Instellingsbesluit Adviescommissie richtlijn passend bewijs preventie

[Regeling vervalt per 31-12-2025.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 11-04-2025 t/m heden.

Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 april 2025, kenmerk 4078038-1080501-PG, houdende instelling van de Adviescommissie richtlijn passend bewijs preventie (Instellingsbesluit Adviescommissie richtlijn passend bewijs preventie)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, handelende in overeenstemming en met het gevoelen van de Ministerraad;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • c. preventiebeleid: beleidsinterventies, -maatregelen, -programma’s en integrale -aanpakken op het gebied van preventie.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een Adviescommissie richtlijn passend bewijs preventie.

  • 2 De commissie heeft tot taak een richtlijn te ontwikkelen waarmee het passend niveau van bewijs kan worden vastgesteld waarmee het gezondheidseffect van een preventiemaatregel kan worden bepaald.

  • 3 De commissie voert haar taak uit met inachtneming van het volgende:

    • a. de commissie brengt de voor het passend bewijs relevante aspecten van de preventiemaatregel en de context waarin deze wordt genomen in kaart en onderscheidt op basis daarvan categorieën die worden voorzien van voorbeelden met bijbehorende bewijsmethode(n);

    • b. de richtlijn wordt zo geformuleerd dat deze van toepassing kan zijn op al het preventiebeleid, zowel binnen als buiten de gezondheidszorg, dat zich primair of secundair richt op het behouden van een goede gezondheid of het voorkomen van het ontstaan of verergeren van gezondheidsproblemen;

    • c. de richtlijn besteedt aandacht aan relevante aspecten voor het passende bewijsniveau, waaronder:

      • de mogelijkheid om te randomiseren;

      • het optreden van langetermijneffecten;

      • de beschikbaarheid van betrouwbare intermediaire uitkomstmaten;

      • of een vergelijkbare maatregel al eens in een andere context is ingevoerd;

      • een nadere duiding van wanneer verschillende observationele methoden passend zijn;

      • wanneer bewijs dat gebaseerd is op (simulatie)modellen van voldoende kwaliteit is; en

      • de meervoudigheid of complexiteit van de maatregel;

    • d. de richtlijn bevat categorieën waarbij verschillende niveaus van bewijsvoering worden onderscheiden;

    • e. de effectbepaling wordt geïllustreerd door het gebruik van goede en tekortschietende voorbeelden;

    • f. de richtlijn maakt onderscheid naar directe en indirecte effecten van maatregelen;

    • g. de richtlijn geeft duidelijkheid over de wijze van rapportage van het gedane onderzoek, waaronder in ieder geval de onzekerheid rondom de effectbepaling.

  • 4 Naar aanleiding van haar bevindingen en conclusies is de commissie bevoegd aanbevelingen te doen.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zeven andere leden.

  • 2 In de commissie hebben zitting:

    • a. als lid:

      • dhr. prof. dr. B.J. ter Weel, te Apeldoorn, tevens voorzitter;

      • dhr. prof. dr. J.O. Mierau, te Groningen;

      • mevr. prof. dr. G.A. de Wit, te Utrecht;

      • dhr. dr. J.M. Pomp, te Bergen;

      • dhr. dr. B. Wouterse, te Den Haag;

      • mevr. dr. D. van Dale, te Hilversum;

      • mevr. H.H.C. de Vaan, te Amstelveen;

    • b. als adviseur:

      • een adviseur namens het Centraal Planbureau;

      • een adviseur namens de Gezondheidsraad;

    • c. als waarnemer:

      • een waarnemer namens het Ministerie van Financiën;

      • een waarnemer namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3 De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie onafhankelijk en zonder beïnvloeding van derden uit.

  • 4 In afwijking van het derde lid hebben twee leden zitting uit hoofde van hun functie:

    • a. mevr. dr. D. van Dale, namens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

    • b. mevr. H.H.C. de Vaan, arts beleid en advies KNMG, namens het Zorginstituut Nederland.

  • 5 De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 6 De benoeming van de voorzitter en de andere leden geldt tot opheffing van de commissie.

  • 7 De voorzitter en de andere leden kunnen op eigen verzoek, wegens ongeschiktheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 15 april 2025 en wordt opgeheven per 15 oktober 2025.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1 De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2 De minister vergoedt de externe secretaris van de commissie.

  • 3 Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 4 Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 5 Indien ambtenaren, in dienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tot secretaris of medewerker van het secretariaat worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van de informatie die hen in verband met de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De commissie verstrekt desgevraagd inlichting aan de minister die nodig zijn voor de uitvoering van diens taken. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van ministeriële taken redelijkerwijs nodig is.

  • 3 De commissie kan zich door andere personen laten bijstaan, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Vergoeding

  • 1 Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, zoals vastgelegd in de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,3.

  • 2 Aan de andere leden wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17, trede 10, zoals vastgelegd in de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,1.

Artikel 8. Kosten van de commissie

  • 1 De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;

    • c. de kosten voor oplevering van de richtlijn.

  • 2 De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een kostenraming aan de minister aan.

  • 3 De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht aan.

  • 4 De commissie laat een accountantscontrole uitvoeren van het financieel overzicht.

Artikel 10. Openbaarmaking externe commissie

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 11. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, op een eerder moment, de stukken en gegevens betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Publieke Gezondheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2025.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescommissie richtlijn passend bewijs preventie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

V.P.G. Karremans