4.1. Leerlingrapport
Kwaliteitseisen
Beslisregel: Om aan deze categorie kwaliteitseisen te voldoen, dienen alle vragen
met JA of N.V.T. te worden beantwoord.
|
Code
|
Vragen
|
Mogelijke antwoorden
|
|
LR1
|
Stelt de toetsaanbieder voor elke individuele leerling die de doorstroomtoets aflegt
een leerlingrapport op?
|
ja/nee
|
|
LR2
|
Bevat het leerlingrapport het toetsadvies, uitgedrukt in één van de toetsadviescategorieën?
|
ja/nee
|
|
LR3
|
Geeft het leerlingrapport aan welk referentieniveau Rekenen de leerling beheerst?
|
ja/nee
|
|
LR4
|
Geeft het leerlingrapport aan welk referentieniveau Lezen voor Papiamentu de leerling
beheerst?
|
ja/nee
|
|
LR5
|
Geeft het leerlingrapport aan welk referentieniveau Taalverzorging voor Papiamentu
de leerling beheerst?
|
ja/nee
|
|
LR6
|
Geeft het leerlingrapport aan welk ERK-niveau receptief Lezen (inclusief Woordenschat)
voor Nederlands als vreemde taal de leerling beheerst?
|
ja/nee
|
|
LR7
|
Geeft het leerlingrapport aan welk ERK-niveau receptief Luisteren en kijken voor Nederlands
als vreemde taal de leerling beheerst?
|
ja/nee
|
|
LR8
|
Bevat het leerlingrapport een deugdelijke toelichting bij het toetsadvies en de beheersing
van de referentie- en ERK-niveaus van de leerling die (ook) voor leerlingen, ouders,
verzorgers, voogden en afnemers begrijpelijk is?
|
ja/nee
|
|
LR9
|
Zijn de andere uit te geven rapporten naast het leerlingrapport, en/of niet verplichte
gegevens op het leerlingrapport, deugdelijk en helder voor de beoogde gebruiker?
|
ja/nee/n.v.t.
|
Toelichting LR1: De toetsaanbieder geeft één of meerdere (model)rapportages ter beoordeling. Wanneer
er meer dan één variant van het leerlingrapport bestaat, moeten al deze varianten
aangeboden worden, met een uitleg wanneer welke variant wordt gebruikt. Aangezien
alle varianten aan de eisen moeten voldoen, worden alle voorbeeldrapporten beoordeeld
op de kwaliteitseisen LR2 tot en met LR8. Mochten er rapporten ontbreken (d.w.z. LR1
= nee), dan krijgt de toetsaanbieder een onvoldoende voor ‘leerlingrapport’. Wanneer
het leerlingrapport wel wordt aangeboden, worden de kwaliteitseisen LR2 tot en met
LR8 beoordeeld op basis van die versie(s) van het leerlingrapport.
Toelichting LR2: De toetsaanbieder dient in het leerlingrapport een toetsadvies te geven. De aanbieder
hanteert hierbij de door de Rijksoverheid vastgestelde toetsadviescategorieën. Dit
toetsadvies is gebaseerd op in ieder geval de resultaten van de wettelijk verplichte
(sub)domeinen van Rekenen, voor Papiamentu Lezen en Taalverzorging, én voor Nederlands
als vreemde taal de taalactiviteiten receptief Lezen (inclusief het aspect Woordenschat)
en receptief Luisteren en kijken. Aanvullend mag de toetsaanbieder in de bepaling
van het toetsadvies ook één of meerdere van de optionele (sub)domeinen, taalactiviteiten,
taalstrategieën en taalcompetenties van Papiamentu en Nederlands als vreemde taal
meenemen die in dit kader in Hoofdstuk 3 beschreven zijn. In de wetenschappelijke
verantwoording moet zijn aangegeven op basis van metingen van welke (sub)domeinen,
taalactiviteiten, taalstrategieën en taalcompetenties het toetsadvies tot stand is
gekomen.
Toelichting LR3: In het leerlingrapport moet aangegeven zijn op welk referentieniveau de leerling
gepresteerd heeft op het terrein Rekenen. In het leerlingrapport moet in ieder geval
aangegeven worden in welk van de volgende drie categorieën de leerlingprestatie past:
onder niveau 1F, op niveau 1F, of op streefniveau 1S. Hoewel in de theorie de categorieën
elkaar niet uitsluiten, en de leerling ook op een hoger niveau zou kunnen presteren
dan het maximaal gegeven niveau, is in deze regeling vastgesteld dat in de rapportage
een leerlingprestatie in één (niet meer en niet minder) van deze drie categorieën
geclassificeerd wordt.
Toelichting LR4: In het leerlingrapport moet aangegeven zijn op welk referentieniveau de leerling
gepresteerd heeft op het domein Lezen bij het terrein Papiamentu. In het leerlingrapport
moet in ieder geval aangegeven worden in welk van de volgende twee categorieën de
leerlingprestatie past: onder niveau 1F of op niveau 1F. Hoewel in de theorie de categorieën
elkaar niet uitsluiten, en de leerling ook op een hoger niveau zou kunnen presteren
dan het maximaal gegeven niveau, is in deze regeling vastgesteld dat in de rapportage
een leerlingprestatie in één (niet meer en niet minder) van deze twee categorieën
geclassificeerd wordt.
Toelichting LR5: In het leerlingrapport moet aangegeven zijn op welk referentieniveau de leerling
gepresteerd heeft op het subdomein Taalverzorging bij het terrein Papiamentu. In het
leerlingrapport moet in ieder geval aangegeven worden in welk van de volgende twee
categorieën de leerlingprestatie past: onder niveau 1F of op niveau 1F. Hoewel in
de theorie de categorieën elkaar niet uitsluiten, en de leerling ook op een hoger
niveau zou kunnen presteren dan het maximaal gegeven niveau, is in deze regeling vastgesteld
dat in de rapportage een leerlingprestatie in één (niet meer en niet minder) van deze
twee categorieën geclassificeerd wordt.
Toelichting LR6: In het leerlingrapport moet aangegeven zijn op welk ERK-niveau de leerling gepresteerd
heeft op de taalactiviteit receptief Lezen bij het terrein Nederlands als vreemde
taal. Er moet extra aandacht worden besteed aan het aspect Woordenschat. In het leerlingrapport
moet in ieder geval aangegeven worden in welk van de volgende drie niveaus de leerlingprestatie
past: onder niveau A2, niveau A2 of niveau B1. Hoewel in de theorie de categorieën
elkaar niet uitsluiten, en de leerling ook op een hoger niveau zou kunnen presteren
dan het maximaal gegeven niveau, is in deze regeling vastgesteld dat in de rapportage
een leerlingprestatie in één (niet meer en niet minder) van deze twee categorieën
geclassificeerd wordt.
Toelichting LR7: In het leerlingrapport moet aangegeven zijn op welk ERK-niveau de leerling gepresteerd
heeft op de taalactiviteit receptief Luisteren en kijken bij het terrein Nederlands
als vreemde taal. In het leerlingrapport moet in ieder geval aangegeven worden in
welk van de volgende drie niveaus de leerlingprestatie past: onder niveau A2, niveau
A2 of niveau B1. Hoewel in de theorie de categorieën elkaar niet uitsluiten, en de
leerling ook op een hoger niveau zou kunnen presteren dan het maximaal gegeven niveau,
is in deze regeling vastgesteld dat in de rapportage een leerlingprestatie in één
(niet meer en niet minder) van deze twee categorieën geclassificeerd wordt.
Toelichting LR8: Bij het rapport dient een toegankelijke toelichting te worden geboden, waarin begrijpelijke
handvatten gegeven worden voor de interpretatie van het toetsadvies en de beheersing
van de referentie- en ERK-niveaus van de leerling door diverse betrokkenen. De aanbieder
toont aan op welke wijze de rapportage rekening houdt met de verschillende doelgroepen,
te weten leerlingen, ouders, verzorgers, voogden en afnemers.
Toelichting LR9: De toetsaanbieder geeft één of meerdere (model)rapportages zoals bijvoorbeeld een
groepsrapportage, schoolrapportage of bovenschoolse rapportage ter beoordeling. Bij
de uitgegeven rapporten dient een toegankelijke toelichting te worden geboden aan
de beoogde gebruiker, waarin begrijpelijke handvatten gegeven worden voor de interpretatie
van gerapporteerde gegevens. De aanbieder toont aan op welke wijze de rapportage rekening
houdt met de verschillende doelgroepen, te weten leerkrachten, intern begeleiders,
en directeuren of vertegenwoordigers van schoolbesturen of samenwerkingsverbanden.
4.2. Leerlingen
De doorstroomtoets is in principe geschikt voor alle leerlingen, ook voor leerlingen
met een specifieke ondersteuningsbehoefte, met uitzondering van leerlingen die onder
de ontheffingsgronden vallen.
Kwaliteitseisen
Beslisregel: Om aan deze categorie kwaliteitseisen te voldoen, dienen alle vragen
met JA te worden beantwoord.
|
Code
|
Vragen
|
Mogelijke antwoorden
|
|
LL1
|
Kunnen alle leerlingen, ook met specifieke ondersteuningsbehoeften (uitgezonderd leerlingen
die vallen onder de ontheffingsgronden), deelnemen aan de toets?
|
ja/nee
|
|
LL1.a
|
Is de toets aantoonbaar geschikt, al dan niet door extra ondersteuning, voor leerlingen
met een visuele beperking, zoals leerlingen die slechtziend of kleurenblind zijn?
|
ja/nee
|
|
LL1.b
|
Is de toets aantoonbaar geschikt, al dan niet door extra ondersteuning, voor dove/slechthorende
leerlingen?
|
ja/nee
|
|
LL1.c
|
Is de toets aantoonbaar geschikt, al dan niet door extra ondersteuning, voor leerlingen
met een taalontwikkelingsstoornis (TOS)?
|
ja/nee
|
|
LL1.d
|
Is de toets aantoonbaar geschikt, al dan niet door extra ondersteuning, voor leerlingen
met dyslexie?
|
ja/nee
|
|
LL1.e
|
Is de toets aantoonbaar geschikt, al dan niet door extra ondersteuning, voor leerlingen
met ernstige rekenproblemen of dyscalculie?
|
ja/nee
|
|
LL1.f
|
Is de toets aantoonbaar geschikt, al dan niet door extra ondersteuning, voor leerlingen
met een motorische beperking?
|
ja/nee
|
|
LL1.g
|
Is de toets aantoonbaar geschikt, al dan niet door extra ondersteuning, voor leerlingen
met ondersteuningsbehoeften voortkomend uit chronische/langdurige ziekte, een psychische
aandoening en/of gedragsproblemen of voortkomend uit hier niet nader gespecificeerde
beperkingen?
|
ja/nee
|
|
LL2
|
Staat in de handleiding en/of toetsreglement voor de afnemer bij de toets in volledigheid
beschreven op welke wijze de toets rekening houdt met leerlingen met ondersteuningsbehoeften?
|
ja/nee
|
|
LL2.a
|
Staat omschreven in de handleiding en/of toetsreglement welke hulpmiddelen zijn te
gebruiken tijdens de toetsafname?
|
ja/nee
|
|
LL2.b
|
Staat omschreven in de handleiding en/of toetsreglement welke aanpassingen in de afnamecondities
mogelijk zijn?
|
ja/nee
|
|
LL2.c
|
Is de toets plaatsonafhankelijk af te nemen?
|
ja/nee
|
|
LL2.d
|
Wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn als de geboden ondersteuning niet toereikend
is?
|
ja/nee
|
Toelichting LL1: Er is automatisch voldaan aan kwaliteitseis LL1 wanneer is voldaan aan de kwaliteitseisen
LL1a t/m LL1g. Er is aantoonbaar aandacht besteed aan alle in LL1.a t/m LL1.g genoemde
doelgroepen en hun ondersteuningsbehoeften. Dit houdt het volgende in:
-
○ De aanbieder neemt bij het maken van de toets zoveel mogelijk elementen op die zorgen
dat de toets voor alle leerlingen (digitaal) toegankelijk is. Waar mogelijk worden
de richtlijnen uit de WCAG 2.1 toegepast. Bij de itemconstructie wordt generiek minstens
op de volgende wijze rekening gehouden met (digitale) toegankelijkheid: richtlijnen
voor kleurgebruik en contrast bij items, richtlijnen met betrekking tot een ondubbelzinnige
lay-out en tekstuele vormgeving, richtlijnen met betrekking tot figuurlijk taalgebruik
(als dat geen toetsdoel is) en richtlijnen met betrekking tot het gebruik van ik,
gebiedende wijs en vraagzinnen.
-
○ De toets kent geen tijdslimiet en het is mogelijk om pauzes te nemen.
-
○ De toets voorziet in een voorleesfunctie. De wijze waarop kan per toets(soort) verschillen.
Waar de bovengenoemde standaard onvoldoende tegemoet komt aan de doelgroepen genoemd
onder LL1.a t/m LL1.g is aantoonbaar geprobeerd de belemmeringen die deze leerlingen
ervaren bij het maken van de toets weg te nemen door de mogelijkheid tot inzet van
hulpmiddelen of ondersteuning, aanpassing van de afnamecondities of door het aanbieden
van aangepaste versies.
Toelichting LL1.a: De toets wordt door de aanbieder (op bestelling) geleverd in een format dat zich
leent voor de hulpmiddelen die door leerlingen met een visuele beperking worden gebruikt
en met inachtneming van de toetseisen inhoudelijk geschikt zijn gemaakt voor de leerlingen
met een visuele beperking. De toetsaanbieder specificeert dit per type visuele beperking
(kleurenblind of slechtziend).
Leerlingen die kleurenblind zijn
Bij de constructie van de toets is rekening gehouden met leerlingen die kleurenblind
zijn. Dit kan onder andere door kleurgebruik alleen ondersteunend te laten zijn. Daarnaast
is er bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het aanbieden van een zwart/wit-variant.
Relevant voor de normering is dat de aanbieder er rekening mee houdt dat het ontbreken
van een kleuren(afbeelding) geen invloed heeft op de moeilijkheid van het item. Dit
houdt in dat de inhoud en de structuur van het item duidelijk en begrijpelijk moeten
zijn, ongeacht het gebruik van kleur.
Bij twijfel mag de leerling gebruik maken van de volgende procedure: voor kleurenblinde
leerlingen kan een opzoekhulp worden ingezet die op verzoek van de leerling de kleur
van een door de leerling aangewezen vlakdeel benoemt, of een door de leerling aangewezen
kleur aanwijst in toets of hulpmiddel.
(Zeer) slechtziende leerlingen
Een aanbieder houdt bij het maken van de toets rekening met (digitale) toegankelijkheid
voor leerlingen met een visuele beperking, middels bijvoorbeeld contrast, mogelijkheid
tot inzoomen en mogelijkheid tot het gebruik van hulpmiddelen, waaronder audio-ondersteuning
en gebruik van een brailleleesregel.
Een aanbieder kan voor (zeer) slechtziende leerlingen aanvullende aanpassingen voor
de toegankelijkheid van hun toets aanbieden. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van
digitale brailleleesregels, tekenboeken of het aanbieden van een braillevariant. Het
uitgangspunt is dat zo min mogelijk wordt afgeweken van de reguliere toetsen. Daar
waar gekozen wordt om de toets aan te passen, verantwoordt de aanbieder deze aanpassingen.
Het aanbieden van een brailleversie van de doorstroomtoets is facultatief.
Toelichting LL1.b: De aanbieder levert bijvoorbeeld (op bestelling) een aangepaste toets indien de
toets gebruikmaakt van functioneel geluid (zoals bijvoorbeeld bij dictee-opgaven).
Toelichting LL1.c: De aanbieder geeft aan hoe rekening is gehouden met leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis
(TOS). Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid tot het inzetten van de voorleesfunctie
en mogelijke aanpassingen in de afnamecondities, zoals het werken met een afdekblad
en het markeren van tekst.
Toelichting LL1.d: De aanbieder geeft aan hoe bij de lay-out en typografie met deze doelgroep rekening
wordt gehouden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een schreefloos lettertype met minimale
puntgrootte 12, afstand tussen letters, woorden, regels en alinea’s, gebruik van witruimte
en een eenduidige, rustige lay-out.
Als een leerling door dyslexie moeite heeft met het lezen van teksten op beeldscherm,
moet de leerling gebruik kunnen maken van een door de aanbieder geleverde voorleesfunctie.
Bij een papieren versie moet de aanbieder (op vraag) een versie leveren die geschikt
is voor voorleessoftware. De wijze waarop kan per toets(soort) verschillen.
Andere voorbeelden van hulpmiddelen ter ondersteuning van deze doelgroep zijn de beschikbaarheid
van een zoomfunctie en een markeerstift.
Toelichting bij LL1.e: Voor leerlingen met dyscalculie wordt geen aangepaste toets geleverd.
In de afnamecondities kan (bijvoorbeeld door in de planning meer pauzes of spreiding
van de toetsmomenten op te nemen) rekening worden gehouden met deze ondersteuningsbehoefte.
De aanbieder benoemt de eventuele mogelijkheden in diens verantwoordingsdocumenten.
Indien de aanbieder het gebruik van een rekenkaart als hulpmiddel toestaat, dient
de aanbieder te verantwoorden hoe dit hulpmiddel de toetsdoelstellingen beïnvloedt.
Daarbij wordt toegelicht welke impact op de toetsresultaten verwacht wordt bij gebruik
van de rekenkaart en onder welke voorwaarden deze tijdens de toets gebruikt mag worden.
Toelichting bij LL1.f: De aanbieder beschrijft hoe de toets toegankelijk is gemaakt voor leerlingen met
motorische beperkingen. Er kan bij digitale toetsen bijvoorbeeld worden gedacht aan
het bedienbaar maken van functionaliteiten met het toetsenbord in plaats van de muis
en bij schriftelijke toetsen aan de mogelijkheid tot het typen van antwoorden op een
antwoordblad.
Indien het voor een leerling desondanks niet mogelijk is de fysieke handelingen uit
te voeren die nodig zijn om de toets te maken, wordt in de handleiding beschreven
dat de leerling dan gebruik kan maken van een hulp ter ondersteuning, zoals een schrijfhulp,
die antwoorden noteert op aanwijzing van de leerling.
Toelichting bij LL1.g: De aanbieder toont aan welke ondersteuning wordt geboden voor andere beperkingen
zoals hier genoemd. Voor bijvoorbeeld leerlingen met ondersteuningsbehoeften voortkomend
uit ziekte, psychische aandoeningen en/of gedragsproblemen geeft de aanbieder aan
welke aanpassingen mogelijk zijn in de wijze van afnemen en van welke hulpmiddelen
zij gebruik kunnen maken tijden de afname. De aanbieder benoemt daarbij expliciet
welke aanpassingen en hulpmiddelen voor deze doelgroepen extra aandacht behoeven,
waarbij gedacht kan worden aan het bieden van voldoende tijd, een prikkelarme werkomgeving
of individuele afname, extra structureren van wijze van afname en regels die daarbij
gelden.
Toelichting LL2: De vorm van de ondersteuning staat beschreven in de handleiding en/of toetsreglement,
waaronder de wijze waarop rekening gehouden wordt met doelgroepen in de itemconstructie,
door het aanbod van varianten van de toets, de beschikbaarheid van hulpmiddelen en/of
via de afnamecondities.
De aanbieder schrijft voor dat bij alle toets(vorm)en alle onderdelen de hulpmiddelen
zijn toegestaan binnen de gegeven kaders van de vigerende regelingen. In de Toetswijzer PO staat van een aantal hulpmiddelen voorgeschreven dat deze altijd zijn toegestaan
of wanneer al dan niet deze zijn toegestaan. Aanvullend kan een aanbieder andere hulpmiddelen
toestaan.
De aanbieder wijst de afnemer er in de handleiding en/of toetsreglement op dat er
geen tijdslimiet bestaat en dat de afnemer zelf kan besluiten wat een passende afnameduur
(spreiding van de toetsonderdelen over de dag, pauzes e.d.) is bij leerlingen met
ondersteuningsbehoeften. Daarnaast wijst de aanbieder de afnemer op de mogelijkheid
van de voorleesfunctie voor alle leerlingen die op basis van hun ondersteuningsbehoefte
hier gebruik van moeten kunnen maken.
Toelichting LL2.a: Hulpmiddelen kunnen in twee categorieën opgesplitst worden. Enerzijds gaat het om
hulpmiddelen die al in de toets(omgeving) zijn opgenomen of ingebouwd. Anderzijds
gaat het om de mogelijkheid tot het inzetten van hulpmiddelen van de school of leerling
zelf. Bij deze tweede categorie is het belangrijk dat de toets toegankelijk is voor
deze hulpmiddelen. De aanbieder beschrijft beide categorieën in de handleiding voor
de afnemer en/of toetsreglement.
Toelichting LL2.b: De aanbieder geeft aan welke aanpassingen in de afnamecondities mogelijk zijn en
beschrijft hier ten minste de mogelijkheden voor het bieden van voldoende tijd (langer
dan de gegeven tijdsindicatie), de inzet van pauzes en de mogelijkheid tot individuele
afname. Voor veel aanpassingen in de afnamecondities geldt dat deze voor alle leerlingen
ingezet zouden kunnen worden. Voor leerlingen met ondersteuningsbehoeften vragen deze
afnamecondities echter extra aandacht. De aanbieder beschrijft de mogelijke aanpassingen
in de handleiding voor de afnemer en/of toetsreglement en wijst de afnemer erop dat
de afnamecondities voor leerlingen met ondersteuningsbehoeften extra aandacht vragen.
Toelichting LL2.c: Wanneer een leerling aantoonbaar niet in de gelegenheid is om de toets op school
te maken, kan de toets op een andere locatie worden afgenomen. Denk hierbij aan leerlingen
die in het ziekenhuis liggen, of thuiszittende leerlingen. De aanbieder beschrijft
in de handleiding welke (technische) randvoorwaarden hieraan verbonden zijn en hoe
de school afname op een andere locatie kan organiseren.
Toelichting LL2.d: De aanbieder toont aan wat er aan maatwerk mogelijk is indien het beschreven aanbod
aan hulpmiddelen, toetsvarianten en aanpassingen van afnamecondities niet toereikend
zijn voor een leerling met specifieke ondersteuningsbehoeften.
4.3. Afname doorstroomtoets
Kwaliteitseisen
Beslisregel: Om aan deze categorie kwaliteitseisen te voldoen, dienen alle vragen
met JA of N.V.T. te worden beantwoord.
|
Code
|
Vragen
|
Mogelijke antwoorden
|
|
A1
|
Is er een mogelijkheid voor een tweede afnamemoment binnen de wettelijke gestelde
termijn voor leerlingen die bij de eerste afname zijn verhinderd (indien mogelijk
met een inhoudelijk en psychometrisch vergelijkbare alternatieve variant)?
|
ja/nee
|
|
A2.1
|
Staat in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten vermeld hoe de directeur
de leerlingen voor de toets moet aanmelden?
|
ja/nee
|
|
A2.2
|
Staat in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten vermeld welke hulpmiddelen
leerlingen mogen gebruiken?
|
ja/nee
|
|
A2.3
|
Worden in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten de voorwaarden aan de (wijze
van) geheimhouding van de toetsopgaven door de toetsaanbieder beschreven?
|
ja/nee
|
|
A2.4
|
Worden in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten de voorwaarden aan de (wijze
van) geheimhouding van de toetsopgaven door de deelnemende scholen beschreven?
|
ja/nee
|
|
A2.5
|
Worden in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten de voorwaarden aan de wijze
waarop toezicht op de leerlingen wordt gehouden beschreven?
|
ja/nee
|
|
A2.6
|
Worden in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten vermeld op welke wijze de
toetsopgaven aan het bevoegd gezag ter beschikking worden gesteld?
|
ja/nee
|
|
A2.7
|
Worden in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten de eisen beschreven waar
de ICT omgeving (computerconfiguratie) op de school aan moet voldoen om de digitale
toets af te kunnen nemen?
|
ja/nee/n.v.t.
|
|
A3
|
Worden in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten vermeld op welke wijze de
afnamecondities moeten bijdragen aan optimale prestaties van de leerlingen?
|
ja/nee
|
Toelichting A1:
In de verantwoordingsdocumenten en het toetsreglement is beschreven hoe leerlingen,
die bij de eerste afname waren verhinderd, alsnog bij een tweede afnamemoment binnen
de wettelijk gestelde termijn de doorstroomtoets kunnen maken. Indien mogelijk is
dit een inhoudelijk en psychometrisch vergelijkbare alternatieve doorstroomtoets.
Toelichting A2.1 t/m A2.6:
In de verantwoordingsdocumenten voor de afnemer is de volgende informatie gegeven:
-
○ A2.1: Hoe dient de schooldirecteur (of andere verantwoordelijke) de leerlingen voor
de toets aan te melden?
-
○ A2.2: Welke hulpmiddelen mogen de leerlingen gebruiken?
-
○ A2.3: Welke voorwaarden worden er gesteld aan de (wijze van) geheimhouding van de
toetsopgaven door de toetsaanbieder? De toetsaanbieder dient in te gaan op de borging
dat er geen itemexposure van ongewenste omvang kan plaatsvinden.
-
○ A2.4: Welke voorwaarden worden er gesteld aan de (wijze van) geheimhouding van de
toetsopgaven door de schooldirecteur (of andere verantwoordelijke) en de afnemers?
-
○ A2.5: Welke voorwaarden zijn er verbonden aan de wijze waarop toezicht op de leerlingen
moet worden gehouden?
-
○ A2.6: Op welke wijze worden de toetsopgaven aan het bevoegd gezag ter beschikking
gesteld?
-
○ A2.7: Wat zijn de eisen waar de ICT omgeving (computerconfiguratie) op de school aan
moet voldoen om de digitale toets af te kunnen nemen?
Bij het evalueren van deze vragen kijkt de adviseur niet alleen of deze informatie
er is, maar ook of deze duidelijk is en geen tegenstrijdigheden bevat. Mocht achteraf
blijken dat in de praktijk de door de aanbieder verstrekte informatie en communicatie
dusdanig verwarrend en/of tegenstrijdig is dat dit een negatieve impact heeft op de
afname en/of de resultaten van de leerlingen, dan kan dit in de jaarlijkse evaluatie
van de toets een negatief oordeel opleveren.
Toelichting A3:
Worden in het toetsreglement/de verantwoordingsdocumenten vermeld op welke wijze de
afnamecondities moeten bijdragen aan optimale prestaties van de leerlingen? Denk aan
voldoende tijd om de toets te kunnen maken en een goede voorbereiding van leerlingen
op de afname van de toets.
4.4. Beveiligingsaspecten
Indien de aanbieder ISO 27001 is gecertificeerd, volstaat het om dit certificaat inclusief
een verklaring van toepasbaarheid (c.q. de scope van het certificaat) aan te leveren.
Indien voorgaande wordt aangeleverd, zijn onderstaande kwaliteitseisen voldoende verantwoord.
Kwaliteitseisen
Beslisregel: Om aan deze categorie kwaliteitseisen te voldoen, dienen alle vragen
met JA te worden beantwoord.
|
Code
|
Vragen
|
Mogelijke antwoorden
|
|
RB1
|
Heeft de toetsaanbieder een toetsveiligheidsplan opgesteld met daarin opgenomen een
risicoanalyse en een PDCA cyclus voor het beschermen van de beschikbaarheid, integriteit
en vertrouwelijkheid van informatie (BIV)?
|
ja/nee
|
|
RB1.1
|
Zijn de functies en verantwoordelijkheden van de functionarissen van de toetsaanbieder
die betrokken zijn bij de inhoud en de beveiliging van de doorstroomtoets beschreven?
|
ja/nee
|
|
RB1.2
|
Hebben de functionarissen van de toetsaanbieder die betrokken zijn bij de inhoud en
de beveiliging van de doorstroomtoets aantoonbaar een geheimhoudingsverklaring ondertekend?
|
ja/nee
|
|
RB1.3
|
Beschermt de toetsaanbieder het toetsconstructieproces door middel van een PDCA cyclus
van beveiligingsprocedures, inclusief aantoonbare maatregelen ter voorkoming van het
voortijdig uitlekken van de toetsinhoud?
|
ja/nee
|
|
RB1.4
|
Is voor het toetsafnameproces een PDCA cyclus van beveiligingsmaatregelen geïmplementeerd,
inclusief aantoonbare maatregelen ter voorkoming van het voortijdig uitlekken van
de toetsinhoud?
|
ja/nee
|
|
RB1.5
|
Zijn de fysieke en elektronische locaties waar de toetsaanbieder examens, systemen
en materialen bewaart, aantoonbaar voldoende beveiligd?
|
ja/nee
|
|
RB1.6
|
Is de digitale en fysieke informatie omtrent de examenketen zowel tijdens opslag als
verzending aantoonbaar voldoende beveiligd?
|
ja/nee
|
|
RB1.7
|
Verzorgt de toetsaanbieder periodiek training over beveiligingsbewustheid aan haar
functionarissen die betrokken zijn bij de inhoud en de beveiliging van de doorstroomtoets?
|
ja/nee
|
|
RB2
|
Waarborgt de toetsaanbieder, met behulp van passende technische en organisatorische
beveiligingsmaatregelen, de privacy en persoonsgegevens van de afnemer, leerling en
ouder conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)?
|
ja/nee
|
|
RB3
|
Heeft de toetsaanbieder een gedegen en compleet actieplan voor het omgaan met diefstal
van (delen van) de toetsinhoud en voor het doen verwijderen van internetpagina’s die
(delen van) de toetsinhoud onthullen?
|
ja/nee
|
|
RB4
|
Heeft de toetsaanbieder een gedegen en compleet fraudepreventieplan opgesteld met
daarin opgenomen een PDCA cyclus voor de beveiliging van het toetsproces en de toetsinhoud?
|
ja/nee
|
|
RB4.1
|
Zijn er gedegen en complete procedures voor het ontdekken en evalueren van verdachte
toetsresultaten en wijzigingen in kenmerken van toetsonderdelen en toetsscores in
de loop van de tijd?
|
ja/nee
|
|
RB4.2
|
Controleert de toetsaanbieder regelmatig het internet en andere media op het bekend
raken van (delen) van de inhoud van de toets of andere niet-openbare informatie over
de doorstroomtoets?
|
ja/nee
|
|
RB5
|
Voorziet de toetsaanbieder in een terugvaloptie, die in geval van kleine incidenten
op leerling-, klas- of schoolniveau volgens een bijbehorend calamiteitenplan kan worden
ingezet?
|
ja/nee
|
Toelichting RB1 t/m RB4.2:
De aanbieder moet overzichtelijk per kwaliteitseis aangeven hoe daar aan is voldaan.
Een voorbeeld daarvan is de verwijzing naar een verwerkersovereenkomst, waar op de
kwaliteitseisen RB1 t/m RB4.2 wordt ingegaan. Daarbij dient bewijslast te worden overlegd
van de bij BI.2, BI.3 en BI.4 gevraagde documenten, processen, contracten en protocollen.
De verantwoordelijkheid voor het goed gebruik van de toets en de daarmee verzamelde
informatie in de dagelijkse praktijk ligt bij de school / de eindgebruiker zelf.
Toelichting RB5: Het doel van de terugvaloptie is dat in het geval van een incident of onregelmatigheid
de toetsaanbieder tijdig een toetsversie beschikbaar heeft zodat de leerling toch
een doorstroomtoets van de initiële toetsaanbieder kan afnemen tijdens de afname-
of inhaalperiode.
De toetsaanbieder beschrijft in een bijbehorend calamiteitenplan de procedure ter
voorbereiding op incidenten en calamiteiten. Hierin dient in ieder geval vastgelegd
te worden:
-
○ Hoe de bij de calamiteiten aangeboden toetsversies van de doorstroomtoets eruitzien:
bijvoorbeeld een itembank waaruit kan worden gekozen voor verschillende digitale versies
of verschillende versies van een papieren toets. Ook dient het risico dat iteminhoud
openbaar komt te worden afgedekt.
-
○ Hoe scholen incidenten bij de toetsaanbieder kunnen melden en welke procedures klaarliggen
om hiermee om te gaan. En hoe eventuele incidenten intern beoordeeld worden.
-
○ De aanpak hoe er richting het onderwijsveld gecommuniceerd wordt over eventuele incidenten
(d.w.z. via welke kanalen en welke inhoud).
-
○ Hoe meldingen gearchiveerd worden, in het kader van evaluatie (en indien mogelijk
openbaarheid).
Toetsaanbieders zijn bovendien zelf verantwoordelijk voor het in de gaten houden van
signalen vanuit scholen, het onderwijsveld en sociale media dat hun doorstroomtoets
mogelijk niet aan de voorwaarden voor doorgang vinden voldoet.