Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Algemeen bestuurscollege
Artikel 2.1. Taken en bevoegdheden
-
1 De bevoegdheid tot regeling en bestuur van de Koninklijke Bibliotheek berust bij het
Algemeen Bestuurscollege voor zover die bevoegdheid niet bij of krachtens de WHW aan de directeur-bibliothecaris is opgedragen. Het Algemeen Bestuurscollege oefent
de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de WHW, de Wsob en de Kaderwet aan het instellingsbestuur zijn opgedragen, voor zover bij of krachtens hoofdstuk 13 van de WHW niet anders is bepaald. (Ontleend aan art. 13.3, lid 1 van de WHW).
-
2 Het Algemeen Bestuurscollege laat zich bij de uitvoering van zijn taken leiden door
de taakstelling van de Koninklijke Bibliotheek als de nationale bibliotheek, zoals
omschreven in artikel 1.5, lid 2 van de WHW en, ten aanzien van de taken genoemd onder a tot en met c, in artikel 9 van de Wsob.
De Koninklijke Bibliotheek is als nationale bibliotheek werkzaam op het gebied van
het bibliotheekwezen en heeft in ieder geval tot taak:
-
a. de informatievoorziening op het gebied van de Nederlandse geschiedenis, cultuur en
samenleving, aan het hoger onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek, het openbaar
bestuur en de uitoefening van beroep of bedrijf;
-
b. het aansturen van het netwerk van openbare bibliotheekvoorzieningen door:
-
1. afstemming en coördinatie;
-
2. educatie, informatie en reflectie; en
-
3. vertegenwoordiging en promotie;
-
c. het in stand houden van de landelijke digitale bibliotheek; en
-
d. het verzorgen van een bibliotheekvoorziening van noodzakelijk omgezette werken voor
personen met een handicap;
-
e. het zorg dragen voor de nationale bibliotheekverzameling van geschreven, gedrukte
en digitale publicaties;
-
f. het bevorderen van de totstandkoming en instandhouding van nationale voorzieningen
voor duurzaam behoud, beheer, ontsluiting en beschikbaarstelling van de nationale
bibliotheekverzameling op haar werkterrein;
-
g. het verrichten van onderzoek, gericht op de voorbereiding en uitvoering van het beleid
op het in de wet genoemde terrein;
-
h. het zorg dragen voor landelijke programma’s voor conservering en digitalisering;
-
i. het bijdragen aan de internationale infrastructuur voor de duurzame toegankelijkheid
van digitale wetenschappelijke publicaties;
-
j. het bevorderen van de afstemming met overige wetenschappelijke bibliotheken in en
buiten Nederland;
-
k. het bevorderen van de samenwerking met archieven, musea en uitgeverijen op haar werkterrein;
-
l. het bevorderen van de internationale samenwerking op haar werkterrein.
Artikel 2.2. Samenstelling
Het Algemeen Bestuurscollege bestaat uit een voorzitter, tevens lid, en ten hoogste
vier andere leden. Het aantal leden wordt door Onze Minister bepaald. (Ontleend aan
art. 13.3, lid 2 van de WHW).
Artikel 2.3. Benoeming, schorsing en ontslag
-
1 De leden van het Algemeen Bestuurscollege worden door Onze Minister benoemd, geschorst
en ontslagen. De benoeming geschiedt voor een door Onze Minister te bepalen termijn.
(Ontleend aan art. 13.3, lid 3 van de WHW).
-
2 De leden van het Algemeen Bestuurscollege kunnen door Onze Minister, de overige leden
van het Algemeen Bestuurscollege gehoord, worden geschorst en tussentijds ontslagen.
(Ontleend aan art. 13.3, lid 4 van de WHW).
Artikel 2.4. Nevenfuncties
-
3 Nevenfuncties van een lid van het Algemeen Bestuurscollege anders dan uit hoofde van
zijn functie worden openbaar gemaakt. Openbaarmaking geschiedt door het ter inzage
leggen van een opgave van deze nevenfuncties bij de Koninklijke Bibliotheek en bij
Onze Minister. (Ontleend aan art. 13, lid 3 van de Kaderwet).
-
3 In het jaarverslag wordt een geaccumuleerde opgave gedaan van het bedrag van de bezoldigingen
of schadeloosstellingen, met inbegrip van de pensioenlasten en van andere uitkeringen,
voor de gezamenlijke leden van het Algemeen Bestuurscollege (Ontleend aan art. 14, lid 4 van de Kaderwet).
Artikel 2.6. Vertegenwoordiging
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege vertegenwoordigt de Koninklijke Bibliotheek
in en buiten rechte. (Ontleend aan art. 13.3, lid 6 van de WHW).
Artikel 2.7. Vervanging van leden bij afwezigheid of ontstentenis
De voorzitter wordt bij afwezigheid of ontstentenis vervangen door het langst zittende
bestuurslid, dan wel bij eenzelfde aantal zittingsjaren van twee of meer langst zittende
bestuursleden door de oudste van hen.
-
1 Het Algemeen Bestuurscollege stelt jaarlijks, voorafgaand aan het desbetreffende begrotingsjaar,
de begroting vast. Het besluit tot vaststelling van de begroting behoeft de goedkeuring
van Onze Minister. Het Algemeen Bestuurscollege zendt jaarlijks voor 1 oktober aan
Onze Minister de begroting voor het daaropvolgende jaar.(Ontleend aan art. 26 en aan artikel 29, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen).
-
2 De begroting behelst een voorstel aan Onze Minister over het bedrag dat in het betreffende
jaar in de rijksbegroting zal worden opgenomen en een voorstel aan Onze Minister aangaande
de in het betreffende jaar te hanteren tarieven. Indien de Koninklijke Bibliotheek
andere baten of inkomsten raamt, worden deze afzonderlijk vermeld en van een toelichting
voorzien. (Ontleend aan art. 28 van de Kaderwet).
-
3 In een apart onderdeel van de begroting wordt invulling gegeven aan de taken als bedoeld
in artikel 9 van de Wsob, waarbij een allocatie van middelen is opgenomen die overeenstemt met het instellingsplan.
(Ontleend aan art. 19, lid 3 Wsob).
-
4 Het Algemeen Bestuurscollege draagt zorg voor wijziging van de begroting indien de
vastgestelde rijksbijdrage afwijkt van de in de begroting opgenomen geraamde rijksbijdrage,
alsmede in geval van een nader bepaalde rijksbijdrage. (Ontleend aan art. 2.8, lid 3 van de WHW).
-
5 Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan
tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven,
doet de Koninklijke Bibliotheek daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder
vermelding van de oorzaak van de verschillen. (Ontleend aan art. 30 van de Kaderwet).
-
7 Af- en overschrijving op de uitgaafposten van de begroting kunnen door het Algemeen
Bestuurscollege geschieden in de gevallen, voorzien in de door het Algemeen Bestuurscollege
ter zake vast te stellen regels. (Ontleend aan art. 2.8, lid 5 van de WHW).
-
3 Het verslag bestaat uit de jaarrekening met bijbehorende begroting, het jaarverslag
en overige financiële gegevens. Uit het verslag dient te blijken in hoeverre sprake
is van een behoorlijke uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve waarvan de rijksbijdrage
is verleend en van een doelmatige aanwending van de rijksbijdrage, mede in het licht
van het instellingsplan. (Ontleend aan art. 2.9 van de WHW).
-
5 In het jaarverslag doet de Koninklijke Bibliotheek verslag van hetgeen zij heeft gedaan
teneinde de personen en instellingen die met de Koninklijke Bibliotheek in aanraking
komen zorgvuldig te behandelen, zoals de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften
en klachten die zijn ontvangen en de wijze waarop de Regeling bezwarenprocedure KB en de Klachtregeling KB (Zie de Bijlagen 5a en 6 bij het Reglement van de Koninklijke Bibliotheek) worden toegepast. Daarnaast wordt
in het jaarverslag vermeld welke voorzieningen zijn getroffen waardoor personen en
instellingen die met de Koninklijke Bibliotheek in aanraking komen in de gelegenheid
zijn voorstellen tot verbeteringen van werkwijzen en procedures te doen. (Ontleend
aan art. 19 van de Kaderwet).
Artikel 2.10. Instellingsplan
-
2 In een apart onderdeel van het instellingsplan wordt invulling gegeven aan de taken
als bedoeld in artikel 9 van de Wsob. Daarnaast wordt in een onderdeel van het instellingsplan, het beheerplan, specifiek
ingegaan op de wijze waarop de Koninklijke Bibliotheek de landelijke digitale bibliotheek
in stand houdt. (Ontleend aan art. 19, lid 3 en art. 17, lid 2 van de Wsob).
Artikel 2.11. Collectieplan en gezamenlijke catalogus
-
2 Ten behoeve van de gezamenlijke catalogus voor de landelijke digitale bibliotheek,
stelt het Algemeen Bestuurscollege regels over het tijdstip en de wijze waarop gegevens
over de collectie en de beschikbaarheid daarvan door lokale bibliotheken en provinciale
ondersteuningsinstellingen worden verstrekt aan de Koninklijke Bibliotheek. (Ontleend
aan art. 11, lid 1 en lid 3 van de Wsob).
Artikel 2.12. Toegang digitale werken
Ten behoeve van het in stand houden van de landelijke digitale bibliotheek door de
Koninklijke Bibliotheek stelt het Algemeen Bestuurscollege een reglement vast voor
de toegang tot digitale werken. (Ontleend aan art. 17, lid 1 onder c van de Wsob).
Artikel 2.13. Inkoop digitale werken
De Koninklijke Bibliotheek verricht namens de Staat der Nederlanden het inkopen van
werken voor de landelijke digitale bibliotheek. De inkoop wordt uitsluitend verricht
op voordracht van vertegenwoordigers van de lokale bibliotheken, welke is afgestemd
op het bedrag dat Onze Minister jaarlijks aan de Koninklijke Bibliotheek ter beschikking
stelt voor het inkopen van werken. (Ontleend aan art. 18 van de Wsob).
Artikel 2.14. Subsidieverstrekking
-
2 Indien de Koninklijke Bibliotheek subsidie verstrekt, stelt het Algemeen Bestuurscollege
een subsidiereglement vast waarin in ieder geval wordt vastgelegd de werkwijze, de
procedures en de criteria die het bestuur bij het verstrekken van subsidies hanteert,
alsmede de verplichtingen die aan de subsidieontvanger worden opgelegd. (Ontleend
aan art. 20, lid 2 van de Wsob).
-
3 Onze Minister kan het Algemeen Bestuurscollege voorschrijven een subsidiereglement
te wijzigen met betrekking tot de vaststelling van een subsidieplafond en de wijze
van verdeling daarvan, de betaling en terugvordering van de subsidie alsmede de verlening
van voorschotten op de subsidie. (Ontleend aan art. 20, lid 3 van de Wsob).
-
3 Onverminderd het bepaalde in zijn taakomschrijving heeft de directeur-bibliothecaris
de zorg voor de voorbereiding van de vergaderingen – waaronder begrepen het verzenden
van een oproepingsbrief, de concept-agenda en de bijbehorende vergaderstukken – de
verslaglegging, alsmede de uitvoering van de besluiten, voorzover het Algemeen Bestuurscollege
een en ander zichzelf niet heeft voorbehouden. Hij woont de vergaderingen met raadgevende
stem bij.
-
4 De termijn van oproeping bedraagt, tenzij de voorzitter om spoedeisende redenen anders
beslist, tenminste zes dagen, de dag van oproeping en van vergadering niet meegerekend.
Hoofdstuk 3. Directeur-bibliothecaris
Artikel 3.1. Taken en bevoegdheden
-
4 De directeur-bibliothecaris ontvangt van het Algemeen Bestuurscollege mandaat, volmacht
en machtiging om de taken en bevoegdheden van de Koninklijke Bibliotheek op een ordentelijke
wijze uit te kunnen oefenen. (Besluit Mandaat-, Volmacht-, en Machtigingsregeling
Koninklijke Bibliotheek 2022 is opgenomen in Bijlage 1 bij dit reglement).
Hoofdstuk 4. De organisatie
Artikel 4.1. Bijzondere regelingen
Hoofdstuk 5. Openbaarheid en tarieven
Artikel 5.1. Informatie uit eigen beweging en op verzoek
Het Algemeen Bestuurscollege verschaft desgevraagd alsmede uit eigen beweging informatie
over de Koninklijke Bibliotheek aan belanghebbenden en belangstellenden. In de Wet open overheid (Woo) is geregeld in welke gevallen het verschaffen van informatie achterwege blijft.
(Ontleend aan art. 13.8, lid 1 van de WHW).
-
2 Het Algemeen Bestuurscollege stelt, nadat door de Koninklijke Bibliotheek overleg
is gevoerd met vertegenwoordigers van de lokale bibliotheken, tarieven vast voor de
toegang tot digitale werken of het gebruik van digitale diensten of bronnen. (Ontleend
aan art. 14 van de Wsob).
-
3 Voor zover de Koninklijke Bibliotheek bevoegd is tot het vaststellen van tarieven,
behoeft de hoogte van de vastgestelde tarieven de goedkeuring van Onze Minister. De
goedkeuring is niet vereist indien de Koninklijke Bibliotheek is gebonden aan een
maximumbedrag voor het tarief. (Ontleend aan art. 17 Kaderwet).
Hoofdstuk 6. Rechtsbescherming
Artikel 6.1. Besluiten, beschikkingen, bezwaar en beroep
-
1 Van toepassing zijn de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet open overheid (Woo) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) over besluiten, c.q. beschikkingen,
alsmede die over bezwaar en beroep. Ten behoeve van een beslissing op een bezwaar
kan het Algemeen Bestuurscollege zich laten adviseren door een adviescommissie.
Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7.2. Inwerkingtreding
Het reglement treedt in werking een dag na bekendmaking van de vaststelling ervan
in de Staatscourant. Hierbij werken de bijlagen 1 tot en met 4, 5b en 6 terug tot en met 12 maart 2025.
Bijlage 1. Besluit mandaat-, volmacht- en machtigingsregeling koninklijke bibliotheek
2022
Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek,
Gelet op de bepalingen in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de bepalingen in de Auteurswet;
Gelet op titel 3 van het Burgerlijk Wetboek;
Gelet op de bepalingen in de Kaderwet;
Gelet op de bepalingen in de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 96/46/EG (verder: Algemene Verordening Gegevensbescherming) en de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming;
Gelet op de bepalingen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
Gelet op de bepalingen in de Wet open overheid;
Gelet op de bepalingen in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen en;
Gelet op artikel 2.1 en artikel 3.1 van het Reglement van de Koninklijke Bibliotheek
Besluit:
De directeur-bibliothecaris (hierna aangeduid als: Algemeen Directeur) van de Koninklijke
Bibliotheek mandaten, volmachten en machtigingen ter uitvoering van de taken en bevoegdheden
ten aanzien van de Koninklijke Bibliotheek te verlenen;
Artikel 1
-
1. De Algemeen Directeur is bevoegd namens het Algemeen Bestuurscollege (publiekrechtelijke)
besluiten en overige handelingen in mandaat, volmacht en machtiging te nemen ter uitvoering
van de taken en bevoegdheden van de Koninklijke Bibliotheek.
-
2. De Algemeen Directeur is bevoegd namens het Algemeen Bestuurscollege privaatrechtelijke
rechtshandelingen en daarmee samenhangende verplichtingen in volmacht en machtiging
aan te gaan.
-
3. De Algemeen Directeur wijst een directieteamlid aan als plaatsvervanger die bij zijn
afwezigheid bevoegd is namens het Algemeen Bestuurscollege alle in de leden 1 en 2
beschreven besluiten en rechtshandelingen te nemen.
-
4. Het mandaat, de volmacht en de machtiging omvat tevens het voeren van correspondentie
ter zake.
Artikel 2
De Algemeen Directeur heeft de bevoegdheid mandaat, volmacht en machtiging te verlenen
voor ondertekening van uitvoeringstechnische zaken.
Artikel 3
-
1. De uitoefening van de mandaat, de volmacht en de machtiging door de Algemeen Directeur
geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende instructies per geval of in algemene
zin van het Algemeen Bestuurscollege.
-
2. De Algemeen Directeur verschaft het Algemeen Bestuurscollege gevraagd of ongevraagd
informatie over de uitvoering van de aan hem opgedragen taken.
-
3. De Algemeen Directeur informeert het Algemeen Bestuurscollege of de voorzitter bij
zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de uitoefening
van de mandaat, de volmacht en de machtiging.
-
4. De Algemeen Directeur is namens het Algemeen Bestuurscollege bevoegd de taken en werkzaamheden
in de artikelen 1 en 2 in (onder)mandaat en/of in (onder)volmacht te verlenen.
Artikel 4
De ondertekening van documenten namens het Algemeen Bestuurscollege luidt als volgt:
“namens het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek, (naam), Algemeen
Directeur van de Koninklijke Bibliotheek”.
Artikel 5
-
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van ondertekening
door het Algemeen Bestuurscollege.
-
2. Dit besluit en iedere wijziging worden gepubliceerd in de Staatscourant. De Algemeen
Directeur draagt zorg voor publicatie.
Artikel 6
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Mandaat-, Volmacht-, en Machtigingsregeling
Koninklijke Bibliotheek 2022.
Vastgesteld door het Algemeen Bestuurscollege op
7 februari 2023.
Aldus ondertekend, namens het Algemeen Bestuurscollege,
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege
T.H.J.
Joustra
Goedgekeurd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van OCW op 27 februari
2025
Bijlage 2. Besluit volmachtsregeling personeelsbeleid/ personeelsbeheer koninklijke
bibliotheek 2022
Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek,
Gelet op artikel 3.1 en artikel 4.1 van het Reglement van de Koninklijke Bibliotheek;
Besluit:
De directeur-bibliothecaris (hierna aangeduid als: Algemeen Directeur) van de Koninklijke
Bibliotheek de navolgende volmachten inzake personeelsbeleid/ personeelsbeheer, het
vaststellen en wijzigen van de (collectieve) arbeidsvoorwaarden en het aangaan, wijzigen
en beëindigen van de arbeidsovereenkomsten te verlenen.
Artikel 1
-
1. De Algemeen Directeur is bevoegd namens het Algemeen Bestuurscollege alle daden van
personeelsbeleid/personeelsbeheer te verrichten, de (collectieve) arbeidsvoorwaarden
vast te stellen en te wijzigen en arbeidsovereenkomsten aan te gaan, te wijzigen of
te beëindigen, met uitzondering van personeelsbeheersdaden die de Algemeen Directeur
zelf betreffen. Aangelegenheden betreffende schorsing en ontslag worden door de Algemeen
Directeur tijdig ter kennis gebracht aan het Algemeen Bestuurscollege.
-
2. De Algemeen Directeur wijst een directieteamlid aan die bij zijn afwezigheid bevoegd
is namens het Algemeen Bestuurscollege alle daden van personeelsbeleid/ personeelsbeheer
te verrichten, waaronder ook het aangaan, wijzigen of beëindigen van de arbeidsovereenkomsten,
met uitzondering van personeelsbeheersdaden die het directieteamlid en de Algemeen
Directeur betreffen en als zijn waarnemer optreedt.
-
3. De volmacht omvat tevens het voeren van correspondentie ter zake.
Artikel 2
De Algemeen Directeur is gevolmachtigd om namens het Algemeen Bestuurscollege het
overleg te voeren met de daarvoor in aanmerking komende verenigingen van werknemers.
Artikel 3
De Algemeen Directeur heeft de bevoegdheid volmacht te verlenen voor ondertekening
van uitvoeringstechnische zaken.
Artikel 4
-
1. De uitoefening van de volmacht door de Algemeen Directeur geschiedt met inachtneming
van de ter zake geldende instructies per geval of in algemene zin van het Algemeen
Bestuurscollege.
-
2. De Algemeen Directeur verschaft het Algemeen Bestuurscollege gevraagd of ongevraagd
informatie over de uitvoering van de aan hem opgedragen taken.
-
3. De Algemeen Directeur informeert het Algemeen Bestuurscollege of de voorzitter bij
zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de uitoefening
van de volmacht.
Artikel 5
De ondertekening van documenten namens het Algemeen Bestuurscollege luidt als volgt:
“namens het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek, (naam), Algemeen
Directeur van de Koninklijke Bibliotheek”.
Artikel 6
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van ondertekening
door het Algemeen Bestuurscollege.
-
2. Deze regeling vervangt met ingang van haar datum van inwerkingtreding de Volmachtsregeling
Personeelsbeleid/Personeelsbeheer Koninklijke Bibliotheek 2020.
-
3. Deze regeling en iedere wijziging worden gepubliceerd in de Staatscourant. De Algemeen
Directeur draagt zorg voor publicatie.
Artikel 7
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Volmachtsregeling personeelsbeleid/personeelsbeheer
Koninklijke Bibliotheek 2022.
Vastgesteld door het Algemeen Bestuurscollege op
7 februari 2023.
Aldus ondertekend, namens het Algemeen Bestuurscollege,
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege
T.H.J.
Joustra
Bijlage 3. Besluit mandaatregeling algemeen directeur koninklijke bibliotheek algemene
verordening gegevensbescherming 2022
Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek,
Gelet op de bepalingen in de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 96/46/EG (verder: Algemene Verordening Gegevensbescherming) en de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming;
Gelet op artikel 3.1 en artikel 4.1 van het Reglement van de Koninklijke Bibliotheek;
Besluit:
De directeur-bibliothecaris (hierna aangeduid als: Algemeen Directeur) van de Koninklijke
Bibliotheek het navolgende mandaat te verlenen:
Artikel 1. Bevoegdheden
-
1. De Algemeen Directeur is bevoegd om namens het Algemeen Bestuurscollege besluiten
te nemen op verzoeken om uitvoering te geven aan de rechten van de betrokkene als
bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
en om uitvoering te geven aan de verplichtingen op grond van de artikelen 33 en 34
van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
-
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op beslissingen op bezwaar.
Artikel 2. (Onder)mandaat
-
1. De Algemeen Directeur is bevoegd (onder)mandaat te verlenen aan een directieteamlid
om besluiten te nemen op verzoeken om uitvoering te geven aan de rechten van de betrokkene
als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming,
in welk geval het (onder)mandaat aanvaard dient te worden.
-
2. De Algemeen Directeur is bevoegd (onder)mandaat te verlenen aan de Functionaris Gegevensbescherming
van de Koninklijke Bibliotheek om uitvoering te geven aan de verplichtingen op grond
van de artikelen 33 en 34 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, in welk
geval het (onder)mandaat aanvaard dient te worden.
Artikel 3. Slotbepalingen
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van ondertekening
door het Algemeen Bestuurscollege.
-
2. Deze regeling vervangt met ingang van haar datum van inwerkingtreding de Regeling tot mandaat Algemeen Directeur Koninklijke Bibliotheek Algemene Verordening
Gegevensbescherming 2018.
-
3. Deze regeling en iedere wijziging worden gepubliceerd in de Staatscourant. De Algemeen
Directeur draagt zorg voor publicatie.
-
4. Deze regeling kan worden aangehaald als: Besluit Mandaatregeling Algemeen Directeur
Koninklijke Bibliotheek Algemene Verordening Gegevensbescherming 2022.
Vastgesteld door het Algemeen Bestuurscollege op
7 februari 2023.
Aldus ondertekend, namens het Algemeen Bestuurscollege,
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege
T.H.J.
Joustra
Bijlage 4. Besluit mandaatregeling subsidie koninklijke bibliotheek 2022
Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek,
Gelet op artikel 3.1 en artikel 4.1 van het Bestuursreglement van de Koninklijke Bibliotheek;
Gelet op artikel 9 en artikel 20 van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen;
Besluit:
De directeur-bibliothecaris (hierna aangeduid als: Algemeen Directeur) van de Koninklijke
Bibliotheek het navolgende mandaat te verlenen.
Artikel 1
-
1. De Algemeen Directeur is bevoegd namens het Algemeen Bestuurscollege te beslissen
op aanvragen voor subsidie. Alle besluiten tot toe- en afwijzing van subsidieaanvragen
worden door de Algemeen Directeur tijdig ter kennis gebracht aan het Algemeen Bestuurscollege.
-
2. De Algemeen Directeur wijst een directieteamlid aan die bij zijn afwezigheid bevoegd
is en als waarnemer optreedt.
-
3. Het mandaat omvat tevens het voeren van correspondentie ter zake.
Artikel 2
De uitoefening van het mandaat strekt zich niet uit tot het beslissen op een bezwaarschrift
(artikel 10:3 lid 3 Awb).
Artikel 3
De Algemeen Directeur heeft de bevoegdheid ondertekeningsmandaat te verlenen voor
uitvoeringstechnische zaken.
Artikel 4
De ondertekening van uitgaande stukken luidt als volgt: ‘namens het Algemeen Bestuurscollege
van de Koninklijke Bibliotheek, (naam), Algemeen Directeur van de Koninklijke Bibliotheek’.
Artikel 5
-
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van ondertekening
door het Algemeen Bestuurscollege.
-
2. Deze regeling vervangt met ingang van haar datum van inwerkingtreding het Mandaatbesluit
subsidie Koninklijke Bibliotheek 2015.
-
3. Deze regeling en iedere wijziging worden gepubliceerd in de Staatscourant. De Algemeen
Directeur draagt zorg voor publicatie.
Artikel 6
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Mandaatregeling subsidie Koninklijke Bibliotheek
2022.
Vastgesteld door het Algemeen Bestuurscollege op
7 februari 2023.
Aldus ondertekend, namens het Algemeen Bestuurscollege,
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege
T.H.J.
Joustra
Bijlage 5A. De regeling bezwarenprocedure koninklijke bibliotheek 2024
Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek,
Gelet op de hoofstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1 lid 3 sub a van het Reglement van de Koninklijke Bibliotheek;
Besluit onderstaande regeling met betrekking tot de bezwaarprocedure van de Koninklijke
Bibliotheek vast te stellen:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 2. Reikwijdte Regeling
Deze regeling is van toepassing op te nemen beslissingen op bezwaarschriften inzake
bestuursrechtelijke aangelegenheden op het gehele publieke werkterrein van de Koninklijke
Bibliotheek, met uitzondering van bezwaren inzake personele aangelegenheden.
Hoofdstuk 2. Procedure
Artikel 3. Bezwaar
-
1. De belanghebbende, die door een besluit van het bestuursorgaan rechtstreeks in zijn
belang is getroffen, kan binnen zes weken na ontvangst dan wel na kennisname van een
besluit, een schriftelijke weigering om te besluiten of het niet tijdig nemen van
een besluit, bezwaar maken als bedoeld in artikel 7:1 van de Awb door een bezwaarschrift in te dienen bij het bevoegd gezag.
-
2. Het indienen van een bezwaarschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit is
niet aan een termijn gebonden.
-
3. De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven
wijze bekend is gemaakt.
Artikel 4. Inhoud bezwaarschrift
Het bezwaarschrift wordt overeenkomstig artikel 6:5 Awb ondertekend en bevat tenminste:
-
a. de naam en het adres van de indiener;
-
b. de dagtekening;
-
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en zo mogelijk een
afschrift van het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt;
-
d. de gronden van het bezwaar.
Artikel 5. Herstellen verzuim
Indien niet is voldaan aan artikel 7 van de Awb kan het bezwaar niet ontvankelijk worden verklaard, mits de belanghebbende in de
gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen, binnen een hem daartoe gestelde
redelijke termijn.
Artikel 6. Termijn
-
1. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is
ontvangen of, bij verzending binnen Nederland, indien het voor het einde van de termijn
per post is bezorgd.
-
2. Indien het bezwaarschrift buiten de termijn genoemd in artikel 5 of onredelijk laat
wordt ingediend, wordt het bezwaar niet ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs
niet geoordeeld kan worden dat belanghebbende in verzuim is geweest.
Artikel 7. Ontvangstbevestiging
De ontvangst van het bezwaarschrift wordt schriftelijk bevestigd.
Artikel 8. Géén opschortende werking
Het bezwaar schorst niet de werking van het bestreden besluit, tenzij bij of krachtens
wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Hoofdstuk 3. Adviescommissie
Artikel 9. Advies aanvragen Adviescommissie Subsidie
-
1. Ten behoeve van de beslissing op het bezwaar inzake subsidies wordt advies gevraagd
aan de Adviescommissie Subsidie Koninklijke Bibliotheek, hierna te noemen de Adviescommissie
Subsidie (Bijlage 5b: Besluit herbenoeming Adviescommissie Subsidie Regeling Bezwarenprocedure Koninklijke
Bibliotheek 2023).
-
2. De Adviescommissie Subsidie brengt advies uit over een bij het bevoegd gezag ingediend
bezwaarschrift betreffende subsidieaangelegenheden.
Artikel 10. Samenstelling
-
1. De Adviescommissie Subsidie bestaat uit:
-
a. een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, benoemd door het Algemeen Bestuurscollege
van de Koninklijke Bibliotheek;
-
b. twee leden en twee plaatsvervangers, benoemd door het Algemeen Bestuurscollege van
de Koninklijke Bibliotheek.
-
2. De Adviescommissie Subsidie wordt bijgestaan door een door de Algemeen Directeur aangewezen
secretaris of plaatsvervanger.
-
3. Benoeming vindt plaats voor een periode van vijf jaar. Het is mogelijk in de functies
omschreven in de leden 1 en 2, twee keer herbenoemd te worden.
Artikel 11. Géén advies aanvragen
Geen advies wordt gevraagd indien:
-
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is;
-
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;
-
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden
gehoord;
-
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn
verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord;
-
e. volledig aan het bezwaar van de belanghebbende tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden
daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
-
f. Het een bezwaar betreft inzake de Wet open overheid (Woo), de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en overige bestuursrechtelijke
aangelegenheden waarover het bevoegd gezag een beslissing op bezwaar neemt.
Artikel 12. Behandeling bezwaarschrift
-
1. Een adviescommissie stelt de belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord.
-
2. Een vertegenwoordiger van het bevoegd gezag wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting
op het standpunt van het bevoegd gezag te geven.
-
3. Het horen geschiedt door een adviescommissie.
-
4. Tot tien dagen voor het horen kunnen nadere stukken worden ingediend.
-
5. Op de zaak betrekking hebbende stukken worden tenminste een week voor de hoorzitting
aan de belanghebbende en de vertegenwoordiger van het bevoegd gezag toegezonden.
-
6. De zittingen van de Adviescommissie Subsidie zijn openbaar, tenzij de voorzitter op
verzoek van belanghebbende of om gewichtige redenen ambtshalve anders beslist.
-
7. Een adviescommissie beraadslaagt en beslist met gesloten deuren over het door haar
uit te brengen advies.
-
8. Op verzoek van de belanghebbende kunnen meegebrachte getuigen en deskundigen worden
gehoord.
-
9. Het bevoegd gezag kan zich door deskundigen laten bijstaan.
-
10. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de partij die deze heeft
meegebracht.
-
11. Een adviescommissie kan zich door een deskundige laten bijstaan.
-
12. In een zaak die daarvoor naar het oordeel van een adviescommissie geschikt is, kan
het horen ingevolge artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht en het uitbrengen van advies geschieden door de voorzitter.
-
13. Over de toepassing van artikel 7:3 en 7:4, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de voorzitter van een adviescommissie.
Artikel 13. Het uitbrengen van het advies
Na de zitting gaat een adviescommissie over tot beraadslaging over het uit te brengen
advies.
-
1. Een adviescommissie brengt advies uit over het al dan niet gegrond zijn van het bezwaar
en geeft daarbij de redenen welke tot het oordeel hebben geleid.
-
2. Het advies is gegrond op de overgelegde stukken en op hetgeen ter zitting naar voren
is gebracht.
-
3. Het advies bevat een verslag van het horen, bij voorkeur opgemaakt door een onafhankelijk
notuleerbureau.
-
4. De beslissing over het uit te brengen advies wordt door een adviescommissie genomen
bij meerderheid van stemmen. Wanneer bij de beraadslagingen over het uit te brengen
advies meer dan twee opinies zijn geuit, wordt beslist in die zin die het meest overeenkomt
met de opinie van de meerderheid.
-
5. Het advies, dat met redenen is omkleed, wordt door de voorzitter en de secretaris,
dan wel in voorkomend geval door hun plaatsvervangers, ondertekend en aan het bevoegd
gezag of het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek toegezonden.
-
6. Een afschrift van het advies en van het verslag van het horen wordt gelijktijdig aan
belanghebbende toegezonden.
Hoofdstuk 4. De beslissing op bezwaar
Artikel 14. De termijn
-
1. Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek of het bevoegd gezag neemt
binnen twaalf weken na ontvangst van het bezwaarschrift een gemotiveerd besluit.
-
2. Indien een adviescommissie niet om advies is gevraagd bedraagt de beslistermijn zes
weken.
-
3. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop belanghebbende is verzocht
een verzuim als bedoeld in artikel 8 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim
is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is gebleven.
-
4. Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek of het bevoegd gezag kan
de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk
mededeling gedaan.
Artikel 15. Het besluit
-
1. De beslissing op het bezwaarschrift wordt bekend gemaakt door toezending of uitreiking
aan belanghebbende.
-
2. Bij de bekendmaking wordt de motivering vermeld waarop de beslissing rust.
-
3. Het besluit op het bezwaar wordt gegeven in de vorm van een voor beroep vatbare beslissing
onder vermelding van de bevoegde rechter en de beroepstermijn.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Artikel 16. Hardheidsclausule
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet besluit de Algemeen Directeur.
Artikel 17. Inwerkingtreding
De Regeling Bezwarenprocedure Koninklijke Bibliotheek treedt in werking een dag na
bekendmaking van de vaststelling ervan in de Staatscourant.
Vastgesteld door het Algemeen Bestuurscollege op
26 november 2024
Aldus ondertekend, namens het Algemeen Bestuurscollege,
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege
T.H.J.
Joustra
Goedgekeurd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 27 februari 2025
Bijlage 5B. Besluit herbenoeming adviescommissie subsidie regeling bezwarenprocedure
koninklijke bibliotheek 2023
Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek,
Gelet op artikel 9 en 10 van de Regeling Bezwarenprocedure Koninklijke Bibliotheek 2023;
Besluit:
Artikel 1
-
1. Met ingang van 1 april 2020 mevrouw prof. mr. dr. J.E. van den Brink te herbenoemen
tot voorzitter van de Adviescommissie Subsidie.
-
2. Met ingang van 1 april 2020 mevrouw prof. mr. dr. M.J. Jacobs te herbenoemen tot plaatsvervangend
voorzitter van de Adviescommissie Subsidie.
Artikel 2
-
1. Met ingang van 1 april 2020 mevrouw mr. M.C.J. van Roosmalen te herbenoemen tot lid
van de Adviescommissie Subsidie.
-
2. Met ingang van 1 april 2020 de heer mr. Y. Soffner te herbenoemen tot plaatsvervangend
lid van de Adviescommissie Subsidie.
Artikel 3
-
1. Met ingang van 1 april 2020 mevrouw mr. Y. Gerner te herbenoemen tot lid van de Adviescommissie
Subsidie.
-
2. Met ingang van 1 april 2020 mevrouw mr. W.A.M. Mossink te herbenoemen tot plaatsvervangend
lid van de Adviescommissie Subsidie.
Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuurscollege op
7 februari 2023.
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek
T.H.J.
Joustra
Bijlage 6. Reglement koninklijke bibliotheek 2023
Klachtregeling Koninklijke Bibliotheek
Het Algemeen Bestuurscollege van de Koninklijke Bibliotheek,
Gelet op Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1 lid 3 sub b van het Reglement van de Koninklijke Bibliotheek;
Besluit onderstaande regeling met betrekking tot de klachtenprocedure van de Koninklijke
Bibliotheek vast te stellen:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
–
Algemeen Bestuurscollege: het algemeen bestuur van de Koninklijke Bibliotheek zoals bedoeld in artikel 13.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
-
–
Awb:
Algemene Wet bestuursrecht;
-
–
coördinator klachtbehandeling: door de Algemeen Directeur van de KB aangewezen functionaris, die toeziet op de correcte
afhandeling van klachten;
-
–
klacht: iedere mondelinge of schriftelijke uiting van onvrede over de wijze waarop de KB
zich jegens de klager heeft gedragen;
-
–
klager: degene die een klacht heeft over een gedraging van de KB;
-
–
medewerker: een ieder die onder verantwoordelijkheid van de KB werkzaamheden verricht voor de
KB;
-
–
KB: Koninklijke Bibliotheek.
Artikel 2. Doel en reikwijdte
-
1. Het doel van deze regeling is het geven van een procedure voor de behandeling van
klachten volgens de bepalingen uit hoofdstuk 9 van de Awb.
-
2. Deze regeling is van toepassing op de behandeling van zowel mondelinge als schriftelijke
klachten.
Artikel 3. Klachtrecht
-
1. Onder het klachtrecht wordt verstaan (artikel 9:1 Awb):
-
a. Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop de KB zich in een bepaalde aangelegenheid
jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij de KB.
-
b. De gedraging van een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de KB wordt
aangemerkt als een gedraging van de KB.
-
2. De KB draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van zowel mondelinge als schriftelijke
klachten over de wijze waarop de KB zich jegens de klager heeft gedragen (artikel 9:2 Awb).
Hoofdstuk 2. De wijze van indienen en ontvankelijkheid van klachten
Artikel 4. Mondelinge klachten
-
1. In het geval een mondelinge of telefonische klacht wordt geuit, wordt de klager in
de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven (artikel 10 lid 1–4).
-
2. De zienswijze van de klager wordt indien wenselijk als een schriftelijke klacht als
zodanig (artikel 10 lid 5) in behandeling genomen conform de bepalingen uit deze regeling.
Artikel 5. Schriftelijke klachten
-
1. De klager richt zijn klacht schriftelijk en ondertekend aan de coördinator klachtbehandeling.
-
2. In overeenstemming met het bepaalde in artikel 9:4 van de Awb vermeldt hij daarbij ten minste:
-
a. zijn naam en het adres;
-
b. de dagtekening van zijn klacht;
-
c. een omschrijving van de gedraging waartegen de klacht zich richt.
-
3. Indien de klacht niet voldoet aan bovenstaande vereisten, wordt de klager in de gelegenheid
gesteld zijn klaagschrift aan te vullen.
Artikel 6. Ontvangstbevestiging
De KB bevestigt de ontvangst van de klacht schriftelijk (artikel 9:6 Awb) en zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen twee weken na ontvangst van de klacht.
Artikel 7. Niet ontvankelijkheid
-
1. De KB is niet verplicht de klacht te behandelen indien zij betrekking heeft op een
gedraging:
-
a. waarover reeds eerder een klacht is ingediend die met inachtneming van de artikelen 9:4 e.v. Awb is behandeld;
-
b. die langer dan een jaar voor indiening van de klacht heeft plaatsgevonden;
-
c. waartegen door de klager bezwaar gemaakt had kunnen worden,
-
d. waartegen door de klager beroep kan worden ingesteld, tenzij die gedraging bestaat
uit het niet tijdig nemen van een besluit, of beroep kon worden ingesteld;
-
e. die door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andere rechterlijke
instantie dan een bestuursrechter onderworpen is, dan wel onderworpen is geweest of,
-
f. zolang terzake daarvan een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie
of een vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de opsporing
of vervolging van een strafbaar feit en terzake van dat feit een opsporingsonderzoek
op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is.
-
2. De KB is niet verplicht de klacht te behandelen indien het belang van de klager dan
wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is.
-
3. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk
doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in
kennis gesteld. Artikel 9:12, tweede lid Awb, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3. Klachtbehandelaar en klachtregistratie
Artikel 8. Coördinator klachtbehandeling
-
1. De behandeling van de klacht geschiedt niet door een medewerker die bij de gedraging
waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest (artikel 9:7 Awb).
-
2. De KB als bestuursorgaan stelt een Coördinator klachtbehandeling aan, die belast is
met de behandeling van en de advisering over klachten (Artikel 9: 14 Awb).
Artikel 9. Klachtregistratie
-
1. De Coördinator klachtbehandeling registreert elke door de KB ontvangen klacht, bewaakt
de voortgang van de afhandeling van de klachtbehandeling en houdt hiervan een registratie
bij.
-
2. Over de geregistreerde klachten wordt jaarlijks verslag gedaan in het Jaarverslag
van de KB (artikel 9:12a Awb).
Hoofdstuk 4. Informele klachtafhandeling
Artikel 10. Informele klachtbehandeling
-
1. De KB draagt zorg voor een behoorlijke en empathische behandeling van ontvangen klachten
en streeft ernaar om klachten informeel af te handelen.
-
2. Bij een informele afhandeling probeert de KB door overleg of bemiddeling of op andere
wijze tot een oplossing te komen. De KB neemt daartoe contact op met de klager.
-
3. Zodra de KB naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen,
vervalt de verplichting tot het verder toepassen van deze regeling.
-
4. De klager ontvangt een schriftelijke mededeling dat de KB ervan uitgaat dat de klacht
naar tevredenheid is afgehandeld.
-
5. Indien de klager niet tevreden is over de afhandeling van zijn klacht, dan zal de
klacht alsnog volgens deze klachtregeling worden behandeld.
Hoofdstuk 5. Formele klachtbehandeling
Artikel 11. Gelegenheid tot horen
-
1. De klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft worden in de gelegenheid
gesteld te worden gehoord (artikel 9:10 Awb).
-
2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond
is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht
te worden gehoord.
-
3. Van het horen wordt een verslag gemaakt.
Artikel 12. Klachtafdoening
-
1. De klacht wordt, binnen zes weken na ontvangst, afgedaan door degene die de klacht
in behandeling neemt volgens artikel 8 van deze regeling (artikel 9:11 Awb).
-
2. In bijzondere gevallen kan de afhandeling van de klacht voor ten hoogste vier weken
worden verdaagd.
-
3. De klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft worden door de Coördinator
klachtbehandeling schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld van de bevindingen
van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die daaraan zijn
verbonden (artikel 9:12 Awb).
Artikel 13. Geen beroep en klacht Nationale ombudsman
-
1. Tegen een besluit van de KB inzake de behandeling van een klacht kan geen beroep worden
ingesteld (artikel 9:3 Awb).
-
2. De klager wordt gewezen op de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de Nationale
ombudsman (artikelen 9: 12 en 9:17 e.v. Awb).
Hoofdstuk 6. Inwerkingtreding
Artikel 14. Hardheidsclausule
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de Algemeen Directeur.
Artikel 15. Inwerkingtreding
-
1. Deze regeling vervangt de Klachtenregeling van de Koninklijke Bibliotheek van 1 maart
2003.
-
2. De Klachtregeling Koninklijke Bibliotheek treedt in werking een dag na bekendmaking
van de vaststelling ervan in de Staatscourant.
Vastgesteld door het Algemeen Bestuurscollege op
7 februari 2023.
Aldus ondertekend, namens het Algemeen Bestuurscollege,
De voorzitter van het Algemeen Bestuurscollege
T.H.J.
Joustra