Regeling Samen werken aan cultuur

[Regeling vervalt per 31-12-2033.]
Geraadpleegd op 16-05-2025.
Geldend van 27-03-2025 t/m heden

Regeling Samen werken aan cultuur

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 augustus 2021; en voor de gewijzigde versie op 27 maart 2023

besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Gebruikte begrippen

In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

  • a. Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • b. Website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

  • c. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

  • d. Culturele Codes: Code Diversiteit & Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.

  • e. Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, inclusief de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • f. Europees deel van Nederland: Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk.

  • g. Caribisch deel van het Koninkrijk: Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • h. Aanvrager: een (rechts)persoon die bij het Fonds een aanvraag indient.

  • i. Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • j Co-creatie: de methoden waarbij groepen mensen actief en gelijkwaardig betrokken zijn bij besluitvorming, beleidsvorming en/of projectuitvoering. Het resultaat is de vorming en ontwikkeling van de cultuur van een samenleving. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de taal, tradities, kunst, debat en andere culturele aspecten. Het betreft hier per definitie geen cultuureducatie of amateurkunst.

  • k. Cross-sectoraal / cross-sectorale samenwerking: de samenwerking tussen instellingen en/of professionals uit de cultuursector en een andere sector om op basis van actieve cultuurbeoefening te komen tot een bijdrage aan (het oplossen van) een maatschappelijk vraagstuk.

  • l. Cultuur: Het dynamische geheel van onder andere normen, waarden, tradities, regels, kunst, erfgoed en identiteiten van een volk, gemeenschap of groep. Cultuur ontstaat door sociale en artistieke processen.

  • m. Cultuurbeoefening: het actief beoefenen van of betrokken zijn bij het maken van cultuur in de vrije tijd, door cultuureducatie, co-creatie of amateurkunst.

  • n. Culturele instelling: een rechtspersoon die zich inzet binnen de cultuursector en ook zo staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of vergelijkbare organisatie.

  • o. (Cultureel) professional: een natuurlijk persoon die zich inzet binnen de cultuursector en die (1) ten minste een parttime aanstelling bij een organisatie heeft, (2) vakbekwaam is door afgestudeerd te zijn aan een erkende opleiding, (3) als zelfstandige minimaal drie jaar als ondernemer ingeschreven staat bij de Belastingdienst en Kamer van Koophandel, of een vergelijkbare organisatie en/of (4) financiering ontvangt van op professionals gerichte instanties zoals rijkscultuurfondsen.

  • p. Deelnemer: een persoon die in de vrije tijd of zonder noemenswaardige directe inkomsten daaruit deelneemt aan een co-creatie project.

  • q. Effect: het (on)verwachte en (on)zichtbare resultaat van bepaalde activiteiten, processen of programma's. Bij voorkeur is het effect meetbaar om zo te kunnen nagaan of en hoe er wordt bijgedragen aan het behalen van bepaalde doelen van de aanvrager of van de regeling van het Fonds.

  • r. Materiële investeringen: Kosten voor de aanschaf van materialen voor een project die de aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.

  • s. Sector: een deel van de maatschappij waarin vergelijkbare of dezelfde activiteiten worden ondernomen. Deze worden ondernomen door onder andere instellingen, overheidsinstanties, non-profitorganisaties, bedrijven en individuele personen. De activiteiten lopen van productie en distributie tot dienstverlening en beleidsvorming. Bijvoorbeeld: de zorgsector, landbouwsector en cultuursector.

  • t. Subsidieplafond: het totaalbedrag binnen een regeling, hoofdstuk of paragraaf dat het Fonds beschikbaar heeft om toe te kennen aan aanvragers.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleert het Fonds cross-sectorale samenwerkingsprojecten op basis van cultuurbeoefening. De samenwerking is tussen professionals of instellingen uit de culturele sector met een partner in een andere sector om met de deelnemers een positieve bijdrage te leveren aan een maatschappelijke opgave.

Artikel 1.3. Subsidieplafond en flexibiliteit

  • 1 Het Fonds kan besluiten de subsidieplafonds te wijzigen. Deze wijzigingen kunnen ook op specifieke categorieën van projecten zijn of gelden voor bepaalde tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s.

  • 2 Ook kan het Fonds besluiten om de subsidiehoogte en het tijdvak waarbinnen kan worden aangevraagd, aan te passen.

  • 3 Een besluit op grond van het eerste of tweede lid wordt gepubliceerd op de website van het Fonds.

Artikel 1.4. Algemene weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde projecten al subsidie is of zal worden verleend:

    • b. het project waarvoor subsidie wordt gevraagd, op het moment van de aanvraag al wordt uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;

    • d. de aanvraag wordt ingediend namens een overheidslichaam of semi-overheidslichaam;

    • e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dit binnenkort gebeurt;

    • f. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling of de doelstellingen van het Fonds; of

    • g. de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen met betrekking tot de culturele codes zoals bedoeld in artikel 1.6, vijfde lid.

    • h. de aanvraag wordt ingediend voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon met een samenwerkingspartner wordt georganiseerd, maar er een blijkt te zijn in een serie van gelijksoortige aanvragen.

  • 2 Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor subsidie.

  • 3 Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers, voorafgaand aan de aanvraag, subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4 Het Fonds kan weigeren om subsidie te verstrekken als de aanvraag op enige wijze niet in overeenstemming is met de regeling.

Artikel 1.5. Voorwaarden

  • 1 Alleen kosten die direct verband houden met het project komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 2 Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is, en dat ondersteuning van het Fonds nodig is voor een sluitende begroting;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project; en

    • c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 3 Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.

Artikel 1.6. Verplichtingen

  • 1 Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden. Als het ten dienste staat aan het behalen van de doelstelling van de regeling, kan het Fonds de aanvrager verplichten tot deelname aan een bijeenkomst of begeleidingstraject.

  • 2 Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een looptijd van maximaal 24 maanden;

    • c. start binnen zes maanden na het honoreren van de aanvraag.

    Het Fonds kan bij besluit van deze termijnen afwijken.

  • 3 De begroting:

    • a. bevat geen post voor onvoorziene kosten;

    • b. bevat geen arbeids- en reiskosten voor een vlucht, als de afstand binnen acht uur over land kan worden afgelegd;

    • c. bevat maximaal 10% aan materiële investeringen.

  • 4 De aanvrager is gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden en beschikt over een bankrekening in een van de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden of de Europese Unie.

  • 5 De aanvrager voldoet aan de culturele codes zoals is bepaald in de toelichting van deze regeling.

  • 6 Het fonds moedigt aanvragers aan om een nulmeting met betrekking tot de eigen ecologische voetafdruk te doen.

  • 7 De activiteiten van de aanvrager zijn toegankelijk voor mensen met speciale behoeften. Daaronder vallen in ieder geval mensen met een beperkte mobiliteit.

Artikel 1.7. Verplichtingen voor het indienen

  • 1 Aanvragen worden ingediend via een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier in de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2 Aanvragen worden in ieder geval voorzien van:

    • a. een projectplan over de gehele looptijd van het project;

    • b. een sluitende begroting. De begroting bevat geen tekort of overschot. De begroting wordt aangeleverd overeenkomstig het door het Fonds beschikbaar gestelde format.

    • c. een door beide partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.8. Beoordeling van aanvragen

  • 1 Het Fonds beoordeelt de aanvragen overeenkomstig de regeling.

  • 2 Als de aanvraag compleet is, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag.

  • 3 Als een onvolledige aanvraag wordt aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt en goedkeurt als moment van het indienen van de aanvraag.

  • 4 Aanvragen voor een subsidie tot en met € 25.000 en die voldoen aan de eisen van de regeling, worden door een interne adviescommissie beoordeeld.

  • 5 Aanvragen voor een subsidie vanaf € 25.001 en die voldoen aan de eisen van de regeling, worden aan een externe adviescommissie voorgelegd voor advies.

  • 6 Aanvragen die niet voldoen aan de regeling kunnen worden afgewezen zonder een adviescommissie om advies te vragen.

  • 7 De aanvragen worden op volgorde van ontvangst beoordeeld, tenzij anders in deze regeling is bepaald.

  • 8 De aanvraag moet op alle beoordelingscriteria een voldoende scoren om voor subsidieverstrekking in aanmerking te komen, behalve als anders in deze regeling is bepaald.

  • 9 Op de aanvraag wordt binnen uiterlijk dertien weken beslist.

Artikel 1.9. Voorschotten

  • 1 Voor subsidie tot en met € 25.000 en die niet direct wordt vastgesteld, verleent het Fonds een voorschot van 100% van het subsidiebedrag.

  • 2 Voor subsidie vanaf € 25.001 betaalt het Fonds een voorschot van 90%. Dit doet het Fonds zo spoedig mogelijk na het verzenden van het subsidieverleningsbesluit.

  • 3 Als de verleende subsidie hoger is dan € 125.000 betaalt het Fonds een voorschot van 50% bij het verlenen van de subsidie. Gedurende de looptijd van het project betaalt het Fonds op een in de beschikking te bepalen termijn een voorschot van 40%.

  • 4 Als bij de vaststelling is gebleken dat het project in overeenstemming met de aanvraag is uitgevoerd en de begrootte kosten zijn gemaakt, wordt de resterende 10% betaald. Dit doet het Fonds zo spoedig mogelijk na het verzenden van het vaststellingsbesluit.

  • 5 Het Fonds kan de bevoorschotting, al dan niet tijdelijk, stoppen als aanvragers hun subsidieverplichtingen onvoldoende nakomen. Dat kan het Fonds ook doen wanneer de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat het aannemelijk is dat de activiteiten of projecten niet op dezelfde manier kunnen worden voortgezet.

Artikel 1.10. Verantwoording en vaststelling

  • 1 Subsidieontvangers die achteraf verantwoording dienen af te leggen over de activiteiten of projecten, doen dit door middel van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

Hoofdstuk 2. Instellingen en professionals

Op grond van dit hoofdstuk kan subsidie worden aangevraagd voor een samenwerkingsproject tussen een professional of instelling in de culturele sector en een instelling, organisatie of netwerk in elke andere sector. Bijvoorbeeld de sociale sector, stedelijke ontwikkeling, technologie, landbouw of klimaat. Let op: bij samenwerking met een partij in het onderwijs vindt de cultuurbeoefening buiten schooltijd plaats.

Gelijkwaardigheid tussen de samenwerkingspartners is een kernbegrip in deze regeling. Maar ook tussen die van deelnemers of beoefenaars in het project. Sluiten de activiteiten aan bij hun behoeften?

De aanvrager werkt in het project aan het bereiken van één of meer effecten bij de deelnemers, bij zichzelf of een combinatie. Om de effecten te bereiken zijn activiteiten van de aanvrager voor en door deelnemers nodig. In het projectplan wordt de samenhang beschreven tussen behoeften van deelnemers, de activiteiten, de te bereiken effecten, de begroting en de planning. Zo krijgt het Fonds vertrouwen dat het project kans van slagen heeft.

Subsidie voor een onderzoek naar samenwerking of een verkenning is niet mogelijk in deze regeling. Je kunt wel een kleinere aanvraag doen voor een eerste project in Proberen en daarna een (grotere) vervolgaanvraag indienen bij Ontwikkelen.

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 2.1. Doel en effecten

  • 1 Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds projecten die gericht zijn op het bereiken van de volgende effecten:

    • a. effect a: nieuwe verbindingen

    • b. effect b: eigenaarschap

    • c. effect c: persoonlijke versterking

  • 2 Het Fonds stimuleert projecten van verschillende omvang, te weten:

    • a. Proberen: projecten zoals bedoeld in paragraaf 2, die ten minste één effect bereiken;

    • b. Ontwikkelen: projecten, zoals bedoeld in paragraaf 3, die tenminste twee van de drie genoemde effecten bereiken.

Artikel 2.2. Wie kan aanvragen?

  • 1 Subsidie op grond van paragraaf 2 van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde culturele instelling of professional in de culturele sector die een cross-sectoraal samenwerkingsproject uitvoert met een partij uit een andere sector.

  • 2 Subsidie op grond van paragraaf 3 van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde culturele instelling die een cross-sectoraal samenwerkingsproject uitvoert met een partij uit een andere sector.

  • 3 Een aanvrager heeft via deze regeling één gehonoreerde aanvraag tegelijk in uitvoering.

Artikel 2.3. Indieningstermijnen

  • 1 Op de eerste maandag drie maanden na de publicatie in de Staatscourant, opent de regeling om 13:00 uur voor aanvragen. De precieze datum wordt op de website van het Fonds vermeld. De regeling sluit op 31 mei 2028 om 13:00. De tijdsaanduiding is de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.

  • 2 Wanneer het budgetplafond per jaar of in totaal bereikt is, geldt dat als moment tot wanneer aanvragen kunnen worden ingediend, afwijkend van art 2.3.1.

  • 3 Het Fonds kan afwijken van de indieningstermijnen in het eerste lid. Als dat gebeurt, worden de afwijkende indieningstermijnen op de website van het Fonds gepubliceerd.

Artikel 2.4. Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is uiteengezet op welke wijze die worden getoetst:

  • 1. inhoudelijke kwaliteit; en

  • 2. organisatorische kwaliteit.

Paragraaf 2. Proberen

Artikel 2.5. Waarvoor kan worden aangevraagd

Subsidie in paragraaf 2 kan worden aangevraagd:

  • 1. voor projecten waarin aanvragers, makers en deelnemers uit de culturele sector en in elk geval één andere sector op een gelijkwaardige manier samenwerken, om door middel van cultuur en cultuurbeoefening een positieve bijdrage te leveren aan een maatschappelijke opgave. In het project wordt gewerkt aan het bereiken van in elk geval één van de in artikel 2.1 onderdeel 1 genoemde effecten.

  • 2. Een project in paragraaf 2 heeft een looptijd van maximaal 12 maanden.

  • 3. Een aanvrager kan per samenwerkingspartner, en per sector één keer gehonoreerd worden voor een aanvraag in deze paragraaf.

Artikel 2.6. Hoogte van de subsidie

Voor een project paragraaf 2:

  • 1. kan minimaal € 10.000 en maximaal € 25.000 worden aangevraagd; en

  • 2. bedraagt de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten als de aanvrager in het Europees deel van het Koninkrijk gevestigd is en maximaal 100% van de totale projectkosten als de aanvrager in het Caribisch deel van het Koninkrijk gevestigd is.

Artikel 2.7. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond voor projecten in paragraaf 2 is € 582.954 per kalenderjaar.

  • 2 Het subsidieplafond voor 2025 wordt in een keer beschikbaar gesteld voor aanvragen.

  • 3 Het subsidieplafond voor de volgende jaren wordt in twee gedeelten beschikbaar gesteld op door het Fonds nader te bepalen momenten.

Paragraaf 3. Ontwikkelen

Artikel 2.8. Waarvoor kan worden aangevraagd?

Subsidie in paragraaf 3 kan worden aangevraagd:

  • 1. voor projecten waarin aanvrager en deelnemers uit de culturele sector en in elk geval één andere sector op een gelijkwaardige manier samenwerken, om door middel van cultuur en cultuurbeoefening een positieve bijdrage te leveren aan een maatschappelijke opgave. In het project wordt gewerkt aan het bereiken van tenminste twee de drie in artikel 2.1 onderdeel 1 genoemde effecten.

  • 2. Een project in paragraaf 3 heeft een looptijd van 12 tot maximaal 24 maanden.

Artikel 2.9. Hoogte van de subsidie

Voor een project in paragraaf 3:

  • 1. wordt minimaal € 25.001 en maximaal € 125.000 aangevraagd; en

  • 2. bedraagt de subsidie maximaal 50% van de totale projectkosten als de aanvrager is gevestigd in het Europees deel van Nederland; voor een aanvrager die gevestigd is in het Caribisch deel van het Koninkrijk is dat maximaal 80%.

Artikel 2.10. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond voor projecten in paragraaf 3 is € 3.305.613 per kalenderjaar.

  • 2 Het subsidieplafond voor 2025 wordt in een keer beschikbaar gesteld voor aanvragen.

  • 3 Het subsidieplafond voor de volgende jaren wordt in twee gedeelten beschikbaar gesteld op door het Fonds nader te bepalen momenten.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager en in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van deze regeling.

Artikel 3.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2033. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.

Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

directeur-bestuurder