In de praktijk blijkt dat belastingplichtigen een hoger bedrag aan premie of inleg
betalen dan er aan jaarruimte en/of reserveringsruimte is. Hierdoor is een betaald
bedrag (gedeeltelijk) niet aftrekbaar als uitgave voor een inkomensvoorziening.
In overleg met de financiële instelling is het mogelijk dat de financiële instelling
het niet-afgetrokken bedrag terugstort, maar dat leidt tot afkoop of deblokkering
van de lijfrente. Bij de belastingplichtige worden dan negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
in aanmerking genomen en hij is revisierente verschuldigd.
Als de belastingplichtige het te veel betaalde bedrag niet laat terugstorten, kan
hij het bedrag niet (geheel) aftrekken terwijl in de uitkeringsfase de uitkeringen
belast zijn.
Voor zowel de situatie dat bij afkoop negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
in aanmerking worden genomen, als de situatie dat de uitkeringen worden belast, geldt
een fiscale faciliteit die de belastingdruk verlaagt. Per jaar waarin een hoger bedrag
aan premie of inleg is betaald dan er aan jaarruimte is, kan een bedrag van maximaal
€ 2.269 in aftrek worden gebracht op het te belasten bedrag (artikel 3.107a, tweede lid, en artikel 3.137, tweede lid, Wet IB 2001).
Het regime waarin lijfrenten met de voor box 1 kwalificerende vorm verplicht worden
belast in box 1, kan ruw uitwerken in de situatie dat een belastingplichtige geen
aftrek heeft gehad. Het staat echter voorop dat het primair de verantwoordelijkheid
van de belastingplichtige zelf is dat hij zijn ruimte voor de lijfrentepremieaftrek
juist berekent. Het blijkt echter dat zich in de praktijk toch situaties voordoen
waarin ik de hiervoor geschetste fiscale gevolgen ongewenst acht. Daarom keur ik het
volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder voorwaarden goed dat als de financiële instelling de te veel betaalde
premie of de te hoge inleg inclusief het behaalde rendement op de lijfrente terugstort, de lijfrente in zoverre wordt geacht niet te zijn afgekocht
of gedeblokkeerd. Onder een ‘te veel betaalde premie of te hoge inleg’ wordt in dit
onderdeel verstaan het deel van het betaalde bedrag dat hoger is dan de aftrekruimte
in het betreffende jaar. Het gaat daarbij om elke te hoge betaling/inleg boven de
geldende aftrekruimte, ongeacht de hoogte van het bedrag, dus ook om bedragen die
lager zijn dan € 2.269. De financiële instelling kan het te veel betaalde bedrag zonder
fiscale gevolgen terugstorten naar de belastingplichtige. Hiervoor is een verklaring
van de inspecteur van de Belastingdienst over het terug te storten bedrag nodig.
Deze goedkeuring geldt alleen voor betalingen die zijn gedaan in het kalenderjaar
van binnenkomst van het verzoek en de vijf daaraan voorafgaande jaren.
Voorwaarden
Ik stel hierbij de volgende vier voorwaarden.
-
– De belastingplichtige doet een verzoek om toestemming voor terugstorting van het te
veel betaalde bedrag aan de inspecteur.
-
– Voor zover de belastingplichtige een aftrekmogelijkheid voor het betreffende jaar
heeft, wordt deze toegepast. De goedkeuring laat niet de keuze open een bedrag waarvoor
jaarruimte bestaat achteraf niet in aftrek te brengen.
-
– De financiële instelling stort het te veel betaalde bedrag inclusief het daarop behaalde
rendement binnen drie maanden na dagtekening van deze verklaring terug zonder inhouding
van loonheffing. Dit kan van belang zijn voor de rendementsgrondslag van box 3 van
belastingplichtige.
De toestemming van de inspecteur kan bepalingen bevatten ten aanzien van een eerder
afgegeven saldoverklaring en over de renseignering door de financiële instelling.