Aanwijzing ex artikel 7 Wet marktordening gezondheidszorg (bekostigingsexperiment tijdelijk verblijf en ambulante geriatrische revalidatiezorg)

Geraadpleegd op 25-04-2025.
Geldend van 21-03-2025 t/m heden

Aanwijzing van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 maart 2025, kenmerk 4063416-1079243-PZO, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake bekostigingsexperiment tijdelijk verblijf en ambulante geriatrische revalidatiezorg

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Na op 6 november 2024 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2024/25, 29 689, nr. 1270) als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg over het voornemen om een aanwijzing te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit inzake het invoeren van een experiment in de bekostiging voor het tijdelijk verblijf en de ambulante geriatrische revalidatiezorg.

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze aanwijzing wordt verstaan onder:

  • a) ambulante geriatrische revalidatiezorg: zorg als bedoeld in artikel 2.5c van het Besluit zorgverzekering, voor zover niet gepaard gaande met verblijf als bedoeld in artikel 1 van dat besluit;

  • b) eerstelijnsverblijf: verblijf als bedoeld in artikel 2.12 Besluit zorgverzekering, voor zover het gaat om verblijf dat medisch noodzakelijk is in verband met de geneeskundige zorg, bedoeld in artikel 2.4 Besluit zorgverzekering, voor zover het gaat om zorg zoals huisartsen die plegen te bieden, al dan niet gepaard gaande met verpleging, verzorging of paramedische zorg;

  • c) geriatrische revalidatiezorg: zorg als bedoeld in artikel 2.5c van het Besluit zorgverzekering;

  • d) maximumtarief: tarief als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder c, van de wet;

  • e) psychologische zorg binnen het eerstelijnsverblijf: zorg verleend door gedragsdeskundigen aan patiënten tijdens het verblijf, passende bij de indicatie verblijf, op verzoek van de huisarts, specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten of medisch specialist. Deze zorg valt onder de Zvw-prestatie 'zorg zoals klinisch psychologen die plegen te bieden', en wordt geleverd aan patiënten met (een vermoeden van) gedragsmatige en/of cognitieve problematiek, en niet zijnde (specialistische) geneeskundige geestelijke gezondheidszorg;

  • f) verblijf met laagcomplexe medisch-specialistische zorg: verblijf als bedoeld in artikel 2.12 Besluit zorgverzekering, voor zover het gaat om verblijf dat medisch noodzakelijk is in verband met de geneeskundige zorg, bedoeld in artikel 2.4 Besluit zorgverzekering, voor zover het gaat om zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden ten behoeve van patiënten met geriatrische problematiek die een (sub)acuut medisch probleem hebben waarvoor 24/7 laag complexe medisch specialistische zorg en/of observatie noodzakelijk is;

  • g) vrij tarief: tarief als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder a, van de wet;

  • h) wet: Wet marktordening gezondheidszorg;

  • i) zorgautoriteit: Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel 3 van de wet.

Artikel 2. Werkingssfeer

Deze aanwijzing is van toepassing op geriatrische revalidatiezorg, verblijf met laagcomplexe medisch-specialistische zorg, eerstelijnsverblijf en psychologische zorg binnen het eerstelijnsverblijf, met uitzondering van het verblijf als bedoeld in artikel 2.12 Besluit zorgverzekering in verband met palliatief terminale zorg.

Artikel 3. Opdracht experiment

De zorgautoriteit voorziet met ingang van 1 januari 2026 in een experiment met modulaire bekostiging voor de bekostiging van de geriatrische revalidatiezorg, het verblijf met laagcomplexe medisch-specialistische zorg, het eerstelijnsverblijf en de psychologische zorg binnen het eerstelijnsverblijf. Het verblijf als bedoeld in artikel 2.12 Besluit zorgverzekering in verband met palliatief terminale zorg is hiervan uitgezonderd.

De zorgautoriteit stelt met ingang van 1 januari 2026 prestatiebeschrijvingen met zorgmodules per tijdseenheid met een maximumtarief vast. Daarnaast stelt de zorgautoriteit met ingang van 1 januari 2026 een prestatiebeschrijving zorgvernieuwing en resultaatbeloning en een prestatiebeschrijving onderlinge dienstverlening met een vrij tarief vast.

Artikel 4. Uitgangspunten experiment

  • 1 Doel van het experiment is om door middel van prestatiebeschrijvingen met eenduidige zorgmodules voor verschillende zorgvormen te onderzoeken of de bekostiging beter aansluit bij de praktijk en daarmee leidt tot meer passende zorginzet.

  • 2 De zorgautoriteit stelt met ingang van 1 januari 2026 prestatiebeschrijvingen met zorgmodules per tijdseenheid met een maximumtarief vast voor de in artikel 2 bedoelde zorg. Dit betreft in elk geval modules voor: verblijf inclusief verpleging en verzorging en een module voor verblijf bij laagcomplexe medisch-specialistische zorg en modules voor: behandeling medisch, behandeling paramedisch, behandeling gedragswetenschappelijk en behandeling laagcomplexe medisch-specialistische zorg bij tijdelijk verblijf. Naast de genoemde modules kan de zorgautoriteit binnen de werkingssfeer van het experiment modules met een maximumtarief toevoegen en waar nodig modules aanpassen.

  • 3 De zorgautoriteit stelt met ingang van 1 januari 2026 een prestatiebeschrijving zorgvernieuwing en resultaatbeloning en een prestatiebeschrijving onderlinge dienstverlening vast. Voor beide prestaties geldt een vrij tarief.

  • 4 De zorgautoriteit voorziet met ingang van 1 januari 2026 waar nodig in regelgeving ter uitvoering van deze aanwijzing.

  • 5 Op grond van dit experiment krijgt een zorgaanbieder de mogelijkheid om op basis van een overeenkomst met de zorgverzekeraar af te wijken van de reguliere prestaties.

  • 6 De zorgautoriteit neemt bij de vaststelling van het experiment als bedoeld in artikel 3 de volgende uitgangspunten in acht:

    • a) Iedere zorgaanbieder die voldoet aan de voorwaarden, moet gedurende de looptijd van het experiment te allen tijde kunnen starten met het experiment.

    • b) Het experiment is uitvoerbaar en handhaafbaar ten aanzien van gesignaleerde risico’s.

    • c) De administratieve lasten die de implementatie en uitvoering van het experiment met zich brengen, blijven zo beperkt mogelijk.

  • 7 De zorgautoriteit informeert de Staatssecretaris onmiddellijk indien zij het niet langer verantwoord vindt het experiment onveranderd voort te zetten.

Artikel 5. Looptijd

Het experiment heeft een looptijd van maximaal vijf jaar en loopt uiterlijk tot 1 januari 2031.

Artikel 6. Evaluatie en rapportage

De zorgautoriteit evalueert de effecten van het experiment overeenkomstig het bepaalde in artikel 58, zesde lid van de wet. De zorgautoriteit rapporteert over de uitslag van het experiment overeenkomstig het bepaalde in artikel 58, zevende lid van de wet. Daarnaast rapporteert zij over de jaarlijkse evaluatie van het experiment.

Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing met de toelichting in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

V. Maeijer