Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2025

[Regeling vervalt per 31-12-2025.]
Geraadpleegd op 01-06-2025.
Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2025

Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,

Gelet op de artikelen 14 en 15 van de Wet op de rechtsbijstand;

BESLUIT

De volgende regeling vast te stellen:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 1.2. Doel

Deze regeling heeft tot doel voorwaarden te stellen aan de inschrijving van advocaten door de Raad zoals bedoeld in artikel 14 en 15 van de Wet.

Hoofdstuk 2. Kantoororganisatie (artikel 15, eerste lid sub c van de wet)

Paragraaf 1. aanvragen en declareren van toevoegingen

Artikel 2.1. Wijze van aanvragen en declareren van toevoegingen

  • 1 De advocaat voorziet in de naar het oordeel van de Raad noodzakelijke inrichting van zijn kantoororganisatie ten behoeve van de gegevens met betrekking tot de registratie bij de Raad en het aanvragen en declareren van toevoegingen en piketten.

  • 2 De advocaat richt zijn toevoegingsaanvragen en declaraties zorgvuldig en volledig in, met inachtneming van de regels die bij of krachtens de wet, of op basis van algemene voorschriften of specifieke aanwijzingen van de Raad zijn gesteld.

  • 3 De advocaat is open en duidelijk in de informatie die deze bij zijn aanvragen en declaraties verschaft. De advocaat vermeldt uit eigen beweging bijzonderheden die voor de beslissing van de Raad van belang zouden kunnen zijn.

  • 4 De advocaat stelt zich voorafgaand aan de aanvraag van een toevoeging of vergoeding op de hoogte van de inhoud van de voor het rechtsprobleem geldende werkinstructies van de Raad.

  • 5 De advocaat vraagt geen toevoegingen aan voor zaken waarvoor geen toevoegingen kunnen worden verleend, voor zaken waarvoor geen of volstrekt ontoereikende gronden bestaan of een wettelijke termijn is verstreken.

  • 6 De advocaat verwijst zijn cliënt ook bij een toevoegwaardig rechtsbelang naar voorliggende voorzieningen, zoals het Juridisch Loket en de sociaal raadslieden, als dat noodzakelijk is in het kader van doelmatig en passend gebruik van de voorziening voor toevoegingen.

Artikel 2.2. Gebruik webportaal Mijn RvR

  • 1 De advocaat maakt gebruik van het webportaal Mijn RvR voor het indienen van verzoeken tot in- en uitschrijving, onderhouden van de registratie en het indienen van een aanvraag tot toevoeging en declaratie.

  • 2 De advocaat geeft de Raad een persoonlijk e-mailadres op. Het gebruik van een info@adres of een gezamenlijk kantooradres is niet toegestaan.

  • 3 De advocaat legt ten behoeve van het aanvragen van toevoegingen de persoonsgegevens van zijn cliënt en zijn partner conform het identiteitsbewijs vast. Dit betreft de achternaam, voorletters, geboortedatum, BRP-adres, postadres en burgerservicenummer en het vreemdelingennummer.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing in uitzonderlijke gevallen waarin deze vastlegging conform identiteitsbewijs onmogelijk is, zoals in geval van daklozen en vreemdelingen die ongedocumenteerd zijn en gevallen van ruzie met de partner.

Artikel 2.3. Op betalende basis bijstaan van Wrb-gerechtigde cliënten

De advocaat vraagt geen toevoeging aan indien de advocaat met een rechtzoekende, die voor een toevoeging in aanmerking komt, overeenkomt dat door de rechtzoekende geen gebruik wordt gemaakt van gesubsidieerde rechtsbijstand en dat in plaats daarvan de zaak op betalende basis zal worden behandeld.

Paragraaf 2. Behandeling en overdracht van zaken

Artikel 2.4. Persoonlijke behandeling van zaken

  • 1 De advocaat behandelt de zaken waarin deze is toegevoegd persoonlijk, dan wel verricht de aan de advocaat toebedeelde piketdiensten persoonlijk, behoudens gevallen waarin sprake is van overmacht, ziekte, op dezelfde dag geplande zittingen in andere zaken of andere zwaarwegende redenen. In dat geval zorgt de advocaat voor (gespecialiseerde) waarneming. Als een andere advocaat voor de advocaat waarneemt, blijft ook de toegevoegde advocaat aanspreekbaar op de kwaliteit van de verleende rechtsbijstand.

  • 2 De advocaat laat medewerkers van het kantoor die geen advocaat zijn, in toegevoegde zaken geen andere dan ondersteunende werkzaamheden, zijnde geen rechtsbijstand, verrichten.

  • 3 De advocaat vraagt geen toevoegingen aan voor een andere advocaat, bijvoorbeeld voor een niet ingeschreven advocaat of voor een advocaat die het maximum aantal toevoegingen heeft bereikt.

Artikel 2.5. Rechtsbijstand door advocaat-stagiaires in toevoegingen van patroon

  • 1 In afwijking van artikel 2.4, eerste lid kan een advocaat-stagiair die nog niet aan de in deze inschrijvingsvoorwaarden gestelde deskundigheidseisen voldoet voor inschrijving voor een specialisatie, onder de volgende voorwaarden onder begeleiding van zijn patroon rechtsbijstand verlenen in zaken waarvoor een toevoeging is verstrekt aan zijn patroon:

    • a. de patroon voldoet aan de deskundigheidseisen in de inschrijvingsvoorwaarden van de Raad voor de betreffende specialisatie;

    • b. de advocaat-stagiair is werkzaam bij hetzelfde kantoor als zijn patroon en heeft hetzelfde kantooradres als zijn patroon (geen buitenpatronaat);

    • c. de toevoeging waarop door de advocaat-stagiair werkzaamheden wordt verricht komt/blijft op naam van zijn patroon; en

    • d. de patroon blijft eindverantwoordelijk en is daarom bijvoorbeeld bij het eerste gesprek met de cliënt aanwezig.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de volgende werkzaamheden:

    • a. werkzaamheden in het kader van piket- en AC-diensten;

    • b. werkzaamheden op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht, jeugdstrafrecht en civiel jeugdrecht.

Artikel 2.6. Rechtsbijstand door paralegals in toevoegingen van advocaten

  • 1 In afwijking van artikel 2.4 kunnen advocaten onder de volgende voorwaarden paralegals rechtsbijstand laten verlenen in zaken waarvoor een toevoeging verstrekt is aan die advocaat:

    • a. de paralegal heeft een juridische HBO-opleiding of juridische academische opleiding met goed gevolg afgerond;

    • b. de paralegal is werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst bij de advocaat en werkzaam bij hetzelfde kantoor en op hetzelfde kantooradres als die advocaat; en

    • c. de paralegal verricht de werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de advocaat en binnen de kaders zoals omschreven in Gedragsregel 13 van de NOvA.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de volgende werkzaamheden:

    • a. werkzaamheden in het kader van piket- en AC-diensten;

    • b. werkzaamheden op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht, jeugdstrafrecht en civiel jeugdrecht;

    • c. werkzaamheden in zaken waarin door de Raad extra uren zijn toegekend.

Artikel 2.7. Overdracht toevoeging in geval van overname of schorsing/schrapping

  • 1 De advocaat verzoekt om mutatie van de toevoeging bij overdracht van een dossier aan een andere advocaat. De advocaat draagt daarbij zorg voor een volledige en zorgvuldige overdracht van de bij de toevoeging(-saanvraag) behorende bescheiden.

  • 2 De advocaat die op grond van de Advocatenwet geschorst of geschrapt is, stelt de Raad zelf onmiddellijk schriftelijk op de hoogte en draagt zorg voor overdracht van zijn toevoegingszaken. De advocaat meldt daarbij aan de Raad welke advocaat in zaken waarin nog geen toevoeging verleend is in zijn plaats moet worden toegevoegd.

Paragraaf 3. Overige organisatorische bepalingen

Artikel 2.8. Gegevensuitwisseling

  • 1 De advocaat stemt ermee in dat de Raad, wanneer de cliënt hierom verzoekt, gegevens en bescheiden uit het toevoeg- en vaststeldossier kan verstrekken aan de cliënt van de advocaat.

  • 2 De advocaat stemt ermee in dat zijn praktijkgegevens (het adres, telefoonnummer, e-mailadres en de website van het kantoor) en de specialisaties waarvoor de advocaat bij de Raad staat ingeschreven, worden gepubliceerd in het openbare register van de Raad op www.rechtsbijstand.nl.

  • 3 De advocaat is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid waar het gaat om bescherming van persoonsgegevens en draagt zorg voor zorgvuldige en vertrouwelijke behandeling ervan met in achtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving.

  • 4 De advocaat stemt bij inschrijving bij de Raad in met het informatieprotocol dat de Raad en de dekens hebben afgesloten waarin afspraken zijn gemaakt omtrent het uitwisselen van informatie teneinde het toezicht op advocaten binnen het stelsel te verbeteren en geeft daarmee toestemming aan de Raad voor deze informatie-uitwisseling.

Artikel 2.9. Onderlinge verhouding met de Raad

  • 1 Advocaten en (medewerkers van) de Raad streven in wederzijds belang naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

    Een advocaat die zich bij herhaling schuldig maakt aan onbehoorlijk of onheus optreden, zowel jegens medewerkers van de Raad als in bredere zin door zich in strijd met de algemeen geldende normen van fatsoen en redelijkheid in de beroepsuitoefening te gedragen, kan – nadat de advocaat op dit gedrag is aangesproken door de Raad en een formele waarschuwing heeft gekregen – van deelname aan het stelsel voor de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand worden uitgesloten.

  • 2 Advocaten onthouden zich van frauduleuze of onrechtmatige gedragingen of gedragingen in strijd met geldende wet- en regelgeving ten aanzien van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en overige door de Raad getroffen voorzieningen en subsidieregelingen.

  • 3 De Raad kan advocaten die handelen in strijd met het tweede lid met onmiddellijke ingang uitsluiten van deelname aan het stelsel voor de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand. De Raad stemt een eventuele uitsluiting af met de deken in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt.

Artikel 2.10. Opgave Nieuw kantoor

De advocaat die werkzaam is bij een kantoor waaraan de NOvA een nieuw kantoornummer heeft toegekend, voldoet tot genoegen van de deken in het betreffende arrondissement aan de Opgave Nieuw Kantoor.

Artikel 2.11. Voorschotten

De advocaat ontvangt het op basis van artikel 35 Bvr verstrekte voorschot persoonlijk en is persoonlijk aansprakelijk voor de onverwijlde terugbetaling van respectievelijk verrekening met de vergoedingen in zaken op basis waarvan het voorschot is berekend, in geval de inschrijving wordt doorgehaald. De advocaat die in loondienst heeft gewerkt, kan zich er niet op beroepen dat voorschotten aan zijn patroon/kantoor zijn uitbetaald.

Artikel 2.12. Organisatorische eisen aan advocaten die deelnemen aan een piketregeling

  • 1 De advocaat die deelneemt aan een piketregeling (hierna de piketadvocaat) houdt zich aan het piketreglement van de Raad.

  • 2 De piketadvocaat is bereid om de uit het piket voortvloeiende zaken op toevoegingsbasis af te wikkelen.

  • 3 De piketadvocaat is op werkdagen, in het weekend en op feestdagen ten minste gedurende de beschikbaarheidstijden voor piketmeldingen per (mobiele) telefoon en per e-mail bereikbaar. De beschikbaarheidstijden sluiten aan op de openingstijden van de Centrale Piketafdeling van de Raad (07.00 uur tot 20.00 uur).

  • 4 De piketadvocaat accepteert meldingen die tot sluitingstijd van de Centrale Piketafdeling binnenkomen en geeft daar ook direct opvolging aan.

  • 5 De piketadvocaat accepteert meldingen die na sluitingstijd in sporadische gevallen (levensdelicten, gijzelingen en ontvoeringen) van de Centrale Piketafdeling kunnen binnenkomen en geeft daar ook direct opvolging aan.

  • 6 De piketadvocaat verstrekt aan de Raad zijn 06-nummer en het e-mailadres waaraan piketmeldingen kunnen worden verzonden door de Raad.

  • 7 De piketadvocaat beschikt over een mobiele telefoon met internettoegang ten behoeve van het ontvangen en bevestigen van piketmeldingen vanuit de Centrale Piketafdeling van de Raad. Voor het ontvangen van piketmeldingen is het gebruik van een info@adres of een gezamenlijk kantoor e-mailadres toegestaan.

Artikel 2.13. Organisatorische eisen aan advocaten die deelnemen aan het AC-rooster

  • 1 De advocaat die deelneemt aan het AC-rooster houdt zich aan de distributieregeling AC van de Raad zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze voorwaarden.

  • 2 De advocaat is bereid om alle uit de AC-dienst voortvloeiende asielzaken te accepteren en op toevoegingsbasis af te wikkelen.

Hoofdstuk 3. Eisen aan de verslaglegging (artikel 15, eerste lid sub d van de wet)

Artikel 3.1. Tijdregistratie

De advocaat voert in zaken waarin deze is toegevoegd een deugdelijke tijdregistratie die in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • a. de aan rechtsbijstand bestede tijd wordt op juiste en verantwoorde wijze bijgehouden op datum en naar verrichting;

  • b. indien gebruik wordt gemaakt van vaste tijdseenheden, mogen deze niet groter zijn dan zes minuten; en

  • c. er wordt minimaal onderscheid gemaakt tussen correspondentie, telefoon, conferentie, procedure, studie en er wordt een korte aanduiding gegeven met wie is gesproken of gecorrespondeerd.

Artikel 3.2. Informatieverstrekking en verantwoording over afhandeling van zaken op basis van een toevoeging

  • 1 De advocaat verstrekt desgevraagd aan de Raad en aan door de Raad ingestelde commissies, informatie en de advocaat legt verantwoording af over de afhandeling van zaken, tenzij dat in strijd is met zijn wettelijke geheimhoudingsplicht. De Raad kan deze informatieplicht ook aanwenden met betrekking tot de evaluatie van door de Raad gevoerd beleid.

  • 2 De advocaat doet desgevraagd verslag van de wijze waarop aan de inschrijvings-voorwaarden is voldaan.

Hoofdstuk 4. Maximum aantal toevoegingen (artikel 15, eerste lid sub a van de wet)

Artikel 4.1. Maximum aantal toevoegingen; berekening van het maximum

  • 1 Aan een advocaat worden jaarlijks niet meer toevoegingen afgegeven dan het equivalent van 250 toevoegingseenheden. Hieronder worden mede begrepen de ambtshalve toevoegingen. Dit om te voorkomen dat de kwaliteit van de rechtsbijstand in het gedrang komt, door onder meer het te snel en te veel aanvragen van toevoegingen of door het onvoldoende tijd en aandacht besteden aan zaken.

  • 2 Bij de beoordeling van het maximum aantal toevoegingseenheden genoemd in het eerste lid rekent de Raad de aan een advocaat afgegeven toevoegingen om in toevoegingseenheden aan de hand van de volgende wegingsfactoren:

    • a. een afgegeven toevoeging met een forfaitaire vergoeding van 6 punten of meer volgens de bijlage bij het Bvr telt voor 1 eenheid;

    • b. een afgegeven toevoeging met een forfaitaire vergoeding van 4 of 5 punten volgens de bijlage bij het Bvr telt voor 0,67 eenheid;

    • c. een afgegeven toevoeging met een forfaitaire vergoeding van 3 punten volgens de bijlage bij het Bvr telt voor 0,50 eenheid;

    • d. een lichte adviestoevoeging telt voor 0,33 eenheid;

    • e. asieltoevoegingen tellen mee voor 1 eenheid.

  • 3 Indien een lichte adviestoevoeging wordt omgezet in een reguliere toevoeging wordt de toevoeging meegeteld op de wijze zoals in het tweede lid sub a, b, c of d is omschreven.

Artikel 4.2. Maximum aantal toevoegingen; rechtsgevolgen bij het bereiken van het maximum

  • 1 Zodra een advocaat het maximum aantal toevoegingseenheden heeft bereikt, worden in het betreffende kalenderjaar geen toevoegingen meer aan de advocaat afgegeven, ook niet meer op last/aanwijzing van de rechtbank. Ook wordt de advocaat gedurende het resterende kalenderjaar van de piketplanningen verwijderd.

  • 2 De advocaat die het maximum aantal toevoegingseenheden heeft bereikt, dient gedurende het resterende kalenderjaar geen nieuwe toevoegingsaanvragen in.

  • 3 De Raad informeert de deken in het arrondissement waar de betreffende advocaat kantoor houdt, over het bereiken van de grens van het maximum aantal af te geven toevoegingseenheden.

  • 4 De advocaat kan in het volgend kalenderjaar opnieuw om inschrijving verzoeken. Als de advocaat in het jaar daarop opnieuw toevoeging verzoekt in zaken waarin het vorig jaar vanwege het bereiken van het maximum aan de advocaat toevoegingen zijn geweigerd, zal – als de toevoeging alsnog wordt verleend – de ingangsdatum in het jaar van de nieuwe aanvraag liggen.

  • 5 Een advocaat die het maximum aantal toevoegingen heeft bereikt deelt, als een rechterlijke instantie voornemens is een last of aanwijzing aan de advocaat af te geven, aan de rechterlijke instantie mee dat op zijn naam gedurende het resterende kalenderjaar geen lasten tot toevoeging meer mogen worden afgegeven. Heeft de rechterlijke instantie al een last of aanwijzing afgegeven, dan verzoekt de advocaat aan de rechterlijke instantie om deze last in te trekken of te laten muteren op naam van een andere advocaat.

  • 6 De Raad kan een advocaat die het maximum binnen een half jaar heeft bereikt – na deze voorafgaand te hebben gehoord – definitief van de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand uitsluiten. De advocaat wordt tevens van het AC-rooster en de piketplanningen verwijderd.

Artikel 4.3. Lager maximum aan toevoegingseenheden bij schorsing en gedurende algemene inschrijving in de loop van een kalenderjaar

  • 2 De Raad vermindert in geval van algemene inschrijving van de advocaat in de loop van het kalenderjaar het maximum aantal toevoegingen voor dat kalenderjaar naar evenredigheid met de duur van inschrijving in dat kalenderjaar.

Artikel 4.4. Lager maximum aan toevoegingseenheden (gedeclareerde punten)

  • 1 In afwijking van artikel 4.1, eerste lid geldt een afwijkend en lager maximum aantal toevoegingseenheden voor advocaten die in de twee jaren voorafgaand aan het huidig jaar van inschrijving gemiddeld meer dan 2000 punten hebben gedeclareerd. Dit lagere aantal eenheden wordt bepaald volgens de volgende formule:

    (2000 punten: het gemiddeld aantal gedeclareerde punten in twee voorafgaande jaren) x 250.

    Voor de berekening van dit lager maximum voor 2025 wordt het gemiddeld aantal gedeclareerde punten in twee voorafgaande jaren berekend over de periode 1 januari 2023 tot 1 januari 2025.

  • 2 Voor de berekening van het aantal punten tellen ook de punten voor toeslagen en extra uren mee.

  • 3 Indien een lager maximum aan toevoegingseenheden geldt, wordt dit lagere maximum aan het begin van het kalenderjaar aan de advocaat meegedeeld.

  • 4 De Raad informeert de deken in het arrondissement waar de betreffende advocaat kantoor houdt over het bereiken van de grens van 2000 gedeclareerde punten.

Hoofdstuk 5. Deskundigheidseisen – algemene bepalingen (artikel 15 lid 1 sub b van de wet)

Paragraaf 1. Algemene eisen

Artikel 5.1. Deskundigheid

De advocaat beschikt over de kennis en vaardigheden die vereist zijn voor de behandeling van het betreffende rechtsprobleem. De advocaat die niet (langer) aan de door de Raad gestelde deskundigheidseisen voldoet of wil voldoen, verzoekt uit eigen beweging de Raad om zijn inschrijving voor de betreffende specialisatie of het arrangement door te halen.

Artikel 5.2. Naleven overeengekomen kwaliteitssystemen

  • 1 De advocaat leeft de door de NOvA en de Raad overeengekomen kwaliteitssystemen na.

  • 2 De advocaat leeft de normen die door de Raad ten aanzien van bepaalde specialisaties gesteld worden in best practice guides na. Er zijn samen met de NOvA best practice guides ontwikkeld op het terrein van asielrecht, vreemdelingenbewaring, arbeidsrecht, echtscheiding en gedwongen opname en behandeling van psychiatrische patiënten.

  • 3 De advocaat neemt op het terrein van specialisaties waarvoor de Raad dit met de NOvA heeft afgesproken deel aan intercollegiale toetsing of peer review.

  • 4 Indien de advocaat niet meewerkt aan intercollegiale toetsing, peer review of aan door de Raad geëntameerd ambtshalve onderzoek naar de kwaliteit van de door de advocaat verleende rechtsbijstand kan zijn algemene inschrijving of inschrijving voor de betreffende specialisatie worden doorgehaald. Dit laat de toetsing door de dekens op de naleving van de Gedragsregels en overige regelgeving van de NOvA geheel onverlet.

Artikel 5.3. Introductiebijeenkomsten

De Raad organiseert regelmatig introductiebijeenkomsten voor nieuw bij de Raad ingeschreven advocaten. Bij de Raad nieuw ingeschreven advocaten of medewerkers verbonden aan het kantoor van deze advocaten voor wie het aanvragen en declareren van toevoegingen bij de Raad hoort bij hun takenpakket volgen bij voorkeur deze bijeenkomsten.

Artikel 5.4. Algemene inschrijving

Advocaten die rechtsbijstand in de zin van de Wet willen verlenen staan voor aanvang van de rechtsbijstand algemeen ingeschreven bij de Raad. De advocaat dient daartoe een verzoek tot algemene inschrijving in via het in artikel 2.2 genoemde webportaal van de Raad.

Paragraaf 2. Algemene eisen met betrekking tot de in- en uitschrijving voor een specialisatie

Artikel 5.5. Inschrijving voor een specialisatie

  • 1 Advocaten die rechtsbijstand in de zin van de Wet willen verlenen op rechtsgebieden waarvoor de Raad bijzondere deskundigheidseisen zoals omschreven in Hoofdstuk 6 hanteert, staan, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.4, voor aanvang van de werkzaamheden tevens voor de betreffende specialisatie ingeschreven bij de Raad. De advocaat dient daartoe een verzoek tot inschrijving voor de specialisatie in via het in artikel 2.2 genoemde webportaal van de Raad.

  • 2 In het toevoegbeleid van de Raad op www.rvr.org is per zaakcode van de toevoeging aangegeven voor welke specialisatie de advocaat ingeschreven moet staan.

Artikel 5.6. Maximum aan inschrijving voor specialisatiegroepen en piketsoorten

  • 1 Advocaten worden voor maximaal vier specialisatiegroepen uit de lijst in bijlage 3 bij deze voorwaarden ingeschreven.

  • 2 Advocaten worden voor maximaal drie van de volgende piketsoorten ingeschreven:

    • a. Strafpiketplanning;

    • b. jeugdstrafpiketplanning;

    • c. psychiatrisch patiëntenpiketplanning;

    • d. vreemdelingenpiketplanning.

  • 3 Advocaten die staan ingeschreven op het AC Rooster worden naast die inschrijving op het AC-rooster ingeschreven voor maximaal 2 andere piketsoorten als omschreven in het tweede lid.

  • 4 De piketsoorten zoals omschreven in artikel 6.4, 6.5 en 6.6 tellen niet mee voor het maximum van drie piketsoorten.

  • 5 De advocaat wordt op maximaal één piketplanning per piketsoort ingeschreven. De vestigingsplaats van het kantoor is bepalend voor inschrijving op een piketplanning.

Artikel 5.7. Uitschrijving voor een specialisatie

  • 1 Aan een advocaat die is uitgeschreven voor een specialisatie worden geen toevoegingen meer afgegeven op het terrein van die specialisatie.

  • 2 Een advocaat die is uitgeschreven voor een specialisatie kan rechtsbijstand blijven verlenen in zaken waarvoor reeds een toevoeging op het terrein van die specialisatie is afgegeven. De advocaat kan die zaken op de gebruikelijke wijze bij de Raad declareren.

  • 3 Een advocaat die is uitgeschreven voor een specialisatie verzoekt, indien een rechterlijke instantie voornemens is een last of aanwijzing op het terrein van die specialisatie aan de advocaat af te geven, aan de rechterlijke instantie de last of aanwijzing aan een andere advocaat af te geven. Indien de rechterlijke instantie reeds een last of aanwijzing op het terrein van die specialisatie heeft afgegeven, verzoekt de advocaat aan de rechterlijke instantie om de last of aanwijzing in te trekken of te laten muteren op naam van een andere advocaat. De Raad geeft geen uitvoering aan de last.

  • 4 Een advocaat die door de Raad is uitgeschreven voor een specialisatie omdat niet voldaan is aan de gestelde deskundigheidseisen kan niet eerder dan vanaf het moment dat één jaar is verstreken na datum van uitschrijving opnieuw bij de Raad een verzoek indienen om inschrijving voor die specialisatie. De deskundigheidseisen voor inschrijving voor die specialisatie zoals omschreven in hoofdstuk 6 zijn van toepassing.

  • 5 De Raad informeert de deken in het arrondissement waar de betreffende advocaat kantoor houdt over een algemene uitschrijving of uitschrijving voor een specialisatie, anders dan op eigen verzoek.

Paragraaf 3. Algemene eisen met betrekking tot de voortzetting van een specialisatie

Artikel 5.8. Minimum aantal zaken /betalende zaken

  • 1 Voor de voortzetting van diverse specialisaties is in hoofdstuk 6 omschreven dat een minimum aantal zaken moet zijn behandeld. De Raad gaat daarvoor uit van het aantal aan de advocaat afgegeven toevoegingen in het systeem van de Raad.

  • 2 Door de Raad toegekende extra uren op het terrein van een specialisatie worden door de Raad in de telling van het aantal zaken meegenomen op de volgende wijze: zes extra uren tellen mee voor één zaak.

  • 3 Als bij toetsing of aan de voorwaarden is voldaan is gebleken dat de advocaat het vereiste aantal toevoegingen niet haalt, dan kan de Raad op verzoek in de telling ook betalende zaken betrekken indien de advocaat daar bewijsstukken van kan overleggen.

  • 4 Als bewijsstukken van betalende zaken kunnen gelden (geanonimiseerde) processtukken. Indien deze stukken niet voorhanden zijn, kan als bewijsstuk gelden een kopie van de overeenkomst van opdracht.

  • 5 Betalende zaken waarvoor op inhoudelijke gronden voortvloeiend uit de Wet of het Bebr geen toevoeging zou kunnen worden verstrekt, worden niet in de telling betrokken.

  • 6 Zaken die behandeld zijn door de advocaat als rechter-plaatsvervanger, kunnen op verzoek worden betrokken in de telling van de in het eerste lid genoemde zaken. Iedere op een zittingsdag behandelde zaak telt mee als één zaak.

  • 7 Piketzaken (toegevoegd of betalend) vallen niet onder de in het eerste lid en derde lid genoemde aantal zaken.

Artikel 5.9. Opgeven van opleidingspunten voor kwaliteitstoetsing in de vorm van peer review

De advocaat kan de uren die aantoonbaar op een specifiek rechtsgebied zijn besteed aan door de Algemene Raad van de NOvA voorgeschreven kwaliteitstoetsing in de vorm van peer review tot een maximum van vier opleidingspunten in mindering brengen op het aantal opleidingspunten dat de advocaat voor de met dat rechtsgebied corresponderende specialisatie voor de voortzetting van de inschrijving van die specialisatie moet behalen.

Artikel 5.10. Compenseren tekort aan opleidingspunten met overschot het vorige kalenderjaar

Een advocaat kan een tekort aan opleidingspunten die in een kalenderjaar voor de voortzetting van de inschrijving voor een specialisatie behaald dienen te worden, compenseren met een overschot aan opleidingspunten dat de advocaat voor diezelfde specialisatie in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald.

Artikel 5.11. Langdurige ziekte of zwangerschap

  • 1 Indien een advocaat in verband met zwangerschap ten minste zestien weken de praktijk niet heeft uitgeoefend kan de Raad op verzoek het voor de voortzetting van een specialisatie te behalen aantal opleidingspunten en te behandelen zaken in één kalenderjaar naar rato verlagen. De advocaat kan dit aan de Raad bij toetsing van de voorwaarden aangeven.

  • 2 Advocaten die door ziekte korter dan een periode van zes maanden in het geheel de praktijk niet kunnen uitoefenen of die door ziekte deels de praktijk niet kunnen uitoefenen dienen te voldoen aan de voor voortzetting van de inschrijving van de specialisatie gestelde eisen.

  • 3 Advocaten die door ziekte langer dan een periode van zes maanden in het geheel de praktijk niet kunnen uitoefenen overleggen aan de Raad een besluit van de Raad van de Orde van Advocaten op een verzoek om toepassing van artikel 4.7 van de Voda. De Raad verlaagt het aantal te behalen opleidingspunten en te behandelen aantal zaken naar rato. Ten aanzien van de inhaalverplichting is artikel 4.7, derde lid sub a en b van de Voda van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.12. Opleidingspunten advocaat-stagiaires

De in hoofdstuk 6 omschreven opleidingspunten die behaald moeten worden voor de voortzetting van een specialisatie zijn niet van toepassing op advocaat-stagiaires gedurende de looptijd van hun stage.

Artikel 5.13. Naar rato vermindering opleidingspunten en zaken

  • 1 Op advocaten die zich in de loop van een kalenderjaar voor een specialisatie bij de Raad inschrijven is een naar rato vermindering van het in hoofdstuk 6 omschreven te behalen aantal opleidingspunten en te behandelen aantal zaken voor de voortzetting van die specialisatie voor dat kalenderjaar van toepassing.

  • 2 Op advocaten die in de loop van een kalenderjaar hun stage hebben afgerond en die ingeschreven staan voor een specialisatie is een naar rato vermindering van het in hoofdstuk 6 omschreven te behalen aantal opleidingspunten voor de voortzetting van die specialisatie voor dat kalenderjaar van toepassing.

Paragraaf 4. Toetsing door de Raad of blijvend aan de voorwaarden wordt voldaan

Artikel 5.14. Toetsing voorwaarden voor voortzetting van een specialisatie door de Raad

  • 1 De Raad toetst jaarlijks of advocaten die ingeschreven staan voor een specialisatie voldoen aan de in hoofdstuk 6 gestelde eisen voor de voortzetting van die specialisatie.

  • 2 De Raad raadpleegt daartoe het aantal afgegeven toevoegingen op het terrein van een specialisatie in de eigen administratie. De Raad benadert advocaten die gedurende één kalenderjaar minder toevoegingen hebben behandeld dan vereist is voor de voortzetting van een specialisatie. De Raad stelt advocaten in de gelegenheid om gemotiveerd aan te geven of zij ingeschreven willen blijven staan voor die specialisatie en bewijsstukken te overleggen van eventuele betalende zaken, opleidingspunten of lidmaatschap van werkgroepen.

  • 3 De Raad toetst bij advocaten, aan wie blijkens de eigen administratie voldoende toevoegingen voor een specialisatie zijn afgegeven, steekproefsgewijs of zij aan de overige gestelde eisen hebben voldaan.

  • 4 Indien de advocaat lid is van een specialisatievereniging die van de NOvA het keurmerk specialisatievereniging heeft gekregen en die voor haar leden minimaal dezelfde deskundigheidseisen stelt als de Raad, toetst de Raad de gestelde eisen voor het onderhouden van de deskundigheid (aantallen opleidingspunten en zaken) bij de betreffende advocaat niet steekproefsgewijs op het rechtsgebied waarop de specialisatievereniging actief is.

  • 5 De Raad kan tevens op eigen initiatief (op basis van signalen of wanneer zij dat nodig acht) toetsen of een ingeschreven advocaat, op alle specialisaties waarvoor deze ingeschreven staat, voldoet aan de in hoofdstuk 6 gestelde eisen voor de voortzetting van die specialisatie.

  • 6 Een advocaat toont aan dat opleidingspunten zijn behaald door overlegging van adequate bewijsstukken. Het bepaalde in artikel 4.4, zevende lid Voda is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 5. Overige algemene bepalingen

Artikel 5.15. Toevoegingen voor civiele cassatiezaken

De in hoofdstuk 6 omschreven deskundigheidseisen zijn niet van toepassing op het aanvragen van toevoegingen voor cassatiezaken die door cassatie advocaten aangebracht worden bij de civiele kamer van de Hoge Raad.

Artikel 5.16. Goedgekeurde cursussen

Door de Raad goedgekeurde cursussen (piketcursussen, basisopleidingen, specialisatieopleidingen) zoals omschreven in hoofdstuk 6 staan vermeld op www.rvr.org. Andere cursussen kunnen door opleidingsinstellingen ter goedkeuring aan de Raad worden voorgelegd. Bij het verzoek moet aannemelijk worden gemaakt dat die cursussen tenminste gelijkwaardig zijn.

Hoofdstuk 6. Deskundigheid op bepaalde rechtsgebieden (art. 15 lid 1 sub b van de wet)

Paragraaf 1. Deskundigheidseisen voor de specialisatie strafrecht en de strafpiketplanning

Artikel 6.1. Deskundigheidseisen voor inschrijving voor de specialisatie strafrecht

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie strafrecht zijn:

    • a. het met succes voltooid hebben van:

      • 1°. het onderdeel strafrecht in de beroepsopleiding van vóór september 2013; of

      • 2°. de minor strafrecht en de bijbehorende toets van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021 of het eerste deel van de major strafrecht (de vier cursusonderdelen die samen de minor strafrecht vormen: Onderwerp 1: Rol en taakopvatting raadsman. Onderwerp 2: Beslissingsschema en hoofdlijnen bewijsrecht. Onderwerp 3: Materieel strafrecht. Onderwerp 4: Formeel Strafrecht); of

      • 3°. de eerste zes dagdelen van de hoofdpraktijk Strafrecht (beroepsopleiding vanaf maart 2021) met de volgende onderdelen: 1. Strafrecht en piketfase (twee dagdelen), 2. Schriftelijke vaardigheden (twee dagdelen) en 3. Materieel strafrecht (twee dagdelen); of

      • 4°. een door de Raad goedgekeurde cursus op het terrein van het strafrecht in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving; en

    • b. het onder begeleiding van een reeds op het terrein van strafrecht ingeschreven advocaat behandeld hebben van vijf strafzaken.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op rechters en officieren in opleiding (Rio’s en Oio’s) gedurende hun buitenstage in de advocatuur.

Artikel 6.2. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie strafrecht

De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie strafrecht zijn:

  • a. het behandelen van tenminste vijftien zaken per jaar op het terrein van het strafrecht;

  • b. het behalen van tenminste tien opleidingspunten per jaar op het terrein van het strafrecht; en

  • c. het tenminste één maal per twee jaar volgen van een actualiteitencursus op het terrein van het strafrecht. Een gevolgde cursus kan desgewenst opgegeven worden voor de in sub b genoemde tien opleidingspunten per jaar.

Artikel 6.3. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de strafpiketplanning

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de strafpiketplanning zijn:

    • a. het voldoen aan de eisen in artikel 6.1;

    • b. het met succes gevolgd hebben van een door de Raad goedgekeurde strafpiketcursus in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving voor de strafpiketplanning;

    • c. het onder begeleiding van een reeds voor het strafpiket ingeschreven advocaat behandeld hebben van zes piketzaken, waarvan tenminste drie zaken tot en met de behandeling door de rechter-commissaris; en

    • d. het zich houden aan het door de Raad vastgestelde reglement piket.

  • 2 Het eerste lid sub a t/m c is niet van toepassing op rechters en officieren in opleiding (Rio’s en Oio’s) gedurende hun buitenstage in de advocatuur.

  • 3 Het eerste lid sub b is niet van toepassing op advocaten die de eerste vier dagdelen van de hoofdpraktijk Strafrecht (beroepsopleiding vanaf maart 2021) hebben gevolgd.

  • 4 Inschrijving voor de strafpiketplanning omvat inschrijving voor de evenementenstrafpiketplanning. Als een advocaat niet wenst deel te nemen aan het evenementenstrafpiket kan de advocaat dit aan de Raad mededelen.

Artikel 6.4. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de militair strafpiketplanning

  • 1 De Raad hanteert een militair strafpiketplanning inzake piketbijstand aan militairen verblijvend in het buitenland n.a.v. de brief van het College van Procureurs Generaal van 11 oktober 2016 met betrekking tot consultatie- en verhoorbijstand militairen in operatie- en oefengebieden in het buitenland.

  • 2 De vereisten voor de inschrijving voor de militair strafpiketplanning zijn:

    • a. het ingeschreven staan voor de strafpiketplanning; en

    • b. het lidmaatschap van de militaire balie

Artikel 6.5. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de WOTS-WETS-Uitlevering-en overleveringspiketplanning

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de WOTS-WETS-Uitlevering-en overleveringspiketplanning zijn:

    • a. het reeds voor een periode van minimaal drie jaar deelnemen aan de strafpiketplanning;

    • b. het in de afgelopen drie jaar behandeld hebben of meegelopen hebben van minimaal één uitleveringszaak en drie overleveringszaken;

    • c. het in de afgelopen drie jaar behandeld hebben of meegelopen hebben van minimaal één WOTS zaak of één WETS zaak; en

    • d. in de afgelopen twee jaar te hebben deelgenomen aan een of meer cursussen van minimaal vier opleidingspunten waarin het uit- en overleveringsrecht, de WOTS en de WETS zijn behandeld.

  • 2 In verband met het noodzakelijke onderhouden van de ervaring wordt waar nodig een wachtlijst voor inschrijving voor de piketplanning gehanteerd. Belangstellenden voor toelating tot piketplanning worden op datum van aanmelding geregistreerd. Nieuwe toelating vindt pas plaats als het aantal zaken per deelnemende advocaat in een jaar gemiddeld niet onder vijf toevoegingen daalt. Mogelijke toelating wordt door de Raad aangekondigd als het volgen van een cursus, die vereist is voor toelating, mogelijk is.

Artikel 6.6. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor het WOTS-WETS-Uitlevering-en overleveringspiket

De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor het WOTS-WETS-Uitlevering- en overleveringspiket zijn:

  • a. het behandelen van tenminste drie WOTS-WETS uitlevering/overleveringszaken (toevoegingen en/of piketzaken) per jaar; en

  • b. het tweejaarlijks volgen van een door de Raad goedgekeurde cursus WOTS-WETS- Uitleverings-/Overleveringsrecht van minimaal vier opleidingspunten.

Paragraaf 2. Deskundigheidseisen voor de specialisatie jeugdstrafrecht

Artikel 6.7. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie jeugdstrafrecht

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie jeugdstrafrecht zijn:

    • a. het beschikken over minimaal drie jaar relevante beroepservaring;

    • b. het met goed gevolg hebben afgerond van de beroepsopleiding tot september 2013 of het eerste leerjaar van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021 met minor of major strafrecht of het eerste leerjaar van de beroepsopleiding vanaf maart 2021 met hoofdpraktijk strafrecht;

    • c. het in de afgelopen drie jaar behaald hebben van acht opleidingspunten op het terrein van het jeugdstrafrecht en vier opleidingspunten op het terrein van het civiele jeugdrecht;

    • d. het meegelopen hebben van minimaal drie zittingen in een jeugdstrafzaak met een andere reeds drie jaar voor de specialisatie jeugdstrafrecht ingeschreven advocaat; en

    • e. het meegelopen hebben van minimaal één zitting ter zake van een machtiging plaatsing gesloten jeugdinrichting met een andere reeds drie jaar voor de specialisatie civiel jeugdrecht ingeschreven advocaat.

  • 2 Onder relevante beroepservaring bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: drie jaar werkervaring als beëdigd advocaat. Een kortere werkervaring als advocaat volstaat, mits die gecombineerd wordt met relevante en gelijkwaardige werkervaring elders, bijvoorbeeld in een beroep bij het Openbaar Ministerie, de Rechterlijke Macht, de Politie of Jeugdzorg.

  • 3 Advocaten die het eerste leerjaar van de beroepsopleiding hebben afgerond en de onderdelen van de beroepsopleiding genoemd in het eerste lid onder b niet hebben afgerond moeten in plaats daarvan de in artikel 6.1, eerste lid onder a, 4° genoemde cursus in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving hebben gevolgd.

  • 4 Advocaten die tegelijkertijd een verzoek tot inschrijving indienen voor de specialisaties jeugdstrafrecht én civiel jeugdrecht hebben in afwijking van het eerste lid onder c, d en e en in afwijking van het gestelde in artikel 6.40, eerste lid onder c, d en e in totaal tien opleidingspunten in de afgelopen drie jaar op het terrein van het jeugdstrafrecht en tien opleidingspunten op het terrein van het civiele jeugdrecht behaald en hebben drie jeugdstrafzaken en drie machtigingen plaatsing gesloten jeugdinrichting meegelopen.

  • 5 De advocaat die al ingeschreven staat voor de specialisatie civiel jeugdrecht en daartoe bij inschrijving reeds acht opleidingspunten op het terrein van het civiel jeugdrecht en vier opleidingspunten op het terrein van het jeugdstrafrecht heeft behaald, heeft in afwijking van het eerste lid onder c, in de afgelopen drie jaar twee opleidingspunten op het terrein van het civiele jeugdrecht en zes opleidingspunten op het terrein van het jeugdstrafrecht behaald.

  • 6 De advocaat die al ingeschreven staat voor de specialisatie civiel jeugdrecht en daartoe reeds één jeugdstrafzaak heeft meegelopen, heeft in afwijking van het eerste lid onder d, twee jeugdstrafzaken meegelopen.

  • 7 Het eerste lid onder e is niet van toepassing voor de advocaat die reeds ingeschreven staat voor de specialisatie civiel jeugdrecht en daartoe reeds drie machtigingen plaatsing gesloten jeugdinrichting heeft meegelopen.

Artikel 6.8. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie jeugdstrafrecht

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de specialisatie jeugdstrafrecht zijn:

    • a. het behandelen van tenminste zes toegevoegde zaken per jaar op het terrein van het jeugdstrafrecht;

    • b. het behalen van tenminste acht opleidingspunten per jaar op het terrein van het jeugdstrafrecht, waaronder tenminste één actualiteitencursus. Opleidingspunten behaald op het terrein van vaardigheden op het terrein van het jeugdstrafrecht tellen voor dit aantal mee; en

    • c. indien de advocaat reeds drie jaar voor de specialisatie staat ingeschreven: het verlenen van medewerking aan het laten meelopen van collega’s bij zittingen op het terrein van het jeugdstrafrecht.

  • 2 De opleidingspunten bedoeld in het eerste lid onder b kunnen tot een maximum van vier opleidingspunten per jaar worden opgegeven voor de voortzetting van de specialisatie strafrecht bij de Raad.

  • 3 De advocaat kan, op het moment dat de Raad bij de advocaat toetst of aan de voorwaarde in het eerste lid onder a wordt voldaan, de Raad verzoeken om ontheffing indien het zaaksaanbod in het gebied waar de regeling van toepassing is, te gering is om aan die voorwaarde te voldoen.

Artikel 6.9. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de jeugdstrafpiketplanning

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de jeugdstrafpiketplanning zijn:

    • a. het voldoen aan de eisen in artikel 6.7;

    • b. het met succes gevolgd hebben van een door de Raad goedgekeurde strafpiketcursus in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving; en

    • c. het houden aan het door de Raad vastgestelde reglement piket.

  • 2 Het eerste lid sub b is niet van toepassing op advocaten die de hoofdpraktijk strafrecht van de beroepsopleiding succesvol hebben afgerond.

Paragraaf 3. Deskundigheidseisen voor de specialisatie slachtofferzaken

Artikel 6.10. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie slachtofferzaken(zaakcodes Civiel O 013, gewelds- en zedenmisdrijven en Straf Z 110, voeging benadeelde partij in het strafproces):

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie slachtofferzaken zijn:

    • a. aantoonbaar lid zijn van één van de volgende verenigingen/netwerken:

      • 1°. Vereniging van Letselschadeadvocaten;

      • 2°. Vereniging van advocaten voor slachtoffers van personenschade;

      • 3°. Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zedenslachtoffers;

    • b. voor advocaten die geen lid zijn van een van de in het eerste lid sub a genoemde verenigingen/netwerken gelden de volgende voorwaarden:

      • 1°. het met succes voltooid hebben van een door de Raad goedgekeurde basisopleiding letsel- en slachtofferzaken ter waarde van twintig opleidingspunten of een ten minste vergelijkbare instapopleiding in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving; en

      • 2°. het onder begeleiding van een voor de specialisatie slachtofferzaken ingeschreven advocaat behandeld hebben van tenminste drie zaken op het terrein van deze specialisatie, blijkend uit een mentorverklaring.

  • 2 Het eerste lid onder b, 2° is niet van toepassing op advocaten die in de periode van twee jaar voorafgaand aan het indienen van het verzoek om inschrijving voor dit terrein drie zaken zonder begeleiding hebben behandeld.

Artikel 6.11. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie slachtofferzaken

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie slachtofferzaken zijn:

    • a. Het behandelen van tenminste zes zaken per jaar op het terrein van rechtsbijstand aan slachtoffers van een misdrijf (O013/Z110); en

    • b. Het behalen van tenminste vijf opleidingspunten per jaar op het terrein van het voegen van een civiele vordering van het slachtoffer van een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf in het strafproces waarbij zowel civielrechtelijke als strafrechtelijke aspecten aan bod komen.

  • 2 Opleidingsactiviteiten vanuit de vereniging/het netwerk tellen mee voor het in het eerste lid onder b genoemde aantal opleidingspunten.

Paragraaf 4. Deskundigheidseisen voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en het psychiatrisch patiëntenpiket

Artikel 6.12. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en het psychiatrisch patiëntenpiket

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en het psychiatrisch patiëntenpiket zijn:

    • a. het voltooid hebben van de stage;

    • b. het met succes gevolgd hebben van een door de Raad goedgekeurde cursus op het gebied van het psychiatrisch patiëntenrecht in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving;

    • c. onder begeleiding van een minimaal drie jaar op het terrein van het psychiatrische patiëntenrecht ingeschreven advocaat behandeld hebben van vier zaken, waarvan tenminste één maal een crisismaatregel en één maal een zorgmachtiging en het meelopen met een patiëntenvertrouwenspersoon van één maal een beklagzaak op grond van hoofdstuk 10 van de Wet verplichte GGZ of op grond van hoofdstuk 4 van de Wet zorg en dwang. Het aantal van vier zaken wordt meegelopen met minimaal twee verschillende (aan de piketplanning voor psychiatrisch patiënten deelnemende) advocaten;

    • d. het aan de Raad toezenden van een afschrift van de aanmelding voor het lidmaatschap van de landelijke werkgroep (Vereniging van Psychiatrisch Patiëntenrecht Advocaten Nederland (vPan)) of voor de deelname aan een regionale werkgroep betreffende het psychiatrisch patiëntenrecht; en

    • e. het zich houden aan het door de Raad vastgestelde reglement piket.

  • 2 De advocaat die door de Raad is ingeschreven voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht staat daarnaast ook ingeschreven voor de psychiatrisch patiëntenpiketplanning.

Artikel 6.13. Wachtlijst voor inschrijving

  • 1 De Raad hanteert in verband met het noodzakelijke onderhouden van de ervaring per piketplanning een wachtlijst voor inschrijving voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en het psychiatrisch patiëntenpiket.

  • 2 Advocaten die zich laten registreren op de wachtlijst maken daarmee kenbaar dat zij -zodra dat mogelijk is- ingeschreven willen worden voor de specialisatie en deel willen nemen aan de piketplanning.

  • 3 Advocaten die zich willen laten registreren op de wachtlijst hebben de stage voltooid.

  • 4 Advocaten die zich willen laten registreren op de wachtlijst hoeven op het moment van registratie nog niet aan de in artikel 6.12 gestelde voorwaarden voor inschrijving te voldoen.

  • 5 De Raad registreert advocaten op datum van aanmelding op de wachtlijst.

  • 6 De Raad laat pas nieuwe advocaten toe zolang door toelating het aantal zaken per aan een regionale piketplanning deelnemende advocaat in een jaar gemiddeld niet onder 35 toevoegingen daalt.

  • 7 De Raad stelt advocaten die benaderd worden voor toelating vanaf de wachtlijst in de gelegenheid om binnen een door de Raad gestelde termijn aan de in artikel 6.12 gestelde voorwaarden voor inschrijving te gaan voldoen.

  • 8 De op de wachtlijst staande advocaat die door de Raad benaderd wordt voor inschrijving gaat uiterlijk binnen één jaar voldoen aan de gestelde eisen. De Raad verwijdert de advocaat die niet binnen één jaar voldoet aan de gestelde eisen, van de wachtlijst.

Artikel 6.14. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en de psychiatrisch patiënten piketplanning

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en het psychiatrisch patiëntenpiket zijn:

    • a. het behandelen van tenminste 25 zaken per jaar op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht;

    • b. het jaarlijks besteden van minimaal tien uren aan het onderhouden van de deskundigheid op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht middels:

      • het behalen van tenminste zes opleidingspunten per jaar op het gebied van het psychiatrische patiëntenrecht. Opleidingspunten behaald op het terrein van vaardigheden op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht tellen voor dit aantal mee; en

      • actieve deelname aan de landelijke werkgroep van de Vereniging van Psychiatrisch Patiëntenrecht Advocaten Nederland (vPan) of aan regionale werkgroepen betreffende het psychiatrische patiëntenrecht. Advocaten volgen jaarlijks tenminste de helft van het aantal bijeenkomsten te worden gevolgd, met een minimum van twee;

    • c. te handelen naar de eisen van zorgvuldige en doelmatige rechtsbijstandverlening. In dat kader volgt de advocaat in zijn praktijkvoering de eisen die voortvloeien uit minimumnormen. Minimumnormen zijn opgenomen in de Best Practice Guide Gedwongen opname en behandeling van psychiatrische patiënten/cliënten;

    • d. medewerking te verlenen aan het begeleiden van advocaten die zich in wensen te schrijven voor deze specialisatie.

  • 2 De advocaat kan, op het moment dat de Raad bij de advocaat toetst of aan de voorwaarde in het eerste lid onder a wordt voldaan, de Raad verzoeken om ontheffing indien het zaaksaanbod in het gebied waar de regeling van toepassing te gering is om aan die voorwaarde te voldoen.

Artikel 6.15. Tijdelijk niet inplannen psychiatrisch patiëntenpiket bij bereiken zeventig toevoegingen

  • 1 Om een evenredigere verdeling van het aantal toevoegingen op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht aan de advocaten op de psychiatrisch patiëntenpiket-planning te bevorderen, plant de Raad advocaten waaraan binnen één kalenderjaar meer dan zeventig toevoegingen met zaakcode Z020 op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht worden afgegeven niet langer in de daarop volgende planningsperiode in voor psychiatriezaken.

  • 2 De advocaat kan gedurende de periode dat deze niet op de planning is ingedeeld wel in aanmerking komen voor het ontvangen van piketmeldingen voor stamcliënten en kan gedurende deze periode stamcliënten op basis van een last tot toevoeging blijven bijstaan.

  • 3 Cassatiezaken op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht worden niet in de telling van de in het eerste lid genoemde toevoegingen betrokken.

Artikel 6.16. Uitschrijving specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en het psychiatrisch patiëntenpiket; Raad verdeelt nieuwe zaken van stamcliënten over andere advocaten

Bij uitschrijving voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht en het psychiatrisch patiëntenpiket, verdeelt de Raad nieuwe zaken van stamcliënten van de advocaat over andere ingeschreven advocaten. De advocaat maakt geen afspraken op basis waarvan nieuwe zaken van deze stamcliënten toe zouden vallen aan specifieke advocaten.

Paragraaf 5. Deskundigheidseisen voor de specialisatie vreemdelingenrecht en de vreemdelingenpiketplanning

Artikel 6.17. Deskundigheidseisen voor de voorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie vreemdelingenrecht

  • 1 De vereisten voor de voorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie vreemdelingenrecht zijn:

    • a. voor advocaten die voor het eerst zijn beëdigd vóór september 2013 het met succes voltooid hebben van door de Raad goedgekeurde cursussen op het terrein van het vreemdelingenrecht in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving.

    • b. voor advocaten die voor het eerst zijn beëdigd tussen september 2013 en maart 2021 het met succes voltooid hebben van de volgende vakken van de beroepsopleiding van september 2013 tot 1 maart 2021:

      • 1°. de modules 1 en 2 van Beroepsattitude en Beroepsethiek;

      • 2°. de major Bestuursrecht; en

      • 3°. het groot keuzevak Regulier Vreemdelingenrecht.

    • c. voor advocaten die voor het eerst zijn beëdigd vanaf maart 2021 het met succes voltooid hebben van de volgende vakken van de beroepsopleiding vanaf maart 2021:

      • 1°, de summatieve toets van het vak Ethiek en geïntegreerde vaardigheden aan het einde van het eerste jaar van de beroepsopleiding;

      • 2°, de hoofdpraktijk Bestuursrecht; en

      • 3°, de leerpraktijk Migratierecht.

  • 2 Advocaten, als bedoeld in het eerste lid onder b en c, die de major of hoofdpraktijk bestuursrecht niet hebben gevolgd hebben in plaats daarvan een door de Raad goedgekeurde cursus op het terrein van het bestuursrecht gevolgd in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving.

  • 3 Advocaten, als bedoeld in het eerste lid onder b, die het keuzevak onder 3° niet hebben afgerond hebben in plaats van dat vak de cursussen genoemd in het eerste lid onder a. afgerond.

  • 4 Advocaten, als bedoeld in het eerste lid onder c, die de leerpraktijk onder 3° niet hebben afgerond hebben in plaats van die leerpraktijk de cursussen genoemd in het eerste lid onder a. afgerond.

  • 5 Naast de vereisten genoemd in het eerste lid gelden de volgende vereisten:

    • a. het worden begeleid door een reeds op het terrein van het vreemdelingenrecht onvoorwaardelijk ingeschreven advocaat; en

    • b. het lid zijn van een door de Raad goedgekeurde werkgroep. Goedgekeurd is de werkgroep rechtsbijstand in vreemdelingenzaken van de Stichting Migratierecht Nederland.

  • 6 Indien een advocaat zowel is ingeschreven voor de specialisatie vreemdelingenrecht als voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht dan heeft deze in afwijking van het vijfde lid onder b, éénmaal toegang tot het gebruik van een digitale databank, hetzij via de werkgroep van de Stichting Migratierecht Nederland, hetzij via de werkgroep van Vluchtelingenwerk.

Artikel 6.18. Omzetting voorwaardelijke inschrijving naar onvoorwaardelijke inschrijving

  • 1 De voorwaardelijke inschrijving geldt voor de duur van één jaar.

  • 2 De advocaat behandelt gedurende de voorwaardelijke inschrijving tenminste tien toevoegingen op het terrein van het vreemdelingenrecht onder begeleiding van een reeds op het terrein van het vreemdelingenrecht onvoorwaardelijk ingeschreven advocaat.

  • 3 De Raad zet de voorwaardelijke inschrijving na de periode genoemd in het eerste lid en zodra uit rapportage van de advocaat en zijn begeleider is gebleken dat aan de voorwaarden genoemd in artikel 6.17 eerste en vijfde lid en artikel 6.18 tweede lid is voldaan, om naar een onvoorwaardelijke inschrijving. Indien de stukken niet vóór het einde van het jaar van voorwaardelijke inschrijving zijn ontvangen, komt de voorwaardelijke inschrijving te vervallen.

  • 4 De termijn van voorwaardelijke inschrijving kan in bijzondere gevallen worden verlengd met een door de Raad te bepalen termijn.

  • 5 De advocaat die onvoorwaardelijk is ingeschreven is beschikbaar om advocaten te begeleiden die voorwaardelijk voor het terrein van het vreemdelingenrecht zijn ingeschreven.

Artikel 6.19. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de vreemdelingenpiketplanning

De vereisten voor de inschrijving voor de vreemdelingenpiketplanning zijn:

  • a. het voorwaardelijk of onvoorwaardelijk zijn ingeschreven voor de specialisatie vreemdelingenrecht;

  • b. met succes het klein keuzevak Toezicht, bewaring en terugkeer van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021 voltooid te hebben ofwel een certificaat te overleggen van een door de Raad goedgekeurde cursus op het terrein van vreemdelingenbewaringszaken;

  • c. aantoonbare basiskennis te hebben van het bestuursrecht, het bestuursprocesrecht en het asielrecht en deze kennis met actualiteitencursussen te onderhouden;

  • d. onder begeleiding van een reeds op het terrein van het vreemdelingenrecht ingeschreven advocaat tenminste vier zaken te hebben behandeld, waarvan tenminste:

    • 1°. twee piketdiensten; en

    • 2°. twee bewaringszaken op basis van een toevoeging;

  • e. het verklaren zich te houden aan het door de Raad vastgestelde Reglement piket;

  • f. te handelen naar de eisen van zorgvuldige en doelmatige rechtsbijstandverlening aan vreemdelingen in de piketfase en in vreemdelingenbewaring. In dat kader volgt de advocaat in zijn praktijkvoering de eisen die voortvloeien uit de minimumnormen die zijn opgenomen in de Best Practice Guide Vreemdelingenbewaring;

  • g. desgevraagd aan de Klachtencommissie Rechtsbijstand Asiel en Vreemdelingenbewaring geanonimiseerde dossiers ten behoeve van klachtbehandeling en ambtshalve onderzoek beschikbaar te stellen; en

  • h. de vreemdeling tijdig vóór het ophoudingsverhoor/bewaringsgehoor te bezoeken wanneer de aanwezigheid van een piketadvocaat wordt verlangd. Wordt zijn aanwezigheid niet verlangd dan bezoekt de advocaat de vreemdeling binnen 24 uur na de piketmelding.

Artikel 6.20. Wachtlijst voor inschrijving voor de vreemdelingenpiketplanning

  • 1 De Raad hanteert in verband met het noodzakelijke onderhouden van de ervaring per piketplanning een wachtlijst voor inschrijving voor de vreemdelingenpiketplanning

  • 2 Advocaten die zich laten registreren op de wachtlijst maken daarmee kenbaar dat zij -zodra dat mogelijk is- ingeschreven willen worden voor de specialisatie en deel willen nemen aan de piketplanning.

  • 3 Advocaten die zich willen laten registreren op de wachtlijst hoeven op het moment van registratie nog niet aan de in artikel 6.19 onder b t/m h gestelde eisen te voldoen.

  • 4 De Raad registreert advocaten op datum van aanmelding op de wachtlijst.

  • 5 De Raad laat pas nieuwe advocaten toe zolang door toelating het aantal zaken per aan een regionale piketplanning deelnemende advocaat in een jaar gemiddeld niet onder 22 toevoegingen en het gemiddeld aantal vreemdelingenpiketzaken niet onder de drie piketzaken daalt.

  • 6 De Raad stelt advocaten die benaderd worden voor toelating vanaf de wachtlijst in de gelegenheid om binnen een door de Raad gestelde termijn aan de in artikel 6.19 onder b t/m h gestelde eisen voor inschrijving te gaan voldoen.

  • 7 De op de wachtlijst staande advocaat die door de Raad benaderd wordt voor inschrijving gaat uiterlijk binnen één jaar voldoen aan de gestelde eisen. De Raad verwijdert de advocaat die niet binnen één jaar voldoet aan de gestelde eisen, van de wachtlijst.

Artikel 6.21. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de onvoorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie vreemdelingenrecht

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de onvoorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie vreemdelingenrecht zijn:

    • a. het behandelen van tenminste vijftien zaken per jaar op het terrein van het vreemdelingenrecht en/of vreemdelingenbewaring/piket;

    • b. het behalen van tenminste zes opleidingspunten per jaar op het terrein van het vreemdelingenrecht;

    • c. lid te zijn van de in artikel 6.17, vijfde lid onder b genoemde werkgroep; en

    • d. zodanige maatregelen te nemen dat bij afwezigheid de vervanging/waarneming wordt verzorgd door een op het terrein van het vreemdelingenrecht ingeschreven advocaat.

  • 2 Advocaten die tevens staan ingeschreven voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht en die voor de voortzetting van deze specialisatie zes opleidingspunten hebben ingebracht behalen in plaats van het in het eerste lid onder b genoemde aantal opleidingspunten vier opleidingspunten per jaar op het terrein van het vreemdelingenrecht.

Artikel 6.22. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de vreemdelingenpiketplanning en voor de behandeling van toevoegingen in vreemdelingenbewaringszaken

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de vreemdelingenpiketplanning en voor de behandeling van toevoegingen in vreemdelingenbewaringszaken zijn:

    • a. het voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 6.21, eerste lid;

    • b. het behandelen van tenminste drie vreemdelingenpiketdiensten en twaalf vreemdelingenbewaringszaken op basis van een toevoeging per jaar; en

    • c. het volgen van een door de Raad goedgekeurde cursus van tenminste vier opleidingspunten op het terrein van vreemdelingenbewaringszaken per jaar;

  • 2 Het in het eerste lid onder b genoemde aantal zaken kan betrokken worden in de telling voor het totaal aantal zaken zoals omschreven in het eerste lid onder a.

  • 3 De Raad kan voor het in het eerste lid onder b genoemde aantal zaken rekening houden met een surplus in een voorgaand jaar.

Paragraaf 6. Deskundigheidseisen voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht en het AC-rooster

Artikel 6.23. Deskundigheidseisen voor de voorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht

  • 1 De vereisten voor de voorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht zijn:

    • a. voor advocaten die voor het eerst zijn beëdigd vóór september 2013 het met succes voltooid hebben van door de Raad goedgekeurde cursussen op het terrein van het asiel- en vluchtelingenrecht en vreemdelingenrecht in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving;

    • b. voor advocaten die voor het eerst zijn beëdigd tussen september 2013 en maart 2021 het met succes voltooid hebben van de volgende vakken van de beroepsopleiding van september 2013 tot 1 maart 2021:

      • 1°. de modules 1 en 2 van Beroepsattitude en Beroepsethiek;

      • 2°. de major Bestuursrecht;

      • 3°. het groot keuzevak regulier vreemdelingenrecht;

      • 4°. het klein keuzevak Toezicht, bewaring en terugkeer; en

      • 5°. het groot keuzevak asiel- en vluchtelingenrecht;

    • c. voor advocaten die voor het eerst zijn beëdigd vanaf maart 2021 het gevolgd hebben van een door de Raad goedgekeurde cursus op het terrein van vreemdelingenbewaringszaken in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving en het met succes voltooid hebben van de volgende vakken van de beroepsopleiding vanaf maart 2021:

      • 1°, de summatieve toets van het vak Ethiek en geïntegreerde vaardigheden aan het einde van het eerste jaar van de beroepsopleiding;

      • 2°, de hoofdpraktijk Bestuursrecht; en

      • 3°, de leerpraktijk Migratierecht.

  • 2 Advocaten bedoeld in het eerste lid onder b en c die de major Bestuursrecht of hoofdpraktijk Bestuursrecht niet hebben gevolgd hebben in plaats daarvan een door de Raad goedgekeurde cursus op het terrein van het bestuursrecht gevolgd in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving.

  • 3 Advocaten bedoeld in het eerste lid onder b die de vakken onder 3° tot en met 5° niet hebben afgerond hebben in plaats van die vakken de cursussen genoemd in het eerste lid onder a. afgerond.

  • 4 Advocaten bedoeld in het eerste lid onder c die het vak onder 3° niet hebben afgerond hebben in plaats van die vakken de cursussen genoemd in het eerste lid onder a. afgerond.

  • 5 Naast de vereisten genoemd in het eerste lid gelden de volgende vereisten:

    • a. deelname aan het begeleidingstraject voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht zoals omschreven in artikel 6.24;

    • b. lid zijn van een door de Raad goedgekeurde werkgroep op het terrein van het asiel- en vluchtelingenrecht. Goedgekeurd is de Landelijke Werkgroep Rechtshulp aan Vluchtelingen van VluchtelingenWerk;

    • c. handelen naar de richtlijnen die zijn opgenomen in de Best Practices Leidraad voor asieladvocaten beschikbaar via www.bestpracticesleidraad.nl;

    • d. desgevraagd aan de Commissie Intercollegiale Toetsing geanonimiseerde dossiers beschikbaar stellen ten behoeve van onderzoek naar de kwaliteit van de asielrechtsbijstand voor alle advocaten werkzaam in asiel- en vluchtelingenrecht; en

    • e. desgevraagd aan de Klachtencommissie Rechtsbijstand asiel en vreemdelingenbewaring geanonimiseerde dossiers beschikbaar stellen ten behoeve van klachtbehandeling en ambtshalve onderzoek.

  • 6 Indien een advocaat zowel is ingeschreven voor de specialisatie vreemdelingenrecht als voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht dan heeft deze in afwijking van het vijfde lid onder b, éénmaal toegang tot het gebruik van een digitale databank, hetzij via de werkgroep van de Stichting Migratierecht Nederland, hetzij via de werkgroep van Vluchtelingenwerk.

Artikel 6.24. Begeleidingstraject voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht

  • 1 Bij de start van het begeleidingstraject loopt de nieuwe advocaat mee met één (of meerdere) ervaren asieladvocaat(-advocaten) tijdens de behandeling van een zaak in de AA procedure (waaronder minimaal het bijwonen van een voorbereidende dag (dag -1) en een andere procesdag).

  • 2 De begeleider is een advocaat die bij de Raad onvoorwaardelijk is ingeschreven voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht en voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. heeft minstens vijf jaar zelfstandige ervaring als asieladvocaat en beschikt over een grote asielpraktijk (ten minste 50%);

    • b. is goed bereikbaar en bereid tot tijdsinvestering om de begeleiding inhoud te geven; en

    • c. heeft geen begeleidingstraject of maatregel lopen bij de Commissie Intercollegiale Toetsing of Klachtencommissie Rechtsbijstand Asiel- en Vreemdelingenbewaring.

  • 3 Er is één begeleider per begeleidingstraject.

  • 4 De nieuwe advocaat behandelt enkel asielzaken onder begeleiding. Dit kunnen alle soorten asielzaken zijn.

  • 5 De nieuwe advocaat draagt zorg voor tijdige afstemming met de begeleider over te behandelen zaken.

  • 6 De begeleider en de nieuwe advocaat stemmen onderling de aandachtspunten voor de begeleiding af.

  • 7 De begeleider geeft feedback op alle in te dienen stukken. De nieuwe advocaat deelt daartoe alle relevante stukken tijdig met de begeleider.

  • 8 De nieuwe advocaat behandelt gedurende het begeleidingstraject tenminste tien zaken op het terrein van het asiel- en vluchtelingenrecht, waarvan tenminste:

    • a. vijf asielprocedures waarin in het kader van het voornemen een zienswijze is gegeven;

    • b. vijf asielprocedures waarin beroep is behandeld bij de rechtbank; en

    • c. sprake is van voldoende diversiteit en zwaarte van zaken.

  • 9 Indien het begeleidingstraject conform de voorwaarden en naar voldoening is verlopen, bevestigt de begeleider dit aan de nieuwe advocaat in de vorm van een ‘Verklaring van geen bezwaar’ met daarbij een verslaglegging van de begeleiding. Zolang er geen verklaring van geen bezwaar is, kan de nieuwe advocaat niet zelfstandig asielzaken behandelen.

  • 10 Indien de begeleider en de nieuwe advocaat het oneens zijn over de afgifte van de verklaring van geen bezwaar kunnen zij zich wenden tot de Commissie Intercollegiale Toetsing.

Artikel 6.25. Omzetting voorwaardelijke inschrijving naar onvoorwaardelijke inschrijving

  • 1 De voorwaardelijke inschrijving geldt voor de duur van één jaar. De Raad zet de voorwaardelijke inschrijving na deze periode om naar een onvoorwaardelijke inschrijving zodra uit een verklaring van ‘geen bezwaar’ alsmede de verslaglegging van de begeleiding opgesteld door de begeleidende advocaat is gebleken dat aan de voorwaarden genoemd in artikel 6.23, eerste en vijfde lid en artikel 6.24, achtste lid is voldaan.

  • 2 Indien de in het eerste lid genoemde stukken niet vóór het einde van het jaar van voorwaardelijke inschrijving zijn ontvangen, komt de voorwaardelijke inschrijving te vervallen.

  • 3 De termijn van voorwaardelijke inschrijving kan in bijzondere gevallen worden verlengd met een door de Raad te bepalen termijn.

Artikel 6.26. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor het AC-rooster

De vereisten voor de inschrijving voor het AC-rooster zijn:

  • a. het (on)voorwaardelijk zijn ingeschreven voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht;

  • b. het voorafgaand aan de eerste inschrijving voor het AC-rooster volgen van de introductietraining AC-rooster die Legal Aid voorafgaand aan iedere roosterperiode organiseert; en

  • c. het voorafgaand aan de eerste inschrijving voor het AC-rooster voldoen aan de voorwaarde betreffende meelopen in een AA-procedure zoals genoemd in artikel 6.24 eerste lid.

Artikel 6.27. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de onvoorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht

De vereisten voor de voortzetting van de onvoorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht zijn:

  • a. het behandelen van tenminste twintig toevoegingen per jaar op het terrein van het asiel- en vluchtelingenrecht;

  • b. het behalen van tenminste zes opleidingspunten per jaar op het terrein van het asiel- en vluchtelingenrecht; en

  • c. voldoen aan de vereisten als genoemd in artikel 6.23, vijfde lid onder b tot en met e.

Artikel 6.28. Deskundigheidseisen voor inschrijving voor het grensdetentierooster ex artikel 6 Vreemdelingenwet van Legal Aid in AC Schiphol

De vereisten voor de inschrijving voor het grensdetentierooster zijn:

  • a. de advocaat is ingeschreven voor het AC-rooster; en

  • b. de advocaat heeft in de drie jaar voorafgaand aan inschrijving een vanuit de Commissie Intercollegiale Toetsing in overleg met de Raad voor Rechtsbijstand AC Schiphol aangeboden cursus op het terrein van grensdetentie gevolgd van minimaal drie opleidingspunten.

Artikel 6.29. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van inschrijving voor het grensdetentierooster (voor de behandeling van zaken ex artikel 6 Vreemdelingenwet) van Legal Aid in AC Schiphol

  • 1 Het vereiste voor de voortzetting van de inschrijving voor het grensdetentierooster is:

    Het een maal per twee jaar opnieuw de vanuit de Commissie Intercollegiale Toetsing in overleg met de Raad voor Rechtsbijstand AC Schiphol aangeboden cursus op het terrein van grensdetentie van minimaal drie opleidingspunten volgen. De Raad faciliteert en bekostigt de cursus.

  • 2 De cursus grensdetentie kan door advocaten worden opgegeven voor drie opleidingspunten van de zes opleidingspunten die voor de voortzetting van de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht behaald dienen te worden, zoals omschreven in artikel 6.27 sub b.

Artikel 6.30. Deskundigheidseisen voor de rechtsbijstandverlening in asielzaken van alleenstaande minderjarige vreemdelingen die in de beschermde opvang (BO) worden geplaatst omdat er een mogelijk risico bestaat slachtoffer te zijn dan wel te worden van mensenhandel

De vereisten voor het verlenen van rechtsbijstand in BO-zaken zijn:

  • a. de laatste vijf jaar ingeschreven zijn voor de specialisatie asiel bij de Raad;

  • b. het kunnen overleggen van een certificaat van een verdiepingscursus mensenhandel, behaald in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving, aangevuld met een tweejaarlijkse actualiteitencursus mensenhandel; en

  • c. bereid zijn om voor zowel de voorbereiding als het bijwonen van het nader gehoor naar de NIDOS locatie/locatie IND af te reizen.

Artikel 6.31. Verwijderen van het AC-rooster bij het bereiken van 200 eenheden

Zodra aan een advocaat tussen 1 januari en 1 november van een kalenderjaar 200 toevoegingseenheden zoals omschreven in artikel 4.1 zijn afgegeven wordt deze door de Raad gedurende het resterende kalenderjaar van het AC-rooster verwijderd.

Paragraaf 7. Deskundigheidseisen voor de specialisatie personen- en familierecht

Artikel 6.32. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie personen- en familierecht

  • 1 De vereisten voor de voorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie personen- en familierecht zijn:

    • a. het met succes voltooid hebben van:

      • 1°. een door de Raad goedgekeurde basisopleiding personen- en familierecht ter waarde van twintig opleidingspunten of een ten minste vergelijkbare instapopleiding in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving, althans aan te tonen dat de advocaat zich voor een dergelijke opleiding heeft aangemeld; of

      • 2°. het met succes voltooid hebben van de major Burgerlijk Recht van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021 en zich aangemeld hebben voor het groot keuzevak (Echt)scheidingsrecht van de beroepsopleiding; of

      • 3°. het zich aangemeld hebben voor de hoofdpraktijk privaatrecht en de leerpraktijk familierecht van de beroepsopleiding vanaf maart 2021; of

      • 4°. het aantoonbaar aspirant-lid zijn van de vereniging van Familierechtadvocaten Scheidingsmediators (vFAS); en

    • b. het bereid zijn om de gedragscode voor advocaten in het personen- en familierecht te hanteren (bijlage 2).

  • 2 De voorwaardelijke inschrijving geldt voor de duur van één jaar of, indien de advocaat is ingeschreven op grond van het eerste lid, sub a onder 3°, voor de duur van twee jaar.

  • 3 De advocaat behandelt gedurende de voorwaardelijke inschrijving tenminste tien toevoegingen per jaar op het terrein van het personen- en familierecht onder begeleiding van een ervaren en op dit vakgebied ingeschreven advocaat en voldoet aan het eind van de voorwaardelijke inschrijving definitief aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid onder a.

  • 4 De Raad zet de voorwaardelijke inschrijving na de periode genoemd in het tweede lid en zodra is gebleken dat aan de voorwaarden genoemd in het derde lid is voldaan, om naar een onvoorwaardelijke inschrijving.

  • 5 De vereisten genoemd in het eerste lid tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing op advocaten die aantoonbaar lid zijn van de vereniging van Familierechtadvocaten Scheidingsmediators (vFAS).

Artikel 6.33. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de onvoorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie personen- en familierecht

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de onvoorwaardelijke inschrijving voor de specialisatie personen- en familierecht zijn:

    • a. het behandelen van tenminste vijftien zaken per jaar op het terrein van het personen- en familierecht; en

    • b. het behalen van tenminste tien opleidingspunten per jaar op het terrein van het personen- en familierecht. Opleidingspunten behaald op het terrein van vaardigheden op het personen- en familierecht tellen voor dit aantal mee.

  • 2 Advocaten die tevens ingeschreven staan als mediator voor de specialisatie personen- en familierecht bij de Raad behandelen in afwijking van het in het eerste lid onder a gestelde voor beide specialisaties in totaal vijftien zaken per jaar, waarvan tenminste zeven familiemediations.

  • 3 Advocaten die tevens ingeschreven staan als mediator voor de specialisatie personen- en familierecht bij de Raad, behalen in afwijking van het in het eerste lid onder b gestelde voor beide specialisaties in totaal tien opleidingspunten, waarvan vijf opleidingspunten op het terrein van familiemediation.

Paragraaf 8. Deskundigheidseisen voor de specialisatie internationale kinderontvoeringszaken

Artikel 6.34. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie internationale kinderontvoeringszaken

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie internationale kinderontvoeringszaken zijn:

    • a. succesvol hebben deelgenomen aan een door de Raad goedgekeurde cursus op het gebied van internationale kinderontvoering, waarbij in ieder geval kennis is opgedaan van het Haags Kinderontvoeringsverdrag van 25 oktober 1980 (HKOV), de Uitvoeringswet inzake internationale ontvoering van kinderen van 2 mei 1990, de Verordening Brussel II Bis, het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 (HKBV) en cross border mediation. De cursus is minder dan drie jaar voor het verzoek tot inschrijving gevolgd; en

    • b. het behandeld hebben van tenminste drie internationale kinderontvoeringszaken onder begeleiding van een minimaal drie jaar voor de specialisatie internationale kinderontvoeringszaken ingeschreven advocaat.

  • 2 Het aantal van drie zaken zoals omschreven in het eerste lid sub b moet zijn meegelopen met minimaal twee verschillende advocaten in een periode van drie jaar voorafgaand aan het indienen van een verzoek om inschrijving voor dit terrein.

  • 3 De eis van begeleiding zoals omschreven in het eerste lid sub b geldt niet voor advocaten die in de periode van drie jaar voorafgaand aan het indienen van het verzoek om inschrijving voor dit terrein drie internationale kinderontvoeringszaken zonder begeleiding hebben behandeld.

Artikel 6.35. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie internationale kinderontvoeringszaken

De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie internationale kinderontvoeringszaken zijn het behalen van vier opleidingspunten op het terrein van internationale kinderontvoeringzaken, te behalen door het bijwonen van tenminste twee bijeenkomsten per jaar op het gebied van internationale kinderontvoering waarbij rechtsontwikkelingen en jurisprudentie op het gebied van internationale kinderontvoering worden besproken, georganiseerd door een door de Raad goedgekeurde instelling.

Paragraaf 9. Deskundigheidseisen voor bijzondere curatoren

Artikel 6.36. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curatoren in artikel 1:212 BW zaken (afstammingszaken)

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curator in artikel 1:212 BW zaken (afstammingszaken) zijn:

    • a. het voltooid hebben van de stage;

    • b. het bij de Raad onvoorwaardelijk ingeschreven staan voor de specialisatie personen- en familierecht; en

    • c. het met goed gevolg hebben afgelegd van het door de Stichting Bijzondere Curator Nederland (Stichting BCN) georganiseerd examen voor het kunnen behandelen van artikel 1:212 BW zaken.

  • 2 Voor het opgaan voor het examen genoemd in het eerste lid sub c geldt als aanbeveling dat de kandidaat een door de Raad goedgekeurde specialisatieopleiding bijzondere curator van tenminste twintig opleidingspunten heeft voltooid.

Artikel 6.37. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curatoren in artikel 1:212 BW zaken (afstammingszaken)

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curatoren in artikel 1:212 BW zaken (afstammingszaken) zijn:

    • a. het behalen van tenminste vier opleidingspunten per jaar op dit specifieke gebied;

    • b. het voldoen aan de in de inschrijvingsvoorwaarden gestelde deskundigheidseisen voor de voortzetting van de specialisatie personen- en familierecht; en

    • c. het ingeschreven staan bij de Stichting BCN. De bijzondere curator schrijft zich per direct uit als bijzondere curator bij de Raad vanaf het moment dat de inschrijving bij de Stichting BCN eindigt. De Stichting BCN geeft dit eveneens, ter controle, aan de Raad door.

  • 2 De in het eerste lid sub a genoemde opleidingspunten kunnen tot een maximum van vier opleidingspunten per jaar worden opgegeven voor de voortzetting van de specialisatie personen- en familierecht bij de Raad.

  • 3 De bijzondere curator stemt in met de plicht van de klachtencommissie van de Stichting BCN om de uitkomst van klachten waarbij een onherroepelijke maatregel van onvoorwaardelijke schorsing of schrapping uit het register van de Stichting BCN aan bijzondere curatoren is opgelegd, te melden aan de Raad.

Artikel 6.38. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curatoren in artikel 1:250 BW zaken

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curatoren in artikel 1:250 BW zaken zijn:

    • a. het voltooid hebben van de stage;

    • b. het bij de Raad onvoorwaardelijk ingeschreven staan voor de specialisatie personen- en familierecht of de specialisatie civiel jeugdrecht; en

    • c. het met goed gevolg hebben afgelegd van het door de Stichting Bijzondere Curator Nederland (Stichting BCN) georganiseerd examen voor het kunnen behandelen van artikel 1:250 BW zaken.

  • 2 Voor het opgaan voor het examen genoemd in het eerste lid sub c geldt als aanbeveling dat de kandidaat een door de Raad goedgekeurde specialisatieopleiding bijzondere curator van tenminste twintig opleidingspunten heeft voltooid.

Artikel 6.39. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curatoren in artikel 1:250 BW zaken

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie bijzondere curatoren in artikel 1:250 BW zaken zijn:

    • a. het behalen van tenminste vier opleidingspunten per jaar op dit specifieke gebied;

    • b. het voldoen aan de in de inschrijvingsvoorwaarden gestelde deskundigheidseisen voor de voortzetting van de specialisatie personen- en familierecht of de specialisatie civiel jeugdrecht en;

    • c. het ingeschreven staan bij de Stichting BCN. De bijzondere curator schrijft zich per direct uit als bijzondere curator bij de Raad vanaf het moment dat de inschrijving bij de Stichting BCN eindigt. De Stichting BCN geeft dit eveneens, ter controle, aan de Raad door.

  • 2 De in het eerste lid sub a genoemde opleidingspunten kunnen tot een maximum van vier opleidingspunten per jaar worden opgegeven voor de voortzetting van de specialisatie personen- en familierecht of voor de voortzetting van de specialisatie civiel jeugdrecht bij de Raad.

  • 3 De bijzondere curator stemt in met de plicht van de klachtencommissie van de Stichting BCN om de uitkomst van klachten waarbij een onherroepelijke maatregel van onvoorwaardelijke schorsing of schrapping uit het register van de Stichting BCN aan bijzondere curatoren is opgelegd, te melden aan de Raad.

Paragraaf 10. Deskundigheidseisen voor de specialisatie civiel jeugdrecht

Artikel 6.40. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie civiel jeugdrecht

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie civiel jeugdrecht zijn:

    • a. het beschikken over minimaal drie jaar relevante beroepservaring;

    • b. het met goed gevolg hebben afgerond van de beroepsopleiding of het eerste leerjaar van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021 met minor of major strafrecht of het eerste leerjaar van de beroepsopleiding vanaf maart 2021 met hoofdpraktijk strafrecht;

    • c. het in de afgelopen drie jaar behaald hebben van acht opleidingspunten op het terrein van het civiele jeugdrecht en vier opleidingspunten op het terrein van het jeugdstrafrecht;

    • d. het meegelopen hebben van minimaal drie zittingen ter zake van een machtigingen plaatsing gesloten jeugdinrichting met een andere reeds drie jaar voor de specialisatie civiel jeugdrecht ingeschreven advocaat; en

    • e. het meegelopen hebben van minimaal één zitting in een jeugdstrafzaak met een andere reeds drie jaar voor de specialisatie jeugdstrafrecht ingeschreven advocaat.

  • 2 Onder relevante beroepservaring als bedoeld in het eerste lid onder a wordt verstaan: drie jaar werkervaring als beëdigd advocaat. Een kortere werkervaring als advocaat volstaat, mits die gecombineerd wordt met relevante en gelijkwaardige werkervaring elders. Bijvoorbeeld in een beroep bij het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht, de politie of Jeugdzorg.

  • 3 Advocaten die het eerste leerjaar van de beroepsopleiding hebben afgerond en de onderdelen van de beroepsopleiding genoemd in het eerste lid onder b niet hebben afgerond moeten in plaats daarvan de in artikel 6.1, eerste lid onder a, 4° genoemde cursus in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving hebben gevolgd.

  • 5 De advocaat die al ingeschreven staat voor de specialisatie jeugdstrafrecht en daartoe bij inschrijving reeds acht opleidingspunten op het terrein van het jeugdstrafrecht en vier opleidingspunten op het terrein van het civiel jeugdrecht heeft behaald, heeft in afwijking van het eerste lid onder c, in de afgelopen drie jaar twee opleidingspunten op het terrein van het jeugdstrafrecht en zes opleidingspunten op het terrein van het civiel jeugdrecht behaald.

  • 6 De advocaat die al ingeschreven staat voor de specialisatie jeugdstrafrecht en daartoe reeds één zitting in een machtiging plaatsing gesloten jeugdinrichting heeft meegelopen dient in afwijking van het eerste lid onder d twee zittingen machtigingen plaatsing gesloten jeugdinrichting mee te lopen.

  • 7 Het eerste lid onder e is niet van toepassing op de advocaat die reeds ingeschreven staat voor de specialisatie jeugdstrafrecht en daartoe reeds drie jeugdstrafzaken heeft meegelopen.

Artikel 6.41. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie civiel jeugdrecht

  • 1 De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie civiel jeugdrecht zijn:

    • a. het behandelen van tenminste zes toegevoegde machtigingen plaatsing gesloten jeugdinrichtingen per jaar;

    • b. het behalen van tenminste acht opleidingspunten per jaar op het terrein van het civiele jeugdrecht, waaronder tenminste één actualiteitencursus. Opleidingspunten behaald op het terrein van vaardigheden op het terrein van het civiele jeugdrecht tellen voor dit aantal mee; en

    • c. indien de advocaat reeds drie jaar voor deze specialisatie staat ingeschreven: het verlenen van medewerking aan het laten meelopen van collega’s bij zittingen op het terrein van machtigingen plaatsing gesloten jeugdinrichting.

  • 2 Opleidingspunten bedoeld in het eerste lid onder b kunnen tot een maximum van vier opleidingspunten per jaar worden opgegeven voor de voortzetting van de specialisatie personen- en familierecht bij de Raad.

  • 3 De advocaat kan, op het moment dat de Raad bij de advocaat toetst of aan de voorwaarde in het eerste lid onder a wordt voldaan, de Raad verzoeken om ontheffing indien het zaaksaanbod in het gebied waar de regeling van toepassing te gering is om aan die voorwaarde te voldoen.

Paragraaf 11. Deskundigheidseisen voor de specialisatie arbeidsrecht

Artikel 6.42. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie arbeidsrecht

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie arbeidsrecht zijn:

    • a. het met succes voltooid hebben van:

      • een door de Raad goedgekeurde basisopleiding arbeidsrecht ter waarde van twintig opleidingspunten of een ten minste vergelijkbare instapopleiding in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving; of

      • het groot keuzevak van vijf dagdelen Arbeidsrecht van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021; of

      • de leerpraktijk Arbeidsrecht van de beroepsopleiding vanaf maart 2021; en

    • b. het onder begeleiding van een reeds op het terrein van arbeidsrecht ervaren advocaat behandeld hebben van vijf arbeidsrechtzaken.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op advocaten die aantoonbaar lid zijn van de specialisatievereniging Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN).

Artikel 6.43. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie arbeidsrecht

De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie arbeidsrecht zijn:

  • a. het behandelen van tenminste tien zaken per jaar op het terrein van het arbeidsrecht; en

  • b. het behalen van tenminste tien opleidingspunten per jaar op het terrein van het arbeidsrecht.

Paragraaf 12. Deskundigheidseisen voor de specialisatie huurrecht

Artikel 6.44. Deskundigheidseisen voor de inschrijving voor de specialisatie huurrecht

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie huurrecht zijn:

    • a. het met succes voltooid hebben van:

      • 1°. een door de Raad goedgekeurde basisopleiding huurrecht ter waarde van twintig opleidingspunten of een ten minste vergelijkbare instapopleiding in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving; of

      • 2°. het groot keuzevak van vijf dagdelen huurrecht van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021); en

    • b. het onder begeleiding van een reeds op het terrein van huurrecht ervaren advocaat behandeld hebben van vijf huurrechtzaken.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op advocaten die aantoonbaar lid zijn van de specialisatievereniging Vereniging van Huurrecht Advocaten (VHA).

Artikel 6.45. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie huurrecht

De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving van de specialisatie huurrecht zijn:

  • a. het behandelen van tenminste tien zaken per jaar op het terrein van het huurrecht; en

  • b. het behalen van tenminste tien opleidingspunten per jaar op het terrein van het huurrecht.

Paragraaf 13. Deskundigheidseisen voor de specialisatie sociaal zekerheidsrecht

Artikel 6.46. Deskundigheidseisen voor inschrijving voor de specialisatie sociaal zekerheidsrecht

  • 1 De vereisten voor de inschrijving voor de specialisatie Sociaal zekerheidsrecht zijn:

    • a. het met succes voltooid hebben van:

      • 1°. een door de Raad goedgekeurde basisopleiding sociaal zekerheidsrecht ter waarde van twintig opleidingspunten of een ten minste vergelijkbare instapopleiding in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving; of

      • 2°. het groot keuzevak van vijf dagdelen Sociaal Zekerheidsrecht van de beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021); en

    • b. het onder begeleiding van een reeds op het terrein van sociaal zekerheidsrecht ervaren advocaat behandeld hebben van vijf sociaal zekerheidsrechtzaken.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op advocaten die aantoonbaar lid zijn van de Specialisatievereniging Sociaal Zekerheidsrecht (SSZ).

Artikel 6.47. Deskundigheidseisen voor de voortzetting van de inschrijving voor de specialisatie sociaal zekerheidsrecht

De vereisten voor de voortzetting van de inschrijving van de specialisatie sociaal zekerheidsrecht zijn:

  • a. het behandelen van tenminste tien zaken per jaar op het terrein van het sociaal zekerheidsrecht; en

  • b. het behalen van tenminste tien opleidingspunten per jaar op het terrein van het sociaal zekerheidsrecht.

’s-Hertogenbosch, 5 november 2024

Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,

I.D. Nijboer

Algemeen directeur/Bestuurder

Bijlage 1

1. Rechtsbijstand voorziening in het AC

  • a) De distributie van asielzaken in de aanmeldcentra is een voorliggende voorziening van de Raad om asielzoekers die niet bekend zijn met de werkwijze van de Nederlandse advocatuur en asielprocedure binnen de korte termijnen van de algemene asielprocedure zo snel mogelijk van adequate rechtsbijstand te voorzien. De afdeling Legal Aid van de Raad verzorgt de distributie van zaken aan deelnemende advocaten en faciliteert hen bij hun werkzaamheden, zodat zij binnen de gestelde termijnen hun werk adequaat kunnen uitvoeren.

  • b) Advocaten die buiten de distributieregeling om werken of uitdrukkelijk aangeven geen gebruik te willen maken van de distributieregeling worden door Legal Aid niet gefaciliteerd in de aanmeldcentra.

  • c) De Raad houdt rekening met het beginsel van vrije advocaatkeuze. De advocaat dient een melding van vrije advocaatkeuze (hierna: voorkeursmachtiging) in bij Legal Aid.

2. Opstellen AC-roosters

  • a) Legal Aid stelt per half jaar (januari t/m juni en juli t/m december) de AC-roosters op.

  • b) Advocaten die voor het eerst deelnemen aan het AC-rooster melden zich voor de 15e van de maanden maart of september aan bij de Raad voor deelname aan de daaropvolgende roosterperiode. Hierna sluit de termijn voor aanmelding.

  • c) Legal Aid inventariseert per roosterperiode de wensen van de deelnemende advocaten en houdt hier zoveel mogelijk rekening mee bij het opstellen van de roosters. Bij de inventarisatie geeft Legal Aid de productieprognose voor de betreffende roosterperiode.

  • d) Advocaten zijn zich ervan bewust dat het aantal advocaten per rooster van invloed is op het aantal aan hen te distribueren zaken.

  • e) Advocaten kunnen aangeven aan welk AC-rooster zij willen deelnemen (hierbij geldt maximaal één land-AC).

  • f) Advocaten kunnen aangeven hoeveel zaken zij per inroostering willen ontvangen. Hierbij geldt een maximum van 2 zaken per inroostering.

  • g) Legal Aid deelt de roosters uiterlijk 10 weken voorafgaand aan de ingangsdatum met de deelnemende advocaten.

  • h) Als de situatie daarom vraagt kan Legal Aid naast de AC-roosters een apart spreekuurrooster opstellen.

3. Distributie asielzaken door Legal Aid

  • a) Legal Aid verdeelt de beschikbare asielzaken zoveel mogelijk evenredig onder de deelnemende advocaten. Legal Aid kan niet garanderen dat advocaten evenveel zaken krijgen. Het aantal zaken per advocaat is mede afhankelijk van eigen keuzes van de advocaat (zoals het afzeggen van diensten en het indienen van voorkeursmachtigingen).

  • b) Advocaten dienen elke soort zaak te accepteren (o.a. nationaliteit, gezinssamenstelling ed.).

  • c) Alleenstaande vrouwelijke asielzoekers worden voor zover mogelijk aan een vrouwelijke advocaat gekoppeld.

  • d) Legal Aid kan niet garanderen dat een advocaat daadwerkelijk zaken ontvangt op de dagen dat de advocaat ingeroosterd is.

  • e) Als er geen te behandelen zaken zijn op de ingeroosterde dagen belt Legal Aid de advocaat af. Dit kan op elk moment, maar bij voorkeur zo ruim mogelijk vóór de eerste roosterdag.

  • f) Het daadwerkelijk aantal gedistribueerde zaken per advocaat van hetzelfde AC-rooster is openbaar. Advocaten kunnen een overzicht opvragen bij Legal Aid. Legal Aid houdt ook bij hoe vaak een advocaat is afgebeld en hoe vaak een advocaat zelf een inroostering afbelt.

  • g) Legal Aid plant asielzaken zo efficiënt mogelijk, zodat een advocaat op één dag bij voorkeur voor meerdere zaken naar het AC komt.

  • h) Legal Aid kan een in het AC aanwezige advocaat vragen om, los van de al aan de advocaat gedistribueerde zaken, rechtsbijstand te verlenen in een andere zaak. De vergoeding hiervan gebeurt als volgt:

  • i. Als de behandeld advocaat de zaak inneemt verstrekt Legal Aid een toevoeging, of:

  • ii. Als de behandelend advocaat de zaak niet inneemt dan verstrekt de Raad een vergoeding voor de verrichte werkzaamheden op basis van het uurtarief. De betreffende zaak wordt vervolgens tot en met de bespreking van de beschikking vergoed volgens het uurtarief en er wordt geen toevoeging verstrekt. Dit om dubbele vergoedingen in een asielzaak te voorkomen.

4. Verwerking voorkeursmachtigingen

  • a) Een voorkeursmachtiging is een door de cliënt ondertekende en gedateerde schriftelijke machtiging aan één bepaalde advocaat om de cliënt bij te staan tijdens de asielprocedure.

  • b) De Raad verwacht dat de advocaat die het maximum aantal toevoegingseenheden zoals omschreven in artikel 4.1 heeft bereikt, gedurende het resterende kalenderjaar geen nieuwe voorkeursmachtigingen indient (zie ook artikel 4.2 tweede lid).

  • c) Een voorkeursmachtiging kan alleen door Legal Aid verwerkt worden als deze is ingediend voordat de asielzaak door Legal Aid is gekoppeld en er een toevoeging is afgegeven.

  • d) Een voorkeursmachtiging die is ingediend nadat voor diezelfde zaak een toevoeging is afgegeven, wordt door Legal Aid ter kennisgeving aangenomen. Legal Aid informeert de advocaat dat voor het overnemen van de toevoeging een mutatieverzoek tot overname ingediend moet worden en verwijst de advocaat naar de advocaat aan wie eerder de toevoeging is verstrekt.

  • e) Legal Aid plant voorkeurszaken zoveel mogelijk in het AC waar de advocaat doorgaans werkzaam is. Als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat het COA de cliënt niet plaatst in de opvanglocatie bij dit AC, dan reist de advocaat naar het AC waar de IND de zaak behandelt.

  • f) Er geldt een maximum van 60 voorkeursmachtigingen per kalenderjaar. De Raad hanteert hierbij het uitgangspunt dat één voorkeursmachtiging leidt tot één zaak.

  • g) Een advocaat die meer dan het maximum aantal voorkeursmachtigingen indient werkt buiten de distributieregeling om en doorkruist de evenredige verdeling van asielzaken onder advocaten die deelnemen aan het AC-rooster.

  • h) De Raad bericht een advocaat wanneer deze het maximum van 60 voorkeursmachtigingen heeft bereikt.

  • i) Bij het bereiken van het maximum van 60 voorkeursmachtigingen faciliteert Legal Aid de advocaat gedurende het resterende kalenderjaar niet meer in het AC. Dit betekent dat de advocaat zelf de tolk regelt, voor een spreekruimte zorgt en de cliënt informeert over de tijd en plaats van de gesprekken. Ook wordt de advocaat van het AC-rooster gehaald en niet meer meegenomen in de evenredige verdeling van zaken.

  • j) Met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar faciliteert Legal Aid de advocaat, zolang deze in dat jaar niet opnieuw het maximum aantal voorkeursmachtigingen heeft bereikt, weer in het AC.

5. Waarneming

  • a) Een advocaat die verhinderd is, is zelf verantwoordelijk voor het regelen van waarneming zoals omschreven in artikel 2.4 eerste lid. Desgevraagd kan Legal Aid aangeven welke andere advocaten op de betreffende dag werkzaam zijn in het AC. Legal Aid treedt in dit verband uitsluitend op als intermediair en is niet verantwoordelijk voor de wijze en kosten van waarneming.

  • b) De waarnemer is een bij de Raad voor de specialisatie asiel- en vluchtelingenrecht ingeschreven advocaat.

  • c) Beide advocaten bespreken de waarneming inhoudelijk en de wijze waarop de dienstverlening onderling wordt verrekend. De toegevoegd advocaat blijft aanspreekbaar op de kwaliteit van de verleende rechtsbijstand zoals omschreven in artikel 2.4 eerste lid.

6. Reiskosten

Reist de advocaat met toestemming van de Raad naar de cliënt, dan wordt een vergoeding verstrekt volgens artikel 24 Bvr. Reist de advocaat eenmaal voor meerdere zaken naar het aanmeldcentrum of met toestemming van de Raad naar een andere locatie waar de vreemdeling verblijft, dan wordt slechts eenmaal een vergoeding volgens genoemd artikel 24 verstrekt.

Bijlage 2

Het bleek wenselijk om voor advocaten werkzaam in de personen- en familierechtspraktijk de al bestaande gedragsregels nader uit te werken, waarbij de effectuering hiervan gestimuleerd kan worden door de cliënt te melden dat deze regels gehanteerd worden door bij de opdrachtbevestiging hiervan een uitdraai te verstrekken. Dit laat overigens de gelding van de Gedragsregels en de Verordening op de Advocatuur onverlet. 1

De NOvA heeft, op grond van de te beschermen onafhankelijke positie van de advocaat, aangegeven voor te staan dat deze gedragscode niet het karakter van een verplichting in de vorm van een inschrijvingsvoorwaarde heeft.

Gedragscode voor advocaten in het personen- en familierecht

  • 1. De advocaat overtuigt zijn cliënt van de noodzaak van een constructieve en oplossingsgerichte benadering – al dan niet door mediation – en legt in zijn opdrachtbevestiging vast dat hij steeds van die benadering uitgaat.

  • 2. Hij werkt toe naar een nieuw en voor alle betrokkenen houdbaar evenwicht. Hij ontmoedigt een opvatting waarbij een familiezaak wordt beschouwd als een zaak die gewonnen of verloren kan worden.

  • 3. De advocaat laat het doen van een scheidingsmededeling aan zijn cliënt over. Hij stimuleert de cliënt om op volwassen wijze te blijven communiceren en het conflict beheersbaar te houden. De advocaat stimuleert dat partijen zaken die aan henzelf over kunnen worden gelaten zelf behartigen en dat zij gebruik maken van daarvoor geëigende voorzieningen.

  • 4. De advocaat maakt duidelijk dat de belangen en rechten van kinderen in het licht van verantwoordelijk ouderschap – uitstijgend boven het conflict over beëindiging van de relatie – worden behandeld. Financiële belangen worden niet vermengd met andere belangen en rechten van kinderen, waaronder met name het recht op omgang.

  • 5. De advocaat hanteert een professionele distantie, maar de-escaleert waar dat nodig is. Hij onderkent de gebruikelijke emoties, maar wakkert ze niet aan. In correspondentie vermijdt hij taalgebruik dat de wederpartij of zijn advocaat diskwalificeert of als onnodig grievend ervaren kan worden.

  • 6. De advocaat gebruikt al zijn vaardigheden om conflicten terug te brengen tot hun (juridische) kern en werkt doelgericht naar praktische oplossingen. Hij spreekt andere betrokkenen in de procedure daar op aan.

  • 7. De advocaat zorgt dat financiële en emotionele kosten zoveel mogelijk beperkt blijven, aan beide zijden.

Bijlage 3

Indeling van specialisaties in specialisatiegroepen ten behoeve van het maximum van vier specialisatiegroepen

Specialisatie RvR

Specialisatiegroep RvR

Strafrecht

Strafrecht

Jeugdstrafrecht

Strafrecht

Slachtofferzaken

Strafrecht

Psychiatrisch patiëntenrecht

Psychiatrisch patiëntenrecht

Vreemdelingenrecht

Vreemdelingenrecht

Vreemdelingenbewaring

Vreemdelingenrecht

Asiel- en vluchtelingenrecht

Vluchtelingenrecht

Personen- en familierecht

Personen- en familierecht

Internationale Kinderontvoeringszaken

Personen- en familierecht

Bijzondere curator (1:212 BW en 1:250 BW)

Personen- en familierecht

Civiel jeugdrecht

Personen- en familierecht

Arbeidsrecht

Arbeidsrecht

Huurrecht

Huurrecht

Sociaal zekerheidsrecht

Sociaal zekerheidsrecht

  1. De vereniging van Familie- en erfrecht Advocaten en Scheidingsmediators (vFAS) heeft voor haar leden in aanvulling daarop een eigen gedragscode ontwikkeld (https://www.verenigingfas.nl/gedragscode-voor-de-vfas-advocaat). Deze gedragscode komt in grote lijnen overeen met de door de Raad vermelde gedragscode. In die gedragscode is per regel ook een nadere toelichting opgenomen. Het is voor de bij de Raad voor de specialisatie personen- en familierecht ingeschreven advocaten raadzaam om ook kennis te nemen van die gedragscode. ^ [1]