Beleidsregels betalingsregelingen Rijk 2025

Geraadpleegd op 25-04-2025.
Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Beleidsregels van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de voorzitter van het CAK, de Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs, de Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, de Directeur-Generaal van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, van 1 november 2024, nr. 5846942, betreffende betalingsregelingen bij rijksincassovorderingen (Beleidsregels betalingsregelingen Rijk 2025)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de voorzitter van het CAK, de Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs, de Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, de Directeur-Generaal van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • administratieve sanctie: administratieve sanctie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

  • betalingsplichtige: persoon die één of meerdere vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 moet voldoen;

  • betalingsregeling: afspraak tussen het CJIB en de betalingsplichtige tot verlening van uitstel van betaling of het toestaan van betaling in termijnen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder a, b of c, d, e, f of g, dan wel een combinatie van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3;

  • CAK: CAK als bedoeld in artikel 6.1.1 van de Wet langdurige zorg;

  • CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau, onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en organisatie die in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid taken uitvoert op het terrein van inburgering;

  • NVWA: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, onderdeel van het Ministerie van Landbouw, Visserij, en Voedselzekerheid en Natuur die in opdracht van dat ministerie en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toezicht houdt op het gebied van voedselveiligheid, productveiligheid, tabaks- en alcoholontmoediging, diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en natuur;

  • RDI: Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, die in opdracht van dat ministerie toezicht houdt op wet- en regelgeving op het gebied van telecommunicatie;

  • RDW: Dienst Wegverkeer als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, die ter uitvoering van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 mandaat, volmacht en machtiging heeft ontvangen van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken;

  • UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 1:2. Reikwijdte

  • 1 Deze beleidsregels zijn van toepassing op het treffen van betalingsregelingen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder a, b, c, d, e, f of g dan wel een combinatie van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3.

  • 2 Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op het treffen van betalingsregelingen met betrekking tot één vordering als bedoeld in artikel 1:3, onder h, dan wel een combinatie die geheel bestaat uit vorderingen als bedoeld in datzelfde onderdeel.

Artikel 1:3. Relevante vorderingen

Het CJIB kan betalingsregelingen treffen met betrekking tot:

  • a. vorderingen die door de DUO aan het CJIB ter inning en incasso zijn overgedragen en voortkomen uit:

    • 1°. de Wet studiefinanciering 2000;

    • 2°. de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • 3°. de Les- en cursusgeldwet;

    • 4°. de Subsidieregeling lerarenbeurs;

    • 5°. de Regeling tegemoetkoming studiekosten onderwijsmasteropleidingen, zoals die regeling luidde op 31 oktober 2018;

    • 6°. de Regeling subsidie korte scholingstrajecten vo;

    • 7°. de Subsidieregeling cultuurbegeleider primair en speciaal onderwijs;

    • 8°. de Subsidieregeling instructiebeurs mbo;

    • 9°. de Subsidieregeling post-initiële leergang bewegingsonderwijs;

    • 10°. de Subsidieregeling tweede lerarenopleiding;

    • 11°. de bestuurlijke boete ingevolge artikelen 23, 24 en 54 van de Wet inburgering 2021;

    • 12°. de terugbetaling lening ingevolge de artikelen 21 en 54 Wet inburgering 2021;

  • b. vorderingen die door het CAK aan het CJIB ter inning en incasso zijn overgedragen en voortkomen uit bestuurlijke boetes en bestuursrechtelijke premies als bedoeld in artikel 9b, 9c, 18d, 18e en 18f van de Zorgverzekeringswet;

  • c. vorderingen die door de NVWA aan het CJIB ter inning en incasso zijn overgedragen en voortkomen uit bestuurlijke boetes en herstelsancties op grond van:

    • 1°. de Alcoholwet;

    • 2°. de Algemene wet bestuursrecht;

    • 3°. de Geneesmiddelenwet;

    • 4°. de Landbouwkwaliteitswet;

    • 5°. de Plantgezondheidswet;

    • 6°. de Tabaks- en rookwarenwet;

    • 7°. de Visserijwet 1963;

    • 8°. de Warenwet;

    • 9°. de Wet dieren;

    • 10°. de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • 11°. de Wet natuurbescherming;

  • d. vorderingen die door de RVO aan het CJIB ter incasso zijn overgedragen en voortkomen uit:

    • 1°. het Europees Garantiefonds voor de Landbouw (ELGF);

    • 2°. het Europees Maritiem, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMFAF);

    • 3°. het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

    • 4°. de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

    • 5°. de Kaderwet subsidies I en M;

    • 6°. de Landbouwwet;

    • 7°. de Meststoffenwet;

    • 8°. de Omgevingswet;

    • 9°. de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES);

    • 10°. de Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317);

    • 11°. de Wet dieren;

    • 12°. de Wet publieke gezondheid.

  • e. terugvorderingen of bestuurlijke boetes die door het UWV aan het CJIB ter incasso zijn overgedragen en voortkomen uit:

    • 1°. de Toeslagenwet;

    • 2°. de Werkloosheidswet;

    • 3°. de Wet arbeid en zorg;

    • 4°. de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    • 5°. de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;

    • 6°. de Ziektewet;

    • 7°. wetten betreffende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen;

  • f. vorderingen die door de RDI aan het CJIB ter inning en incasso zijn overgedragen en voortkomen uit:

    • 1°. De Algemene wet bestuursrecht;

    • 2°. De Metrologiewet;

    • 3°. De Telecommunicatiewet;

    • 4°. De Waarborgwet;

    • 5°. De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON);

    • 6°. De Wet Ruimtevaartactiviteiten;

  • g. vorderingen die door de RDW aan het CJIB ter inning en incasso zijn overgedragen en voortkomen uit bestuurlijke boetes als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15.

  • h. vorderingen die voortkomen uit:

    • 1°. geldelijke sancties inhoudende de verplichting tot betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dan wel geldelijke sancties die zijn opgelegd in het buitenland en die in Nederland ten uitvoer worden gelegd op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie of de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen;

    • 2°. administratieve sancties.

Paragraaf 2. Verzoeken om betalingsregelingen

Artikel 2:1. Indiening

  • 1 Een verzoek om een betalingsregeling wordt bij voorkeur via de daarvoor opengestelde elektronische weg ingediend bij het CJIB.

  • 2 Bij een telefonisch verzoek kan het CJIB van de betalingsplichtige verlangen om het verzoek alsnog via de opengestelde elektronische weg in te dienen of schriftelijk.

  • 3 Een verzoek wordt uitsluitend in behandeling genomen, indien het is ingediend door de betalingsplichtige, door een persoon die door de betalingsplichtige is gemachtigd of door een schuldhulpverlenende instantie namens de betalingsplichtige.

Artikel 2:2. Medewerking

Bij de behandeling van een verzoek om een betalingsregeling kan het CJIB van de betalingsplichtige verlangen dat hij gegevens overlegt met betrekking tot diens inkomen of vermogen ter onderbouwing van diens betalingsonmacht of diens betalingscapaciteit.

Artikel 2:3. Beoordeling

Bij de beoordeling van een verzoek om een betalingsregeling betrekt het CJIB zo veel mogelijk alle openstaande vorderingen als bedoeld in artikel 1:3. Het CJIB betrekt in de beoordeling tevens welke vorm als betalingsregeling het meest geschikt is en ten aanzien van welke vorderingen de betalingsregeling zal gelden.

Artikel 2:4. Weigeringsgronden

  • 1 Het CJIB wijst een verzoek om een betalingsregeling in ieder geval af, indien:

    • a. de betalingsplichtige naar het oordeel van het CJIB onvoldoende medewerking verleent;

    • b. de betalingsplichtige verwijtbaar onjuiste gegevens verstrekt;

    • c. de betalingsregeling zich over een voor het CJIB niet redelijke termijn uitstrekt;

    • d. het totaal aan openstaande vorderingen niet meer dan € 75 bedraagt.

  • 2 Het CJIB kan een verzoek om een betalingsregeling afwijzen indien:

    • a. de betalingsplichtige binnen zes maanden voorafgaand aan de indiening van het verzoek een eerder toegestane betalingsregeling verwijtbaar niet is nagekomen;

    • b. de betalings- of vermogenscapaciteit van de betalingsplichtige zodanig is dat hij direct geheel de vorderingen kan voldoen;

    • c. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling naar het oordeel van het CJIB geen uitkomst zal bieden;

    • d. één of meerdere vorderingen voortkomen uit een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en het slachtoffer of diens nabestaanden op het moment van het verzoek nog geen uitkering hebben ontvangen op grond van artikel 6:4:8, derde lid, Wetboek van Strafvordering.

Artikel 2:5. Voorwaarden

Bij het toestaan van een betalingsregeling kunnen in ieder geval als voorwaarden worden gesteld dat:

  • a. betalingen via een machtiging tot automatische incasso worden gedaan;

  • b. de betalingsplichtige een bankrekeningnummer doorgeeft;

  • c. de betalingsplichtige een adres heeft in de Basisregistratie Personen of de Kamer van Koophandel, dan wel een ander betrouwbaar adres waarop hij kan worden bereikt;

  • d. de betalingsplichtige iedere wijziging in diens financiële situatie onverwijld meldt.

Artikel 2:6. Ambtshalve voorstel

  • 1 Het CJIB stelt ambtshalve een betalingsregeling voor aan de betalingsplichtige, indien:

    • a. de betalingsplichtige is toegelaten tot de Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of een andere schuldregeling; en

    • b. die schuldregeling wordt beëindigd zonder kwijtschelding van de op dat moment resterende vorderingen.

  • 2 Het CJIB kan tevens in andere bijzondere gevallen ambtshalve een betalingsregeling voorstellen aan de betalingsplichtige.

Paragraaf 3. Uitvoering en naleving

Artikel 3:1. Opschorting andere innings- en incassomiddelen

De inning en incasso door middel van de inzet van andere middelen door het CJIB voor de vorderingen waarvoor de betalingsregeling is getroffen, wordt opgeschort voor de duur van die betalingsregeling.

Artikel 3:2. Duur en vorm

  • 1 Een betalingsregeling kan worden getroffen voor ten hoogste de duur van de verjaringstermijn van de vorderingen waarop zij betrekking heeft.

  • 2 Een betalingsregeling strekkende tot betaling in termijnen wordt toegestaan in de vorm van een standaardregeling als bedoeld in artikel 3:3 of een maatwerkregeling als bedoeld in artikel 3:4.

  • 3 Een betalingsregeling, niet zijnde een draagkrachtregeling als bedoeld in artikel 3:4, vierde lid, kan slechts worden toegestaan met het oog op een volledige voldoening van de betalingsverplichtingen. Percentagevoorstellen tegen finale kwijting worden niet toegestaan.

Artikel 3:3. Standaardregeling

  • 1 Een standaardregeling voor één of meer openstaande vorderingen kan worden getroffen indien voor deze vorderingen nog geen verhaal met dwangbevel wordt toegepast.

  • 2 Een standaardregeling duurt maximaal 36 maanden.

  • 3 De termijnbedragen voor de standaardregeling en het aantal daarvoor geldende termijnen worden op de website van het CJIB gepubliceerd. Bij het bepalen van het termijnbedrag kan een begrenzing plaatsvinden tot een maximaal openstaand bedrag en maximumaantal maanden.

Artikel 3:4. Maatwerkregeling

  • 1 Een maatwerkregeling kan worden getroffen indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de standaardregeling niet mogelijk is of geen uitkomst biedt.

  • 2 Een maatwerkregeling kan worden getroffen, tenzij sprake is van vorderingen waarvoor de deurwaarder reeds is ingeschakeld.

  • 3 Een maatwerkregeling duurt maximaal 72 maanden, tenzij dit naar het oordeel van het CJIB onredelijk is.

  • 4 Een draagkrachtregeling kan worden getroffen indien sprake is van bijzondere omstandigheden en de reguliere maatwerkregeling niet mogelijk is, of geen uitkomst biedt.

Artikel 3:5. Uitstel van betaling

  • 1 Uitstel van betaling kan worden verleend als de betalingsplichtige aannemelijk maakt dat volledige betaling of een significante deelbetaling binnen een redelijke termijn zal volgen.

  • 2 Een uitstel van maximaal vier maanden kan worden verleend met als doel de betalingsplichtige in de gelegenheid te stellen om bij de gemeente hulp te zoeken bij het oplossen van schulden.

  • 3 Indien de gemeente besluit om schuldhulp te verlenen dan kan het CJIB het uitstel met maximaal acht maanden verlengen.

  • 4 Uitstel van betaling voor onbepaalde duur wordt niet verleend.

Artikel 3:6. Voegen van andere vorderingen

In bijzondere gevallen kunnen vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 na het tot stand komen van een betalingsregeling in die betalingsregeling worden gevoegd.

Paragraaf 4. Informeren

Artikel 4:1. Informatie bij het toestaan van de betalingsregeling

Bij het toestaan van een betalingsregeling wordt de betalingsplichtige geïnformeerd over:

  • a. de vorderingen die onderdeel vormen van de betalingsregeling;

  • b. de ingangsdatum, termijnen en termijnbedragen;

  • c. de voorwaarden onder welke de betalingsregeling wordt toegestaan;

  • d. de gevolgen indien de voorwaarden niet worden nageleefd;

  • e. betalingsherinneringen bij niet tijdige voldoening van termijnbedragen.

Artikel 4:2. Betalingsherinneringen

Indien de betalingsplichtige het termijnbedrag van een betalingsregeling niet binnen de gestelde termijn betaalt, stuurt het CJIB eenmalig een betalingsherinnering met het verzoek het termijnbedrag alsnog te voldoen. In de betalingsherinnering wordt aangegeven dat het CJIB binnen de eerstvolgende termijn zowel het alsdan te betalen termijnbedrag, als het bedrag dat eerder niet is betaald, moet hebben ontvangen.

Artikel 4:3. Doorverwijzing naar het CJIB

Ten aanzien van vorderingen als bedoeld in artikel 1:3 waarvan de inning of incasso dan wel beiden aan het CJIB is overgedragen verwijzen de DUO, het CAK, de NVWA, de RDI, de RVO, het UWV en de RDW de betalingsplichtige naar het CJIB voor informatie over het treffen van een betalingsregeling. Zij verwijzen eveneens naar het CJIB bij vragen dan wel klachten over betalingsregelingen die de betalingsplichtige heeft lopen bij het CJIB of over verzoeken om betalingsregelingen die zijn afgewezen door het CJIB.

Paragraaf 5. Verdeling en bestemming van betalingen

Artikel 5:1. Verdeling

Indien een betalingsregeling betrekking heeft op vorderingen van meerdere partijen als bedoeld in artikel 1:3, verdeelt het CJIB de van de betalingsplichtige ontvangen bedragen telkens over deze partijen naar evenredigheid van het totaalbedrag aan bij hen openstaande vorderingen.

Artikel 5:2. Bestemvolgorde

  • 1 Voor iedere partij worden de ontvangen bedragen na toepassing van de verdeling, bedoeld in artikel 5:1, bestemd overeenkomstig een voor de vorderingen van die partij nader bepaalde volgorde.

  • 2 Bij de bestemming ter voldoening van vorderingen van dezelfde categorie, worden de ontvangen bedragen eerst bestemd ter voldoening van de oudste vordering.

Artikel 5:3. Afwijken van verdeling en bestemvolgorde

Het CJIB kan bij de verdeling en bestemming van ontvangen bedragen afwijken van de artikelen 5:1 en 5:2, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Paragraaf 6. Einde van betalingsregelingen

Artikel 6:1. Voortijdige beëindiging betalingsregeling

  • 1 Het CJIB kan de betalingsregeling in ieder geval beëindigen, indien:

    • a. de betalingsplichtige na een betalingsherinnering de verschuldigde termijnbedragen niet voldoet;

    • b. de feiten of omstandigheden die aanleiding vormden voor het treffen van de betalingsregeling zich niet langer voordoen;

    • c. de financiële omstandigheden van de betalingsplichtige zodanig veranderen of zijn veranderd dat voortzetting van de betalingsregeling naar het oordeel van het CJIB niet langer nodig is;

    • d. de betalingsplichtige failliet wordt verklaard of surseance van betaling wordt verleend;

    • e. de betalingsplichtige wordt toegelaten tot de Minnelijke Schuldregeling Natuurlijke Personen, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of ten aanzien van wie een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is afgekondigd.

  • 2 Indien de betalingsregeling voortijdig wordt beëindigd door het CJIB, informeert het CJIB de betalingsplichtige over de reden daarvan en het vervolg.

Artikel 6:2. Gevolg voortijdige beëindiging betalingsregeling

Indien de betalingsregeling voortijdig wordt beëindigd, wordt de betalingsplichtige in de gelegenheid gesteld om binnen 30 dagen het totaal openstaande bedrag aan vorderingen in één keer te voldoen, tenzij:

  • a. sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, onder d of e; of

  • b. het CJIB vaststelt dat de betalingsplichtige over zodanig vermogen beschikt dat dit redelijkerwijs geen aanleiding geeft voor het verlenen van verder uitstel.

Artikel 6:3. Van rechtswege eindigen van de betalingsregeling

De betalingsregeling eindigt van rechtswege indien alle openstaande vorderingen zijn voldaan binnen de gestelde termijn of deeltermijnen.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

I. Coenradie

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

B. Madlener

De voorzitter van het CAK,

J.H. Ouwehand

De Directeur-Generaal Dienst Uitvoering Onderwijs DUO,

H.A. Harmsma

De Inspecteur-Generaal Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,

G.J.C.M. Bakker

De Directeur-Generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland,

A. Choho

De voorzitter van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

M.R.P.M. Camps

De Inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur,

A.T.A.J. van Dijk