Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 04-06-2025.
Geldend van 09-04-2025 t/m heden

Regeling van de Asiel en Migratie van 4 april 2025, nr. 6265994, houdende een specifieke uitkering voor gemeenten in verband met de bekostiging van huisvesting van vergunninghouders in doorstroomlocaties (Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties)

De Minister van Asiel en Migratie,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • deelnemende gemeente in de regio: gemeente in de regio van een doorstroomgemeente die samen met die doorstroomgemeente een doorstroomlocatie realiseert in de doorstroomgemeente;

  • doorstroomgemeente: gemeente die een doorstroomlocatie realiseert binnen de eigen gemeentegrenzen;

  • doorstroomlocatie: een locatie met woonruimtes, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, waarin tijdelijk huisvesting wordt geboden aan vergunninghouders die door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers zijn gekoppeld aan de doorstroomgemeente of deelnemende gemeenten in de regio;

  • koppelgemeente: gemeente waaraan een vergunninghouder door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers is gekoppeld voor huisvesting;

  • Onze Minister: de Minister van Asiel en Migratie;

  • regionale doorstroomlocatie: doorstroomlocatie die gerealiseerd wordt door een doorstroomgemeente samen met één of meerdere deelnemende gemeenten in de regio;

  • transitiekosten: kosten die een gemeente maakt voor het geschikt maken of realiseren van een gebouw als doorstroomlocatie;

  • uitvoeringskosten: kosten die een gemeente maakt voor de exploitatie van de doorstroomlocatie;

  • vergunninghouder: vreemdeling als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder c, e, k en l, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005, aan wie de verblijfsvergunning is verleend.

Artikel 2. Verstrekking van een specifieke uitkering

  • 1 Onze Minister kan voor maximaal 8.500 te realiseren doorstroomplekken voor de jaren 2024, 2025, 2026, 2027 en 2028 aan het college van burgemeesters en wethouders van een doorstroomgemeente een uitkering verstrekken ter bekostiging van:

    • a. de transitiekosten voor huisvesting van vergunninghouders in een doorstroomlocatie, en

    • b. de uitvoeringskosten van de huisvesting van vergunninghouders in een doorstroomlocatie binnen de gemeentegrens van de doorstroomgemeente, inclusief additionele locatiegebonden begeleiding op locatie, voor maximaal drie jaar vanaf ingebruikname van de locatie.

  • 2 De uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt op aanvraag verstrekt.

Artikel 3. Aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering

  • 2 De aanvraag voor de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, bevat ten minste de verwachte gemiddelde bezetting van de doorstroomlocatie voor de periode dat de locatie beschikbaar is.

  • 3 De aanvraag voor de transitie- en uitvoeringskosten dient met gebruikmaking van het door Onze Minister ter beschikking gestelde formulier te worden ingediend, met een realisatieplan en de begroting voor de doorstroomlocatie bijgevoegd.

  • 4 De aanvraag tot verlening van de uitkering kan alleen zien op activiteiten die nog worden verricht of die reeds in het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan zijn verricht. De aanvraag dient uiterlijk 1 november van een kalenderjaar te zijn gedaan, met uitzondering van het kalenderjaar 2024. De aanvragen voor activiteiten over het kalenderjaar 2024 dienen uiterlijk 1 mei 2025 te zijn ingediend.

Artikel 4. Weigeringsgronden

Onze Minister wijst een aanvraag geheel of gedeeltelijk af indien:

  • 1. De kosten en activiteiten naar verwachting niet zullen voldoen aan een of meerdere van de eisen genoemd in de regeling;

  • 2. De omvang van de transitiekosten naar opvatting van Onze Minister niet in redelijke verhouding staat tot de periode van het gebruik van de doorstroomlocatie en het aantal voor vergunninghouders toegezegde plekken gedurende deze periode, of

  • 3. Indien er voor reeds 8.500 doorstroomplekken een specifieke uitkering is verleend.

Artikel 5. Eisen aan de doorstroomlocatie

  • 1 De doorstroomlocatie dient geschikt te zijn voor bewoning in een woonruimte als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 en ten minste te bevatten:

    • a. de aanwezigheid van adequate bescherming tegen weersinvloeden;

    • b. verwarming;

    • c. sanitaire voorzieningen;

    • d. voorzieningen voor het bewaren en bereiden van voeding;

    • e. ruimte voor zit- en slaapgelegenheid; en

    • f. ook overigens te voldoen aan de eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • 2 Een doorstroomlocatie kan bestaan uit:

    • a. zelfstandige wooneenheden met een eigen kookgelegenheid, sanitaire voorzieningen en slaapkamer;

    • b. niet-zelfstandige wooneenheden met, eventueel gedeelde, kookgelegenheid en sanitaire voorzieningen; of

    • c. een combinatie van zelfstandige en niet-zelfstandige wooneenheden, met, eventueel gedeelde, kookgelegenheid en sanitaire voorzieningen.

Artikel 6. Hoogte van de specifieke uitkering

  • 1 Doorstroomgemeenten ontvangen ter bekostiging van de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b:

    • a. een vergoeding van € 60 per dag per in de doorstroomlocatie geplaatste vergunninghouder, en

    • b. een aanvullende vergoeding van € 8 per dag per in de doorstroomlocatie geplaatste vergunninghouder die gekoppeld is aan een andere deelnemende gemeente in de regio.

  • 2 De vergoeding van de uitvoeringskosten, bedoeld in het eerste lid, gaat in op de dag van plaatsing van de vergunninghouder en wordt voor maximaal 365 dagen per vergunninghouder verstrekt.

  • 3 Onverminderd het zesde lid worden de uitvoeringskosten vergoed op basis van de werkelijke bezetting van de doorstroomlocatie door vergunninghouders, voor maximaal drie jaar vanaf het moment van ingebruikname en gedurende de exploitatie van de doorstroomlocatie.

  • 4 De transitiekosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, worden vergoed op basis van de werkelijke kosten zolang deze door Onze Minister redelijk en marktconform worden geacht voor transitiekosten. De transitiekosten mogen het hiervoor verleende bedrag met maximaal 10% overstijgen.

  • 5 Indien de kosten, bedoeld in het vierde lid, het door Onze Minister verleende bedrag met meer dan 10% overschrijden, kan de doorstroomgemeente een aanvullende aanvraag doen voor het gedeelte dat hoger is dan het voor transitiekosten verleende bedrag en de overschrijding van 10%, middels het daartoe door Onze Minister beschikbaar gestelde formulier. De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 4, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor activiteiten verricht voor 1 januari 2024 of na 31 december 2028.

Artikel 7. Eisen aan doelgroep

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders van de doorstroomgemeente huisvest vergunninghouders in een doorstroomlocatie indien:

    • a. de vergunninghouder in afwachting van huisvesting verblijft in een opvangvoorziening door of onder verantwoordelijkheid van het COA of het college van burgemeester en wethouders;

    • b. de vergunninghouder door het COA gekoppeld is aan de doorstroomgemeente of een deelnemende gemeente in de regio, en

    • c. de koppelgemeente niet in andere passende huisvesting kan voorzien.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders van de doorstroomgemeente biedt in een doorstroomlocatie alleen huisvesting aan een vergunninghouder die voldoet aan de voorwaarden in het eerste lid, en indien de beschikbare woonruimte passend is voor de gezinssamenstelling van de vergunninghouder.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders van de doorstroomgemeente houdt bij het aanbieden van onderdak in een doorstroomlocatie aan de vergunninghouder rekening met:

    • a. het bewaren van de eenheid van het gezin; en

    • b. de specifieke situatie en bijzondere behoeften aan huisvesting van kwetsbare vergunninghouders. Hieronder wordt in ieder geval verstaan: personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, personen met ernstige ziekten en personen met mentale stoornissen.

Artikel 8. Verstrekking en voorschot

  • 1 Onze Minister verstrekt bij verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100 procent dat in verschillende termijnen kan worden betaald.

  • 2 Indien het na verlening van de specifieke uitkering aannemelijk is geworden dat de uitvoeringskosten hoger of lager zullen uitvallen dan het verleende bedrag, dan kan Onze Minister het verleende voor de vaststelling verhogen of verlagen en dit verrekenen met nog te betalen termijnen.

Artikel 9. Verantwoording

De gemeenten leggen uiterlijk 15 juli van het jaar dat volgt op het jaar van de bestedingsperiode verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering. Artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is van toepassing.

Artikel 10. Informatievoorziening na uitkering

  • 1 Onze Minister kan bij ingebruikname en gedurende de exploitatie van een doorstroomlocatie informatie opvragen bij de doorstroomgemeente en eventuele deelnemende regiogemeenten over de bezettingsgraad van de doorstroomlocatie.

  • 2 Gemeenten verstrekken op verzoek van Onze Minister informatie ten behoeve van de voortgang en evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.

Artikel 11. Procedure tot vaststelling van de uitkering

Onze Minister stelt de uitkering uiterlijk op 31 december 2029 vast. Onze Minister kan de uitkering lager vaststellen, indien:

  • a. de verantwoordingsinformatie te laat, onjuist, niet of onvolledig wordt verstrekt;

  • b. de verantwoordingsinformatie na 15 juli 2029 is ontvangen;

  • c. voor zover de uitkering niet rechtmatig is besteed;

  • d. de rechtmatigheid of de juistheid van de besteding volgens de controlerende accountant onzeker is; of

  • e. de doorstroomlocatie minder lang als zodanig ingezet wordt of als de bezetting lager is geweest dan waarvoor de specifieke uitkering is verleend.

Artikel 12. Terugvordering

Onverschuldigde betaalde uitkeringsbedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voor zover na de dag waarop de beschikking waarbij de uitkering wordt vastgesteld is bekendgemaakt, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 13. Inwerkingtreding en verval

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt op 1 januari 2029 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 april 2025

De Minister van Asiel en Migratie,

M.H.M. Faber-Van de Klashorst