Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering 2023

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 21-03-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 2025, nr. 2025-0000025341, houdende de inrichting van het programma-directoraat-generaal Werk aan Uitvoering en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering 2023)

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. programma-directeur-generaal: de programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering (WaU);

  • b. programmadirectie: een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a en b;

  • c. programmadirecteur: een functionaris die leidinggeeft aan een programmadirectie.

§ 2. Organisatie

Artikel 2

  • 1 Onder de programma-directeur-generaal ressorteren:

    • a. de programmadirectie Werk aan Uitvoering;

    • b. de programmadirectie Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen.

  • 2 De programmadirectie Werk aan Uitvoering is slechts beheersmatig ondergebracht bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Inhoudelijke sturing van de programmadirectie Werk aan Uitvoering vindt, met tussenkomst van de programma-directeur-generaal, plaats door de Ministeriële Commissie Publieke Dienstverlening (MCPD) en de Ambtelijke Commissie Publieke Dienstverlening (ACPD).

§ 3. Verantwoordelijkheden

Artikel 3

Elk van de programmadirecteuren is verantwoordelijk voor:

  • a. het leiding geven aan de eigen programmadirectie;

  • b. het samen met de programma-directeur-generaal adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen programmadirectie en het attenderen van hen op politieke of maatschappelijke aspecten;

  • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen programmadirectie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

  • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor planning en bewaking van de productie van de eigen programmadirectie;

  • e. de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal, de programma-directeur-generaal dan wel aan de uitlenende organisatie;

  • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de personeelsaangelegenheden, voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel en de Stichting Pensioenfonds Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds;

  • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie CIO-office, Informatie voor Beleid en Bedrijfsvoering en Veiligheid;

  • h. het formuleren en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen programmadirectie binnen de door de secretaris-generaal en de programma-directeur-generaal vastgestelde uitgangspunten;

  • i. het rapporteren aan de programma-directeur-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de eigen programmadirectie;

  • j. het, na overeenstemming daarover met de programma-directeur-generaal, aanwijzen van een plaatsvervanger;

  • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen programmadirectie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen programmadirectie;

  • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

  • m. het dynamisch archiefbeheer van de eigen programmadirectie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de eigen programmadirectie.

Artikel 4

De programmadirectie Werk aan Uitvoering is verantwoordelijk voor:

  • a. het beheren van de opgaven benoemd in de Herijking programma Werk aan Uitvoering en het organiseren van een kritische blik van buiten;

  • b. het ondersteunen van de realisatie van de Werk aan Uitvoering-beweging en het vormgeven van de door de ACPD benoemde programmatische en projectmatige projecten;

  • c. het bijdragen aan de continuïteit en wendbaarheid van de uitvoering van de opgaven ter bevordering van een toekomstbestendige dienstverlening voor burgers en ondernemers;

  • d. het overheidsbreed faciliteren, coördineren en stimuleren van een (vernieuwende) samenwerking tussen organisaties zodat samenhang, verbinding en zichtbaarheid ontstaat;

  • e. het inzicht geven in de resultaten en voortgang van de opgaven en het anticiperen op maatschappelijke veranderingen die de koers van de opgaven kunnen beïnvloeden.

Artikel 5

De programmadirectie Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen is verantwoordelijk voor:

  • a. het werken aan domein overstijgende vereenvoudiging van wet- en regelgeving voor inkomensondersteuning vanuit het perspectief van burgers;

  • b. het door samenwerking met verschillende ministeries en publieke dienstverleners ontwikkelen en aanjagen van voorstellen voor vereenvoudiging van wet- en regelgeving op korte, middellange en lange termijnen het bewaken van het overzicht en de samenhang in het domein op dit doel;

  • c. het zorgen voor de aanpak van concrete ervaren knelpunten, het uitwerken van een plan voor een vereenvoudigd stelsel van inkomensondersteuning en het creëren van politiek-bestuurlijk draagvlak als belangrijke randvoorwaarde voor de opgave.

§ 4. Bevoegdheden programmadirecteuren

Artikel 6

  • 1 Elk van de programmadirecteuren is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van de eigen programmadirectie, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de programma-directeur-generaal.

  • 2 Aan elke programmadirecteur wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

  • 3 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat voorts de bevoegdheid tot het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op hun eigen verantwoordelijkheden.

  • 5 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,– per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een raamovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de programmadirectie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatie, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek.

Artikel 7

  • 1 De programmadirecteuren kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de programmadirecteur.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kunnen de programmadirecteuren, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de programma-directeur-generaal, hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 3 De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 8

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 17 april 2023.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 maart 2024

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze,

C. C. P. Klijn

Programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering