Inleiding
Toepassingsgebied van deze Standaard voor kwaliteitsmanagement
-
1. Deze Standaard voor kwaliteitsmanagement behandelt de verantwoordelijkheden van een
kantoor voor het opzetten, implementeren en in werking houden van een kwaliteitsmanagementsysteem
voor:
-
• controles of beoordelingen van financiële overzichten; of
-
• andere assurance-opdrachten; of
-
• aan assurance verwante opdrachten.
-
2. Opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen maken deel uit van het kwaliteitsmanagementsysteem
van het kantoor en:
-
a. deze Standaard behandelt de verantwoordelijkheid van het kantoor om beleid of procedures
vast te stellen voor opdrachten die onderworpen dienen te zijn aan opdrachtgerichte
kwaliteitsbeoordelingen.
-
b.
Verordening (EU) 537/2014 en het Besluit toezicht accountantsorganisaties behandelen:
-
3. De Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden van de NBA:
-
a. zijn gebaseerd op het beginsel dat het kantoor is onderworpen aan de Standaarden voor
kwaliteitsmanagement; en
-
b. omvatten vereisten voor opdrachtpartners en andere leden van opdrachtteams met betrekking
tot het kwaliteitsmanagement op het niveau van de opdracht. Standaard 220 behandelt
bijvoorbeeld de specifieke verantwoordelijkheden van de accountant inzake het kwaliteitsmanagement
op opdrachtniveau voor een controle van financiële overzichten en de daarmee samenhangende
verantwoordelijkheden van de opdrachtpartner. (Zie Par. A1)
-
4. Deze Standaard moet in samenhang worden gelezen met de relevante ethische voorschriften.
Wet- en regelgeving of relevante ethische voorschriften kunnen verantwoordelijkheden
voor het kwaliteitsmanagement van het kantoor vaststellen die verder gaan dan de verantwoordelijkheden
die in deze Standaard zijn beschreven. (Zie Par. A2)
-
5. Deze Standaard is van toepassing op alle kantoren die één of meerdere van de volgende
opdrachten uitvoeren:
-
• controles of beoordelingen van financiële overzichten; of
-
• andere assurance-opdrachten; of
-
• aan assurance verwante opdrachten.
Het kwaliteitsmanagementsysteem dat in overeenstemming met de vereisten van deze Standaard
is ingericht, maakt de consistente uitvoering van voornoemde opdrachten mogelijk.
Het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor
-
6. Een kwaliteitsmanagementsysteem functioneert niet lineair, maar op een continue en
iteratieve manier. Het speelt in op veranderingen in de aard en omstandigheden van
het kantoor en van zijn opdrachten. In het kader van deze Standaard omvat een kwaliteitsmanagementsysteem
de volgende acht componenten. (Zie Par. A3)
-
a. het risico-inschattingsproces van het kantoor;
-
b. governance en leiding;
-
c. relevante ethische voorschriften;
-
d. aanvaarding en continuering van cliëntrelaties en specifieke opdrachten;
-
e. opdrachtuitvoering;
-
f. middelen;
-
g. informatie en communicatie; en
-
h. het monitoring- en herstelproces.
-
7. Deze Standaard vereist dat het kantoor een risicogerichte aanpak toepast bij het gecoördineerd
opzetten, implementeren en in werking houden van de componenten van het kwaliteitsmanagementsysteem
in onderlinge samenhang. Zo beheerst het kantoor proactief de kwaliteit van zijn opdrachten.
(Zie Par. A4)
-
8. De risicogerichte aanpak is geïntegreerd in de vereisten van deze Standaard via:
-
a. het vaststellen van kwaliteitsdoelstellingen. De kwaliteitsdoelstellingen van het
kantoor bestaan uit doelstellingen met betrekking tot de componenten van het kwaliteitsmanagementsysteem
die het kantoor moet bereiken.
Het kantoor dient het volgende vast te stellen:
-
• de kwaliteitsdoelstellingen die zijn voorgeschreven in deze Standaard; en
-
• iedere aanvullende kwaliteitsdoelstelling die het kantoor noodzakelijk acht om de
doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem te bereiken.
-
b. het identificeren en inschatten van risico's voor het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen
(in deze Standaard ‘kwaliteitsrisico's’ genoemd). Het kantoor moet kwaliteitsrisico’s
identificeren en inschatten om een basis te verschaffen voor het opzetten en implementeren
van maatregelen daarop.
-
c. het opzetten en implementeren van maatregelen om de kwaliteitsrisico’s te mitigeren.
De aard, timing en omvang van de maatregelen van het kantoor om de kwaliteitsrisico’s
te mitigeren zijn gebaseerd, en spelen in op de redenen voor de inschattingen die
zijn gemaakt van de kwaliteitsrisico's.
-
9. Deze Standaard vereist dat de persoon (of personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem ten minste jaarlijks namens het kantoor het kwaliteitsmanagementsysteem
evalueert en tot een conclusie komt of het kwaliteitsmanagementsysteem een redelijke
mate van zekerheid aan het kantoor verschaft dat de doelstellingen van het systeem
in paragraaf 14 (a) en (b) worden bereikt. (Zie Par. A5)
Schaalbaarheid
-
10. Bij het toepassen van een risicogerichte aanpak dient het kantoor rekening te houden
met:
Hierdoor zal de opzet van het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor, met name
de complexiteit en formaliteit ervan, variëren. Een kantoor dat bijvoorbeeld verschillende
soorten opdrachten uitvoert voor een grote verscheidenheid aan entiteiten, waaronder
controles van de financiële overzichten van organisaties van openbaar belang, zal
waarschijnlijk een complexer en meer geformaliseerd kwaliteitsmanagementsysteem en
ondersteunende documentatie nodig hebben dan een kantoor dat alleen beoordelingen
van financiële overzichten of samenstellingsopdrachten uitvoert.
Netwerken en serviceproviders
-
11. Deze Standaard behandelt de verantwoordelijkheden van het kantoor indien het kantoor:
-
a. behoort tot een netwerk en het kantoor voldoet aan de netwerkvereisten of gebruik
maakt van netwerkdiensten als onderdeel van het kwaliteitsmanagementsysteem of bij
de uitvoering van opdrachten; of
-
b. gebruik maakt van de middelen van een serviceprovider in het kwaliteitsmanagementsysteem
of bij de uitvoering van opdrachten.
Zelfs indien het kantoor voldoet aan de netwerkvereisten of gebruik maakt van netwerkdiensten
of van middelen van een serviceprovider, is het kantoor verantwoordelijk voor zijn
kwaliteitsmanagementsysteem.
Autoriteit van deze Standaard
Ingangsdatum
-
13.
Deze Standaard voor Kwaliteitsmanagement 1 treedt in werking op 1 januari 2025. In
het geval de Staatscourant waarin deze Standaard wordt gepubliceerd verschijnt na
31 december 2024, dan treedt deze Standaard in werking op de dag na publicatie in
de Staatscourant en werkt terug tot 1 januari 2025.
Doelstelling
-
14. De doelstelling van het kantoor is het opzetten, implementeren en in werking houden
van een kwaliteitsmanagementsysteem voor het uitvoeren door het kantoor van controles
of beoordelingen van financiële overzichten, of voor andere assurance-opdrachten of
aan assurance verwante opdrachten, dat een redelijke mate van zekerheid verschaft
dat:
-
15. Het algemeen belang is gediend met de consistente uitvoering van opdrachten met de
vereiste kwaliteit. De consistente uitvoering van opdrachten met de vereiste kwaliteit
is mogelijk door de opzet, implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Dit verschaft een redelijke mate van zekerheid aan het kantoor dat de kwaliteitsdoelstellingen
zoals bedoeld in paragraaf 14 (a) en (b) worden bereikt.
Opdrachten met de vereiste kwaliteit worden gerealiseerd door:
in overeenstemming met:
Het bereiken van de doelstellingen van deze standaarden en het naleven van de geldende
wet- of regelgeving, omvat het toepassen van professionele oordeelsvorming, alsmede,
indien van toepassing op het soort opdracht, een professioneel-kritische instelling.
Definities
Vereisten
Het toepassen en naleven van relevante vereisten
-
17. Het kantoor dient iedere vereiste van deze Standaard na te leven, tenzij een vereiste
niet relevant is vanwege de aard en omstandigheden van het kantoor of zijn opdrachten.
(Zie Par. A29)
-
18. Om de doelstelling van deze Standaard te begrijpen en de vereisten naar behoren toe
te passen dienen:
-
• de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem; en
-
• de persoon (personen) met de operationele verantwoordelijkheid daarvoor inzicht te
hebben in deze Standaard en ook in de toelichtingen.
Kwaliteitsmanagementsysteem
-
19. Het kantoor dient een kwaliteitsmanagementsysteem op te zetten, te implementeren en
in werking te houden. Het kantoor dient daarbij professionele oordeelsvorming toe
te passen, rekening houdend met de aard en omstandigheden van het kantoor en van zijn
opdrachten. De component ‘governance en leiding’ van het kwaliteitsmanagementsysteem
creëert de omgeving die de opzet, implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem
ondersteunt. (Zie Par. A30–A31)
Verantwoordelijkheden
-
20. Het kantoor dient het volgende toe te wijzen: (Zie Par. A32–A35)
-
a. de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem aan de chief executive
officer of managing partner (of aan een gelijkwaardige functie) van het kantoor, of,
in voorkomend geval, aan het dagelijks bestuur (of aan een gelijkwaardige orgaan)
van het kantoor;
-
b. de operationele verantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem;
-
c. de operationele verantwoordelijkheid voor specifieke aspecten van het kwaliteitsmanagementsysteem;
waaronder:
-
21. Bij de toewijzing van de taken in paragraaf 20 dient het kantoor vast te stellen dat
de persoon (personen): (Zie Par. A37)
-
a. beschikt (beschikken) over de passende ervaring, kennis, invloed en autoriteit binnen
het kantoor, en over voldoende tijd, om de toegewezen verantwoordelijkheid te vervullen;
en (Zie Par. A38)
-
b. de toegewezen rollen en de verantwoordingsplicht begrijpt (begrijpen).
-
22. Het kantoor dient vast te stellen dat een directe communicatielijn bestaat tussen:
Het risico-inschattingsproces van het kantoor
-
23. Het kantoor dient een risico-inschattingsproces op te zetten en te implementeren om:
-
• kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen;
-
• kwaliteitsrisico’s te identificeren en in te schatten; en
-
• maatregelen op te zetten en te implementeren om kwaliteitsrisico’s te mitigeren. (Zie
Par. A39–A41)
-
24. Het kantoor dient het volgende vast te stellen:
-
• de kwaliteitsdoelstellingen gespecificeerd in deze Standaard; en
-
• iedere aanvullende kwaliteitsdoelstelling die het kantoor noodzakelijk acht om de
doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem te bereiken. (Zie Par. A42–A44)
-
25. Het kantoor dient kwaliteitsrisico’s te identificeren en in te schatten als basis
voor het opzetten en implementeren van maatregelen. Daarbij dient het kantoor:
-
a. inzicht te verkrijgen in de omstandigheden, voorwaarden, gebeurtenissen, handelingen
of het uitblijven van handelingen die het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen
negatief kunnen beïnvloeden, waaronder: (Zie Par. A45–A47)
-
b. ermee rekening te houden hoe, en in welke mate, de omstandigheden, voorwaarden, gebeurtenissen,
handelingen of het uitblijven van handelingen in paragraaf 25(a) een negatieve invloed
kunnen hebben op het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen. (Zie Par. A48)
-
26. Het kantoor dient maatregelen op te zetten en te implementeren om kwaliteitsrisico’s
te mitigeren en dit zodanig te doen dat deze inspelen op de redenen voor de ingeschatte
kwaliteitsrisico’s. De maatregelen van het kantoor dienen ook de maatregelen in paragraaf
34 te omvatten. (Zie Par. A49–A51)
-
27. Het kantoor dient beleid of procedures vast te stellen die zijn opgezet voor het identificeren
van informatie die wijst op:
-
• aanvullende kwaliteitsdoelstellingen; of
-
• aanvullende of gewijzigde kwaliteitsrisico’s of maatregelen,
die nodig zijn als gevolg van veranderingen in de aard en omstandigheden van het kantoor
of van zijn opdrachten.
Indien dergelijke informatie wordt geïdentificeerd, dient het kantoor deze te overwegen
en, in voorkomend geval: (Zie Par. A52–A53)
-
a. aanvullende kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen of te wijzigen; (Zie Par. A54)
-
b. aanvullende kwaliteitsrisico’s te identificeren en in te schatten, of deze te wijzigen
of opnieuw in te schatten; of
-
c. aanvullende maatregelen op te zetten en te implementeren, of deze maatregelen te wijzigen.
Governance en leiding
Relevante ethische voorschriften
-
29. Het kantoor dient de kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen gericht op het vervullen
van verantwoordelijkheden in overeenstemming met relevante ethische voorschriften,
waaronder onafhankelijkheid. Deze kwaliteitsdoelstellingen dienen te omvatten dat:
(Zie Par. A62–A64, A66)
-
a. het kantoor en zijn personeel:
-
i. de relevante ethische voorschriften waaraan het kantoor en zijn personeel zijn onderworpen
begrijpen; en (Zie Par. A22, A24)
-
ii. hun verantwoordelijkheden vervullen met betrekking tot de relevante ethische voorschriften
waaraan het kantoor en zijn opdrachten onderworpen zijn.
-
b. andere(n), inclusief het netwerk, netwerkonderdelen, personen in het netwerk of in
netwerkonderdelen, of serviceproviders, die onderworpen zijn aan de relevante ethische
voorschriften waaraan het kantoor en de opdrachten van het kantoor onderworpen zijn:
-
i. de relevante ethische voorschriften die op hen van toepassing zijn, begrijpen; en
(Zie Par. A22, A24 en A65)
-
ii. hun verantwoordelijkheden vervullen met betrekking tot de relevante ethische voorschriften
die op hen van toepassing zijn.
Aanvaarding en continuering van cliëntrelaties en specifieke opdrachten
Opdrachtuitvoering
Middelen
-
32. Het kantoor dient de volgende kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen gericht op
het tijdig verkrijgen, ontwikkelen, gebruiken, onderhouden, alloceren en toewijzen
van middelen, die de opzet, implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem
mogelijk maken:
(Zie Par. A86–A87)
Human resources
-
a. personeel wordt in dienst genomen, opgeleid en behouden, en beschikt over de competentie
en capaciteiten om: (Zie Par. A88–A90)
-
i. op consistente wijze opdrachten met de vereiste kwaliteit uit te voeren, waaronder
het beschikken over kennis of ervaring die relevant is voor de opdrachten; of
-
ii. activiteiten uit te voeren of verantwoordelijkheden te dragen met betrekking tot de
werking van het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
b. het personeel:
-
• toont in zijn handelingen en gedragingen commitment aan kwaliteit;
-
• ontwikkelt en onderhoudt de passende competentie(s) om zijn taken te vervullen; en
-
• wordt verantwoordelijk gehouden of erkend door middel van tijdige evaluatie, beloning,
promotie en andere stimulansen. (Zie Par. A91–A93)
-
c. personen worden extern aangetrokken vanuit het netwerk, een ander netwerkonderdeel,
of een serviceprovider indien het kantoor niet voldoende of geschikt personeel heeft
om het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor in werking te houden of om opdrachten
uit te voeren. (Zie Par. A94)
-
d. aan elke opdracht worden opdrachtteamleden en een opdrachtpartner toegewezen die over
de passende competentie en capaciteiten beschikken, waaronder voldoende tijd, om op
consistente wijze opdrachten met de vereiste kwaliteit uit te voeren. (Zie Par. A88–A89,
A95–A97)
-
e. personen die beschikken over de passende competentie en capaciteiten, waaronder voldoende
tijd, worden toegewezen om activiteiten uit te voeren in het kader van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Technologische middelen
-
f. passende technologische middelen worden:
om de werking van het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor en het uitvoeren
van opdrachten mogelijk te maken. (Zie Par. A98–A101, A104)
Intellectuele middelen
-
g. passende intellectuele middelen worden:
om de werking van het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor en de consistente
uitvoering van opdrachten met de vereiste kwaliteit mogelijk te maken. Deze intellectuele
middelen zijn consistent met professionele standaarden en, in voorkomend geval, met
geldende wet- en regelgeving. (Zie Par. A102–A104)
Serviceproviders
-
h. human resources of technologische of intellectuele middelen van serviceproviders zijn
geschikt voor gebruik in het kwaliteitsmanagementsysteem en voor de uitvoering van
opdrachten, rekening houdend met de kwaliteitsdoelstellingen zoals bedoeld in paragraaf
32, (d.), (e.), (f.) en (g.). (Zie Par. A105–A108)
Informatie en communicatie
Specifieke maatregelen
Het monitoring- en herstelproces
Opzet en uitvoering van monitoringactiviteiten
-
36. Het kantoor dient monitoringactiviteiten op te zetten en uit te voeren om een basis
te verschaffen voor het identificeren van tekortkomingen.
-
37. Bij het bepalen van de aard, timing en omvang van de monitoringactiviteiten dient
het kantoor rekening te houden met: (Zie Par. A139–A142)
-
a. de redenen voor de inschattingen van de kwaliteitsrisico's;
-
b. de opzet van de maatregelen;
-
c. de opzet van het risico-inschattingsproces en voor het monitoring- en herstelproces;
(Zie Par. A143–A144)
-
d. wijzigingen in het kwaliteitsmanagementsysteem; (Zie Par. A145)
-
e.
-
• de resultaten van eerdere monitoringactiviteiten;
-
• de vraag of eerdere monitoringactiviteiten nog relevant zijn voor de evaluatie van
het kwaliteitsmanagementsysteem; en
-
• de effectiviteit van herstelmaatregelen ten aanzien van geïdentificeerde tekortkomingen;
en (Zie Par. A146 en A147)
-
f.
-
• andere relevante informatie, inclusief klachten en beschuldigingen over:
-
○ het niet uitvoeren van werkzaamheden in overeenstemming met professionele standaarden
en met geldende wet- en regelgeving; of
-
○ het niet-naleven van het beleid of de procedures die zijn ingesteld op basis van deze
Standaard;
-
• informatie afkomstig van externe inspecties; en
-
• informatie van serviceproviders. (Zie Par. A148–A150)
-
38. Het kantoor dient een onderzoek van afgeronde opdrachten in zijn monitoringactiviteiten
op te nemen en dient te bepalen welke opdrachten en opdrachtpartners worden geselecteerd.
Daarbij dient het kantoor: (Zie Par. A141, A151–A154)
-
a. rekening te houden met de aangelegenheden in paragraaf 37;
-
b. de aard, timing en omvang van andere monitoringactiviteiten en de opdrachten en opdrachtpartners
die aan dergelijke monitoringactiviteiten zijn onderworpen, in overweging te nemen;
en
-
c. ten minste één afgeronde opdracht voor elke opdrachtpartner op cyclische basis te
selecteren zoals bepaald door het kantoor.
-
39. Het kantoor dient beleid vast te stellen dat, of procedures die:
-
a. vereisen dat de personen die monitoringactiviteiten uitvoeren over de competentie
en capaciteiten beschikken, waaronder voldoende tijd, om de monitoringactiviteiten
op effectieve wijze uit te voeren; en
-
b. de objectiviteit duidt van de personen die de monitoringactiviteiten uitvoeren. Dit
beleid of deze procedures dienen te verbieden dat de opdrachtteamleden of de opdrachtgerichte
kwaliteitsbeoordelaar een inspectie van een eigen opdracht uitvoeren. (Zie Par. A155–A156)
Het evalueren van de bevindingen en het identificeren van tekortkomingen
Het evalueren van geïdentificeerde tekortkomingen
Het reageren op geïdentificeerde tekortkomingen
-
42. Om geïdentificeerde tekortkomingen aan te pakken dient het kantoor herstelmaatregelen
die inspelen op de resultaten van de oorzakenanalyse, op te zetten en te implementeren.
(Zie Par. A170–A172)
-
43. De persoon (personen) met operationele verantwoordelijkheid voor het monitoring- en
herstelproces dient (dienen) te evalueren of de herstelmaatregelen:
-
a. op passende wijze zijn opgezet om de geïdentificeerde tekortkomingen en hun oorzaak
(oorzaken) aan te pakken, en vast te stellen dat zij zijn geïmplementeerd; en
-
b. effectief zijn om de eerder geïdentificeerde tekortkomingen op te lossen.
-
44. Indien uit de evaluatie blijkt dat de herstelmaatregelen niet naar behoren zijn opgezet
en geïmplementeerd of niet effectief zijn, dient (dienen) de persoon (personen) met
operationele verantwoordelijkheid voor het monitoring- en herstelproces ervoor te
zorgen dat de herstelmaatregelen zodanig op passende wijze worden gewijzigd, dat zij
effectief zijn.
Bevindingen over een bepaalde opdracht
Voortdurende communicatie met betrekking tot het monitoren en herstel
-
46. De persoon (personen) met operationele verantwoordelijkheid voor het monitoring- en
herstelproces dient (dienen) tijdig het volgende te communiceren aan de persoon (personen)
met:
voor het kwaliteitsmanagementsysteem: (Zie Par. A174)
-
a. een beschrijving van de uitgevoerde monitoringactiviteiten;
-
b. de geïdentificeerde tekortkomingen, inclusief de aard en omvang van deze tekortkomingen,
en
-
c. de herstelmaatregelen om de geïdentificeerde tekortkomingen aan te pakken.
-
47. Het kantoor dient de aangelegenheden in paragraaf 46 te communiceren aan de opdrachtteams
en aan andere personen met activiteiten in het kader van het kwaliteitsmanagementsysteem,
zodat zij onverwijld passende maatregelen kunnen nemen in overeenstemming met hun
verantwoordelijkheden.
Netwerkvereisten en netwerkdiensten
-
48. Indien het kantoor tot een netwerk behoort, dient het kantoor inzicht te verkrijgen
in: (Zie Par. A19, A175)
-
a. de vereisten die het netwerk heeft vastgesteld voor het kwaliteitsmanagementsysteem
van het kantoor (d.w.z. netwerkvereisten). Deze omvatten de vereisten voor het kantoor
om middelen of diensten te implementeren of te gebruiken, die door het netwerk zijn
opgezet of verstrekt;
-
b. alle diensten of middelen, verstrekt door het netwerk die het kantoor implementeert
of gebruikt bij de opzet, implementatie of werking van het kwaliteitsmanagementsysteem
van het kantoor (d.w.z. netwerkdiensten); en
-
c. de verantwoordelijkheden van het kantoor voor alle maatregelen die nodig zijn om de
netwerkvereisten te implementeren of gebruik te maken van netwerkdiensten. (Zie Par.
A176)
Het kantoor blijft verantwoordelijk voor zijn kwaliteitsmanagementsysteem, waaronder
de professionele oordeelsvormingen met betrekking tot de opzet, implementatie en werking
van het kwaliteitsmanagementsysteem. Het kantoor dient te borgen dat het voldoen aan
de netwerkvereisten of het gebruik van netwerkdiensten niet aan de naleving van de
vereisten uit deze Standaard in de weg staat. (Zie Par. A177)
-
49. Op basis van het inzicht dat is verkregen in paragraaf 48 dient het kantoor:
-
a. te bepalen hoe de netwerkvereisten of -diensten relevant zijn voor, en in overweging
worden genomen in, het kwaliteitsmanagementsysteem. Dit omvat de wijze waarop de netwerkvereisten
of -diensten moeten worden geïmplementeerd; en (Zie Par. A178)
-
b. te evalueren of, en zo ja hoe, het kantoor de netwerkvereisten of -diensten moet aanpassen
of aanvullen om geschikt te zijn voor gebruik in het kwaliteitsmanagementsysteem.
(Zie Par. A179–A180)
Monitoringactiviteiten van het netwerk met betrekking tot het kwaliteitsmanagementsysteem
van het kantoor
Monitoringactiviteiten van het netwerk in alle netwerkonderdelen
-
51. Het kantoor dient:
-
a. inzicht te verkrijgen in:
-
• de algehele reikwijdte van monitoringactiviteiten door het netwerk bij alle netwerkonderdelen.
Dit omvat de monitoringactiviteiten om vast te stellen dat netwerkvereisten naar behoren
zijn geïmplementeerd bij de netwerkonderdelen; en
-
• de wijze waarop het netwerk de resultaten van zijn monitoringactiviteiten zal communiceren
aan het kantoor.
-
b. indien van toepassing, ten minste jaarlijks informatie van het netwerk te verkrijgen
over de algehele resultaten van de monitoringactiviteiten door het netwerk bij de
netwerkonderdelen, en (Zie Par. A182–A184)
-
i. informatie te communiceren aan opdrachtteams en, in voorkomend geval, andere personen
met activiteiten in het kader van het kwaliteitsmanagementsysteem, om hen in staat
te stellen snelle en passende maatregelen te nemen in overeenstemming met hun verantwoordelijkheden;
en
-
ii. het effect van de informatie op het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor te
overwegen.
Tekortkomingen in netwerkvereisten of -diensten die het kantoor heeft geïdentificeerd
Het evalueren van het kwaliteitsmanagementsysteem
-
53. De persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem,
dient (dienen) namens het kantoor het kwaliteitsmanagementsysteem te evalueren. De
evaluatie dient op een bepaald moment, ten minste jaarlijks, plaats te vinden. (Zie
Par. A187–A189)
-
54. Op basis van de evaluatie dient (dienen) de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem namens het kantoor tot één van de volgende conclusies
te komen (Zie Par. A190, A195)
-
a. het kwaliteitsmanagementsysteem verschaft het kantoor een redelijke mate van zekerheid
dat de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem worden bereikt; (Zie Par.
A191)
-
b. uitgezonderd aangelegenheden die verband houden met geïdentificeerde tekortkomingen
die een ernstige maar geen diepgaande invloed hebben op de opzet, implementatie en
werking van het kwaliteitsmanagementsysteem, verschaft het kwaliteitsmanagementsysteem
het kantoor een redelijke mate van zekerheid dat de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem
worden bereikt; of (Zie Par. A192)
-
c. het kwaliteitsmanagementsysteem verschaft het kantoor geen redelijke mate van zekerheid
dat de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem worden bereikt. (Zie Par.
A192–A194)
-
55. Indien de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem
tot de conclusie in paragraaf 54 (b) of (c) komt (komen), dient het kantoor: (Zie
Par. A196)
-
56. Het kantoor dient periodiek het functioneren te beoordelen van de persoon (personen)
met:
voor het kwaliteitsmanagementsysteem. Daarbij dient het kantoor rekening te houden
met de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem. (Zie Par. A199–A201)
Documentatie
-
57. Het kantoor dient documentatie op te stellen over zijn kwaliteitsmanagementsysteem
die voldoende is om: (Zie Par. A202–A204)
-
a. een consistent begrip van het kwaliteitsmanagementsysteem bij het personeel te bevorderen,
waaronder een begrip van hun taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het
kwaliteitsmanagementsysteem en bij de uitvoering van de opdrachten;
-
b. de consistente implementatie en toepassing van de maatregelen te bevorderen; en
-
c. informatie te verstrekken over de opzet, implementatie en werking van de maatregelen
om de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem door de persoon (personen) met
de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem te ondersteunen.
-
58. Bij het opstellen van de documentatie dient het kantoor het volgende op te nemen:
-
a. de identificatie van de persoon (personen) met:
-
b. de kwaliteitsdoelstellingen en kwaliteitsrisico's van het kantoor; (Zie Par. A205)
-
c. een beschrijving van de maatregelen en hoe de maatregelen van het kantoor inspelen
op de kwaliteitsrisico's;
-
d. met betrekking tot het monitoring- en herstelproces:
-
i. informatie over de uitgevoerde monitoringactiviteiten;
-
ii. de evaluatie van bevindingen, geïdentificeerde tekortkomingen en de daarmee verband
houdende oorzaak (oorzaken) daarvan;
-
iii. herstelmaatregelen om geïdentificeerde tekortkomingen aan te pakken en de evaluatie
van de opzet en implementatie van die herstelmaatregelen; en
-
iv. communicaties over de monitoring en herstel; en
-
e. de basis voor de conclusie die is getrokken op basis van paragraaf 54.
-
59. Het kantoor dient het volgende te documenteren:
-
• de aangelegenheden in paragraaf 58 voor zover ze verband houden met de netwerkvereisten
of -diensten; en
-
• de evaluatie van de netwerkvereisten of -diensten in overeenstemming met paragraaf
49(b). (Zie Par. A206)
-
60. Het kantoor dient een bewaartermijn van de documentatie over het kwaliteitsmanagementsysteem
vast te stellen. Die bewaartermijn dient voldoende te zijn om het kantoor in staat
te stellen de opzet, implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem
van het kantoor te monitoren, of gedurende een langere tijd indien dit op grond van
wet- of regelgeving vereist is. In Nederland geldt een bewaartermijn van zeven jaar.
Toelichtingen
Toepassingsgebied van deze Standaard voor kwaliteitsmanagement (Zie Par. 3–4)
-
A1 Andere Standaarden, zoals Standaarden 2400, 3000A en 3000D, stellen ook vereisten vast voor de opdrachtpartner met betrekking tot het kwaliteitsmanagement
op opdrachtniveau.
-
A2 De VGBA bevat vereisten en toelichtingen voor accountants die hen in staat stellen hun verantwoordelijkheid
te nemen om in het algemeen belang te handelen. Zoals aangegeven in paragraaf 15,
in het kader van de uitvoering van opdrachten zoals beschreven in deze Standaard,
maakt het consistent uitvoeren van opdrachten met de vereiste kwaliteit deel uit van
de verantwoordelijkheid van de accountant om te handelen in het algemeen belang.
Het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor (Zie Par. 6–9)
-
A3 Het kantoor kan verschillende terminologieën of raamwerken gebruiken om de componenten
van zijn kwaliteitsmanagementsysteem te beschrijven.
-
A4 De onderlinge samenhang van componenten blijkt bijvoorbeeld uit:
-
• het risico-inschattingsproces omschrijft het proces dat het kantoor moet volgen om
een risicogerichte aanpak in het gehele kwaliteitsmanagementsysteem te implementeren.
-
• de component ‘governance en leiding’ bepaalt de omgeving die het kwaliteitsmanagementsysteem
ondersteunt.
-
• de componenten ‘middelen’ en ‘informatie en communicatie’ maken de opzet, implementatie
en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem mogelijk.
-
• het ‘monitoring- en herstelproces’ is een proces dat bedoeld is om het kwaliteitsmanagementsysteem
als geheel te monitoren. De resultaten van het monitoring- en herstelproces bieden
informatie die relevant is voor het risico-inschattingsproces.
-
• er kunnen verbanden bestaan tussen specifieke aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld
het feit dat bepaalde aspecten van relevante ethische voorschriften relevant zijn
voor de aanvaarding en continuering van cliëntrelaties en van specifieke opdrachten.
-
A5 Een redelijke mate van zekerheid wordt bereikt indien het kwaliteitsmanagementsysteem
het risico dat de doelstellingen in paragraaf 14 (a)–(b) niet worden bereikt, tot
een aanvaardbaar laag niveau terugbrengt. Een redelijke mate van zekerheid is geen
absoluut niveau van zekerheid, omdat een kwaliteitsmanagementsysteem inherente beperkingen
heeft. Tot deze beperkingen behoort het feit dat menselijke oordeelsvorming bij besluitvorming
gebrekkig of onjuist kan zijn. Ook kan het kwaliteitsmanagementsysteem verstoord worden
door menselijke fouten of gedragingen of door storingen in informatietechnologie (IT)-toepassingen.
Autoriteit van deze Standaard (Zie Par. 12)
-
A6 De doelstelling van deze Standaard biedt de context waarin de vereisten van deze Standaard
worden gesteld en stelt het gewenste resultaat vast. Daarnaast beoogt de doelstelling
om het kantoor te helpen met te begrijpen wat er bereikt moet worden en, in voorkomend
geval, welke middelen passend zijn om dat te doen.
-
A7 De vereisten van deze Standaard worden uitgedrukt met de woorden ‘dient (dienen) te’.
-
A8 In voorkomend geval bevatten de toelichtingen nadere uitleg van de vereisten en uitleg
voor de uitvoering daarvan. In het bijzonder kunnen deze toelichtingen:
Hoewel dergelijke uitleg geen vereisten bevat, is ze relevant voor de juiste toepassing
daarvan. De toelichtingen kunnen ook achtergrondinformatie verschaffen over de aangelegenheden
in deze Standaard. In voorkomend geval worden aanvullende overwegingen opgenomen in
de toelichtingen die specifiek zijn voor organisaties van accountants in de publieke
sector. Deze aanvullende overwegingen helpen bij de toepassing van de vereisten van
deze Standaard. Zij beperken niet de verantwoordelijkheid van het kantoor om de vereisten
van deze Standaard toe te passen en na te leven.
-
A9 Deze Standaard bevat onder de titel ‘Definities’ een beschrijving van de betekenissen
die voor het doel van deze Standaard aan bepaalde termen worden gegeven. Deze definities
zijn opgenomen om de consistente toepassing en interpretatie van deze Standaard te
bevorderen. Ze zijn niet bedoeld om definities te vervangen die zijn vastgesteld voor
andere doelen, hetzij in wet- of regelgeving of anderszins.
Definities
Tekortkoming (Zie Par. 16(a))
-
A10 Het kantoor identificeert tekortkomingen door het evalueren van bevindingen. Een tekortkoming
kan voortkomen uit één bevinding of een combinatie van bevindingen.
-
A11 Indien een tekortkoming is geïdentificeerd als gevolg van het niet-identificeren of
niet naar behoren inschatten van een kwaliteitsrisico, kunnen de maatregelen om dat
kwaliteitsrisico te mitigeren ook ontbreken of niet passend zijn opgezet of geïmplementeerd.
-
A12 De andere aspecten van het kwaliteitsmanagementsysteem bestaan uit de vereisten van
deze Standaard die zien op:
-
• het toewijzen van verantwoordelijkheden (Zie Par. 20–22);
-
• het risico-inschattingsproces;
-
• het monitoring- en herstelproces; en
-
• de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Voorbeelden van tekortkomingen met betrekking tot andere aspecten van het kwaliteitsmanagementsysteem:
• Het risico-inschattingsproces identificeert niet de informatie die wijst op veranderingen
in de aard en omstandigheden van het kantoor en zijn opdrachten, en de noodzaak om
aanvullende kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen, of om kwaliteitsrisico's of
maatregelen aan te passen.
• Het monitoring- en herstelproces is niet zodanig opgezet of geïmplementeerd om:
○ relevante, betrouwbare en tijdige informatie te verstrekken over de opzet, implementatie
en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem;
○ het kantoor in staat te stellen passende maatregelen te nemen om te reageren op
geïdentificeerde tekortkomingen, zodat deze tijdig kunnen worden hersteld.
De persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem
verricht(en) niet de jaarlijkse evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem.
|
Opdrachtteam (Zie Par. 16(f))
Externe inspecties (Zie Par. 16(g))
-
A14 In bepaalde omstandigheden kan een externe toezichthoudende instantie andere soorten
inspecties uitvoeren, bijvoorbeeld thematische evaluaties die, voor een selectie van
kantoren, gericht zijn op bepaalde aspecten van controleopdrachten of op praktijken
van het kantoor als geheel.
Bevindingen (Zie Par. 16(h))
-
A15 Als onderdeel van het verzamelen van bevindingen uit monitoringactiviteiten, externe
inspecties en andere relevante bronnen, kan het kantoor andere waarnemingen over zijn
kwaliteitsmanagementsysteem identificeren. Dit kan gaan om positieve resultaten of
mogelijkheden om het kwaliteitsmanagementsysteem te verbeteren of verder te versterken.
In paragraaf A158 wordt uiteengezet hoe andere waarnemingen kunnen worden gebruikt
in het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
A16 In paragraaf A148 worden voorbeelden gegeven van informatie uit andere relevante bronnen.
-
A17 Monitoringactiviteiten omvatten het monitoren op opdrachtniveau, zoals inspectie van
opdrachten. Daarnaast kunnen externe inspecties en andere relevante bronnen informatie
bevatten die betrekking heeft op specifieke opdrachten. De informatie over de opzet,
implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem omvat derhalve bevindingen
op opdrachtniveau die kunnen wijzen op bevindingen met betrekking tot het kwaliteitsmanagementsysteem.
Kantoor (Zie Par. 16(i))
Netwerk (Zie Par. 16(l), 48)
-
A19 Netwerken en de kantoren die er deel van uitmaken kunnen op verschillende manieren
worden gestructureerd. Bijvoorbeeld in de context van het kwaliteitsmanagementsysteem:
-
• kan het netwerk vereisten vaststellen voor het kwaliteitsmanagementsysteem van het
kantoor, of diensten verlenen die door het kantoor worden gebruikt in het kwaliteitsmanagementsysteem
of bij de uitvoering van opdrachten;
-
• kunnen andere kantoren in het netwerk diensten verlenen (bijvoorbeeld het verschaffen
van middelen) die door het kantoor worden gebruikt in het kwaliteitsmanagementsysteem
of bij de uitvoering van opdrachten; of
-
• kunnen andere structuren of organisaties binnen het netwerk vereisten voor het kantoor
vaststellen met betrekking tot het kwaliteitsmanagementsysteem, of diensten verlenen.
In het kader van deze Standaard wordt elk netwerkvereiste of iedere netwerkdienst
die wordt verkregen:
-
• via het netwerk,
-
• via een ander netwerkonderdeel, of
-
• via een andere structuur of organisatie binnen het netwerk,
-
• beschouwd als een ‘netwerkvereiste of netwerkdienst’.
Personeel (Zie Par. 16(n))
-
A20 Naast personeel (d.w.z. personen binnen het kantoor) kan het kantoor ook externen
inzetten bij het uitvoeren van activiteiten in het kader van het kwaliteitsmanagementsysteem
of bij de uitvoering van opdrachten. Tot de externen kunnen bijvoorbeeld personen
van andere netwerkonderdelen behoren (bijvoorbeeld personen van een dienstverleningscentrum
van een netwerkonderdeel) of personen die in dienst zijn van een serviceprovider (bijvoorbeeld
een accountant van een groepsonderdeel van een ander kantoor die geen deel uitmaakt
van het netwerk van het kantoor).
-
A21 Het personeel omvat ook partners en staf van andere structuren binnen het kantoor,
zoals een dienstverleningscentrum binnen het kantoor.
Relevante ethische voorschriften (Zie Par. 16(t), 29)
-
A22 De relevante ethische voorschriften die gelden in de context van een kwaliteitsmanagementsysteem
kunnen variëren naargelang de aard en omstandigheden van het kantoor en van de opdrachten.
De term ‘accountant’ kan worden gedefinieerd in de relevante ethische voorschriften.
Zo wordt in de VGBA en de ViO de term ‘accountant’ gedefinieerd en wordt het toepassingsgebied
van de bepalingen van de VGBA en de ViO die gelden voor individuele accountants die
hun professionele diensten verlenen aan derden en op kantoren waartoe zij behoren,
nader toegelicht.
-
A23 In de VGBA en de ViO wordt ingegaan op omstandigheden waarin wet- of regelgeving de
naleving door de accountant van bepaalde delen daarvan verhindert. Voorts erkennen
de VGBA en de ViO dat wet- of regelgeving kan gelden die afwijken van, of verder gaan
dan hetgeen in de VGBA en de ViO staat, en dat accountants zich van deze verschillen
bewust moeten zijn en de striktere bepalingen moeten naleven, tenzij dit bij wet-
of regelgeving verboden is.
-
A24 Diverse bepalingen van de relevante ethische voorschriften zijn alleen van toepassing
op individuele personen bij de uitvoering van opdrachten en niet op het kantoor zelf.
Mogelijk is het nodig om in het kwaliteitsmanagementsysteem in te spelen op de naleving
door individuele personen van deze relevante ethische voorschriften.
Voorbeeld van relevante ethische voorschriften die alleen van toepassing zijn op personen
en niet op het kantoor, en die betrekking hebben op de uitvoering van opdrachten:
De VGBA gaat in op bedreigingen met betrekking tot het zich houden aan de fundamentele
beginselen en bevat voorschriften dat een persoon het volgende niet mag doen:
• toestaan dat druk van anderen leidt tot een schending van de naleving van de fundamentele
beginselen; of
• het uitoefenen van druk op anderen waarvan de accountant weet, of reden heeft om
aan te nemen, dat dit zou leiden tot het feit dat andere personen zich niet houden
aan de fundamentele beginselen.
|
Zo kunnen bijvoorbeeld omstandigheden ontstaan, bij het uitvoeren van een opdracht,
waarin een persoon van mening is dat de opdrachtpartner of een ander meer ervaren
lid van het opdrachtteam die persoon onder druk heeft gezet zich niet te houden aan
de fundamentele beginselen.
Maatregel (Zie Par. 16(u))
-
A25 Beleid wordt geïmplementeerd door middel van de handelingen van het personeel en van
anderen (inclusief opdrachtteams) van wie de handelingen zijn onderworpen aan het
beleid, of door hun terughoudendheid handelingen te verrichten die in strijd met het
beleid zouden zijn.
-
A26 Procedures kunnen verplicht zijn gesteld, via formele documentatie of andere communicatie,
of kunnen voortvloeien uit gedragingen die niet voorgeschreven zijn, maar door de
cultuur van het kantoor worden bepaald. Procedures kunnen worden afgedwongen door
middel van acties die worden toegestaan door IT-toepassingen of andere aspecten van
de IT-omgeving.
-
A27 Indien het kantoor gebruik maakt van externen in het kwaliteitsmanagementsysteem of
bij de uitvoering van opdrachten, moeten mogelijk ander beleid of andere procedures
door het kantoor worden opgezet om op de handelingen van de personen in te spelen.
Standaard 220 geeft uitleg indien het kantoor ander beleid of andere procedures moet uitwerken
om in te spelen op de handelingen van externen bij een controle van financiële overzichten.
Serviceprovider (Zie Par. 16(v))
Toepassing en naleving van relevante vereisten (Zie Par. 17)
- A29
Voorbeelden van wanneer een vereiste van deze Standaard voor het kantoor mogelijk
niet relevant is:
• het kantoor bestaat uit één zelfstandige accountant. Zo zijn bijvoorbeeld de vereisten
met betrekking tot de organisatiestructuur, de toewijzing van taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden, aansturing, toezicht en beoordeling, en de behandeling van verschillen
van inzicht, mogelijk niet relevant.
• het kantoor voert alleen aan assurance verwante opdrachten uit. Indien het kantoor
bijvoorbeeld niet verplicht is zijn onafhankelijkheid te handhaven voor dergelijke
opdrachten, is de vereiste om van al het personeel een gedocumenteerde bevestiging
te krijgen dat aan de onafhankelijkheidsvoorschriften is voldaan, mogelijk niet relevant.
|
Kwaliteitsmanagementsysteem
Een kwaliteitsmanagementsysteem opzetten, implementeren en in werking houden (Zie
Par. 19)
-
A30 Kwaliteitsmanagement is geen afzonderlijke functie van het kantoor; het is de integratie
van een cultuur die blijk geeft van het commitment ten aanzien van kwaliteit in de
strategie, de operationele activiteiten en de bedrijfsprocessen. Aldus kan het op
een geïntegreerde wijze opzetten van het kwaliteitsmanagementsysteem, van de operationele
activiteiten en van de bedrijfsprocessen bijdragen aan een harmonieuze aanpak van
het managen van het kantoor en de effectiviteit van het kwaliteitsmanagement vergroten.
-
A31 Het is waarschijnlijk dat de kwaliteit van de professionele oordeelsvormingen door
het kantoor wordt verhoogd indien personen die dergelijke oordelen vormen, blijk geven
van een houding die een onderzoekende geest omvat, hetgeen inhoudt:
-
• rekening houden met de bron, relevantie en toereikendheid van verkregen informatie
over het kwaliteitsmanagementsysteem, inclusief informatie over de aard en omstandigheden
van het kantoor en zijn opdrachten; en
-
• open en alert zijn op de noodzaak van verder onderzoek of andere actie.
Verantwoordelijkheden (Zie Par. 20–21, 28(d))
-
A32 De component ‘governance en leiding’ omvat als kwaliteitsdoelstelling dat het kantoor
beschikt over een organisatiestructuur met de toewijzing van taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden die geschikt is om de opzet, implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem
mogelijk te maken.
-
A33 Ondanks de toewijzing van verantwoordelijkheden met betrekking tot het kwaliteitsmanagementsysteem
overeenkomstig paragraaf 20, blijft het kantoor eindverantwoordelijk voor het kwaliteitsmanagementsysteem.
Het kantoor houdt hierbij personen verantwoordelijk voor aan hen toegewezen taken
en spreekt hen daarop aan. Zo is het kantoor overeenkomstig de paragrafen 53 en 54
verantwoordelijk voor de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem en de conclusie
erover, ook al draagt het kantoor dit op aan de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
A34 Een persoon (personen) met de verantwoordelijkheid voor de aangelegenheden in paragraaf
20 is (zijn) gewoonlijk (een) partner(s), zodat deze de nodige invloed en autoriteit
heeft (hebben) zoals vereist op grond van paragraaf 21. Afhankelijk van de juridische
structuur kan het ook voorkomen dat een persoon (personen) geen partner(s) is (zijn),
maar binnen het kantoor over de passende invloed en autoriteit beschikt (beschikken)
om de rol te vervullen die aan deze persoon (personen) is toegewezen op grond van
formele overeenkomsten die door het kantoor of zijn netwerk zijn gesloten.
-
A35 De wijze waarop het kantoor de rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden toewijst,
kan variëren. Wet- of regelgeving kan het kantoor bepaalde vereisten opleggen die
van invloed zijn op de structuur van de leiding en het management of op hun verantwoordelijkheden.
Een persoon (Personen) met de verantwoordelijkheid voor één of meer aangelegenheden
in paragraaf 20 kan (kunnen) ook rollen, procedures, taken of acties aan anderen toewijzen
om hem bij te staan bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden. Een persoon (Personen)
met de verantwoordelijkheid voor een aangelegenheid (of voor aangelegenheden) overeenkomstig
paragraaf 20 blijft (blijven) evenwel eindverantwoordelijk voor de verantwoordelijkheden
die zijn toegewezen aan die persoon (personen).
Voorbeeld van schaalbaarheid om aan te tonen hoe het toekennen van taken en verantwoordelijkheden
kan plaatsvinden:
• in een minder complex kantoor kan de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem
worden toegewezen aan één managing partner die als enige verantwoordelijk is voor
het toezicht op het kantoor. Deze persoon kan tevens de verantwoordelijkheid op zich
nemen voor alle aspecten van het kwaliteitsmanagementsysteem, waaronder de operationele
verantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem, de naleving van de onafhankelijkheidsvoorschriften,
en het monitoring- en herstelproces.
• in een complexer kantoor kunnen er meerdere leidinggevende niveaus zijn die de organisatiestructuur
weerspiegelen. Het kantoor kan ook een onafhankelijk bestuursorgaan hebben dat een
niet-uitvoerend toezicht op het kantoor uitoefent, en dat uit externe personen kan
bestaan. Bovendien kan het kantoor de operationele verantwoordelijkheid toewijzen
voor specifieke onderdelen van het kwaliteitsmanagementsysteem die verder gaan dan
die in paragraaf 20 (c), zoals de operationele verantwoordelijkheid voor de naleving
van ethische voorschriften of de operationele verantwoordelijkheid voor het managen
van een bepaalde soort dienstverlening.
|
-
A36 Het naleven van de onafhankelijkheidsvoorschriften is essentieel voor de uitvoering
van controles of beoordelingen van financiële overzichten, of van andere assurance-opdrachten.
Ook belanghebbenden die vertrouwen op de verklaringen en rapporten van het kantoor
verwachten dit. De persoon (personen) met de operationele verantwoordelijkheid voor
de naleving van de onafhankelijkheidsvoorschriften is (zijn) doorgaans verantwoordelijk
voor het toezicht op alle onafhankelijkheidsaangelegenheden, zodat het kantoor een
robuuste en consistente aanpak heeft opgezet en geïmplementeerd om met de onafhankelijkheidsvoorschriften
om te gaan.
-
A37 Wet- of regelgeving of professionele standaarden kunnen aanvullende vereisten vaststellen
voor de persoon met de verantwoordelijkheid voor één of meer van de aangelegenheden
in paragraaf 20, zoals vereisten voor de inschrijving in een register, beroepseducatie
of permanente educatie.
-
A38 De passende ervaring en kennis voor de persoon (personen) met de operationele verantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem omvatten gewoonlijk een inzicht in de strategische
beslissingen en acties van het kantoor en ervaring met de bedrijfsactiviteiten van
het kantoor.
Het risico-inschattingsproces van het kantoor (Zie Par. 23)
-
A39 De wijze waarop het kantoor het risico-inschattingsproces opzet, kan worden beïnvloed
door de aard en omstandigheden van het kantoor, waaronder de wijze waarop het kantoor
is gestructureerd en georganiseerd.
Voorbeelden van schaalbaarheid om aan te tonen hoe het risico-inschattingsproces van
het kantoor kan verschillen:
• in een minder complex kantoor kan het zijn dat de persoon (personen) met operationele
verantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem voldoende inzicht heeft
(hebben) in het kantoor en zijn opdrachten om het risico-inschattingsproces uit te
voeren. Bovendien kan de documentatie van de kwaliteitsdoelstellingen, kwaliteitsrisico's
en maatregelen minder uitgebreid zijn dan in een complexer kantoor (het kan bijvoorbeeld
in één enkel document worden gedocumenteerd).
• in een complexer kantoor kan er een formeel risico-inschattingsproces zijn, waarbij
verschillende personen en talrijke activiteiten betrokken zijn. Het proces kan gecentraliseerd
zijn (de kwaliteitsdoelstellingen, kwaliteitsrisico's en maatregelen worden bijvoorbeeld
centraal vastgesteld voor alle bedrijfseenheden, functies en van professionele diensten)
of gedecentraliseerd (de kwaliteitsdoelstellingen, kwaliteitsrisico's en maatregelen
worden bijvoorbeeld vastgesteld op het niveau van een bedrijfseenheid, functie of
professionele dienst, waarbij de outputs worden gecombineerd op het niveau van het
kantoor). Het netwerk kan het kantoor ook kwaliteitsdoelstellingen, kwaliteitsrisico's
en maatregelen aanreiken om in het kwaliteitsmanagementsysteem te worden opgenomen.
|
-
A40 Het proces van het vaststellen van kwaliteitsdoelstellingen, het identificeren en
inschatten van kwaliteitsrisico's, en het opzetten en implementeren van maatregelen
is iteratief. De vereisten van deze Standaard zijn niet bedoeld om op een lineaire
manier te worden behandeld. Bijvoorbeeld:
-
• bij het identificeren en inschatten van kwaliteitsrisico's kan het kantoor bepalen
dat één of meer aanvullende kwaliteitsdoelstellingen moeten worden vastgesteld.
-
• bij het opzetten en implementeren van maatregelen kan het kantoor bepalen dat een
kwaliteitsrisico niet is geïdentificeerd en ingeschat.
-
A41 Informatiebronnen die het kantoor in staat stellen kwaliteitsdoelstellingen vast te
stellen, kwaliteitsrisico's te identificeren en in te schatten, en maatregelen op
te zetten en te implementeren, maken deel uit van de component ‘informatie en communicatie’
en omvatten het volgende:
-
• de resultaten van het monitoring- en herstelproces (Zie Par. 42 en A171);
-
• informatie afkomstig van het netwerk of serviceproviders, waaronder:
-
○ informatie over netwerkvereisten of -diensten (Zie Par. 48); en
-
○ andere informatie afkomstig van het netwerk, waaronder informatie over de resultaten
van de monitoringactiviteiten die door het netwerk bij de netwerkonderdelen worden
ondernomen (Zie Par. 50–51).
Ook andere informatie, zowel intern als extern, kan relevant zijn voor het risico-inschattingsproces,
zoals:
-
• informatie betreffende klachten en beschuldigingen inzake het niet uitvoeren van werkzaamheden
in overeenstemming met professionele standaarden en met geldende wet- en regelgeving,
of inzake niet-naleving van het beleid of procedures van het kantoor die in overeenstemming
met deze Standaard zijn vastgesteld;
-
• de resultaten van externe inspecties;
-
• informatie van toezichthouders die aan het kantoor ter beschikking is gesteld over
entiteiten waarvoor het kantoor opdrachten uitvoert, zoals informatie van een effectentoezichthouder
over een entiteit waarvoor het kantoor opdrachten uitvoert (bijvoorbeeld onregelmatigheden
in de financiële overzichten van de entiteit of niet-naleving van de effectenregelgeving);
-
• wijzigingen in het kwaliteitsmanagementsysteem die gevolgen hebben voor andere aspecten
van het systeem, bijvoorbeeld wijzigingen in de middelen van het kantoor;
-
• andere externe bronnen, zoals acties van regelgevers of toezichthouders en rechtszaken
tegen het kantoor of andere kantoren in het rechtsgebied, die kunnen wijzen op gebieden
die door het kantoor in overweging moeten worden genomen.
Kwaliteitsdoelstellingen vaststellen (Zie Par. 24)
-
A42 Wet- of regelgeving of professionele standaarden kunnen vereisten vaststellen die
aanleiding geven tot aanvullende kwaliteitsdoelstellingen. Een kantoor kan bijvoorbeeld
op grond van wet- of regelgeving verplicht zijn om niet-uitvoerende personen in de
governancestructuur op te nemen. Het kantoor kan het noodzakelijk achten om aanvullende
kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen om aan de eisen te voldoen.
-
A43 De aard en omstandigheden van het kantoor en zijn opdrachten kunnen zodanig zijn dat
het kantoor het niet nodig acht aanvullende kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen.
-
A44 Het kantoor kan subdoelstellingen vaststellen om de identificatie en inschatting van
kwaliteitsrisico's, en de opzet en implementatie van de maatregelen daartegen, te
verbeteren.
Kwaliteitsrisico's identificeren en inschatten (Zie Par. 25)
-
A45 Er kunnen andere voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden, handelingen of het nalaten
van handelingen zijn die niet in paragraaf 25(a) staan en die het bereiken van een
kwaliteitsdoelstelling negatief beïnvloeden.
-
A46 Een risico vloeit voort uit de wijze waarop en de mate waarin een voorwaarde, gebeurtenis,
omstandigheid. handeling of het nalaten van een handeling het bereiken van een kwaliteitsdoelstelling
negatief kan beïnvloeden. Niet alle risico's voldoen aan de definitie van een kwaliteitsrisico.
Professionele oordeelsvorming is een hulpmiddel bij het bepalen of een risico een
kwaliteitsrisico is op basis van de overweging van het kantoor of er een redelijke
kans bestaat dat het risico zich zal voordoen, hetzij afzonderlijk, hetzij in combinatie
met andere risico's, waardoor het bereiken van één of meer kwaliteitsdoelstellingen
negatief wordt beïnvloed.
Voorbeelden van het inzicht van het kantoor in de voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden,
handelingen of het nalaten van handelingen die een nadelige invloed kunnen hebben
op het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen
|
Voorbeelden van kwaliteitsrisico's die zich kunnen voordoen
|
• de strategische en operationele beslissingen en acties, de bedrijfsprocessen en
het bedrijfsmodel van het kantoor: De algehele financiële doelstellingen zijn al te
zeer afhankelijk van de omvang van de door het kantoor verleende diensten die niet
binnen het toepassingsgebied van deze Standaard vallen.
|
In de context van governance en leiding kan dit aanleiding geven tot een aantal kwaliteitsrisico's,
zoals de volgende:
• middelen worden gealloceerd of toegewezen waarbij voorrang wordt gegeven aan diensten
die niet onder deze Standaard vallen en die de kwaliteit van opdrachten, die wel onder
deze Standaard vallen, nadelig kunnen beïnvloeden.
• bij beslissingen over financiële en operationele prioriteiten wordt niet volledig
of adequaat rekening gehouden met het belang van kwaliteit bij de uitvoering van opdrachten
die onder deze Standaard vallen.
|
• de kenmerken en managementstijl van de leiding: Het kantoor is een klein kantoor
met enkele opdrachtpartners met gezamenlijke autoriteit.
|
In de context van governance en leiding kan dit aanleiding geven tot een aantal kwaliteitsrisico's,
zoals de volgende:
• de verantwoordelijkheden van de leiding voor kwaliteit zijn niet duidelijk omschreven
en toegewezen.
• handelingen en gedragingen van de leiding die de kwaliteit niet bevorderen, worden
niet ter discussie gesteld.
|
• de complexiteit en operationele kenmerken van het kantoor: Het kantoor is onlangs
gefuseerd met een ander kantoor.
|
In de context van middelen kan dit aanleiding geven tot een aantal kwaliteitsrisico's,
waaronder de volgende:
• de technologische middelen die door de twee gefuseerde kantoren worden gebruikt,
kunnen niet op elkaar aansluiten.
• opdrachtteams kunnen gebruik maken van intellectuele middelen die vóór de fusie
werden ontwikkeld en die niet langer consistent zijn met de nieuwe methodologie die
door het nieuw gefuseerde kantoor wordt gebruikt.
|
-
A47 Gezien de zich ontwikkelende aard van het kwaliteitsmanagementsysteem kunnen de maatregelen
die het kantoor heeft opgezet en geïmplementeerd resulteren in voorwaarden, gebeurtenissen,
omstandigheden, handelingen of het nalaten van handelingen die extra kwaliteitsrisico's
met zich meebrengen. Het kantoor kan bijvoorbeeld een middel (bijvoorbeeld een technologisch
middel) inzetten als maatregel op een kwaliteitsrisico, en het gebruik van dat middel
kan kwaliteitsrisico’s met zich meebrengen.
-
A48 De mate waarin een risico, afzonderlijk of in combinatie met andere risico's, een
nadelige invloed kan hebben op het behalen van kwaliteitsdoelstelling(en), kan variëren
naar gelang van de voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden, handelingen of het
nalaten ervan die aanleiding geven tot het risico, rekening houdend met bijvoorbeeld
het volgende:
-
• hoe de voorwaarde, de gebeurtenis, de omstandigheid, de handeling of het nalaten ervan
van invloed zou zijn op het bereiken van de kwaliteitsdoelstelling;
-
• de frequentie waarmee de voorwaarde, de gebeurtenis, de omstandigheid, de handeling
of het nalaten ervan zich naar verwachting zal voordoen;
-
• de tijd die nodig is totdat de voorwaarde, de gebeurtenis, de omstandigheid, de handeling
of het nalaten ervan effect heeft, en of het kantoor binnen die tijd de gelegenheid
zou hebben om te reageren om het effect van de voorwaarde, de gebeurtenis, de omstandigheid,
de handeling of het nalaten ervan te mitigeren;
-
• hoe lang de voorwaarde, de gebeurtenis, de omstandigheid, de handeling of het nalaten
ervan, van invloed zou zijn op het bereiken van de kwaliteitsdoelstelling, zodra deze
zich heeft voorgedaan.
De inschatting van kwaliteitsrisico’s hoeft geen formele waarderingen of scores te
omvatten, hoewel het kantoren niet wordt belet deze te gebruiken.
Maatregelen opzetten en implementeren om kwaliteitsrisico's te mitigeren (Zie Par.
16(u), 26)
-
A49 De aard, timing en omvang van de maatregelen zijn gebaseerd op de motivering van de
inschatting van de kwaliteitsrisico’s. Dat wil zeggen de verwachte mate van optreden
en effect op het bereiken van één of meer kwaliteitsdoelstellingen.
-
A50 De maatregelen die het kantoor heeft opgezet en geïmplementeerd kunnen op het kantoor-
of opdrachtniveau worden genomen. Ook kan er sprake zijn van een combinatie van verantwoordelijkheden
voor maatregelen die op het kantoor- en opdrachtniveau worden genomen.
Voorbeeld van een opgezette en geïmplementeerde maatregel die zowel op het kantoor-
als opdrachtniveau werkt:
Het kantoor stelt beleid of procedures op voor consultatie die omvatten met wie de
opdrachtteams moeten consulteren en voor welke specifieke aangelegenheden consultatie
is vereist. Het kantoor stelt in voldoende mate gekwalificeerde en ervaren personen
aan voor het behandelen van consultaties. Het opdrachtteam is verantwoordelijk voor
het identificeren van aangelegenheden die voor consulatie in aanmerking komen, voor
het initiëren van de consultatie en voor het implementeren van de conclusies die uit
de consultatie voortkomen.
|
-
A51 Om de consistentie te waarborgen kan de behoefte aan formeel gedocumenteerd beleid
of procedures groter zijn bij kantoren met veel personeel of met grote geografische
spreiding.
Wijzigingen in de aard en omstandigheden van het kantoor of zijn opdrachten (Zie Par.
27)
- A52
Voorbeeld van schaalbaarheid om aan te tonen hoe het beleid of de procedures voor
het identificeren van informatie over wijzigingen in de aard en omstandigheden van
het kantoor en zijn opdrachten kunnen verschillen:
• een minder complex kantoor kan informeel beleid of procedures hebben voor het identificeren
van informatie over wijzigingen in de aard en omstandigheden van het kantoor of zijn
opdrachten. Dit kan met name indien de persoon of personen die verantwoordelijk zijn
voor het vaststellen van kwaliteitsdoelstellingen, het identificeren en inschatten
van kwaliteitsrisico's, en het opzetten en implementeren van maatregelen in staat
zijn om dergelijke informatie in het kader van de normale uitoefening van hun activiteiten
te identificeren.
• een complexer kantoor kan mogelijk formeler beleid of procedures moeten vaststellen
voor het identificeren en in overweging nemen van informatie over wijzigingen in de
aard en omstandigheden van het kantoor of zijn opdrachten. Dit kan bijvoorbeeld inhouden
dat periodiek wordt gekeken naar informatie over de aard en omstandigheden van het
kantoor en zijn opdrachten, inclusief het voortdurend opvolgen van trends en gebeurtenissen
in de interne en externe omgeving van het kantoor.
|
-
A53 Het kan noodzakelijk zijn aanvullende kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen dan
wel kwaliteitsrisico's en maatregelen toe te voegen of te wijzigen als onderdeel van
de herstelmaatregelen voor een geïdentificeerde tekortkoming overeenkomstig paragraaf
42.
-
A54 Het kantoor kan kwaliteitsdoelstellingen hebben vastgesteld naast de doelstellingen
die in deze Standaard zijn gespecificeerd. Het kantoor kan ook informatie identificeren
die erop wijst dat aanvullende kwaliteitsdoelstellingen die reeds door het kantoor
zijn vastgesteld, niet langer nodig zijn of moeten worden aangepast.
Governance en leiding
Commitment ten aanzien van kwaliteit (Zie Par. 28(a))
-
A55 De cultuur van het kantoor is een belangrijke factor bij het beïnvloeden van het gedrag
van het personeel. De relevante ethische voorschriften stellen in het algemeen de
beginselen van de beroepsethiek vast en worden meer in detail besproken in de component
‘Relevante ethische voorschriften’ van deze Standaard. Professionele waarden en attitudes
kunnen omvatten:
-
• professioneel gedrag, bijvoorbeeld stiptheid, beleefdheid, respect, bereidheid tot
het afleggen van verantwoording, reactievermogen en betrouwbaarheid;
-
• een commitment ten aanzien van teamwork;
-
• openstaan voor nieuwe ideeën of andere perspectieven in de werkomgeving;
-
• het streven naar uitmuntendheid;
-
• een commitment tot voortdurende verbetering (bijvoorbeeld verwachtingen stellen die
verder gaan dan de minimumvereisten en de nadruk leggen op voortdurend leren);
-
• sociale verantwoordelijkheid.
-
A56 Het strategische besluitvormingsproces van het kantoor, inclusief de vaststelling
van een bedrijfsstrategie, kan zaken omvatten zoals:
-
• de beslissingen betreffende financiële en operationele aangelegenheden;
-
• de financiële doelstellingen;
-
• de wijze waarop de financiële middelen worden beheerd;
-
• de groei van het marktaandeel;
-
• de specialisatie op bedrijfstakniveau; of
-
• nieuw aangeboden diensten.
De financiële en operationele prioriteiten kunnen direct of indirect van invloed zijn
op het commitment ten aanzien van kwaliteit. Het kantoor kan bijvoorbeeld mogelijk
stimulansen hebben die gericht zijn op financiële en operationele prioriteiten waardoor
gedragingen die blijk geven van een commitment ten aanzien van kwaliteit worden ontmoedigd.
Leiding (Zie Par. 28(b) en 28(c))
-
A57 Tot de maatregelen die het kantoor heeft opgezet en geïmplementeerd om het management
verantwoordelijk te houden voor kwaliteit behoren de functioneringsgesprekken in paragraaf
56.
-
A58 Hoewel de leiding de toon aan de top zet door haar handelingen en gedragingen, dragen
duidelijke, consistente en frequente handelingen en communicaties op alle niveaus
collectief bij tot de cultuur van het kantoor en tonen zij een commitment ten aanzien
van kwaliteit.
Organisatiestructuur (Zie Par. 28(d))
-
A59 De organisatiestructuur kan operationele eenheden, operationele processen, divisies
of geografische locaties, en andere structuren omvatten. In sommige gevallen kan het
kantoor processen of activiteiten concentreren of centraliseren in een dienstverleningscentrum.
Ook kunnen opdrachtteams bestaan uit personeel van het dienstverleningscentrum van
het kantoor dat specifieke taken uitvoert van repetitieve of gespecialiseerde aard.
Middelen (Zie Par. 28(e))
-
A60 De persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid of de operationele verantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem is (zijn) in de meeste gevallen in staat om invloed
uit te oefenen op de aard en omvang van de middelen die het kantoor verkrijgt, ontwikkelt,
gebruikt en in stand houdt, alsmede op de wijze waarop deze middelen worden gealloceerd
of toegewezen, inclusief de tijdstippen waarop zij worden ingezet.
-
A61 Omdat de behoeften aan middelen in de loop van de tijd kunnen veranderen, kan het
praktisch niet haalbaar zijn om op alle behoeften aan middelen te anticiperen. De
planning van de middelen kan inhouden dat wordt bepaald welke middelen op dit moment
nodig zijn, dat een prognose wordt gemaakt van de toekomstige behoeften aan middelen
en dat processen worden vastgesteld om onvoorziene behoeften aan middelen te behandelen
wanneer deze zich voordoen.
Relevante ethische voorschriften (Zie Par. 16(t), 29)
-
A62 De VGBA en de ViO bevatten de fundamentele ethische beginselen en gedragsnormen die
van een accountant worden verwacht, en stellen onafhankelijkheidsvoorschriften vast.
De fundamentele beginselen zijn professionaliteit, integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid
en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. In de VGBA en de ViO wordt ook gespecificeerd
welke aanpak een accountant moet volgen om te voldoen aan de fundamentele beginselen
en, in voorkomend geval, aan de onafhankelijkheidsvoorschriften. Bovendien behandelt
de VGBA specifieke onderwerpen in verband met de naleving van de fundamentele beginselen.
De VGBA en de ViO bevatten ethische vereisten. Lokale wet- en regelgeving bevat mogelijk
ook voorschriften inzake ethische vereisten, inclusief onafhankelijkheidsvoorschriften.
-
A63 In sommige gevallen kunnen de aangelegenheden die in het kwaliteitsmanagementsysteem
aan de orde komen, specifieker zijn dan, of een aanvulling vormen op, de bepalingen
van de relevante ethische voorschriften.
Voorbeelden van zaken die een kantoor in zijn kwaliteitsmanagementsysteem kan opnemen
en die specifieker zijn dan, of een aanvulling vormen op, de bepalingen van de toepasselijke
ethische voorschriften:
• het kantoor verbiedt het aannemen van geschenken en gastvrijheid van een cliënt,
zelfs als de waarde daarvan triviaal en onbeduidend is.
• het kantoor stelt roulatieperioden vast voor alle opdrachtpartners, inclusief degenen
die andere assurance-opdrachten of aan assurance verwante opdrachten uitvoeren, en
breidt roulatieperioden uit tot alle senior opdrachtteamleden.
|
-
A64 Andere componenten kunnen van invloed zijn op of verband houden met de component ‘relevante
ethische voorschriften’.
Voorbeelden van verbanden tussen de component ‘relevante ethische voorschriften’ en
andere componenten:
• de component ‘informatie en communicatie’ kan de communicatie van diverse aangelegenheden
in verband met de relevante ethische voorschriften bevatten, inclusief:
○ het communiceren van de onafhankelijkheidsvoorschriften aan het personeel en aan
anderen die onderworpen zijn aan onafhankelijkheidsvoorschriften.
○ het zonder vrees voor represailles communiceren door personeel en opdrachtteams
van relevante informatie aan het kantoor, zoals situaties die een bedreiging kunnen
vormen voor de onafhankelijkheid, of schendingen van relevante ethische voorschriften.
• in het kader van de component ‘middelen’ kan het kantoor:
○ personen aanwijzen om de naleving van de relevante ethische regels te managen en
te monitoren of om te consulteren over aangelegenheden in verband met relevante ethische
voorschriften.
○ IT-toepassingen gebruiken om de naleving van de relevante ethische voorschriften
te monitoren, inclusief het vastleggen en bewaren van informatie in verband met onafhankelijkheid.
|
-
A65 Welke relevante ethische voorschriften van toepassing zijn op anderen hangt af van
de bepalingen van de relevante ethische voorschriften en van de wijze waarop het kantoor
gebruik maakt van anderen in het kader van zijn kwaliteitsmanagementsysteem of bij
de uitvoering van opdrachten.
Voorbeelden van relevante ethische voorschriften die op anderen van toepassing zijn:
• relevante ethische voorschriften kunnen onafhankelijkheidsvoorschriften omvatten
die van toepassing zijn op netwerkonderdelen of medewerkers van netwerkonderdelen.
Zo bevat de ViO bijvoorbeeld onafhankelijkheidsvoorschriften die van toepassing zijn
op Nederlandse netwerkonderdelen.
• relevante ethische voorschriften kunnen een definitie bevatten van het begrip ‘opdrachtteam’
of van een soortgelijk begrip, en de definitie kan elke persoon omvatten die assurance-werkzaamheden
voor een opdracht uitvoert (bijvoorbeeld een accountant van een groepsonderdeel of
een serviceprovider die ingeschakeld is om een fysieke voorraadtelling op een externe
locatie bij te wonen). Dienovereenkomstig kunnen alle vereisten van de relevante ethische
voorschriften die gelden voor het opdrachtteam, zoals gedefinieerd in de relevante
ethische voorschriften of andere soortgelijke concepten, ook relevant zijn voor dergelijke
personen.
• het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid kan van toepassing zijn op het netwerk
van het kantoor, op andere netwerkonderdelen, of op serviceproviders indien zij toegang
hebben tot informatie van cliënten die het kantoor heeft verkregen.
|
Overwegingen met betrekking tot de publieke sector
Aanvaarding en continuering van cliëntrelaties en specifieke opdrachten
De aard en de omstandigheden van de opdracht en de integriteit en ethische waarden
van de cliënt (Zie Par. 30(a)(i))
-
A67 De verkregen informatie over de aard en de omstandigheden van de opdracht kan het
volgende omvatten:
-
• de sector van de entiteit waarvoor de opdracht wordt uitgevoerd en relevante regelgevings-
en toezichtsfactoren;
-
• de aard van de entiteit, bijvoorbeeld haar activiteiten, organisatiestructuur, verdeling
van eigendom en governance, bedrijfsmodel en wijze van financiering; en
-
• de aard van het onderliggende onderzoeksobject en van toepassing zijnde criteria,
bijvoorbeeld in het geval van geïntegreerde rapportering:
-
○ het onderliggende onderzoeksobject kan sociale informatie, milieu-informatie of informatie
over gezondheid en veiligheid omvatten; en
-
○ de van toepassing zijnde criteria kunnen prestatiemaatstaven zijn die door een erkende
instantie of door deskundigen zijn vastgesteld.
-
A68 De verkregen informatie om de oordeelsvormingen over de integriteit en de ethische
waarden van de cliënt te ondersteunen, kan onder meer betrekking hebben op de identiteit
en de zakelijke reputatie van de belangrijkste houders van kapitaalbelangen in de
cliënt, haar leidinggevend personeel op sleutelposities en met governance belaste
personen.
Voorbeelden van factoren die van invloed kunnen zijn op de aard en omvang van de verkregen
informatie over de integriteit en ethische waarden van de cliënt, zijn onder meer
de volgende:
• de aard van de entiteit waarvoor de opdracht wordt uitgevoerd, inclusief de complexiteit
van haar eigendoms- en managementstructuur.
• de aard van de activiteiten van de cliënt, inclusief haar bedrijfsvoering.
• informatie over de houding van de belangrijkste houders van kapitaalbelangen in
de cliënt, haar leidinggevend personeel op sleutelposities en met governance belaste
personen, ten aanzien van aangelegenheden zoals een agressieve toepassing van de verslaggevingsstandaarden
en de interne beheersingsomgeving.
• de vraag of de cliënt zich op nadrukkelijke wijze inzet om de honoraria zo laag
mogelijk te houden.
• aanwijzingen van een door de cliënt opgelegde beperking in de uitvoering van de
werkzaamheden.
• aanwijzingen dat de cliënt betrokken zou kunnen zijn bij het witwassen van geld
of bij andere strafbare activiteiten.
• de redenen voor de voorgestelde aanstelling van het kantoor en voor het niet verlengen
van de aanstelling van het vorige kantoor.
• de identiteit en zakelijke reputatie van verbonden partijen.
|
-
A69 Het kantoor kan deze informatie uit diverse interne en externe bronnen verkrijgen,
waaronder de volgende:
-
• in het geval van een bestaande cliënt, informatie over lopende of eerdere opdrachten,
indien van toepassing, of het verzoeken om inlichtingen bij ander personeel die andere
opdrachten voor de cliënt hebben uitgevoerd.
-
• in het geval van een nieuwe cliënt, het verzoeken om inlichtingen bij huidige of vorige
accountancydienstverleners in overeenstemming met de relevante ethische voorschriften.
-
• besprekingen met andere derde partijen, zoals bankiers, juristen en sectorgenoten.
-
• achtergrondonderzoek via relevante databanken (die intellectuele bronnen kunnen zijn).
In sommige gevallen kan het kantoor gebruikmaken van een serviceprovider om het achtergrondonderzoek
uit te voeren.
-
A70 De informatie die het kantoor verkrijgt tijdens het proces van aanvaarding en continuering
van de opdracht kan vaak ook relevant zijn voor het opdrachtteam bij de planning en
uitvoering van de opdracht. Professionele standaarden kunnen specifiek vereisen dat
het opdrachtteam dergelijke informatie verkrijgt of in overweging neemt. Zo vereist
Standaard 220 dat de opdrachtpartner bij de planning en uitvoering van de controleopdracht rekening
houdt met de informatie die in het kader van het proces van aanvaarding en continuering
van de controleopdracht is verkregen.
-
A71 Professionele standaarden of geldende wet- en regelgeving kunnen:
-
• specifieke bepalingen bevatten die in overweging moeten worden genomen alvorens een
cliëntrelatie of een specifieke opdracht te aanvaarden of te continueren; en ook
-
• vereisen dat het kantoor bij het aanvaarden van een opdracht vraagt om inlichtingen
bij het huidige of voorgaande kantoor.
Indien er bijvoorbeeld een wisseling van accountant heeft plaatsgevonden, is volgens
Standaard 300 vereist dat de accountant, voor de start van een eerste controle, met de voorgaande
accountant communiceert in overeenstemming met relevante ethische voorschriften.
De VGBA of de ViO bevatten ook vereisten voor:
-
• het in overweging nemen van belangenconflicten bij het aanvaarden of continueren van
een cliëntrelatie of van een specifieke opdracht; en
-
• het communiceren met de huidige of voorgaande accountant bij het aanvaarden van een
opdracht tot controle, beoordeling of samenstelling van financiële overzichten.
Het vermogen van het kantoor om de opdracht uit te voeren (Zie Par. 30(a)(ii))
De financiële en operationele prioriteiten van het kantoor (Zie Par. 30(b))
-
A73 Financiële prioriteiten kunnen gericht zijn op de winstgevendheid, en honoraria ontvangen
voor het uitvoeren van opdrachten hebben een effect op de financiële middelen van
het kantoor. Operationele prioriteiten kunnen aandachtsgebieden van strategisch belang
omvatten, zoals de groei van het marktaandeel, sectorspecialisatie, of het aanbieden
van nieuwe professionele diensten. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin het
kantoor tevreden is met de voor een opdracht voorgestelde honoraria, maar het toch
niet passend is om de opdracht of de cliëntrelatie te aanvaarden of te continueren
(bijvoorbeeld indien het de cliënt aan integriteit en ethische waarden ontbreekt).
-
A74 Er kunnen zich andere omstandigheden voordoen waarin de voor een opdracht voorgestelde
honoraria, gelet op de aard en de omstandigheden van de opdracht, ontoereikend zijn,
en dit kan afbreuk doen aan het vermogen om de opdracht uit te voeren in overeenstemming
met professionele standaarden en geldende wet- en regelgeving.
Opdrachtuitvoering
Verantwoordelijkheden van het opdrachtteam en het aansturen, toezicht houden en beoordelen
(Zie Par. 31(a) en 31(b))
-
A75 Professionele standaarden of geldende wet- en regelgeving kunnen specifieke bepalingen
bevatten betreffende de algehele verantwoordelijkheid van de opdrachtpartner. Zo behandelt
Standaard 220 de algehele verantwoordelijkheid van de opdrachtpartner voor het managen
en bereiken van de kwaliteit van de opdracht en voor het op voldoende en passende
wijze betrokken zijn gedurende de opdracht, inclusief het verantwoordelijk zijn voor
de passende aansturing van, en het passende toezicht op, het opdrachtteam en voor
de beoordeling van de uitgevoerde werkzaamheden.
- A76
Voorbeelden van aansturen, toezicht houden en beoordelen:
• het aansturen van en het toezicht houden op het opdrachtteam kan omvatten:
○ het volgen van de voortgang van de opdracht;
○ met betrekking tot de leden van het opdrachtteam, het overwegen:
■ of zij hun instructies begrijpen; en
■ of de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de geplande opdrachtaanpak;
○ het behandelen van aangelegenheden die tijdens de opdracht aan de orde zijn gekomen,
het in overweging nemen van de significantie daarvan, en het op passende wijze aanpassen
van de geplande aanpak; en
○ het identificeren van aangelegenheden ter consultatie of ter overweging door meer
ervaren leden van het opdrachtteam.
• een beoordeling van de uitgevoerde werkzaamheden kan de afweging omvatten of:
○ de werkzaamheden zijn uitgevoerd in overeenstemming met het beleid of de procedures,
de professionele standaarden, en geldende wet- en regelgeving.
○ er significante kwesties aan de orde zijn gesteld voor verdere overweging;
○ passende consultaties hebben plaatsgevonden en de daaruit voortvloeiende conclusies
zijn gedocumenteerd en geïmplementeerd;
○ het nodig is de aard, timing en omvang van de geplande werkzaamheden te herzien;
○ de uitgevoerde werkzaamheden de conclusies ondersteunen en op passende wijze zijn
gedocumenteerd;
○ de informatie die is verkregen voor een assurance-opdracht voldoende en geschikt
is om de rapportage te onderbouwen; en
○ de doelstellingen van de werkzaamheden van de opdracht zijn bereikt.
|
-
A77 In bepaalde omstandigheden kan het kantoor personeel van een dienstverleningscentrum
van het kantoor of personen van een dienstverleningscentrum van een ander netwerkonderdeel
inzetten om opdrachtwerkzaamheden uit te voeren (d.w.z. personeel of andere personen
worden in het opdrachtteam opgenomen). In dergelijke omstandigheden kunnen het beleid
of de procedures specifiek betrekking hebben op het aansturen van en het toezicht
houden op de personen en op het beoordelen van hun werkzaamheden, bijvoorbeeld:
-
• welke aspecten van de opdracht kunnen worden toegewezen aan personen in het dienstverleningscentrum;
-
• de wijze waarop van de opdrachtpartner, of van de persoon namens deze, wordt verwacht
de werkzaamheden van de personen in het dienstverleningscentrum aan te sturen, daarop
toezicht te houden en hun werkzaamheden te beoordelen; en
-
• de communicatieprotocollen tussen het opdrachtteam en de personen in het dienstverleningscentrum.
Professionele oordeelsvorming en professioneel-kritische instelling (Zie Par. 31(c))
-
A78 Een professioneel-kritische instelling ondersteunt de kwaliteit van de oordeelsvormingen
in het kader van een assurance-opdracht en daarmee de algehele effectiviteit van het
opdrachtteam bij het uitvoeren van de assurance-opdracht. Andere uitingen van de NBA
kunnen betrekking hebben op de uitoefening van professionele oordeelsvorming of van
een professioneel-kritische instelling op het niveau van de opdracht. Standaard 220 geeft bijvoorbeeld voorbeelden van belemmeringen ten aanzien van de uitoefening van
een professioneel-kritische houding op het niveau van de opdracht, van onbewuste vooringenomenheden
van de accountant die de uitoefening van een professioneel-kritische instelling kunnen
belemmeren, en van mogelijke maatregelen die het opdrachtteam kan nemen om dergelijke
belemmeringen te mitigeren.
Consultatie (Zie Par. 31(d))
-
A79 Consultatie omvat normaal gesproken een discussie op het passende professionele niveau,
met personen van binnen of buiten het kantoor die over gespecialiseerde deskundigheid
beschikken, over moeilijke of omstreden kwesties. Een omgeving die het belang en de
voordelen van consultatie versterkt en de opdrachtteams aanmoedigt om te consulteren,
kan bijdragen aan een cultuur die blijk geeft van een commitment ten aanzien van kwaliteit.
-
A80 Het kantoor kan moeilijke of omstreden aangelegenheden specificeren waarover consultatie
nodig is. Ook het opdrachtteam kan aangelegenheden identificeren die consultatie vereisen.
Het kantoor kan ook duiden hoe de conclusies moeten worden overeengekomen en geïmplementeerd.
-
A81 Standaard 220 bevat vereisten voor de opdrachtpartner ten aanzien van consultatie.
Verschillen van inzicht (Zie Par. 31(e))
-
A82 Het kantoor kan stimuleren dat verschillen van inzicht vroegtijdig worden geïdentificeerd.
Ook kan het kantoor aangeven welke stappen moeten worden genomen om deze verschillen
van inzicht aan de orde te stellen en aan te pakken, inclusief de wijze waarop de
kwestie moet worden opgelost en hoe de desbetreffende conclusies moeten worden geïmplementeerd
en gedocumenteerd. In bepaalde omstandigheden kunnen verschillen van inzicht worden
opgelost door consultatie van een andere beroepsbeoefenaar of van een ander kantoor,
of van een beroeps-, regelgevende of toezichthoudende instantie.
Opdrachtdocumentatie (Zie Par. 31(f))
-
A83 Wet- of regelgeving of professionele standaarden kunnen termijnen voorschrijven waarbinnen
de samenstelling van definitieve opdrachtdossiers voor specifieke soorten opdrachten
moet zijn voltooid. Indien deze termijnen niet bij wet- of regelgeving zijn voorgeschreven,
kan het kantoor die termijn vaststellen. Voor opdrachten die zijn uitgevoerd in overeenstemming
met de Standaarden voor controleopdrachten of assurance-opdrachten is een passende
termijn voor de voltooiing van de samenstelling van het definitieve opdrachtdossier
gewoonlijk niet meer dan 60 dagen na de datum van de opdrachtrapportage.
-
A84 Het bewaren en onderhouden van opdrachtdocumentatie kan het managen omvatten van de
bewaring, de integriteit, de toegankelijkheid of de terugvindbaarheid van de onderliggende
gegevens en de daarmee verband houdende technologie. Het bewaren en onderhouden van
opdrachtdocumentatie kan het gebruik van IT-toepassingen met zich meebrengen. De integriteit
van opdrachtdocumentatie kan in het gedrang komen indien deze wordt gewijzigd, aangevuld
of verwijderd zonder toestemming daartoe, of indien zij blijvend verloren is gegaan
of blijvende schade heeft opgelopen.
-
A85 Wet- of regelgeving of professionele standaarden kunnen de bewaartermijnen voor opdrachtdocumentatie
voorschrijven. Indien geen bewaartermijnen zijn voorgeschreven, kan het kantoor de
aard van de opdrachten en de omstandigheden van het kantoor in aanmerking nemen, waaronder
de vraag of opdrachtdocumentatie vereist is om te zorgen voor een vastlegging van
aangelegenheden die van blijvend belang zijn voor toekomstige opdrachten. Voor opdrachten
die zijn uitgevoerd in overeenstemming met de standaarden voor controleopdrachten
of assurance-opdrachten bedraagt de bewaartermijn zeven jaar, gerekend vanaf de datum
van de opdrachtrapportage of vanaf de datum van de controleverklaring betreffende
de financiële overzichten van de groep, indien deze laatste datum later valt.
Kantoren kunnen besluiten om een langere bewaartermijn te hanteren, bijvoorbeeld met
het oog op de in Nederland bestaande mogelijkheid om binnen een periode van 10 jaar
een tuchtklacht in te dienen.
Middelen (Zie Par. 32)
-
A86 Middelen in het kader van de component ‘middelen’ omvatten:
-
• human resources.
-
• technologische middelen, bijvoorbeeld IT-toepassingen.
-
• intellectuele middelen, zoals schriftelijk vastgelegd beleid of procedures, een methodologie
of handleidingen.
Financiële middelen zijn ook relevant voor het kwaliteitsmanagementsysteem omdat zij
nodig zijn om de human resources, de technologische en intellectuele middelen te verkrijgen,
te ontwikkelen en te onderhouden. Het beheer en de toewijzing van financiële middelen
worden sterk beïnvloed door de leiding. Daarom hebben de kwaliteitsdoelstellingen
betreffende governance en leiding, zoals die in verband met financiële en operationele
prioriteiten, betrekking op de financiële middelen.
-
A87 Middelen kunnen van binnen het kantoor afkomstig zijn, maar kunnen ook extern worden
verkregen vanuit het netwerk, van een ander netwerkonderdeel, of van een serviceprovider.
Middelen kunnen worden gebruikt voor het uitvoeren van activiteiten binnen het kwaliteitsmanagementsysteem,
of voor het uitvoeren van opdrachten als onderdeel van de toepassing van het kwaliteitsmanagementsysteem.
In omstandigheden waarin een middel wordt verkregen van het netwerk of van een ander
netwerkonderdeel maken de paragrafen 48–52 deel uit van de maatregelen, die het kantoor
heeft opgezet en geïmplementeerd om de doelstellingen van deze component te bereiken.
Human resources
Het werven, ontwikkelen en behouden van personeel en competentie en capaciteiten van
het personeel (Zie Par. 32(a) en 32(d))
-
A88 Competentie is het vermogen van een persoon om een taak uit te voeren en gaat verder
dan kennis van beginselen, standaarden, concepten, feiten en procedures; het is de
integratie en toepassing van technische competentie, professionele vaardigheden, -ethiek,
-waarden en -attitudes. Competentie kan op verschillende manieren worden ontwikkeld,
onder meer door beroepsopleiding, permanente educatie, training, werkervaring, of
coaching van minder ervaren opdrachtteamleden door meer ervaren opdrachtteamleden.
-
A89 Wet- of regelgeving of professionele standaarden kunnen vereisten vaststellen voor
competentie en capaciteiten, zoals vereisten voor het verkrijgen van de professionele
vergunning van opdrachtpartners, inclusief vereisten voor hun professionele opleiding
en permanente educatie.
- A90
Voorbeelden van beleid of procedures in verband met het werven, ontwikkelen en behouden
van personeel:
Het beleid of de procedures die het kantoor heeft opgezet en geïmplementeerd in verband
met het werven, ontwikkelen en behouden van personeel kunnen het volgende behandelen:
• het werven van mensen, die over de passende competentie beschikken of die in staat
zijn deze te ontwikkelen.
• trainingsprogramma’s gericht op het ontwikkelen van de competentie van het personeel
en op permanente educatie.
• evaluatiemechanismen die met passende tussenpozen worden uitgevoerd, en competentiegebieden
en andere prestatiemaatstaven omvatten.
• beloning, bevordering en andere stimulansen voor al het personeel, inclusief opdrachtpartners
en personen met taken en verantwoordelijkheden in verband met het kwaliteitsmanagementsysteem.
|
Commitment en verantwoordelijkheid van het personeel ten aanzien van kwaliteit en
erkenning van de commitment ten aanzien van kwaliteit (Zie Par. 32(b))
-
A91 Tijdige evaluaties en feedback ondersteunen en bevorderen de permanente ontwikkeling
van de competentie van het personeel. Er kan gebruik worden gemaakt van minder formele
evaluatie- en feedbackmethoden, zoals in het geval van bedrijven met minder personeel.
-
A92 Positieve handelingen of gedragingen die het personeel vertoont kunnen op verschillende
manieren worden erkend, zoals door beloning, promotie of andere stimulansen. In sommige
omstandigheden kunnen eenvoudige of informele stimulansen die niet op geldelijke beloningen
zijn gebaseerd, passend zijn.
-
A93 De wijze waarop het kantoor zijn personeel verantwoordelijk houdt voor handelingen
of gedragingen die de kwaliteit negatief beïnvloeden, zoals het niet-etaleren van
commitment ten aanzien van kwaliteit, het niet-ontwikkelen en in stand houden van
de competentie die nodig is om hun rol te vervullen, of het niet-implementeren van
de opgezette maatregelen van het kantoor, kan afhangen van de aard van de handeling
of het gedrag, inclusief de ernst en de frequentie van optreden. Maatregelen die het
kantoor kan nemen indien personeel handelingen of gedragingen vertoont die de kwaliteit
negatief beïnvloeden, zijn onder meer:
-
• training of andere professionele ontwikkeling.
-
• het in overweging nemen van het effect van de kwestie in de evaluatie, beloning, bevordering
of andere stimulansen van de betrokken personen.
-
• disciplinaire maatregelen, indien passend.
Extern aangetrokken personen (Zie Par. 32(c))
Opdrachtteamleden toegewezen aan elke opdracht (Zie Par. 32(d))
-
A95 Opdrachtteamleden kunnen aan opdrachten worden toegewezen door:
-
• het kantoor, ook voor personeel afkomstig van een dienstverleningscentrum van het
kantoor.
-
• het netwerk van het kantoor of een ander netwerkonderdeel indien het kantoor gebruik
maakt van personen van het netwerk van het kantoor of van een ander netwerkonderdeel
om werkzaamheden op een opdracht uit te voeren (bijvoorbeeld een accountant van een
groepsonderdeel of een dienstverleningscentrum van het netwerk of een ander netwerkonderdeel).
-
• een serviceprovider indien het kantoor gebruik maakt van personen van een serviceprovider
om werkzaamheden op een opdracht uit te voeren (bijvoorbeeld een accountant van een
groepsonderdeel afkomstig van een kantoor dat geen deel uitmaakt van het netwerk van
het kantoor).
-
A96 Standaard 220 behandelt de verantwoordelijkheid van de opdrachtpartner om te bepalen dat de leden
van het opdrachtteam, alsmede door de accountant ingeschakelde externe deskundigen
en interne auditors die directe assistentie verlenen en die geen deel uitmaken van het opdrachtteam, collectief beschikken over
de passende competentie en capaciteiten, inclusief voldoende tijd, om de opdracht
uit te voeren. Standaard 600 gaat nader in op de toepassing van Standaard 220 met betrekking tot de controle van
de financiële overzichten van een groep. Maatregelen die het kantoor heeft opgezet
en geïmplementeerd gericht op de competentie en capaciteiten van de leden van het
opdrachtteam die aan de opdracht zijn toegewezen, kunnen beleid of procedures omvatten
die betrekking hebben op:
-
• informatie die door de opdrachtpartner kan worden verkregen en de factoren waarmee
rekening moet worden gehouden bij het bepalen dat de opdrachtteamleden, die aan de
opdracht zijn toegewezen, inclusief de leden die zijn toegewezen door het netwerk,
een ander netwerkonderdeel of een serviceprovider, beschikken over de competentie
en capaciteiten om de opdracht uit te voeren.
-
• hoe zorgen over de competentie en capaciteiten van de opdrachtteamleden, in het bijzonder
leden die door het netwerk, een andere netwerkonderdeel of een serviceprovider zijn
toegewezen, kunnen worden opgelost.
-
A97 De vereisten in paragrafen 48 tot en met 52 gelden ook indien personen uit het netwerk
of een ander netwerkonderdeel bij een opdracht worden ingezet inclusief accountants
van groepsonderdelen (zie bijvoorbeeld Par. A179).
Technologische middelen (Zie Par. 32(f))
-
A98 Technologische middelen, die doorgaans IT-toepassingen zijn, maken deel uit van de
IT-omgeving. De IT-omgeving omvat ook de ondersteunende IT-infrastructuur, de IT-processen
en de human resources bij die processen:
-
• een IT-toepassing is een programma of een set van programma's, die zijn opgezet om
een specifieke functie uit te voeren, rechtstreeks voor de gebruiker of, in sommige
gevallen, voor een ander applicatie;
-
• de IT-infrastructuur omvat het IT-netwerk, besturingssystemen, databases en de bijbehorende
hard- en software;
-
• de IT-processen zijn de processen voor het beheer van de toegang tot de IT-omgeving,
voor het beheer van programmawijzigingen of wijzigingen in de IT-omgeving, en voor
het beheer van IT-activiteiten, wat het monitoren van de IT-omgeving omvat.
-
A99 Een technologisch middel kan voor verschillende doelen binnen het kantoor worden gebruikt,
en het is mogelijk dat sommigen geen verband houden met het kwaliteitsmanagementsysteem.
In het kader van deze Standaard zijn de volgende technologische hulpmiddelen relevant:
-
• technologische middelen die direct worden gebruikt bij het opzetten, implementeren
of toepassen van het kwaliteitsmanagementsysteem;
-
• technologische middelen die opdrachtteams direct gebruiken bij de uitvoering van opdrachten;
en
-
• technologische middelen die essentieel zijn voor de effectieve werking van het bovenstaande,
zoals met betrekking tot een IT-toepassing, de IT-infrastructuur en de IT-processen
die de IT-toepassing ondersteunen.
Voorbeelden van schaalbaarheid om aan te tonen hoe de technologische middelen die
voor de doeleinden van deze Standaard relevant zijn, kunnen verschillen:
• in een minder complex kantoor kunnen de technologische middelen bestaan uit een
commerciële IT-toepassing, die de opdrachtteams gebruiken en die is aangekocht bij
een serviceprovider. De IT-processen die de werking van de IT-toepassing ondersteunen,
kunnen ook relevant zijn, hoewel ze eenvoudig kunnen zijn (bijvoorbeeld de processen
voor het autoriseren van toegang tot de IT-toepassing en het verwerken van updates
van de IT-toepassing).
• in een complexer kantoor kunnen de technologische middelen complexer zijn en kunnen
ze omvatten:
○ meerdere IT-toepassingen, inclusief op maat ontwikkelde toepassingen of toepassingen
die zijn ontwikkeld via het netwerk, zoals:
■ IT-toepassingen die opdrachtteams gebruiken (bijvoorbeeld opdrachtsoftware en geautomatiseerde
controlehulpmiddelen).
■ IT-toepassingen die het kantoor heeft ontwikkeld en gebruikt om bepaalde aspecten
van het kwaliteitsmanagementsysteem te managen (bijvoorbeeld IT-toepassingen om onafhankelijkheid
te monitoren of personeel toe te wijzen aan opdrachten);
○ de IT-processen die de werking van deze IT-toepassingen ondersteunen, inclusief
de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de IT-infrastructuur en
-processen, en de processen voor het beheer van programmawijzigingen in de IT-toepassingen.
|
-
A100 Het kantoor kan bij het verwerven, ontwikkelen, implementeren en onderhouden van een
IT-toepassing rekening houden met het volgende:
-
• de invoer van data is volledig en passend;
-
• de vertrouwelijkheid van de gegevens wordt gehandhaafd;
-
• de IT-toepassing functioneert zoals opgezet en bereikt het doel waarvoor zij is bedoeld;
-
• de uitvoer van de IT-toepassing bereikt het doel waarvoor de uitvoer zal worden gebruikt;
-
• de general IT-controls, die nodig zijn om de voortdurende werking van de IT-toepassing
zoals opgezet te ondersteunen, zijn toereikend;
-
• de behoefte aan gespecialiseerde vaardigheden om de IT-toepassing effectief te gebruiken,
inclusief het trainen van de personen die de IT-toepassing zullen gebruiken; en
-
• de noodzaak om procedures te ontwikkelen die uiteenzetten hoe de IT-toepassing werkt.
-
A101 Het kantoor kan het gebruik van IT-toepassingen of van functies daarvan uitdrukkelijk
verbieden totdat is vastgesteld dat zij toereikend werken en het kantoor het gebruik
ervan heeft goedgekeurd. Een andere mogelijkheid is dat het kantoor beleid of procedures
vaststelt om omstandigheden aan te pakken waarin het opdrachtteam gebruik maakt van
een IT-toepassing die niet door het kantoor is goedgekeurd. Dergelijk beleid of procedures
kunnen vereisen dat het opdrachtteam vaststelt dat de IT-toepassing geschikt is voordat
deze voor de opdracht wordt gebruikt rekening houdend met de aangelegenheden in paragraaf
A100. Standaard 220 behandelt de verantwoordelijkheden van de opdrachtpartner voor opdrachtmiddelen.
Intellectuele middelen (Zie Par. 32(g))
-
A102 Intellectuele middelen omvatten informatie die het kantoor gebruikt om de toepassing
van het kwaliteitsmanagementsysteem mogelijk te maken en om de consistentie bij de
uitvoering van opdrachten te bevorderen.
Voorbeelden van intellectuele middelen:
Schriftelijk beleid of procedures, een methodologie, handleidingen specifiek voor
een sector of een onderzoeksobject, handleidingen voor administratieve verwerking,
standaarddocumentatie of toegang tot informatiebronnen (bijvoorbeeld abonnementen
op websites die diepgaande informatie verschaffen over de entiteiten of andere informatie
die gewoonlijk wordt gebruikt bij de uitvoering van opdrachten).
|
-
A103 Intellectuele middelen kunnen beschikbaar worden gesteld via technologische middelen.
Zo kan bijvoorbeeld de methodologie worden geïntegreerd in de IT-toepassing die de
opdrachtplanning en -uitvoering faciliteert.
Gebruik van technologische en intellectuele middelen (Zie Par. 32(f)–32(g))
Serviceproviders (Zie Par. 16(v), 32(h))
-
A105 In bepaalde omstandigheden kan het kantoor gebruik maken van middelen die door een
serviceprovider ter beschikking worden gesteld, met name indien het kantoor intern
geen toegang heeft tot passende middelen. Hoewel een kantoor gebruik kan maken van
de middelen van een serviceprovider, blijft het zelf verantwoordelijk voor zijn kwaliteitsmanagementsysteem.
Voorbeelden van middelen van een serviceprovider:
• personen die zijn aangesteld om de monitoringactiviteiten of opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen
uit te voeren, dan wel om consultaties te behandelen bij vaktechnische aangelegenheden.
• een commerciële IT-toepassing die wordt gebruikt om controleopdrachten uit te voeren.
• personen die werkzaamheden uitvoeren in het kader van opdrachten, bijvoorbeeld accountants
van groepsonderdelen van andere kantoren die geen deel uitmaken van het netwerk van
het kantoor of personen die zijn aangesteld om op een afgelegen locatie een fysieke
voorraadopname bij te wonen.
• een externe deskundige die het kantoor inzet om het opdrachtteam te helpen bij het
verkrijgen van controle-informatie.
|
-
A106 Bij de identificatie en inschatting van kwaliteitsrisico's is het vereist dat het
kantoor inzicht verkrijgt in de voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden, handelingen
of het nalaten van handelingen die een nadelige invloed kunnen hebben op het bereiken
van kwaliteitsdoelstellingen. Dit omvat ook de voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden,
handelingen of het nalaten van handelingen die betrekking hebben op serviceproviders.
Daarbij kan het kantoor rekening houden met de aard van de door de serviceproviders
verstrekte middelen, de wijze waarop en de mate waarin zij door het kantoor zullen
worden gebruikt en de algemene kenmerken van de serviceproviders waarop het kantoor
een beroep doet (bijvoorbeeld de verschillende soorten andere professionele dienstverleners
waarop een beroep wordt gedaan) teneinde de kwaliteitsrisico's die met het gebruik
van deze middelen verband houden te identificeren en in te schatten.
-
A107 Om te bepalen of een middel van een serviceprovider geschikt is voor gebruik in het
kwaliteitsmanagementsysteem of bij de uitvoering van opdrachten, kan het kantoor informatie
over de serviceprovider en het door hem verstrekte middel vanuit een aantal bronnen
verkrijgen. Het kantoor kan onder meer de volgende zaken in overweging nemen:
-
• de daarmee verband houdende kwaliteitsdoelstelling en kwaliteitsrisico's. In het geval
van een methodologie van een serviceprovider kunnen er bijvoorbeeld kwaliteitsrisico's
bestaan met betrekking tot de kwaliteitsdoelstelling in paragraaf 32(g), zoals een
kwaliteitsrisico dat de serviceprovider de methodologie niet actualiseert als gevolg
van wijzigingen in professionele standaarden en geldende wet- en regelgeving weer
te geven.
-
• de aard en omvang van de middelen alsmede de voorwaarden van de dienstverlening (bijvoorbeeld
met betrekking tot een IT-toepassing de frequentie van de verstrekte updates, de beperkingen
op het gebruik van de IT-toepassing en de wijze waarop de serviceprovider omgaat met
de vertrouwelijkheid van gegevens).
-
• de mate waarin het middel in het gehele kantoor wordt gebruikt, hoe het middel door
het kantoor zal worden gebruikt, en of het voor dat doel geschikt is.
-
• de mate waarin het middel is aangepast aan het kantoor.
-
• de eerdere inzet van de serviceprovider door het kantoor.
-
• de ervaring van de serviceprovider in de sector en de reputatie van de serviceprovider
op de markt.
-
A108 Het kantoor kan verantwoordelijk zijn voor het nemen van aanvullende maatregelen bij
het gebruik van de middelen van een serviceprovider om ervoor te zorgen dat het middel
effectief werkt. Zo kan het kantoor het bijvoorbeeld nodig achten:
-
• informatie te communiceren aan de serviceprovider opdat het middel effectief kan werken,
of
-
• een IT-infrastructuur en ondersteunende IT-processen te hebben ten behoeve van een
IT-toepassing.
Informatie en communicatie (Zie Par. 33)
-
A109 Het verkrijgen, tot stand brengen of communiceren van informatie is over het algemeen
een continu proces, dat op het voltallige personeel betrekking heeft en dat de verspreiding
van informatie binnen en buiten het kantoor omvat. Informatie en communicatie zijn
alomtegenwoordig in alle componenten van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Het informatiesysteem van het kantoor (Zie Par. 33(a))
-
A110 Betrouwbare en relevante informatie omvat informatie die nauwkeurig, volledig, tijdig
en geldig is om het goede functioneren van het kwaliteitsmanagementsysteem van het
kantoor mogelijk te maken en om beslissingen betreffende het kwaliteitsmanagementsysteem
te ondersteunen.
-
A111 Het informatiesysteem kan het gebruik omvatten van handmatige of IT-elementen die
van invloed zijn op de manier waarop informatie wordt geïdentificeerd, vastgelegd,
verwerkt, bijgehouden en gecommuniceerd. Procedures voor het identificeren, vastleggen,
verwerken, bijhouden en communiceren van informatie kunnen worden afgedwongen via
IT-toepassingen en kunnen in sommige gevallen worden geïntegreerd in de maatregelen
voor andere componenten. Bovendien kunnen digitale dossiers fysieke dossiers vervangen
of aanvullen.
Voorbeeld van schaalbaarheid om aan te tonen hoe het informatiesysteem kan worden
opgezet in een minder complex kantoor:
minder complexe kantoren, met minder personeel en met directe betrokkenheid van de
leiding kunnen minder behoefte hebben aan strikt beleid en strikte procedures die
voorschrijven hoe informatie moet worden geïdentificeerd, vastgelegd, verwerkt en
bijgehouden.
|
Communicatie binnen het kantoor (Zie Par. 33(b), 33(c))
Communicatie met externe partijen
Communicatie met of binnen het netwerk van het kantoor en met serviceproviders (Zie
Par. 33(d)(i))
-
A113 Naast de informatie die het kantoor communiceert binnen zijn netwerk of aan een serviceprovider
kan het nodig zijn dat het kantoor informatie verkrijgt van het netwerk, een netwerkonderdeel
of een serviceprovider, die het kantoor ondersteunt bij het opzetten, implementeren
en toepassen van zijn kwaliteitsmanagementsysteem.
Voorbeeld van informatie die het kantoor via zijn netwerk heeft verkregen:
het kantoor verkrijgt informatie van het netwerk of van andere netwerkonderdelen over
de cliënten van andere netwerkonderdelen, indien onafhankelijkheidsvoorschriften bestaan
die van invloed zijn op het kantoor.
|
Communicatie met anderen buiten het kantoor (Zie Par. 33(d)(ii))
Specifieke maatregelen (Zie Par. 34)
-
A116 De specifieke maatregelen kunnen betrekking hebben op meerdere kwaliteitsrisico's
in verband met meer dan één kwaliteitsdoelstelling in verschillende componenten. Beleid
of procedures voor klachten en beschuldigingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben
op kwaliteitsrisico's in verband met kwaliteitsdoelstellingen voor middelen (bijvoorbeeld
de commitment van het personeel aan kwaliteit), relevante ethische voorschriften en
governance en leiding. De specifieke maatregelen alleen volstaan niet om de doelstellingen
van het kwaliteitsmanagementsysteem te bereiken.
Relevante ethische voorschriften (Zie Par. 34(a))
-
A117 Relevante ethische voorschriften kunnen bepalingen bevatten betreffende de identificatie
en evaluatie van bedreigingen en de wijze waarop hiermee moet worden omgegaan. Zo
voorziet de VGBA in een conceptueel raamwerk voor dit doel en vereist de VGBA in de
toepassing daarvan, dat het kantoor toetst aan hetgeen een objectieve, redelijke en
geïnformeerde aanvaardbaar en toelaatbaar acht.
-
A118 Relevante ethische voorschriften kunnen specificeren hoe het kantoor dient te reageren
op een overtreding.
-
A119 Aangelegenheden die het kantoor kan behandelen in geval van het handelen of nalaten
in strijd met relevante ethische voorschriften zijn onder meer de volgende:
-
• de communicatie van het handelen of nalaten in strijd met de relevante ethische voorschriften
aan het geschikte personeel;
-
• de evaluatie van de significantie van het handelen of nalaten en het effect ervan
op de naleving van de relevante ethische voorschriften;
-
• de maatregelen die moeten worden genomen om de gevolgen van het handelen of nalaten
naar tevredenheid aan te pakken, inclusief het feit dat deze maatregelen zo spoedig
mogelijk moeten worden genomen;
-
• het bepalen of het handelen of nalaten moet worden gemeld aan externe partijen, zoals
de met de governance belaste personen van de entiteit waarop het handelen of nalaten
betrekking heeft of een externe toezichthoudende instantie; en
-
• het bepalen van de passende maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van
de persoon (personen) die verantwoordelijk zijn voor het handelen of nalaten.
Klachten en beschuldigingen (Zie Par. 34(c))
-
A120 Het vaststellen van beleid of procedures voor de behandeling van klachten en beschuldigingen
kan het kantoor helpen om te voorkomen dat verkeerde verklaringen en rapporten worden
uitgebracht. Het kan het kantoor ook helpen bij:
-
• het identificeren en aanspreken van personen, inclusief de leiding, die niet handelen
of zich niet gedragen op een manier die commitment ten aanzien van kwaliteit demonstreert
en die de commitment aan kwaliteit ondersteunt; of
-
• het identificeren van tekortkomingen in het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
A121 Klachten en beschuldigingen kunnen worden geuit door personeel of door anderen buiten
het kantoor (bijvoorbeeld cliënten, accountants van groepsonderdelen of personen binnen
het netwerk van het kantoor).
Informatie die bekend is geworden na de aanvaarding of continuering van een cliëntrelatie
of een specifieke opdracht (Zie Par. 34(d))
-
A122 Informatie die bekend is geworden na de aanvaarding of continuering van een cliëntrelatie
of een specifieke opdracht kan:
-
• bestaan hebben op het moment dat het kantoor besloot de cliëntrelatie of specifieke
opdracht te aanvaarden of te continueren en het kantoor niet op de hoogte was van
deze informatie; of
-
• betrekking hebben op nieuwe informatie die aan het licht is gekomen na de beslissing
om de cliëntrelatie of specifieke opdracht te aanvaarden of te continueren.
Voorbeelden van aangelegenheden die in het beleid of procedures aan de orde komen
indien informatie bekend is geworden na de aanvaarding of continuering van een cliëntrelatie
of specifieke opdracht en van invloed kan zijn geweest op de beslissing om een cliëntrelatie
of een specifieke opdracht te aanvaarden of te continueren:
• het consulteren binnen het kantoor of het consulteren van juridische adviseurs.
• overwegen of er een professionele vereiste of op basis van wet- of regelgeving een
verplichting bestaat, op grond waarvan het kantoor de opdracht dient te continueren.
• bespreking met het passende niveau van management en met de met governance belaste
personen van de cliënt of met de contracterende partij over de maatregel, die het
kantoor op basis van de relevante feiten en omstandigheden zou kunnen nemen.
• indien wordt vastgesteld dat beëindiging van de cliëntrelatie of opdracht een passende
maatregel is:
○ het op de hoogte stellen van het management en de met governance belaste personen
van de cliënt of van de contracterende partij over deze beslissing en over de redenen
voor de teruggave.
○ het in overweging nemen of er voor het kantoor een professionele vereiste of op
basis van wet- of regelgeving een verplichting bestaat om de beëindiging op het niveau
van de opdracht, of zowel op het niveau van de opdracht als de cliëntrelatie, aan
de bevoegde autoriteit(en) te melden, samen met de redenen voor de beëindiging.
|
-
A123 In bepaalde omstandigheden kan het kantoor op grond van wet- of regelgeving ertoe
verplicht zijn een opdracht van een cliënt te aanvaarden of te continueren, of, in
het geval van de publieke sector, kan het kantoor op grond van wettelijke bepalingen
benoemd worden.
Voorbeelden van aangelegenheden die aan de orde komen in het beleid of procedures
in omstandigheden waarin het kantoor verplicht is een opdracht te aanvaarden of te
continueren, of waarin het kantoor niet in staat is een opdracht te beëindigen, en
het kantoor kennis heeft verkregen van informatie die het kantoor ertoe gebracht zou
hebben de opdracht te weigeren of te beëindigen:
• het kantoor houdt rekening met het effect van de informatie op de uitvoering van
de opdracht.
• het kantoor communiceert de informatie aan de opdrachtpartner en verzoekt de opdrachtpartner
de mate en frequentie van aansturing van en toezicht op de leden van het opdrachtteam
en de beoordeling van hun werkzaamheden te verhogen.
• het kantoor wijst meer ervaren personeel toe aan de opdracht.
• het kantoor bepaalt dat een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling moet worden uitgevoerd.
|
Communicatie met externe partijen (Zie Par. 34(e))
-
A124 Het vertrouwen van belanghebbenden in de kwaliteit van opdrachten van het kantoor,
kan worden vergroot door:
-
• relevante, betrouwbare en transparante communicatie over de activiteiten die het heeft
ondernomen om kwaliteit aan te pakken, en
-
• de effectiviteit van die activiteiten.
-
A125 Externe partijen die gebruik kunnen maken van informatie over het kwaliteitsmanagementsysteem,
en de mate van hun belang bij het kwaliteitsmanagementsysteem, kunnen variëren naar
gelang van de aard en de omstandigheden van het kantoor en zijn opdrachten.
Voorbeelden van externe partijen die mogelijk gebruik maken van informatie over het
kwaliteitsmanagementsysteem:
• het management of de met de governance belaste personen van cliënten kunnen de informatie
gebruiken om te bepalen of het kantoor wordt aangewezen om een opdracht uit te voeren.
• externe toezichthoudende instanties kunnen te kennen hebben gegeven dat zij de informatie
wensen te gebruiken om hun verantwoordelijkheden op het gebied van het monitoren van
de kwaliteit van opdrachten in een bepaald rechtsgebied te ondersteunen en om inzicht
te krijgen in de werkzaamheden van kantoren.
• andere kantoren die gebruikmaken van de werkzaamheden van het kantoor bij de uitvoering
van opdrachten (bijvoorbeeld in verband met een groepscontrole) kunnen om deze informatie
hebben verzocht.
• andere gebruikers van de verklaringen en rapporten, zoals investeerders die verklaringen
en rapporten gebruiken bij hun besluitvorming, kunnen te kennen hebben gegeven dat
zij deze informatie wensen te verkrijgen.
|
-
A126 De informatie over het kwaliteitsmanagementsysteem verstrekt aan externe partijen,
inclusief informatie verstrekt aan de met governance belaste personen over de wijze
waarop het kwaliteitsmanagementsysteem de consistente uitvoering van opdrachten ondersteunt,
kan gaan over aangelegenheden zoals:
-
• de aard en omstandigheden van het kantoor, zoals de organisatiestructuur, het bedrijfsmodel,
de strategie, en de operationele omgeving.
-
• de governance en leiding van het kantoor, zoals
-
○ de cultuur,
-
○ de wijze waarop het kantoor commitment ten aanzien van kwaliteit demonstreert, en
-
○ de taken, verantwoordelijkheden en autoriteit die zijn toegewezen met betrekking tot
het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
• de wijze waarop het kantoor zijn verantwoordelijkheden vervult in overeenstemming
met relevante ethische voorschriften, waaronder onafhankelijkheidsvoorschriften.
-
• factoren die bijdragen aan opdrachten met de vereiste kwaliteit. Deze informatie kan
bijvoorbeeld worden gepresenteerd in de vorm van opdrachtgerichte kwaliteitsindicatoren,
met bijbehorende toelichting.
-
• de resultaten van de monitoringactiviteiten van het kantoor en van externe inspecties,
en de wijze waarop het kantoor geïdentificeerde tekortkomingen heeft hersteld of anderszins
heeft gereageerd.
-
• de evaluatie, uitgevoerd in overeenstemming met de paragrafen 53–54, van de vraag
of het kwaliteitsmanagementsysteem aan het kantoor een redelijke mate van zekerheid
verschaft, dat de doelstellingen van het systeem worden bereikt, en dat de bereikte
conclusie, inclusief de grondslag voor de oordeelsvormingen bij het evalueren en concluderen.
-
• hoe het kantoor heeft gereageerd op nieuwe ontwikkelingen en veranderingen in de omstandigheden
van het kantoor of opdrachten, inclusief de wijze waarop het kwaliteitsmanagementsysteem
is aangepast om hierop te reageren.
-
• de relatie tussen het kantoor en het netwerk, de algehele structuur van het netwerk,
een beschrijving van de netwerkvereisten en -diensten, de verantwoordelijkheden van
het kantoor en het netwerk (inclusief het feit dat het kantoor de eindverantwoordelijkheid
draagt voor het kwaliteitsmanagementsysteem), en informatie over de algehele reikwijdte
en resultaten van de monitoringactiviteiten van het netwerk bij de netwerkonderdelen.
Communicatie met de met governance belaste personen (Zie Par. 34(e)(i))
-
A127 De wijze waarop het kantoor of het opdrachtteam communiceert met de met governance
belaste personen kan afhangen van het beleid of de procedures en van de omstandigheden
van de opdracht.
-
A128 Standaard 260 behandelt:
-
• de verantwoordelijkheid van de accountant om te communiceren met de met governance
belaste personen bij een controle van financiële overzichten;
-
• de bepaling door de auditor van de geschikte persoon of personen binnen de governance-structuur
van de entiteit met wie moet worden gecommuniceerd; en
-
• het communicatieproces.
In bepaalde omstandigheden kan het passend zijn te communiceren met de met de governance
belaste personen van andere dan beursgenoteerde entiteiten (of bij het uitvoeren van
andere opdrachten), bijvoorbeeld entiteiten die kenmerken kunnen hebben van een organisatie
van openbaar belang of een publieke verantwoordingsplicht, zoals:
-
• entiteiten die een aanzienlijk bedrag aan activa aanhouden voor een groot aantal belanghebbenden,
waaronder financiële instellingen, zoals bepaalde banken, verzekeringsmaatschappijen
en pensioenfondsen;
-
• entiteiten met een hoog publiek profiel, of waarvan het management of de houders van
een kapitaalbelang een hoog publiek profiel hebben;
-
• entiteiten met een groot aantal en een breed scala aan belanghebbenden;
-
• overwegingen in verband met de publieke sector.
Overwegingen met betrekking tot de publieke sector
Bepalen wanneer het anderszins passend is om met externe partijen te communiceren
(Zie Par. 34(e)(ii))
Aard, tijdstip, omvang van en passende vorm van de communicatie met externe partijen
(Zie Par. 34(e)(iii))
-
A131 Het kantoor kan bij het opstellen van aan externe partijen gecommuniceerde informatie
rekening houden met de volgende kenmerken:
-
• de informatie is specifiek voor de omstandigheden van het kantoor. Het rechtstreeks
in verband brengen van de aangelegenheden, die in de communicatie van het kantoor
aan de orde komen, met de specifieke omstandigheden van het kantoor kan een hulpmiddel
vormen om de mogelijkheid, dat deze informatie te gestandaardiseerd en minder nuttig
wordt, tot een minimum te beperken.
-
• de informatie wordt op een duidelijke en begrijpelijke manier gepresenteerd en de
wijze waarop zij wordt gepresenteerd is noch misleidend noch zou zij de gebruikers
van de communicatie op ongepaste wijze beïnvloeden (de informatie wordt bijvoorbeeld
gepresenteerd op een wijze die op passende wijze het midden houdt tussen de positieve
en negatieve aspecten van de aangelegenheid die wordt gecommuniceerd).
-
• de informatie is in alle materiële opzichten juist en volledig en bevat geen misleidende
informatie.
-
• de informatie houdt rekening met de informatiebehoeften van de beoogde gebruikers.
Bij het in overweging nemen van de informatiebehoeften van de gebruikers kan het kantoor
rekening houden met zaken als de mate van gedetailleerdheid die gebruikers nuttig
zouden vinden en de vraag of gebruikers toegang hebben tot relevante informatie via
andere bronnen (bijvoorbeeld de website van het kantoor).
-
A132 Het kantoor maakt gebruik van professionele oordeelsvorming om, in de gegeven omstandigheden,
de vorm van communicatie te bepalen met de externe partij, inclusief communicatie
met de met governance belaste personen bij de controle van financiële overzichten
van beursgenoteerde entiteiten, die mondeling of schriftelijk kan zijn. Bijgevolg
kan de vorm van de communicatie variëren.
Voorbeelden van vormen van communicatie met externe partijen:
• een publicatie zoals een transparantieverslag of een rapportage over de kwaliteit
van controles.
• gerichte schriftelijke communicatie aan specifieke belanghebbenden (bijvoorbeeld
informatie over de resultaten van het monitoring- en herstelproces).
• rechtstreekse gesprekken en interacties met de externe partij (bijvoorbeeld besprekingen
tussen het opdrachtteam en de met governance belaste personen).
• een webpagina.
• andere vormen van digitale media, zoals sociale media, of webcast- of video-interviews
of -presentaties.
|
Opdrachten onderworpen aan opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling
Opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling op grond van wet- of regelgeving (Zie Par.
34(f)(ii))
Opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling als maatregel om één of meer kwaliteitsrisico’s
te mitigeren (Zie Par. 34(f)(iii))
-
A134 Het inzicht in de voorwaarden, de gebeurtenissen, de omstandigheden, de handelingen
of het nalaten van handelingen die een negatieve invloed kunnen hebben op het bereiken
van de kwaliteitsdoelstellingen in paragraaf 25(a)(ii) houdt verband met de aard en
omstandigheden van de opdrachten die het kantoor uitvoert. Bij het opzetten en implementeren
van maatregelen om één of meer kwaliteitsrisico's te mitigeren kan het kantoor bepalen,
dat een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling een passende maatregel is gelet op
de redenen voor de inschattingen van de kwaliteitsrisico's.
Voorbeelden van voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden, handelingen of nalaten
van handelingen die aanleiding geven tot één of meer kwaliteitsrisico's waarvoor een
opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling een passende maatregel kan zijn:
voorbeelden die verband houden met de soorten opdrachten die door het kantoor worden
uitgevoerd en de verklaringen en rapporten die moeten worden uitgebracht:
• opdrachten die een hoge mate van complexiteit of oordeelsvorming met zich brengen,
zoals:
○ controles van financiële overzichten voor entiteiten die actief zijn in een sector
waarbij doorgaans sprake is van schattingen met een hoge mate van schattingsonzekerheid
(bijvoorbeeld bepaalde grote financiële instellingen of mijnbouwentiteiten), of voor
entiteiten waarbij er onzekerheden bestaan over gebeurtenissen of omstandigheden die
aanzienlijke twijfel kunnen doen rijzen over hun vermogen om hun continuïteit te handhaven.
○ assurance-opdrachten die gespecialiseerde vaardigheden en kennis vereisen om het
onderliggende onderzoeksobject te meten of te evalueren ten opzichte van de van toepassing
zijnde criteria (bijvoorbeeld een overzicht inzake broeikasgassen waarbij er aanzienlijke
onzekerheden bestaan met betrekking tot de daarin gerapporteerde hoeveelheden).
• opdrachten waarbij problemen zijn geconstateerd, zoals controleopdrachten waarbij
sprake is van terugkerende bevindingen van interne of externe inspecties, niet-herstelde
significante tekortkomingen in de interne beheersing, of een van materieel belang
zijnde herformulering van vergelijkende informatie in de financiële overzichten.
• opdrachten waarbij ongewone omstandigheden zijn geïdentificeerd tijdens het proces
van aanvaarding en continuering (bijvoorbeeld een nieuwe cliënt die een meningsverschil
had met zijn vorige accountant of assurance-provider).
• opdrachten waarbij financiële of niet-financiële informatie moet worden gerapporteerd
die moet worden opgenomen in een op basis van regelgeving voorgeschreven rapportering,
en waarvoor een hogere mate van oordeelsvorming vereist kan zijn, zoals pro forma
financiële informatie die moet worden opgenomen in een prospectus.
|
Voorbeelden die verband houden met de soorten entiteiten waarvoor opdrachten worden
uitgevoerd:
• entiteiten in opkomende sectoren, of waarmee het kantoor geen eerdere ervaring heeft.
• entiteiten ten aanzien waarvan in communicaties van effectentoezichthouders of prudentiële
autoriteiten bezorgdheden zijn geuit.
• entiteiten anders dan beursgenoteerde entiteiten die kenmerken hebben van organisaties
van openbaar belang of met een publieke verantwoordingsplicht, bijvoorbeeld:
• entiteiten die een aanzienlijk bedrag aan activa aanhouden voor een groot aantal
belanghebbenden, inclusief financiële instellingen, zoals bepaalde banken, verzekeringsmaatschappijen
en pensioenfondsen, waarvoor een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling niet anderszins
bij wet of regelgeving is voorgeschreven.
• entiteiten met een hoog publiek profiel of waarvan management of houders van kapitaalbelangen
daarin een hoog publiek profiel hebben.
• entiteiten met een groot aantal en een breed scala aan belanghebbenden.
|
-
A135 De maatregelen om kwaliteitsrisico's te mitigeren kunnen andere vormen van opdrachtbeoordelingen
omvatten dan opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen. Voor de controle van financiële
overzichten kunnen de maatregelen bijvoorbeeld bestaan uit beoordelingen van de werkzaamheden
van het opdrachtteam in verband met significante risico's of beoordelingen van bepaalde
significante oordeelsvormingen, door personeel met gespecialiseerde technische deskundigheid.
In sommige gevallen kunnen deze andere soorten opdrachtbeoordelingen worden verricht
naast een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling.
-
A136 In sommige gevallen kan het kantoor bepalen dat er geen controles of andere opdrachten
zijn waarvoor een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling of een andere vorm van opdrachtbeoordeling
een passende maatregel is om kwaliteitsrisico('s) te mitigeren.
Overwegingen met betrekking tot de publieke sector
-
A137 De aard en omstandigheden van entiteiten uit de publieke sector (bijvoorbeeld door
hun omvang en complexiteit, de verscheidenheid van hun belanghebbenden of de aard
van de diensten die zij verlenen) kunnen aanleiding geven tot kwaliteitsrisico's.
In deze omstandigheden kan het kantoor bepalen dat een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling
een passende maatregel is om dergelijke kwaliteitsrisico's te mitigeren. In wet- of
regelgeving kunnen aanvullende rapporteringsvereisten voor accountants van entiteiten
in de publieke sector zijn vastgelegd (bijvoorbeeld een afzonderlijke rapportage over
gevallen van niet-naleving van wet- of regelgeving gericht aan de wetgever of een
ander overheidsorgaan, of communicatie van dergelijke gevallen in de controleverklaring
over de financiële overzichten). In dergelijke gevallen kan het kantoor ook rekening
houden met de complexiteit van dit soort rapportering, en met het belang ervan voor
de gebruikers bij het bepalen of een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling een passende
maatregel is.
Het monitoring- en herstelproces (Zie Par. 35–47)
Opzet en uitvoering van monitoringactiviteiten (Zie Par. 37–38)
-
A139 De monitoringactiviteiten kunnen een combinatie van doorlopende en periodieke monitoringactiviteiten
omvatten:
-
• doorlopende monitoringactiviteiten zijn over het algemeen routinematige activiteiten,
die in de processen zijn geïntegreerd en in real time worden uitgevoerd in reactie
op veranderende omstandigheden.
-
• periodieke monitoringactiviteiten worden met bepaalde tussenpozen uitgevoerd.
-
• in de meeste gevallen leveren de doorlopende monitoringactiviteiten tijdig informatie
op over het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
A140 De monitoringactiviteiten kunnen inspecties van lopende opdrachten omvatten. Opdrachtinspecties
zijn bedoeld om na te gaan of een aspect van het kwaliteitsmanagementsysteem is opgezet,
geïmplementeerd en werkt zoals bedoeld. In bepaalde omstandigheden kan het kwaliteitsmanagementsysteem
maatregelen omvatten, die opgezet zijn om opdrachten te beoordelen terwijl deze nog
worden uitgevoerd en die lijken op een inspectie van lopende opdrachten (bijvoorbeeld
beoordelingen die opgezet zijn om gebreken of tekortkomingen in het kwaliteitsmanagementsysteem
op te sporen zodat kan worden voorkomen dat een kwaliteitsrisico ontstaat). De doelstelling
van de activiteit zal bepalend zijn voor de opzet en implementatie ervan en voor de
plaats ervan in het kwaliteitsmanagementsysteem (d.w.z. of het gaat om een inspectie
van een lopende opdracht die de vorm heeft van een monitoringactiviteit of een beoordeling
van een opdracht die de vorm heeft van een maatregel om een kwaliteitsrisico te mitigeren).
-
A141 De aard, timing en omvang van de monitoringactiviteiten kunnen ook worden beïnvloed
door andere zaken, waaronder de volgende:
-
• de omvang, structuur en organisatie van het kantoor.
-
• de betrokkenheid van het netwerk bij de monitoringactiviteiten.
-
• de middelen die het kantoor beoogt in te zetten om monitoringactiviteiten mogelijk
te maken, zoals het gebruik van IT-toepassingen.
-
A142 Bij het uitvoeren van monitoringactiviteiten kan het kantoor bepalen dat wijzigingen
in de aard, timing en omvang van de monitoringactiviteiten noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld
indien bevindingen wijzen op de noodzaak van uitgebreidere monitoringactiviteiten.
De opzet van het risico-inschattingsproces en het monitoring- en herstelproces (Zie
Par. 37(c))
-
A143 De wijze waarop het risico-inschattingsproces is opgezet (bijvoorbeeld een gecentraliseerd
of gedecentraliseerd proces, of de frequentie van beoordelingen) kan van invloed zijn
op de aard, timing en omvang van monitoringactiviteiten, waaronder monitoringactiviteiten
met betrekking tot het risico-inschattingsproces.
-
A144 De wijze waarop het monitoring- en herstelproces is opgezet (d.w.z. de aard, timing
en omvang van de monitoring- en herstelactiviteiten, rekening houdend met de aard
en omstandigheden van het kantoor) kan van invloed zijn op de monitoringactiviteiten
die het kantoor onderneemt om te bepalen of het monitoring- en herstelproces de gewenste
doelstelling in paragraaf 35 aan het bereiken is.
Voorbeeld van schaalbaarheid om de monitoringactiviteiten voor het monitoring- en
herstelproces te demonstreren:
• in een minder complex kantoor kunnen de monitoringactiviteiten eenvoudig zijn, aangezien
informatie over het monitoring- en herstelproces gemakkelijk beschikbaar kan zijn
in de vorm van kennis van de leiding, gebaseerd op haar frequente interactie met het
kwaliteitsmanagementsysteem over:
○ de aard, timing en omvang van de uitgevoerde monitoringactiviteiten,
○ de resultaten van de monitoringactiviteiten en
○ de maatregelen die het kantoor heeft genomen om de resultaten aan te pakken.
• in een complexer kantoor kunnen de monitoringactiviteiten van het monitoring- en
herstelproces specifiek worden opgezet om te bepalen of het monitoring- en herstelproces
relevante, betrouwbare en tijdige informatie over het kwaliteitsmanagementsysteem
oplevert en op passende wijze reageert op geïdentificeerde tekortkomingen.
|
Wijzigingen in het kwaliteitsmanagementsysteem (Zie Par. 37(d))
-
A145 Wijzigingen in het kwaliteitsmanagementsysteem kunnen omvatten:
-
• wijzigingen om een geïdentificeerde tekortkoming in het kwaliteitsmanagementsysteem
aan te pakken.
-
• wijzigingen in kwaliteitsdoelstellingen, kwaliteitsrisico's of maatregelen als gevolg
van veranderingen in de aard en omstandigheden van het kantoor en zijn opdrachten.
Indien zich veranderingen voordoen, is het mogelijk dat eerdere door het kantoor ondernomen
monitoringactiviteiten het kantoor niet langer de informatie verschaffen die de evaluatie
van het kwaliteitsmanagementsysteem onderbouwt en daarom kunnen de monitoringactiviteiten
het monitoren van deze veranderingen omvatten.
Eerdere monitoringactiviteiten (Zie Par. 37(e))
-
A146 De resultaten van eerdere monitoringactiviteiten kunnen wijzen op gebieden van het
kwaliteitsmanagementsysteem waar zich tekortkomingen kunnen voordoen, met name gebieden
waar in het verleden tekortkomingen zijn geïdentificeerd.
-
A147 Het is mogelijk dat eerdere ondernomen monitoringactiviteiten niet langer informatie
verschaffen om de evaluatie van het systeem te onderbouwen, inclusief informatie over
gebieden van het systeem die niet aan verandering onderhevig zijn geweest. Dit geldt
met name indien er tijd is verstreken sinds de monitoringactiviteiten werden ondernomen.
Andere relevante informatie (Zie Par. 37(f))
-
A148 Naast de informatiebronnen in paragraaf 37(f) kan andere relevante informatie bestaan
uit:
-
• informatie die het netwerkonderdeel in overeenstemming met paragraaf 50(c) en paragraaf
51(b) communiceert over het kwaliteitsmanagementsysteem, inclusief netwerkvereisten
of -diensten die het kantoor in zijn kwaliteitsmanagementsysteem heeft opgenomen.
-
• informatie die een serviceprovider communiceert over de middelen die het kantoor gebruikt
in zijn kwaliteitsmanagementsysteem.
-
• informatie afkomstig van regelgevers en toezichthouders over entiteiten waarvoor het
kantoor opdrachten uitvoert, die ter beschikking is gesteld, zoals informatie afkomstig
van een effectentoezichthouder over een entiteit waarvoor het kantoor opdrachten uitvoert
(bijvoorbeeld onregelmatigheden in de financiële overzichten van de entiteit).
-
A149 De resultaten van externe inspecties of andere relevante informatie, zowel intern
als extern, kunnen erop wijzen dat eerdere monitoringactiviteiten een tekortkoming
in het kwaliteitsmanagementsysteem niet aan het licht hebben gebracht. Deze informatie
kan van invloed zijn op de overwegingen met betrekking tot de aard, timing en omvang
van de monitoringactiviteiten.
-
A150 Externe inspecties zijn geen vervanging voor de interne monitoringactiviteiten. Niettemin
verschaffen de resultaten van externe inspecties informatie over de aard, timing en
omvang van de monitoringactiviteiten.
Inspecties van opdrachten (Zie Par. 38)
- A151
Voorbeelden van aangelegenheden in paragraaf 37 die het kantoor in overweging kan
nemen bij het selecteren van afgeronde opdrachten voor inspectie:
• met betrekking tot de voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden, handelingen of
nalaten van handelingen die aanleiding geven tot kwaliteitsrisico's:
○ de soorten opdrachten die het kantoor heeft uitgevoerd en de mate van ervaring met
het uitvoeren van dergelijke opdrachten.
○ de soorten entiteiten waarvoor de opdrachten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld:
■ entiteiten die beursgenoteerd zijn.
■ entiteiten die actief zijn in opkomende sectoren.
■ entiteiten die actief zijn in sectoren die geassocieerd worden met een hoge mate
van complexiteit of oordeelsvorming.
■ entiteiten die actief zijn in een sector die nieuw is voor het kantoor.
○ de termijn van betrokkenheid en ervaring van de opdrachtpartners.
• de resultaten van eerdere inspecties van voltooide opdrachten, waaronder voor elke
opdrachtpartner.
• met betrekking tot andere relevante informatie:
○ klachten of beschuldigingen betreffende een opdrachtpartner.
○ de resultaten van externe inspecties, waaronder de resultaten voor elke opdrachtpartner.
De resultaten van de evaluatie door het kantoor van de commitment van elke opdrachtpartner
aan kwaliteit.
|
-
A152 Het kantoor kan meerdere monitoringactiviteiten ondernemen, anders dan inspectie van
afgeronde opdrachten, met als focus vast te stellen of opdrachten hebben voldaan aan
beleid of procedures. Deze monitoringactiviteiten kunnen worden ondernomen met betrekking
tot bepaalde opdrachten of opdrachtpartners. De aard en omvang van deze monitoringactiviteiten,
en de resultaten ervan, kunnen door het kantoor worden gebruikt om te bepalen:
-
• welke afgeronde opdrachten moeten worden geselecteerd voor inspectie;
-
• welke opdrachtpartners voor inspectie moeten worden geselecteerd;
-
• hoe frequent een opdrachtpartner voor inspectie moet worden geselecteerd; of
-
• welke aspecten van de opdracht in overweging moeten worden genomen bij het uitvoeren
van de inspectie van afgeronde opdrachten.
-
A153 De inspectie van afgeronde opdrachten voor opdrachtpartners op cyclische basis kan
het kantoor helpen bij het monitoren of opdrachtpartners hun algehele verantwoordelijkheid
hebben vervuld voor het managen en bereiken van kwaliteit met betrekking tot de opdrachten
waaraan zij zijn toegewezen.
Voorbeeld van hoe een kantoor een cyclische basis kan toepassen op de inspectie van
voltooide opdrachten voor elke opdrachtpartner:
Het kantoor kan beleid of procedures vaststellen voor de inspectie van voltooide opdrachten
die:
• de standaardperiode van de inspectiecyclus vastleggen, zoals de inspectie van een
afgeronde opdracht voor elke opdrachtpartner die controles van financiële overzichten
uitvoert eens in de drie jaar, en voor alle andere opdrachtpartners eens in de vijf
jaar;
• de criteria uiteenzetten voor het selecteren van afgeronde opdrachten alsook het
criterium dat voor een partner die controles van financiële overzichten uitvoert,
de geselecteerde opdracht(en) een controleopdracht omvat(ten);
• de selectie van de opdrachtpartners onvoorspelbaar maakt; en
• de afwijking ten opzichte van de standaardperiode volgens het beleid regelen, wanneer
het passend is om opdrachtpartners eerder of later te selecteren, zoals:
○ het kantoor kan opdrachtpartners vaker selecteren dan de standaardperiode die in
de beleidslijn van het kantoor is vastgesteld, indien:
■ het kantoor meerdere tekortkomingen heeft vastgesteld die als ernstig zijn geëvalueerd
en bepaalt dat voor alle opdrachtpartners een frequentere cyclische inspectie nodig
is;
■ de opdrachtpartner opdrachten uitvoert voor entiteiten die actief zijn in een bepaalde
sector waarin sprake is van een hoge mate van complexiteit of oordeelsvorming;
■ een opdracht die de opdrachtpartner heeft uitgevoerd het onderwerp is geweest van
andere monitoringactiviteiten en de resultaten van de andere monitoringactiviteiten
waren niet bevredigend;
■ de opdrachtpartner een opdracht heeft uitgevoerd voor een entiteit die actief is
in een sector waarin de opdrachtpartner beperkte ervaring heeft;
■ de opdrachtpartner een nieuw benoemde opdrachtpartner is, of onlangs vanuit een
ander kantoor of rechtsgebied tot het kantoor is toegetreden.
○ het kantoor kan de selectie van de opdrachtpartner uitstellen (bijvoorbeeld door
deze met een jaar uit te stellen na de standaardperiode die in de beleidslijn van
het kantoor is vastgelegd) indien:
■ de opdrachten die de opdrachtpartner heeft uitgevoerd het onderwerp zijn geweest
van andere monitoringactiviteiten tijdens de standaardperiode; en
■ de resultaten van de andere monitoringactiviteiten voldoende informatie over de
opdrachtpartner verschaffen (d.w.z. het is onwaarschijnlijk dat het uitvoeren van
de inspectie van afgeronde opdrachten het kantoor verdere informatie over de opdrachtpartner
zal verschaffen).
|
-
A154 De zaken die bij de inspectie van een opdracht in overweging worden genomen, hangen
af van de wijze waarop de inspectie zal worden gebruikt om het kwaliteitsmanagementsysteem
te monitoren. De inspectie van een opdracht omvat gewoonlijk het vaststellen dat maatregelen
op het niveau van de opdracht (bijvoorbeeld het beleid en procedures van het kantoor
die betrekking hebben op opdrachtuitvoering), zijn geïmplementeerd zoals opgezet,
en effectief werken.
Personen die monitoringactiviteiten uitvoeren (Zie Par. 39(b))
-
A155 De bepalingen van relevante ethische voorschriften zijn van belang voor het opzetten
van het beleid of procedures voor de objectiviteit van de personen die de monitoringactiviteiten
uitvoeren. Een bedreiging van zelftoetsing kan zich voordoen indien een persoon die:
-
• een inspectie van een opdracht uitvoert:
-
○ in het geval van een controle van financiële overzichten, een lid van het opdrachtteam
of de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelaar van die opdracht of van een opdracht
voor een daaropvolgende periode is geweest; of
-
○ voor alle andere opdrachten, een lid van het opdrachtteam of de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelaar
van de opdracht is geweest;
-
• een andere soort monitoringactiviteit uitvoert, betrokken was bij de opzet, implementatie
of toepassing van de maatregel die het onderwerp van de monitoring is.
-
A156 In bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld in het geval van een minder complex kantoor,
beschikt het personeel mogelijk niet over de competentie, capaciteiten, tijd of objectiviteit
om de monitoringactiviteiten uit te voeren. In deze omstandigheden kan het kantoor
gebruikmaken van netwerkdiensten of van een serviceprovider om de monitoringactiviteiten
uit te voeren.
Het evalueren van de bevindingen en identificeren van tekortkomingen (Zie Par. 16(a),
40–41)
-
A157 Het kantoor verzamelt bevindingen van monitoringactiviteiten, externe inspecties en
andere relevante bronnen.
-
A158 Informatie die het kantoor verzamelt van monitoringactiviteiten, externe inspecties
en andere relevante bronnen kan andere waarnemingen over het kwaliteitsmanagementsysteem
aan het licht brengen, zoals:
-
• handelingen, gedragingen of omstandigheden die tot positieve resultaten hebben geleid
in het kader van kwaliteit of effectiviteit van het kwaliteitsmanagementsysteem; of
-
• gelijksoortige omstandigheden waarin geen bevindingen zijn genoteerd (bijvoorbeeld
opdrachten waarin geen bevindingen zijn gedaan, en de opdrachten van vergelijkbare
aard zijn als de opdrachten waarin bevindingen zijn gedaan).
Andere waarnemingen kunnen nuttig zijn, aangezien zij het kantoor kunnen helpen bij
het onderzoeken van de onderliggende oorzaak(oorzaken) van de geïdentificeerde tekortkomingen.
Ook kunnen zij wijzen op praktijken die het kantoor kan ondersteunen of breder kan
toepassen (bijvoorbeeld voor alle opdrachten), of kunnen zij mogelijkheden aan het
licht brengen om het kwaliteitsmanagementsysteem te verbeteren.
-
A159 Het kantoor past professionele oordeelsvorming toe om te bepalen of bevindingen, afzonderlijk
of in combinatie met andere bevindingen, aanleiding geven tot een tekortkoming in
het kwaliteitsmanagementsysteem. Bij deze oordeelsvorming kan het kantoor het nodig
achten rekening te houden met het relatieve belang van de bevindingen in de context
van:
De oordeelsvormingen kunnen worden beïnvloed door kwantitatieve en kwalitatieve factoren
die relevant zijn voor de bevindingen. In sommige omstandigheden kan het kantoor het
passend achten meer informatie over de bevindingen te verkrijgen om te bepalen of
sprake is van een tekortkoming. Niet alle bevindingen, waaronder bevindingen afkomstig
van opdrachten, zullen een tekortkoming zijn.
- A160
Voorbeelden van kwantitatieve en kwalitatieve factoren die een kantoor in overweging
kan nemen bij het bepalen of bevindingen aanleiding geven tot een tekortkoming:
|
|
Kwaliteitsrisico's en maatregelen daartegen
• Indien de bevindingen betrekking hebben op een maatregel:
○ hoe de maatregel is opgezet, bijvoorbeeld de aard van de maatregel, de frequentie
waarmee deze wordt toegepast (indien van toepassing) en het relatieve belang van de
maatregel bij het mitigeren van het (de) kwaliteitsrisico('s) en het bereiken van
de kwaliteitsdoelstelling(en) waarop zij betrekking heeft;
○ de aard van het kwaliteitsrisico waarop de maatregel betrekking heeft, en de mate
waarin de resultaten erop wijzen dat het kwaliteitsrisico niet is gemitigeerd;
○ of er andere maatregelen zijn die hetzelfde kwaliteitsrisico mitigeren en of er
bevindingen voor deze maatregelen zijn.
|
|
Aard van de bevindingen en de diepgaande invloed daarvan
• de aard van de bevindingen. Zo kunnen bevindingen over het handelen en gedrag van
de leiding kwalitatief significant zijn, gegeven de diepgaande invloed die dit kan
hebben op het kwaliteitsmanagementsysteem als geheel;
• of de bevindingen, in combinatie met andere bevindingen, wijzen op een structurele
tendens of kwestie. Soortgelijke bevindingen die bij verschillende opdrachten voorkomen,
kunnen bijvoorbeeld wijzen op een structureel probleem.
|
|
Omvang van de monitoringactiviteit en omvang van de bevindingen
• de omvang van de monitoringactiviteit waaruit de bevindingen zijn voortgekomen,
alsook het aantal of de omvang van de selecties;
• de omvang van de bevindingen ten opzichte van de selectie die de monitoringactiviteit
omvat en ten opzichte van het verwachte percentage aan afwijkingen. Bijvoorbeeld,
in het geval van inspectie van opdrachten, het aantal geselecteerde opdrachten waarbij
bevindingen werden geïdentificeerd, in verhouding tot het totaal aantal geselecteerde
opdrachten, en het verwachte percentage aan afwijkingen dat het kantoor had vastgesteld.
|
-
A161 Het evalueren van bevindingen en het identificeren van tekortkomingen, alsmede het
evalueren van de ernst en diepgaande invloed van een geïdentificeerde tekortkoming,
inclusief de onderliggende oorzaak (of oorzaken) van een geïdentificeerde tekortkoming,
maken deel uit van een iteratief en niet-lineair proces.
Voorbeelden van de wijze waarop het proces van evalueren van bevindingen en identificeren
van tekortkomingen, evalueren van geïdentificeerde tekortkomingen, alsook de oorzakenanalyse
van een geïdentificeerde tekortkoming, iteratief en niet-lineair is:
• bij de oorzakenanalyse van een geïdentificeerde tekortkoming kan het kantoor een
omstandigheid vaststellen die gelijkenis vertoont met andere omstandigheden waarin
bevindingen zijn gedaan die niet als een tekortkoming zijn aangemerkt. Daarom past
het kantoor zijn evaluatie van de andere bevindingen aan en classificeert deze als
een tekortkoming.
• bij het evalueren van de ernst en diepgaande invloed van een geïdentificeerde tekortkoming
kan het kantoor een trend of structureel probleem vaststellen dat verband houdt met
andere bevindingen die niet als tekortkomingen aangemerkt zijn. Bijgevolg past het
kantoor zijn evaluatie van de andere bevindingen aan en classificeert deze tevens
als tekortkomingen.
|
-
A162 De resultaten van monitoringactiviteiten, de resultaten van externe inspecties en
andere relevante informatie (bijvoorbeeld netwerkmonitoringactiviteiten of klachten
en beschuldigingen) kunnen informatie aan het licht brengen over de effectiviteit
van het monitoring- en herstelproces. Zo kunnen de resultaten van externe inspecties
informatie over het kwaliteitsmanagementsysteem opleveren die niet is geïdentificeerd
door het monitoring- en herstelproces, wat kan wijzen op een tekortkoming in dat proces.
Het evalueren van geïdentificeerde tekortkomingen (Zie Par. 41)
-
A163 Factoren die het kantoor in overweging kan nemen bij het evalueren van de aard en
omvang van een geïdentificeerde tekortkoming zijn onder meer:
-
• de aard van de geïdentificeerde tekortkoming, alsook het aspect van het kwaliteitsmanagementsysteem
waarop de tekortkoming betrekking heeft, en of de tekortkoming verband houdt met de
opzet, implementatie of werking van het kwaliteitsmanagementsysteem;
-
• in het geval van geïdentificeerde tekortkomingen met betrekking tot maatregelen, of
er compenserende maatregelen zijn om het kwaliteitsrisico waarop de maatregel betrekking
heeft, te mitigeren;
-
• de onderliggende oorzaak (oorzaken) van de geïdentificeerde tekortkoming;
-
• de frequentie waarmee het probleem dat de geïdentificeerde tekortkoming heeft veroorzaakt,
zich heeft voorgedaan; en
-
• de omvang van de geïdentificeerde tekortkoming, de snelheid waarmee deze zich heeft
voorgedaan en de duur van het bestaan ervan, alsmede het effect ervan op het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
A164 De aard en omvang van de geïdentificeerde tekortkomingen zijn van invloed op de evaluatie
van het kwaliteitsmanagementsysteem door de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem.
Onderliggende oorzaak van de geïdentificeerde tekortkomingen (Zie Par. 41(a))
-
A165 Het doel van de oorzakenanalyse van geïdentificeerde tekortkomingen is het verkrijgen
van inzicht in de onderliggende omstandigheden die de tekortkomingen hebben veroorzaakt,
om het kantoor in staat te stellen:
-
• de aard en ernst van de geïdentificeerde tekortkoming te evalueren; en
-
• de geïdentificeerde tekortkoming op passende wijze te herstellen.
-
• het uitvoeren van een oorzakenanalyse houdt in dat degenen die de analyse uitvoeren
professionele oordeelsvorming toepassen op basis van de beschikbare informatie.
-
A166 De aard, timing en omvang van de oorzakenanalyse van een geïdentificeerde tekortkoming
kunnen ook worden beïnvloed door de aard en omstandigheden van het kantoor, zoals:
-
• de complexiteit en operationele kenmerken.
-
• de omvang.
-
• de geografische spreiding.
-
• de wijze waarop het kantoor is gestructureerd of de mate waarin het kantoor zijn processen
of activiteiten concentreert of centraliseert.
Voorbeelden van de wijze waarop de aard van de geïdentificeerde tekortkomingen en
de mogelijke ernst ervan, alsmede de aard en omstandigheden van het kantoor van invloed
kunnen zijn op de aard, timing en omvang van de oorzakenanalyse van de geïdentificeerde
tekortkomingen:
• de aard van de geïdentificeerde tekortkoming: De procedures voor de oorzakenanalyse
van een geïdentificeerde tekortkoming kunnen strikter zijn in omstandigheden waarin
een niet-passende controleverklaring over de financiële overzichten van een beursgenoteerde
entiteit is uitgebracht of waarin de geïdentificeerde tekortkoming verband houdt met
de handelingen en gedragingen van de leiding ten aanzien van kwaliteit.
• de potentiële ernst van de geïdentificeerde tekortkoming: De procedures voor de
oorzakenanalyse van een geïdentificeerde tekortkoming kunnen strikter zijn in omstandigheden
waarin de tekortkoming bij meerdere opdrachten is geïdentificeerd of waarin er een
aanwijzing is dat beleid of procedures in hoge mate niet worden nageleefd.
• aard en omstandigheden van het kantoor:
○ in het geval van een minder complex kantoor met één locatie, kunnen de procedures
voor de oorzakenanalyse van een geïdentificeerde tekortkoming eenvoudig zijn, aangezien
de informatie die nodig is voor het verkrijgen van dat inzicht gemakkelijk beschikbaar
en geconcentreerd kan zijn, en de onderliggende oorzaak(en) duidelijker kan (kunnen)
zijn.
○ in het geval van een complexer kantoor met meerdere vestigingen kunnen de procedures
voor de oorzakenanalyse van een geïdentificeerde tekortkoming onder meer inhouden
dat personen worden ingezet die een speciale opleiding hebben genoten voor het doen
van oorzakenanalyses van geïdentificeerde tekortkomingen,
○ en het ontwikkelen van een methodologie met meer geformaliseerde procedures voor
oorzakenanalyses.
|
-
A167 Bij oorzakenanalyses van geïdentificeerde tekortkomingen kan het kantoor in overweging
nemen waarom de tekortkoming zich niet heeft voorgedaan in andere omstandigheden die
vergelijkbaar zijn met de aangelegenheid waarop de geïdentificeerde tekortkoming betrekking
heeft. Deze informatie kan ook nuttig zijn om te bepalen hoe een geïdentificeerde
tekortkoming moet worden hersteld.
Voorbeeld van wanneer een tekortkoming zich niet heeft voorgedaan in andere gelijksoortige
omstandigheden, en hoe deze informatie het kantoor helpt bij oorzakenanalyses van
geïdentificeerde tekortkomingen:
Het kantoor kan vaststellen dat sprake is van een tekortkoming omdat bij verschillende
opdrachten gelijksoortige bevindingen zijn gedaan. De bevindingen deden zich evenwel
niet voor bij verscheidene andere opdrachten in dezelfde populatie die werd getoetst.
Door de opdrachten met elkaar te vergelijken concludeert het kantoor dat de onderliggende
oorzaak van de geïdentificeerde tekortkoming een gebrek is aan passende betrokkenheid
van de opdrachtpartners bij belangrijke fasen van de opdracht.
|
-
A168 Het identificeren van één of meer onderliggende oorzaken die voldoende specifiek zijn
kan het proces van het kantoor voor het herstellen van geïdentificeerde tekortkomingen
ondersteunen.
Voorbeeld van het identificeren van één of meer onderliggende oorzaken die voldoende
specifiek zijn:
Het kantoor kan tot de bevinding komen dat opdrachtteams die controles van financiële
overzichten uitvoeren niet voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen over
schattingen waarvan de veronderstellingen van het management een hoge mate van subjectiviteit
kennen. Hoewel het kantoor opmerkt dat dergelijke opdrachtteams niet de passende professioneel-kritische
instelling uitoefenen, kan de onderliggende oorzaak verband houden met een andere
aangelegenheid. Dit kunnen zijn:
• een cultuur die opdrachtteamleden niet stimuleert om de personen met meer autoriteit
in twijfel te trekken; of
• onvoldoende aansturing van, toezicht op en beoordeling van de werkzaamheden die
in het kader van de opdrachten zijn uitgevoerd.
|
-
A169 Het kantoor kan naast de oorzakenanalyse van geïdentificeerde tekortkomingen ook oorzakenanalyse
van positieve resultaten doen, aangezien dit voor het kantoor mogelijkheden kan bieden
om het kwaliteitsmanagementsysteem te verbeteren of verder te versterken.
Reageren op geïdentificeerde tekortkomingen (Zie Par. 42)
-
A170 De aard, timing en omvang van herstelmaatregelen kunnen afhankelijk zijn van een aantal
andere factoren, waaronder de volgende:
-
• de onderliggende oorzaak (oorzaken).
-
• de aard en omvang van de geïdentificeerde tekortkoming en dus de urgentie waarmee
deze moet worden aangepakt.
-
• de effectiviteit van de herstelmaatregelen bij het aanpakken van de onderliggende
oorzaak (oorzaken), bijvoorbeeld of het kantoor meer dan één herstelmaatregel moet
implementeren om de onderliggende oorzaak (oorzaken) effectief aan te pakken, dan
wel of het kantoor voorlopige maatregelen als herstelmaatregelen moet implementeren
totdat het kantoor in staat is effectievere herstelmaatregelen te nemen.
-
A171 In sommige omstandigheden kan een herstelmaatregel de vaststelling van bijkomende
kwaliteitsdoelstellingen omvatten of kunnen kwaliteitsrisico's of maatregelen worden
toegevoegd of gewijzigd, omdat is vastgesteld dat zij niet geschikt zijn.
-
A172 In omstandigheden waarin het kantoor bepaalt dat de onderliggende oorzaak van een
geïdentificeerde tekortkoming verband houdt met een middel van een serviceprovider
kan het kantoor ook:
Het kantoor is verantwoordelijk voor het aanpakken van het effect van de geïdentificeerde
tekortkoming met betrekking tot een middel van een serviceprovider op het kwaliteitsmanagementsysteem
en voor het nemen van maatregelen om te voorkomen dat de tekortkoming zich herhaalt
met betrekking tot het kwaliteitsmanagementsysteem. Maar het kantoor is gewoonlijk
niet verantwoordelijk voor het herstellen van de geïdentificeerde tekortkoming namens
de serviceprovider of voor de verdere oorzakenanalyse bij de serviceprovider van de
geïdentificeerde tekortkoming.
Bevindingen over een specifieke opdracht (Zie Par. 45)
-
A173 In omstandigheden waarin procedures niet in acht zijn genomen of waarin de uitgebrachte
verklaring dan wel het uitgebrachte rapport niet passend zijn, kunnen de maatregelen
van het kantoor het volgende omvatten:
-
• overleg met de geschikte personen over de passende maatregel.
-
• bespreking van de aangelegenheid met het management van de entiteit of met de met
governance belaste personen.
-
• het alsnog uitvoeren van de achterwege gebleven werkzaamheden.
De door het kantoor genomen maatregelen ontslaan het kantoor niet van zijn verantwoordelijkheid
voor het nemen van verdere maatregelen met betrekking tot de bevinding in het kader
van het kwaliteitsmanagementsysteem. Dit omvat het evalueren van bevindingen om tekortkomingen
te identificeren en, indien een tekortkoming bestaat, oorzakenanalyse van de geïdentificeerde
tekortkoming te doen.
Voortdurende communicatie met betrekking tot het monitoren en herstel (Zie Par. 46)
-
A174 De gecommuniceerde informatie over het monitoren en herstel aan de persoon (personen)
met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem kan op continue
of periodieke basis worden verstrekt. De persoon (personen) kan (kunnen) deze informatie
op meerdere manieren gebruiken, bijvoorbeeld:
-
• als basis voor verdere communicatie aan het personeel over het belang van kwaliteit.
-
• om personen verantwoordelijk te houden voor de taken die hen zijn toegewezen.
-
• om kernpunten van zorg over het kwaliteitsmanagementsysteem tijdig te identificeren.
De informatie biedt ook een basis voor de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem,
en voor de conclusie daarover, zoals vereist op grond van de paragrafen 53–54.
Netwerkvereisten en netwerkdiensten (Zie Par. 48)
-
A175 In bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het kantoor deel uitmaakt van een netwerk.
Netwerken kunnen vereisten vaststellen ten aanzien van het kwaliteitsmanagementsysteem
van het kantoor of kunnen diensten leveren of middelen ter beschikking stellen. Het
kantoor kan deze implementeren of gebruiken bij de opzet, implementatie en werking
van zijn kwaliteitsmanagementsysteem. Deze netwerkvereisten of -diensten kunnen tot
doel hebben de consistente uitvoering van opdrachten met de vereiste kwaliteit te
bevorderen tussen de kantoren die tot het netwerk behoren. De mate waarin het netwerk
aan het kantoor kwaliteitsdoelstellingen, kwaliteitsrisico's en maatregelen die gemeenschappelijk
zijn voor het gehele netwerk zal verschaffen, zal afhangen van de regelingen die het
kantoor met het netwerk heeft getroffen.
Voorbeelden van netwerkvereisten
• eisen aan het kantoor om in zijn kwaliteitsmanagementsysteem aanvullende kwaliteitsdoelstellingen
of kwaliteitsrisico’s in aanmerking te nemen die gemeenschappelijk zijn voor alle
netwerkonderdelen.
• eisen aan het kantoor om in zijn kwaliteitsmanagementsysteem maatregelen in aanmerking
te nemen die gemeenschappelijk zijn voor alle netwerkonderdelen. Dergelijke maatregelen
kunnen beleid of procedures van het netwerk omvatten die de taken en verantwoordelijkheden
van de leiding specificeren, inclusief de wijze waarop het kantoor geacht wordt bevoegdheden
en verantwoordelijkheid binnen het kantoor toe te wijzen, of middelen, zoals methodologieën
van het netwerk voor de uitvoering van opdrachten of IT-toepassingen.
• eisen dat het kantoor aan monitoringactiviteiten van het netwerk wordt onderworpen.
Deze monitoringactiviteiten kunnen verband houden met netwerkvereisten (bijvoorbeeld
het monitoren dat het kantoor de methodologie van het netwerk op passende wijze heeft
geïmplementeerd), of met het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor in het algemeen.
|
|
Voorbeelden van netwerkdiensten
• diensten of middelen waarvan het kantoor op vrijwillige basis gebruik kan maken
in zijn kwaliteitsmanagementsysteem of bij de uitvoering van opdrachten, zoals vrijwillige
trainingsprogramma's, het gebruik van accountants van groepsonderdelen of van deskundigen
van binnen het netwerk, of het gebruik van een dienstverleningscentrum op netwerkniveau,
of van een ander netwerkonderdeel of van een groep van netwerkonderdelen.
|
-
A176 Het netwerk kan verantwoordelijkheden voor het kantoor vaststellen bij het implementeren
van netwerkvereisten of -diensten.
Voorbeelden van verantwoordelijkheden voor het kantoor bij het implementeren van netwerkvereisten
of -diensten:
• het kantoor dient te beschikken over een bepaalde IT-infrastructuur en over IT-processen
ter ondersteuning van een IT-toepassing van het netwerk die het kantoor gebruikt in
het kwaliteitsmanagementsysteem.
• het kantoor dient een kantoorbrede training te verschaffen over de methodologie
van het netwerk, inclusief wanneer de methodologie wordt geactualiseerd.
|
-
A177 Het kantoor kan inzicht verkrijgen in de netwerkvereisten of -diensten en in zijn
verantwoordelijkheden voor het implementeren ervan door verzoeken om inlichtingen
bij het netwerk of uit documentatie van het netwerk over zaken als:
-
• de governance en de leiding van het netwerk.
-
• de procedures van het netwerk om de netwerkvereisten of -diensten op te zetten, te
implementeren en, in voorkomend geval, toe te passen.
-
• de wijze waarop het netwerk wijzigingen identificeert die van invloed zijn op de netwerkvereisten
of -diensten of andere informatie, zoals wijzigingen in professionele standaarden
of informatie die wijzen op een tekortkoming in de netwerkvereisten of -diensten,
en daarop reageert.
-
• de wijze waarop het netwerk de geschiktheid van de netwerkvereisten of -diensten monitort,
hetgeen monitoringactiviteiten van netwerkonderdelen kan omvatten, en de processen
van het netwerk om geïdentificeerde tekortkomingen te herstellen.
Netwerkvereisten of -diensten in het kwaliteitsmanagementsysteem van het kantoor (Zie
Par. 49)
-
A178 De kenmerken van de netwerkvereisten of -diensten zijn een voorwaarde, gebeurtenis,
omstandigheid, handelen of nalaten van handelen bij het identificeren en inschatten
van kwaliteitsrisico’s.
Voorbeeld van een netwerkvereiste of netwerkdienst die aanleiding geeft tot een kwaliteitsrisico:
Het netwerk kan vereisen dat het kantoor gebruik maakt van een IT-toepassing voor
het aanvaarden en continueren van cliëntrelaties en specifieke opdrachten die gestandaardiseerd
is voor het gehele netwerk. Dit kan aanleiding geven tot een kwaliteitsrisico dat
de IT-toepassing geen rekening houdt met lokale wet- of regelgeving die het kantoor
moet overwegen bij het aanvaarden en continueren van cliëntrelaties en specifieke
opdrachten.
|
-
A179 Het doel van de netwerkvereisten kan onder meer het stimuleren van de consistente
uitvoering van opdrachten met de vereiste kwaliteit bij alle netwerkonderdelen omvatten.
Het netwerk kan verwachten dat het kantoor de netwerkvereisten implementeert, maar
het kantoor kan het nodig achten om de netwerkvereisten zodanig aan te passen of aan
te vullen dat deze geschikt zijn voor de aard en de omstandigheden van het kantoor
en zijn opdrachten.
Voorbeelden van de wijze waarop netwerkvereisten of -diensten eventueel moeten worden
aangepast of aangevuld:
|
Netwerkvereiste of netwerkdienst
|
Hoe het kantoor de netwerkeis of netwerkdienst aanpast of aanvult
|
Het netwerk eist dat het kantoor bepaalde kwaliteitsrisico's in het kwaliteitsmanagementsysteem
in aanmerking neemt, zodat alle accountantseenheden in het netwerk de kwaliteitsrisico's
mitigeren.
|
Als onderdeel van het identificeren en inschatten van kwaliteitsrisico’s neemt het
kantoor de kwaliteitsrisico’s die het netwerk vereist in aanmerking.
Ook zorgt het kantoor voor het opzetten en implementeren van maatregelen om de kwaliteitsrisico’s
die het netwerk vereist te mitigeren.
|
Het netwerk vereist dat het kantoor zorgt voor het opzetten en implementeren van bepaalde
maatregelen.
|
Als onderdeel van het opzetten en implementeren van maatregelen, bepaalt het kantoor:
• Welke kwaliteitsrisico's door de maatregelen worden gemitigeerd.
Hoe de maatregelen die het netwerk vereist zullen worden opgenomen in het kwaliteitsmanagementsysteem,
gegeven de aard en omstandigheden van het kantoor. Dit kan inhouden dat de maatregel
wordt afgestemd op de aard en omstandigheden van het kantoor en zijn opdrachten (bijvoorbeeld
door een methodologie af te stemmen op het in aanmerking nemen van aangelegenheden
die verband houden met wet- of regelgeving).
|
Het kantoor zet personen van andere netwerkonderdelen in als accountants van groepsonderdelen.
Er bestaan netwerkvereisten die een hoge mate van gemeenschappelijkheid bevorderen
in de kwaliteitsmanagementsystemen van de netwerkonderdelen. De netwerkvereisten omvatten
specifieke criteria die gelden voor personen die zijn toegewezen om als accountant
van een groepsonderdeel voor een groepscontrole te werken.
|
Het kantoor stelt beleid of procedures vast die vereisen dat het opdrachtteam met
de accountant van een groepsonderdeel (d.w.z. het andere netwerkonderdeel) afstemt
dat de personen die zijn toegewezen aan het groepsonderdeel moeten voldoen aan de
specifieke criteria die in de netwerkvereisten zijn vastgelegd.
|
-
A180 In sommige omstandigheden kan het kantoor, door de netwerkvereisten of -diensten aan
te passen of aan te vullen, mogelijke verbeteringen van de netwerkvereisten of -diensten
identificeren en kan het deze verbeteringen aan het netwerk communiceren.
Monitoringactiviteiten van het netwerk op het kwaliteitsmanagementsysteem van het
kantoor (Zie Par. 50(c))
Monitoringactiviteiten van het netwerk bij alle netwerkonderdelen (Zie Par. 51(b))
-
A182 De informatie over de algehele resultaten van monitoringactiviteiten van het netwerk
op de kwaliteitsmanagementsystemen van alle netwerkonderdelen kan een aggregatie of
samenvatting zijn van de informatie in paragraaf A181 en van trends en gemeenschappelijke
tekortkomingen die in het gehele netwerk zijn geïdentificeerd, of positieve resultaten
die in het gehele netwerk kunnen worden herhaald. Deze informatie kan:
-
• worden gebruikt door het kantoor:
-
○ bij het identificeren en inschatten van kwaliteitsrisico's.
-
○ als deel van andere relevante informatie die het kantoor in aanmerking neemt bij het
vaststellen of er tekortkomingen zijn in de netwerkvereisten of -diensten die het
kantoor in zijn kwaliteitsmanagementsysteem gebruikt.
-
• worden gecommuniceerd aan de opdrachtpartners op groepsniveau, in het kader van het
in overweging nemen van de competentie en capaciteiten van accountants van de groepsonderdelen
afkomstig van een netwerkonderdeel, die onderworpen zijn aan gemeenschappelijke netwerkvereisten
(bijvoorbeeld gemeenschappelijke kwaliteitsdoelstellingen, kwaliteitsrisico's en maatregelen).
-
A183 In bepaalde omstandigheden kan het kantoor informatie van het netwerk verkrijgen over
tekortkomingen die zijn geïdentificeerd in het kwaliteitsmanagementsysteem van een
netwerkonderdeel en die gevolgen hebben voor het kantoor. Het netwerk kan ook informatie
van netwerkonderdelen verzamelen over de resultaten van externe inspecties van de
kwaliteitsmanagementsystemen van netwerkonderdelen. In sommige gevallen kan de wet-
of regelgeving van een bepaald rechtsgebied verhinderen dat het netwerk informatie
deelt met andere netwerkonderdelen of kan die wet- of regelgeving de mate van detail
van die informatie beperken.
-
A184 In gevallen waarin het netwerk geen informatie verstrekt over de algehele resultaten
van de monitoringactiviteiten van het netwerk bij alle netwerkonderdelen, kan het
kantoor verdere maatregelen nemen, zoals:
Tekortkomingen die het kantoor identificeert in netwerkvereisten of -diensten (Zie
Par. 52)
-
A185 Omdat netwerkvereisten of -diensten die het kantoor gebruikt deel uitmaken van zijn
kwaliteitsmanagementsysteem, zijn deze ook onderworpen aan de vereisten van deze Standaard
inzake monitoring en herstel. Het netwerk, het kantoor, of een combinatie van beide
kunnen netwerkvereisten of -diensten monitoren.
Voorbeeld van wanneer zowel het netwerk als het kantoor een netwerkvereiste of -dienst
monitort:
Een netwerk kan monitoringactiviteiten op netwerkniveau ondernemen voor een gemeenschappelijke
methodologie. Via opdrachtinspecties monitort ook het kantoor de toepassing van de
methodologie door de opdrachtteamleden.
|
-
A186 Om het effect van de geïdentificeerde tekortkoming in netwerkvereisten of -diensten
aan te pakken kan het kantoor bij het opzetten en implementeren van herstelmaatregelen:
Het evalueren van het kwaliteitsmanagementsysteem (Zie Par. 53)
-
A187 De persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem
mag (mogen) bij de uitvoering van de evaluatie door andere personen worden bijgestaan.
Niettemin blijft (blijven) de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor
het kwaliteitsmanagementsysteem, verantwoordelijk voor de evaluatie.
-
A188 Het tijdstip waarop de evaluatie wordt verricht kan afhangen van de omstandigheden
van het kantoor en kan samenvallen met het einde van het boekjaar of met de voltooiing
van een jaarlijkse cyclus van monitoring.
-
A189 De informatie die de basis vormt voor de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem
omvat de informatie die gecommuniceerd is aan de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem in overeenstemming met paragraaf 46.
Voorbeelden van schaalbaarheid om aan te tonen hoe de informatie die de basis vormt
voor de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem, kan worden verkregen:
• in een minder complex kantoor kan (kunnen) de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem rechtstreeks bij het monitoren en herstel betrokken
zijn en daardoor op de hoogte zijn van de informatie die de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem
ondersteunt.
• in een complexer kantoor kan (kunnen) de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem het noodzakelijk achten om processen vast te
stellen voor het verzamelen, samenvatten en communiceren van de informatie die nodig
is om het kwaliteitsmanagementsysteem te evalueren.
|
Het concluderen over het kwaliteitsmanagementsysteem (Zie. Par. 54)
-
A190 In het kader van deze Standaard wordt verwacht dat de toepassing van het systeem als
geheel het kantoor een redelijke mate van zekerheid verschaft dat de doelstellingen
van het kwaliteitsmanagementsysteem worden bereikt. Bij het concluderen over het kwaliteitsmanagementsysteem
kan (kunnen) de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem
aan de hand van de resultaten van het monitoring- en herstelproces het volgende in
overweging nemen:
-
• de aard en omvang van de geïdentificeerde tekortkomingen, alsmede het effect op het
bereiken van de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem;
-
• of het kantoor herstelmaatregelen heeft opgezet en geïmplementeerd, en of de herstelmaatregelen
die tot op het tijdstip van de evaluatie zijn genomen, effectief zijn; en
-
• of het effect van de geïdentificeerde tekortkomingen voor het kwaliteitsmanagementsysteem
op passende wijze is gecorrigeerd, bijvoorbeeld of er overeenkomstig paragraaf 45
verdere maatregelen zijn genomen.
-
A191 Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin geïdentificeerde tekortkomingen die
ernstig zijn (inclusief geïdentificeerde tekortkomingen die ernstig en van diepgaande
invloed zijn), op passende wijze zijn hersteld en het effect ervan op het tijdstip
van de evaluatie is gecorrigeerd. In dergelijke gevallen mag (mogen) de persoon (personen)
met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem concluderen dat
het kwaliteitsmanagementsysteem het kantoor een redelijke mate van zekerheid verschaft
dat de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem worden bereikt.
-
A192 Een geïdentificeerde tekortkoming kan een effect van diepgaande invloed hebben op
de opzet, implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem, bijvoorbeeld
indien:
-
• de tekortkoming van invloed is op verschillende componenten of aspecten van het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
• de tekortkoming beperkt blijft tot een specifieke component of een specifiek aspect
van het kwaliteitsmanagementsysteem, maar van fundamenteel belang is voor het kwaliteitsmanagementsysteem.
-
• de tekortkoming van invloed is op diverse bedrijfsonderdelen of geografische locaties
van het kantoor.
-
• de tekortkoming beperkt blijft tot één bedrijfsonderdeel of geografische locatie,
maar het betrokken bedrijfsonderdeel of de betrokken locatie fundamenteel is voor
het kantoor als geheel.
-
• de tekortkoming van invloed is op een aanzienlijk deel van de opdrachten die van een
bepaald type of van een bepaalde aard zijn.
Voorbeeld van een geïdentificeerde tekortkoming die als ernstig maar niet als van
diepgaande invloed kan worden beschouwd:
Het kantoor identificeert een tekortkoming in een kleinere regionale vestiging van
het kantoor. De geïdentificeerde tekortkoming houdt verband met de niet-naleving van
een groot aantal beleidslijnen of procedures van het kantoor. Het kantoor stelt vast
dat de cultuur van de regionale vestiging, met name de handelingen en het gedrag van
de leiding van de regionale vestiging, dat te zeer gericht was op financiële prioriteiten,
heeft bijgedragen tot de onderliggende oorzaak van de geïdentificeerde tekortkoming.
Het kantoor stelt vast dat het effect van de geïdentificeerde tekortkoming:
• ernstig is, omdat het verband houdt met de cultuur van de regionale vestiging en
de algemene naleving van het beleid of de procedures van het kantoor; en
• niet van diepgaande invloed is, omdat het beperkt blijft tot de kleinere regionale
vestiging.
|
-
A193 De persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem
kan (kunnen) concluderen dat het kwaliteitsmanagementsysteem het kantoor geen redelijke
mate van zekerheid verschaft dat de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem
worden bereikt in omstandigheden waarin de geïdentificeerde tekortkomingen ernstig
en van diepgaande invloed zijn, de maatregelen die zijn genomen om de geïdentificeerde
tekortkomingen te herstellen niet adequaat zijn en het effect van de geïdentificeerde
tekortkomingen niet op passende wijze is gecorrigeerd.
Voorbeeld van een geïdentificeerde tekortkoming die als ernstig en van diepgaande
invloed kan worden beschouwd:
Het kantoor identificeert een tekortkoming in een regionale vestiging, die de grootste
vestiging van het kantoor is en die financiële, operationele en vaktechnische ondersteuning
biedt aan de hele regio. De geïdentificeerde tekortkoming houdt verband met de niet-naleving
van een groot aantal beleidslijnen of procedures van het kantoor. Het kantoor stelt
vast dat de cultuur van de regionale vestiging, met name de handelingen en het gedrag
van de leiding van de regionale vestiging die te zeer gericht waren op financiële
prioriteiten, heeft bijgedragen tot de onderliggende oorzaak van de geïdentificeerde
tekortkoming. Het kantoor stelt vast dat het effect van de geïdentificeerde tekortkoming:
• ernstig is, omdat het verband houdt met de cultuur van de regionale vestiging en
de algemene naleving van het beleid of de procedures van het kantoor; en
• van diepgaande invloed is, aangezien de regionale vestiging de grootste vestiging
is en ondersteuning biedt aan vele andere vestigingen, en de niet-naleving van het
beleid of -procedures een breder effect kan hebben gehad op de andere vestigingen.
|
-
A194 Het kan tijd vergen om de geïdentificeerde tekortkomingen die ernstig en van diepgaande
invloed zijn te herstellen. Naargelang het kantoor doorgaat maatregelen te nemen om
de geïdentificeerde tekortkomingen te herstellen, kan de diepgaande invloed van de
geïdentificeerde tekortkomingen verminderd zijn en kan worden vastgesteld dat de geïdentificeerde
tekortkomingen nog steeds ernstig zijn, maar niet langer ernstig én van diepgaande
invloed. In dergelijke gevallen kan (kunnen) de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem concluderen dat, uitgezonderd aangelegenheden
die verband houden met geïdentificeerde tekortkomingen en die een ernstig maar niet
diepgaande invloed hebben op de opzet, implementatie en werking van het kwaliteitsmanagementsysteem,
het kwaliteitsmanagementsysteem aan het kantoor een redelijke mate van zekerheid verschaft
dat de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem worden bereikt.
-
A195 Deze Standaard vereist niet dat het kantoor een onafhankelijk assurance-rapport over
zijn kwaliteitsmanagementsysteem verkrijgt, maar sluit ook niet uit dat het kantoor
dat doet.
Snelle en passende maatregelen nemen en de verdere communicatie (Zie Par. 55)
-
A196 In omstandigheden waarin de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid en
verantwoordingsplicht voor het kwaliteitsmanagementsysteem tot de conclusie komt (komen)
die is omschreven in paragraaf 54 (b) of 54 (c), kan de onverwijlde en passende maatregel
van het kantoor het volgende omvatten:
-
• het ondernemen van actie om de uitvoering van opdrachten te ondersteunen door meer
middelen toe te wijzen of door meer uitleg te ontwikkelen, en om te bevestigen dat
de verklaringen en rapporten van het kantoor in de gegeven omstandigheden passend
zijn, totdat de geïdentificeerde tekortkomingen hersteld zijn, en door dergelijke
acties te communiceren aan opdrachtteams.
-
• het inwinnen van juridisch advies.
-
A197 In bepaalde omstandigheden kan het kantoor een onafhankelijk toezichtsorgaan hebben
dat niet met het dagelijks bestuur is belast. In dergelijke omstandigheden kunnen
de communicaties inhouden dat het onafhankelijke toezichtsorgaan op de hoogte wordt
gebracht.
- A198
Voorbeelden van omstandigheden waarin het voor het kantoor passend kan zijn om aan
externe partijen te communiceren over de evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem:
• indien het kantoor tot een netwerk behoort.
• indien andere netwerkonderdelen gebruik maken van het werk van het kantoor, bijvoorbeeld
in het geval van een groepscontrole.
• indien het kantoor een van zijn verklaringen of rapporten niet passend acht door
het falen van het kwaliteitsmanagementsysteem, en het management of de met de governance
belaste personen van de entiteit daarvan in kennis moeten worden gesteld.
• indien het kantoor door wet- of regelgeving verplicht is te communiceren aan een
toezichthoudende instantie of een regelgevend orgaan.
|
Evaluaties van prestaties (Zie Par. 56)
-
A199 Periodieke evaluaties van prestaties bevorderen het afleggen van verantwoording. Bij
het evalueren van de prestaties van een persoon, kan het kantoor rekening houden met:
-
• De resultaten van de monitoringactiviteiten voor die aspecten van het kwaliteitsmanagementsysteem
die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de betrokkene. In sommige omstandigheden
kan het kantoor doelstellingen voor de betrokken persoon vaststellen en de resultaten
van de monitoringactiviteiten meten ten opzichte van die doelstellingen.
-
• De maatregelen die de betrokken persoon heeft genomen als reactie op de geïdentificeerde
tekortkomingen die verband houden met de verantwoordelijkheid van die persoon, inclusief
de tijdigheid en effectiviteit van die maatregelen.
Voorbeelden van schaalbaarheid om aan te tonen hoe het kantoor de evaluaties van prestaties
kan uitvoeren
• een minder complex kantoor kan een beroep doen op een serviceprovider om de evaluatie
uit te voeren. Ook kunnen de resultaten van de monitoringactiviteiten een indicatie
geven van de prestaties van de betrokken persoon.
• in complexer kantoor kunnen evaluaties van prestaties worden uitgevoerd door een
onafhankelijk, niet met het dagelijks bestuur belast lid van het bestuursorgaan van
het kantoor, of door een speciaal comité dat onder toezicht staat van het bestuursorgaan
van het kantoor.
|
-
A200 Een positieve prestatie-evaluatie kan worden beloond met een beloning, promotie en
andere stimulansen die zich richten op de commitment van de betrokkene aan kwaliteit
en kan het afleggen van verantwoording versterken. Een andere mogelijkheid is dat
het kantoor herstelmaatregelen neemt om een negatieve evaluatie van prestaties die
van invloed kan zijn op het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen aan te pakken.
Overwegingen met betrekking tot de publieke sector
-
A201 In het geval van de publieke sector kan het niet praktisch uitvoerbaar zijn om een
evaluatie uit te voeren van de prestaties van de persoon (personen) met de eindverantwoordelijkheid
voor het kwaliteitsmanagementsysteem of maatregelen te nemen naar aanleiding van de
resultaten van de evaluatie van prestaties, rekening houdend met de aard van de aanstelling
van de betrokken persoon. Desalniettemin kunnen ook evaluaties van prestaties worden
uitgevoerd voor andere personen in het kantoor met operationele verantwoordelijkheid
voor bepaalde aspecten van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Documentatie (Zie Par. 57–59)
-
A202 Documentatie levert de informatie dat het kantoor voldoet aan deze Standaard, alsmede
aan wet- of regelgeving of aan relevante ethische voorschriften. Documentatie kan
ook nuttig zijn voor het trainen van personeel en opdrachtteams, om ervoor te zorgen
dat de kennis van de organisatie behouden blijft en om een historisch overzicht te
geven van de basis voor beslissingen die het kantoor heeft genomen met betrekking
tot zijn kwaliteitsmanagementsysteem. Het is niet nodig en ook niet praktisch uitvoerbaar
om elke in overweging genomen aangelegenheid of elke oordeelsvorming met betrekking
tot zijn kwaliteitsmanagementsysteem te documenteren. Voorts kan de informatie over
de naleving van deze Standaard blijken uit de component informatie en communicatie,
uit documenten of ander schriftelijk materiaal, of uit IT-toepassingen die integrerende
bestanddelen van het kwaliteitsmanagementsysteem uitmaken.
-
A203 Documentatie kan de vorm aannemen van formele schriftelijke handboeken, checklists
en formulieren. Documentatie kan informeel worden vastgelegd (bijvoorbeeld communicatie
via e-mail of berichten op websites), of kan worden bijgehouden in IT-toepassingen
of andere digitale vormen (bijvoorbeeld gegevensbanken). Factoren die van invloed
kunnen zijn op de oordeelsvormingen over de vorm, inhoud en omvang van documentatie,
inclusief de frequentie waarmee de documentatie wordt bijgewerkt, kunnen het volgende
inhouden:
-
• de complexiteit van het kantoor en het aantal vestigingen;
-
• de aard en complexiteit van de praktijk en organisatie van het kantoor;
-
• de aard van de opdrachten van het kantoor en de aard van de entiteiten waarvoor opdrachten
worden uitgevoerd;
-
• de aard en complexiteit van de aangelegenheid die wordt gedocumenteerd. Bijvoorbeeld
of de aangelegenheid betrekking heeft op een aspect van het kwaliteitsmanagementsysteem
dat is gewijzigd, of op een gebied waar het kwaliteitsrisico hoger is, en de complexiteit
van de oordeelsvormingen met betrekking tot de aangelegenheid.
-
• de frequentie en omvang van wijzigingen in het kwaliteitsmanagementsysteem.
In een minder complex kantoor kan het niet nodig zijn om documentatie te hebben die
gecommuniceerde aangelegenheden ondersteunen, aangezien informele communicatiemethoden
effectief kunnen zijn. Niettemin kan een minder complex kantoor bepalen dat het passend
is deze communicatie te documenteren om het bewijs te leveren dat zij hebben plaatsgevonden.
-
A204 In sommige gevallen kan een externe toezichthouder formele of informele documentatievereisten
vaststellen, bijvoorbeeld als gevolg van het resultaat van bevindingen van een externe
inspectie. Ook kunnen relevante ethische voorschriften specifieke documentatievereisten
omvatten; de VGBA of de ViO vereisen bijvoorbeeld documentatie van bepaalde aangelegenheden,
waaronder bepaalde situaties die verband houden met belangenconflicten, niet-naleving
van wet- en regelgeving, en onafhankelijkheid.
-
A205 Het kantoor hoeft niet elke voorwaarde, gebeurtenis, omstandigheid, handeling of nalaten
van handeling voor elke kwaliteitsdoelstelling, of hoeft niet elk risico dat tot een
kwaliteitsrisico kan leiden, te documenteren. Maar bij het documenteren van de kwaliteitsrisico's
en van de manier waarop de maatregelen de kwaliteitsrisico’s mitigeren, kan het kantoor
de redenen voor de inschatting van kwaliteitsrisico's documenteren (d.w.z. het in
overweging genomen voorkomen en het effect op het bereiken van één of meer kwaliteitsdoelstellingen)
om daarmee de consistente implementatie en toepassing van de maatregelen te onderbouwen.
-
A206 De documentatie kan worden verschaft door het netwerk, andere netwerkonderdelen of
andere structuren of organisaties binnen het netwerk.