-2036

Onderstaande tabel geeft een nadere uitwerking van de criteria waarop een subsidieaanvraag wordt beoordeeld.

Criterium

Beschrijving criterium

Minimumvereisten

Scoring

Organisatie

(4-puntsschaal)

Weging 20%

Er is inzichtelijk gemaakt hoe de wedstrijden georganiseerd en uitgevoerd gaan worden.

• De beschrijving van de organisatie- en overlegstructuur

• Een activiteitenplan, inclusief nazorg voor de internationale vakwedstrijden

• De risico’s en beheersmaatregelen

• Evaluatie en bijsturing maakt onderdeel uit van het activiteitenplan.

• Aantoonbare ervaring met soortgelijke evenementen, zowel nationaal als internationaal

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De organisatie- en overlegstructuur met bijbehorende taken en verantwoordelijkheden is zodanig ingericht dat een succesvolle uitvoering van het plan van aanpak mogelijk is.

• Het activiteitenplan is uitvoerbaar en haalbaar in de aangegeven tijd, door per fase aan te geven welke tussenresultaten op welk moment en op welke wijze behaald worden;

• Risicobeheersing. De risico’s met bijbehorende maatregelen zijn kwalitatief goed in kaart gebracht, waaruit blijkt dat is nagedacht over mogelijke knelpunten en bedreigingen;

• De wijze van het verzamelen van (voortgangs-) informatie voor (tussentijdse) bijsturing is bijgevoegd;

• Informatie hoe de aanvrager de ervaring en kennis gebruikt voor de vakwedstrijden.

Samenwerking

(4-puntsschaal)

Weging 15%

Er is een gedragen samenwerking met relevante actoren

Er is inzichtelijk gemaakt dat met diverse relevante actoren (studenten, scholen/ instellingen, veldpartijen zoals de raden, en bedrijfsleven) wordt samengewerkt doordat dit is opgenomen in het activiteitenplan met een eventuele taakverdeling.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• Het beschrijven van de belangen en de behoeften van de relevante actoren;

• Het beschrijven van de inhoudelijke inbreng en deskundigheid van de relevante actoren bij het plan van aanpak;

• Draagvlakverbreding door het betrekken van (een vertegenwoordiging van) leerlingen/studenten, oud-deelnemers, docenten, raden en praktijkopleiders bij de inhoudelijke invulling van de wedstrijden.

• Draagvlakverbreding door het betrekken van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven bij de organisatie en inrichting van de wedstrijden.

Financiën

(4-puntsschaal)

Weging 20%

Er is een inzichtelijke en evenwichtige begroting die voldoet aan de eisen van de regeling en de Kaderregeling OCW, SZW en VWS artikel 3.3.

• In de begroting is duidelijk weergegeven welke kosten (en mogelijke opbrengsten) door wie gemaakt worden, gerelateerd aan het activiteitenplan.

• Uit de begroting blijkt dat de kosten in een redelijke verhouding (inzet uren, gehanteerd uurtarief, vergoeding te leveren goederen/ diensten) staan tot de beoogde activiteiten en opbrengsten

De begroting mag het subsidieplafond niet overschrijden.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De onderbouwing van (alle) kosten en opbrengsten, inc. prijs*hoeveelheid onderbouwing;

• De kosten voor overhead, door deze zo laag mogelijk te houden;

• Als er sprake is van cofinanciering (financieel, dan wel materieel) en deze is toegelicht.

Inhoud

(4-puntsschaal)

Weging 20%

Er is inzichtelijk gemaakt hoe de concrete uitwerking van de wedstrijden er uit gaat zien en hoe daarmee wordt bijgedragen aan de doelstelling van de regeling.

• Hoe wordt bijgedragen aan het versterken van het imago van het beroepsonderwijs.

• Hoe wordt bijgedragen aan het stimuleren van deelname van een zo groot mogelijk aantal jongeren/ jong volwassenen om beroeps- en vakgericht onderwijs te volgen en daarbij het beste in zich naar boven te halen.

• Hoe wordt bijgedragen aan het stimuleren van onderwijsinnovatie.

• Hoe wordt bijgedragen aan loopbaan- en beroepsoriëntatie voor jongeren in het V(S)O en het pro die niet deelnemen aan de wedstrijden.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De bijdrage aan het versterken van het imago van het beroepsonderwijs;

• De bijdrage om het beste uit jongeren/jong volwassenen naar boven te halen;

• De inzet van andere onderwijsvormen en/of nieuwe technologieën, als onderdeel van de wedstrijden;

• De inhoudelijke bijdrage van relevante actoren.

• Stimuleren van diversiteit in beroeps- en vakgerichte opleidingen;

• Stimuleren van diversiteit in de doelgroep leerlingen/ studenten.

• Regionale en sectorale verschillen bij de organisatie van de wedstrijden voor vo en mbo;

Duurzaamheid

(4-puntsschaal)

Weging 15%

Er is aangegeven hoe het doel van de wedstrijden ook in de toekomst kan worden nagestreefd en hoe de voorgestelde aanpak daaraan bijdraagt.

• Jongeren/jong volwassenen blijvend interesseren voor beroeps- en vakgericht onderwijs.

• Zorgdragen dat ontwikkelde producten aansluiten bij het onderwijsprogramma.

• Zorgdragen dat het bedrijfsleven structureel betrokken blijft.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• Visie over de wijze waarop de interesse van jongeren/jong volwassenen voor beroeps- en vakgericht onderwijs blijvend kan worden gestimuleerd

• Visie over de wijze waarop de culturele diversiteit van leerlingen/studenten bij deelname kan worden gestimuleerd en geborgd.

• Visie over borging van ontwikkelde producten in het onderwijsprogramma.

• Visie op het borgen van structurele betrokkenheid van het bedrijfsleven.

Promotie

(4-puntsschaal)

Weging 10%

Er is aangegeven hoe de zichtbaarheid van de wedstrijden wordt bevorderd. Daarbij is eveneens aangegeven hoe de deelname aan de wedstrijden door leerlingen/studenten wordt vergroot in de looptijd van tien jaar.

• Publiciteit creëren rond de wedstrijden

• Aantal deelnemers uit het v(s)o en pro aan de wedstrijden vergroten, het aantal deelnemers uit het mbo ten minste op peil houden en de variatie in deelnemers stimuleren

• Aantal betrokken bedrijven vergroten

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• de werkwijze om de bekendheid van de vakwedstrijden bij een breed publiek (zoals ouders en toekomstige leerlingen) te vergroten.

• de werkwijze om het aantal deelnemers aan de wedstrijden in de loop van tien jaar te vergroten;

• de werkwijze om het aantal betrokken bedrijven in de loop van tien jaar te vergroten.