Subsidieregeling aansluiting onderwijsregio’s en personeelsbeleid po en vo

[Regeling vervalt per 01-01-2027.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 01-03-2025 t/m heden.

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 februari 2025, nr. OPO/50466631, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor de aansluiting bij of de vorming van onderwijsregio’s en de stimulering van regionale samenwerking bij strategisch personeelsbeleid en de begeleiding van starters (Subsidieregeling aansluiting onderwijsregio’s en personeelsbeleid po en vo)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Activiteiten subsidie

De minister kan voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 subsidie verstrekken aan een penvoerder als tegemoetkoming in de kosten voor de uitvoering van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7, gericht op de aansluiting bij een onderwijsregio of de oprichting van een onderwijsregio met ingang van 1 januari 2026 en op stimulering van regionale samenwerking op het gebied van strategisch personeelsbeleid en de begeleiding van starters.

Artikel 4. Subsidieplafond en subsidiebedrag penvoerder

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in 2025 in totaal een bedrag beschikbaar van € 1.500.000,–.

  • 2 Het subsidiebedrag bestaat uit een bedrag van € 35,– per leerling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de deelnemende vestigingen op de teldatum.

  • 3 Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, wordt het subsidiebedrag, bedoeld in het tweede lid, per aanvraag evenredig naar beneden bijgesteld.

Artikel 5. Aanvraag subsidie

  • 1 Een aanvraag voor de subsidie wordt ingediend door de penvoerder.

  • 2 Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 3 maart 2025 om 09.00 uur tot en met 31 maart 2025 om 16:00 uur.

  • 3 Aanvragen die buiten het in het tweede lid bedoelde aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 4 In afwijking artikel 3.3 van de Kaderregeling gaat een aanvraag voor de subsidie vergezeld van:

    • a. een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7; en

    • b. een lijst met partijen die deelnemen aan de uitvoering van het plan van aanpak, met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld, waarbij wordt vermeld:

      • 1°. per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in de RIO en het bevoegd gezagnummer, en

      • 2°. per vestiging het in de RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

  • 5 De aanvraag voor de subsidie wordt medeondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij de aanvraag en indien artikel 6, zesde lid, van toepassing is, de penvoerder van de onderwijsregio waaraan op grond van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s subsidie is verstrekt. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het plan van aanpak uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 6. Eisen aan de aanvraag

  • 1 De subsidie wordt aangevraagd door een penvoerder namens de bevoegde gezagsorganen van één of meerdere vestigingen in één of meerdere onderwijssectoren.

  • 3 Een aanvraag voor de sector primair onderwijs geschiedt voor minimaal drie bevoegde gezagsorganen en minimaal vijf deelnemende vestigingen.

  • 4 Een aanvraag voor de sector voortgezet onderwijs geschiedt voor minimaal drie bevoegde gezagsorganen en minimaal vijf deelnemende vestigingen.

  • 5 Indien een sectoroverstijgende aanvraag wordt ingediend voor de sector primair onderwijs en de sector voortgezet onderwijs, geschiedt een aanvraag in totaliteit voor minimaal drie bevoegde gezagsorganen en minimaal vijf deelnemende vestigingen.

  • 6 In afwijking van het derde tot en met vijfde lid kan een aanvraag ook worden ingediend door één of meerdere bevoegd gezagsorganen en één of meerdere vestigingen, samen met een onderwijsregio waaraan op grond van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s subsidie is verstrekt.

  • 7 Een bevoegd gezag kan deelnemen aan meerdere subsidieaanvragen.

  • 8 Een vestiging kan slechts aan één aanvraag deelnemen.

Artikel 7. Plan van aanpak

  • 1 Het plan van aanpak bevat in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval:

    • a. een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie met daarin de kansen en risico’s voor de vestigingen van de aanvragende bevoegde gezagsorganen;

    • b. een beschrijving van de gezamenlijke activiteiten gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 3 van de Regeling PBSS, dan wel gezamenlijke activiteiten gericht op de begeleiding van startende leraren in regionaal of gezamenlijk verband, voor een aanvraag waar vestigingen uit het primair onderwijs aan deelnemen;

    • c. een beschrijving van de gezamenlijke activiteiten gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2 van de Regeling SHRM, voor een aanvraag waar vestigingen uit het voortgezet onderwijs aan deelnemen;

    • d. een beschrijving van de individuele en gezamenlijke activiteiten die zijn ondernomen of worden ondernomen en die zijn gericht op het aansluiten bij, dan wel oprichten van een onderwijsregio per 1 januari 2026;

  • 2 Het plan van aanpak wordt door de minister na toekenning van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

  • 1 De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

  • 2 Indien het aantal deelnemende vestigingen wijzigt, wordt dit onverwijld door de penvoerder gemeld.

  • 3 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de aanvraag meewerken aan monitoring en evaluatie van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 4 De penvoerder levert uiterlijk op 17 februari 2026 een rapportage bij DUS-I aan, met een beschrijving van de uitvoering van de activiteiten en in hoeverre de beoogde resultaten behaald zijn en een verklaring dat een vestiging als bedoeld in artikel 6, derde, vierde, vijfde of zesde lid tot en met 31 december 2025 heeft deelgenomen.

  • 5 Voor de rapportage wordt door DUS-I een format beschikbaar gesteld. De rapportage wordt openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 9. Penvoerder

  • 1 Eén bevoegd gezag dat deelneemt aan de subsidieaanvraag treedt namens de andere bevoegde gezagsorganen op als penvoerder.

  • 2 De subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 3 De penvoerder is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 10. Verlening, vaststelling en verantwoording

  • 1 In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling, wordt de subsidie aan de penvoerder binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald.

  • 3 De subsidie wordt binnen één jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het kalenderjaar 2025 vastgesteld.

  • 4 Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 5 De penvoerder verdeelt de niet-bestede middelen naar rato van het aantal leerlingen waarvoor subsidie is verstrekt over de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de regio.

  • 6 De penvoerder toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 11. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling aansluiting onderwijsregio’s en personeelsbeleid po en vo.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.L.J. Paul