ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 01-01-2025 t/m heden.

Verordening van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming van 20 november 2024 nr. ANVS-2024/9570, houdende nadere regels met betrekking tot nucleaire veiligheid, beveiliging en ontmanteling (ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling)

De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming,

Gelet op het op 3 maart 1980 te Wenen/New York tot stand gekomen Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 1981, 7), zoals gewijzigd bij het op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tot wijziging van het voornoemde verdrag (Trb. 2006, 81);

Gelet op de IAEA Nuclear Security Series No. 13, Nuclear Security Recommendations on Physical Protection of Nuclear Material and Nuclear Facilities (INFCIRC/225/Revision 5, IAEA Nuclear Security Series-13” (STI/PUB/1481 (iaea.org));

Gelet op de artikelen 21, tweede, derde, vijfde en zevende lid, 22, zevende tot en met negende lid, 22a, eerste lid, onderdeel a, en vierde lid, 22h, 22j, zesde lid, en 30d, tweede lid, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, de artikelen 1d, derde lid, en 1h van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, artikel 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen in samenhang met artikel 4.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming, en artikel 2, tweede lid, van de Regeling nucleaire drukapparatuur in samenhang met artikel 21, tweede en zesde lid, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

§ 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1. (begripsomschrijvingen)

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Besluit: Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen;

  • categorie I-materiaal: splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie I;

  • categorie II-materiaal: splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie II;

  • categorie III-materiaal: splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie III;

  • inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet;

  • keuringsinstelling: een keuringsinstelling als bedoeld in artikel 2.10;

  • vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet: houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, van de Kernenergiewet met uitzondering van de houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen en ertsen;

  • vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet: houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet;

  • vervoerder: houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van categorie I-, II- of III-materiaal.

Hoofdstuk 2. Nucleaire drukapparatuur

§ 2. Keuringen en beoordelingen

Artikel 2.1. (toepasselijkheid op andere drukapparatuur)

De artikelen van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 2.8, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op door de Minister aangewezen, niet speciaal voor nucleair gebruik in een inrichting ontworpen, drukapparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken.

Artikel 2.2. (voorschriften voor nucleaire drukapparatuur)

De vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet zorgt ervoor dat de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de door de Autoriteit aangewezen onderdelen van de ontwerpcode of inspectiecode voor de betrokken nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.3. (administratie nucleaire drukapparatuur vergunninghouder)

  • 1 Bij de administratie met betrekking tot nucleaire drukapparatuur, bedoeld in artikel 21, zevende lid, van het Besluit, worden vermeld of opgenomen:

    • a. naam en adres van de vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet;

    • b. naam en adres van de inrichting en de plaats in de inrichting, waar die apparatuur wordt of is geïnstalleerd;

    • c. de relevante documentatie met betrekking tot die apparatuur;

    • d. de met betrekking tot die apparatuur van toepassing zijnde ontwerpcode en inspectiecode;

    • e. een overzicht van de keuringen die overeenkomstig de van toepassing zijnde ontwerp of inspectiecode aan de nucleaire apparatuur of onderdelen daarvan zijn verricht, en van de resultaten van dat onderzoek;

    • f. de ingevolge deze verordening verkregen verklaringen en andere documentatie met betrekking tot de ingevolge deze regeling te verrichten en verrichte keuringen;

    • g. een overzicht van het onderhoud dat aan de nucleaire apparatuur is verricht.

  • 2 Afwijkingen van de ontwerp of inspectiecode, alsmede van het in de inspectiecode voorgeschreven keuringsprogramma dat door de vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet wordt opgesteld, behoeven, na beoordeling door de keuringsinstelling, de instemming van de Autoriteit.

  • 3 De vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet stelt de in de administratie opgenomen gegevens en stukken gedurende iedere keuring van de nucleaire drukapparatuur ter beschikking van degene die de keuring verricht.

Artikel 2.4. (aanvraag beoordeling of keuring)

  • 1 De vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet vermeldt in de aanvraag om een beoordeling of keuring als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onderdeel a, van het Besluit:

    • a. zijn naam en adres;

    • b. de aard van de te beoordelen of te keuren nucleaire drukapparatuur;

    • c. de plaats waar de beoordeling of de keuring dient plaats te vinden;

    • d. naam en adres van de inrichting en de plaats in de inrichting, waar de nucleaire drukapparatuur zal worden geïnstalleerd;

    • e. de van toepassing zijnde ontwerpcode, onderscheidenlijk inspectiecode.

Artikel 2.5. (referentie beoordeling of keuring)

De beoordelingen en keuringen worden verricht overeenkomstig de door de Autoriteit aangewezen onderdelen van de ontwerpcode of inspectiecode voor de betrokken nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.6. (kosten beoordelingen en keuringen)

De kosten van beoordelingen als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder a, onder 1°, van het Besluit en artikel 2.4, tweede lid, en van de keuringen komen voor rekening van de gebruiker van de nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.7. (keuringsrapport)

De keuringsinstelling maakt van elke beoordeling en keuring een rapport op, waarin zij de wijze waarop de nucleaire drukapparatuur is beoordeeld, onderscheidenlijk gekeurd, en de resultaten van de beoordeling of de keuring vermeldt. Zij zendt het rapport aan de vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet en aan de Autoriteit.

Artikel 2.8. (verklaring van goedkeuring en andere verklaringen)

  • 1 De keuringsinstelling geeft een verklaring van goedkeuring van het ontwerp af, indien bij een beoordeling als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder a, onder 1°, van het Besluit is gebleken dat het ontwerp van de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de in de betrokken ontwerpcode gestelde eisen.

  • 4 De keuringsinstelling geeft een verklaring van herkeuring af, indien bij een keuring als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder b, van het Besluit is gebleken dat de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de in de betrokken inspectiecode gestelde eisen.

Artikel 2.9. (verrichten beoordelingen en keuringen)

De beoordelingen en keuringen worden verricht door of onder toezicht van de in de artikelen 2.13 tot en met 2.15 bedoelde medewerkers van de keuringsinstelling.

§ 3. Keuringsinstellingen

Artikel 2.10. (aanwijzing als keuringsinstelling)

  • 3 Voor een aanwijzing als keuringsinstelling komen tevens in aanmerking instellingen in een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt dan wel een andere staat waarmee de Europese Unie een wederzijdse erkenningsovereenkomst met betrekking tot de keuring van nucleaire drukapparatuur heeft afgesloten, die een beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale voorwaarden, bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk het tweede lid, wordt nagestreefd.

Artikel 2.11. (duur aanwijzing, voorschriften, intrekken aanwijzing)

  • 1 De aanwijzing van een keuringsinstelling geldt voor ten hoogste vijf jaar.

  • 2 Aan een aanwijzing als keuringsinstelling kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3 Een aanwijzing als keuringsinstelling wordt ingetrokken indien de instelling niet meer voldoet aan de in artikel 2.10 of artikel 2.12, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde voorwaarden. Zij kan worden ingetrokken indien de keuringsinstelling de keuringen niet op een juiste wijze verricht of indien de keuringsinstelling de krachtens het tweede lid aan de aanwijzing verbonden voorschriften niet naleeft.

  • 4 Een keuringsinstelling hanteert een stelsel van regels, procedures en beheersaspecten voor het uitvoeren van de beoordeling of onderdelen daarvan voor nucleaire drukapparatuur waarvoor dezelfde specifieke eisen van toepassing zijn.

Artikel 2.12. (deskundige medewerkers)

  • 1 Een keuringsinstelling, die wordt belast met de beoordeling van het ontwerp, de keuring van de fabricage en de keuring voor de ingebruikneming van nucleaire drukapparatuur, heeft ten minste een beoordelaar, een seniorbeoordelaar, een specialist materiaalkunde, een specialist niet-destructief onderzoek, een inspecteur en een senior-inspecteur in dienst, die voldoen aan de in de artikelen 2.13, eerste lid, onderscheidenlijk 2.13, tweede lid, 2.14, eerste lid, 2.14, tweede lid, 2.15, eerste lid, en 2.15, tweede lid, gestelde eisen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, heeft een keuringsinstelling, die wordt belast met de keuring in de gebruiksfase van nucleaire drukapparatuur, ten minste een specialist niet-destructief onderzoek, een inspecteur en een senior-inspecteur in dienst, die voldoen aan de in artikelen 2.14, tweede lid, onderscheidenlijk 2.15, eerste lid, en 2.15, tweede lid, gestelde eisen.

Artikel 2.13. (beoordelaar en seniorbeoordelaar)

  • 1 Een beoordelaar als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. aantoonbare opleiding met betrekking tot de toe te passen nucleaire ontwerpcode;

    • b. ten minste één jaar ervaring in relevante nucleaire functies; en

    • c. ten minste stralingsdeskundigheid op het niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau.

  • 2 Een seniorbeoordelaar als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. aantoonbare opleiding met betrekking tot de toe te passen nucleaire ontwerpcode;

    • b. ten minste twee jaar ervaring als beoordelaar met betrekking tot de toe te passen nucleaire ontwerpcode; en

    • c. ten minste stralingsdeskundigheid op niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau.

Artikel 2.14. (specialist materiaalkunde en specialist niet-destructief onderzoek)

  • 1 Een specialist materiaalkunde als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, heeft aantoonbare kennis van en ten minste één jaar ervaring met de relevante delen van de toe te passen ontwerpcodes en nucleaire vormen van materiaaldegradatie.

  • 2 Een specialist niet-destructief onderzoek als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, heeft aantoonbare kennis van en ten minste één jaar ervaring met de relevante delen van de toe te passen ontwerpcodes en bijzonderheden van niet-destructief onderzoek van nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.15. (inspecteur en senior-inspecteur)

  • 1 Een inspecteur als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. ten minste één jaar ervaring in relevante functies op nucleair gebied;

    • b. aantoonbare kennis van de relevante delen van de toe te passen nucleaire ontwerpcode; en

    • c. ten minste stralingsdeskundigheid op niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau.

  • 2 Een senior-inspecteur als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. in staat zijn om de geldigheid en kwaliteit te beoordelen van het niet-destructief onderzoek en andere kwaliteitseisen in het kader van de toe te passen nucleaire ontwerpcode;

    • b. ten minste stralingsdeskundigheid op niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau;

    • c. ten minste twee jaar ervaring in kwaliteitszorg en inspectie in het kader van de toe te passen nucleaire ontwerpcodes; en

    • d. aantoonbare ervaring met de certificatie van leveranciers voor nucleaire drukapparatuur.

Hoofdstuk 3. Beveiliging

§ 3.1. Beveiliging van splijtstoffen door een vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet

Artikel 3.1. (toezicht op categorie I-, II- of III-materiaal)

  • 2 In het beveiligingsplan, bedoeld in artikel 22j, eerste lid, van het Besluit worden opgenomen:

    • a. de taken en bevoegdheden van de medewerkers, belast met de beveiliging van het categorie I-, II-, of III-materiaal;

    • b. diegenen die geautoriseerd zijn persoonlijk toezicht te houden als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Wanneer categorie I-materiaal, categorie II-materiaal of categorie III-materiaal niet onder persoonlijk toezicht staat, zijn de beveiligingsmaatregelen van een vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet zodanig dat elektronische detectie van een poging tot diefstal of misbruik plaatsvindt en dat vanaf dat moment maatregelen werkzaam zijn die leiden tot ten minste tien minuten vertraging in de tijd die iemand nodig heeft om wederrechtelijk de beschikking te krijgen over dit materiaal.

§ 3.2. Beveiliging van inrichtingen en splijtstoffen door een vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet

Artikel 3.2. (beveiligingspakket)

  • 1 De in het beveiligingspakket, bedoeld in artikel 22a van het Besluit, aangewezen beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger voldoen aan de opleidingseisen, genoemd in bijlage II en een daarop betrekking hebbend opleidingsplan.

  • 3 Het beveiligingspakket bevat een procedure voor de registratie van personen die toegang hebben of kunnen verlenen tot een vitaal gebied als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onderdeel c, van deze verordening.

Artikel 3.3. (plan interne beveiligingsorganisatie)

  • 1 De met de interne beveiligingsorganisatie, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit, verband houdende verantwoordelijkheden betreffen:

    • a. de fysieke -, informatie-, cyber- en andere beveiligingsaspecten;

    • b. de uitvoering van taken en maatregelen om gesaboteerd of zoekgeraakt materiaal alsmede informatie tijdig te ontdekken;

    • c. de mogelijke compenserende maatregelen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit, betreffende het beveiligingspakket; en

    • d. het onverwijld informeren van de Autoriteit over de in het derde lid bedoelde gebeurtenissen en situaties.

  • 2 In het plan interne beveiligingsorganisatie worden de bevoegdheden en de instructies van de beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger, de bedrijfsbeveiligingsdienst en de alarmcentrale, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit, beschreven en uitgewerkt.

  • 3 In het plan interne beveiligingsorganisatie worden beveiligingsmaatregelen beschreven voor de volgende gebeurtenissen en situaties:

    • a. diefstal van categorie I-, II-, of III-materiaal;

    • b. sabotage van categorie I-, II-, of III-materiaal, of van de inrichting;

    • c. diefstal of het in de openbaarheid komen van de referentiedreiging, van het beveiligingspakket, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, van het Besluit, of van andere gevoelige informatie aangaande de beveiliging van de inrichting of van categorie I-, II-, of III-materiaal;

    • d. diefstal of ongewenste wijziging van gerubriceerde informatie; en

    • e. dreiging van, of een poging tot diefstal of sabotage als bedoeld onder a tot en met d.

  • 4 Het plan interne beveiligingsorganisatie sluit aan op een plan externe beveiligingsorganisatie, dat een omschrijving van de wijze van optreden van de korpschef, de burgemeester en de officier van justitie in de gevallen, bedoeld in het derde lid, bevat.

Artikel 3.4. (beveiliging alarmcentrale)

De beveiligingsmaatregelen die worden getroffen om de alarmcentrale, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onder e, van het Besluit te beveiligen tegen de dreigingen zoals omschreven in de referentiedreiging hebben ten minste betrekking op:

  • a. de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van diegenen die de apparatuur in de alarmcentrale ontwerpen, installeren en onderhouden;

  • b. technische eisen aan de apparatuur in de alarmcentrale en voorzieningen voor de continuïteit van het functioneren ervan;

  • c. de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van diegenen die toegang hebben tot, of werkzaamheden verrichten in de alarmcentrale.

Artikel 3.5. (indeling terrein)

  • 1 De verdeling van het terrein, bedoeld in de in artikel 22a, derde lid, onder b, van het Besluit genoemde gebieden bestaat uit:

    • a. een observatiegebied, zijnde een gebied tussen de grens van het terrein waarop een inrichting is gevestigd en de grens van een beveiligd gebied als bedoeld in onderdeel b;

    • b. een beveiligd gebied, zijnde een gebied gelegen binnen een observatiegebied als bedoeld in onderdeel a, waar categorie III-materiaal voorhanden kan zijn; en

    • c. een vitaal gebied, zijnde een gebied gelegen binnen een beveiligd gebied als bedoeld in onderdeel b, waar categorie I- of II-materiaal voorhanden kan zijn, of waar installaties zijn gevestigd of waar zich materialen kunnen bevinden die in geval van sabotage direct of indirect schade tot gevolg kunnen hebben.

  • 2 De vergunninghouder 15, onder b, Kernenergiewet treft beveiligingsmaatregelen die ten minste betrekking hebben op:

    • a. de afscherming en verlichting van de gebieden, bedoeld in het eerste lid, en de gebouwen in die gebieden;

    • b. het toezicht op de gebieden, bedoeld in het eerste lid, en de gebouwen in die gebieden;

    • c. de beperking van toegang en eventuele begeleiding van personen en voertuigen in de gebieden, bedoeld in het eerste lid, en de gebouwen in die gebieden;

    • d. de controle op die toegang;

    • e. het tegengaan van ongewenste beïnvloeding van toegangscontrolesystemen; en

    • f. het betreden of binnengaan van het terrein, een gebied of gebouw door voertuigen, personen of goederen.

Artikel 3.6. (evaluatieprogramma en beoordeling beveiligingspakket)

  • 1 Als onderdeel van het evaluatieprogramma, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onder g, van het Besluit wordt in elk geval een audit uitgevoerd met betrekking tot het plan interne beveiligingsorganisatie, worden de organisatorische en bouwkundige beveiligingsmaatregelen gecontroleerd, de elektronische en informatiebeveiligingsmaatregelen getest en het plan interne beveiligingsorganisatie in een oefening toegepast.

  • 2 Bij de beoordeling van het beveiligingspakket op doeltreffendheid als bedoeld in artikel 22f, tweede lid, van het Besluit worden de bevindingen van de in het eerste lid bedoelde evaluatieprogramma betrokken en wordt aangegeven of het plan interne beveiligingsorganisatie aansluit op een plan externe beveiligingsorganisatie.

§ 3.3. Beveiliging bij vervoer van categorie I-, II- of III-materiaal

Artikel 3.7. (niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal)

Naast de beveiligingsmaatregelen, bedoeld in artikel 1d, eerste en tweede lid, van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, treft de vervoerder, om categorie I-, II-, of III-materiaal te beveiligen tegen diefstal en sabotage, de beveiligingsmaatregelen, bedoeld in bijlage IV.

§ 3.4. Beveiliging bij vervoer van de in artikel 4.7 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen

Artikel 3.8. (afspraken tussen vervoerder en verzender of ontvanger)

  • 1 De vervoerder, de afzender en de ontvanger van de in artikel 4.7 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen maken voorafgaand aan het transport van die stoffen afspraken over de wijze, en het tijdstip, waarop de radioactieve stoffen worden overgedragen door de afzender aan de vervoerder, respectievelijk door de vervoerder aan de ontvanger.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde afspraken betreffen in elk geval het toezicht op de lading en op het in- en uitladen op de locatie van de afzender respectievelijk de ontvanger.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van overdracht tussen verschillende vervoerders van de in het eerste lid bedoelde radioactieve stoffen, ook indien het opeenvolgende vervoersondernemingen betreft.

Hoofdstuk 4. Ontmanteling

Artikel 4.1. (aantonen voltooiing van de ontmanteling)

  • 1 De houder van een vergunning voor het ontmantelen van een inrichting stelt een eindrapport op waarin hij aantoont dat de ontmanteling is voltooid.

  • 2 Het eindrapport bevat in elk geval:

    • a. de resultaten van metingen van de activiteit en de activiteitsconcentratie, bedoeld in artikel 1, juncto bijlage 1 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming, op het terrein waarop de inrichting was gevestigd en in het grondwater dat zich bevindt onder en in de directe nabijheid van het terrein waarop de inrichting was gevestigd;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop de inrichting buiten gebruik is gesteld en is ontmanteld;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de vergunninghouder zich heeft ontdaan van de splijtstoffen, de radioactieve afvalstoffen en de splijtstof of erts bevattende afvalstoffen die zijn ontstaan bij de buitengebruikstelling en de ontmanteling;

    • d. voor zover de beschrijving, bedoeld onder c, afwijkt van de inventarisatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Regeling buitengebruikstelling en ontmanteling nucleaire inrichtingen: een onderbouwing van die afwijking.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. (inwerkingtreding)

  • 1 De hoofdstukken 1 en 2 van deze verordening treden in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen E en F, van het Besluit van 2 september 2024 tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en het Besluit in- uit en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen in verband met de herschikking en verbetering van delegatiegrondslagen en herstel van enkele onvolkomenheden (Wijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024) (Stb. 2024, 265) in werking treedt.

  • 2 Hoofdstuk 3 van deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen G en H, en artikel II van het Besluit van 2 september 2024 tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en het Besluit in- uit en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen in verband met de herschikking en verbetering van delegatiegrondslagen en herstel van enkele onvolkomenheden (Wijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024) (Stb. 2024, 265) in werking treden.

  • 3 Hoofdstuk 4 van deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel V van de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 12 november 2024, nr. IENW/BSK-2024/295515, tot wijziging van de Regeling nucleaire drukapparatuur, intrekking van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen en wijziging van enkele andere regelingen (Stcrt. 2024, 37147) in werking treedt.

  • 4 Indien de Staatscourant waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip bedoeld in het eerste, respectievelijk het tweede of het derde lid, treedt zij, voor het desbetreffende hoofdstuk, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met het tijdstip, bedoeld in respectievelijk het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 5.2. (citeertitel)

Deze verordening wordt aangehaald als: ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling.

Deze verordening zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming,

A. van Bolhuis,

bestuursvoorzitter

M. Brugmans,

plv. bestuursvoorzitter

Bijlage I. als bedoeld in artikel 3.1 van de ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

Materiaal

Vorm

Categorie I

Categorie II

Categorie III

1. Plutonium1

Onbestraald2

2 kg of meer

Minder dan 2 kg maar meer dan 500 g

500 g of minder maar meer dan 15 g

2. Uranium-235

Onbestraald2

     
 

– verrijkt uranium van 20% of meer 235U

– 5 kg of meer

– Minder dan 5 kg maar meer dan 1 kg

– 1 kg of minder, maar meer dan 15g

 

– verrijkt uranium van 10% tot minder dan 20% 235U

 

– 10 kg of meer

– minder dan 10 kg maar meer dan 1 kg

 

– uranium verrijkt tot boven het natuurlijk gehalte, maar tot minder dan 10% 235U

   

– 10 kg of meer

3. Uranium-233

Onbestraald2

2 kg of meer

Minder dan 2 kg maar meer dan 500 g

500 g of minder, maar meer dan 15 g

4. Bestraalde splijtstof

   

Verarmd of natuurlijk uranium, thorium of laag verrijkte splijtstof (minder dan 10% aan splijtbaar materiaal)34 

 

1 Met uitzondering van plutonium met een isotoopgehalte van meer dan 80% aan plutonium-238.

2 Onder onbestraald wordt in deze tabel verstaan: materiaal dat niet in een reactor is bestraald, of materiaal dat in een reactor is bestraald, met een stralingsniveau van 1 gray/uur (100 rad/uur) of minder op een afstand van 1 meter zonder afscherming.

3 Op grond van bijzondere omstandigheden kan de Autoriteit, onverminderd artikel 22, achtste lid, van het Besluit, deze stoffen indelen in een andere categorie.

4 Andere splijtstof die op grond van haar oorspronkelijke gehalte aan splijtbaar materiaal onder categorie I of II valt voor de bestraling, kan één categorie lager worden ingedeeld, zo lang het stralingsniveau van de splijtstof groter is dan 1 gray/uur (100 rad/uur) op een afstand van 1 meter zonder afscherming.

Bijlage II. als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

Opleidingseisen of aantoonbare ervaringseisen op het vlak van beveiligingsdeskundige:

  • 1. Ten minste in het bezit van:

    • een diploma op ten minste HBO-niveau, of een gelijkwaardig niveau, op het vlak van beveiliging of

    • minimaal vijf jaar gelijkwaardige werkervaring in een gelijksoortige werkomgeving.

  • 2. Daarnaast, in het bezit van:

    • diploma stralingsniveau 5a/b dan wel kennis en ervaring op een gelijkwaardig niveau;

    • aantoonbare kennis dan wel bereid te zijn om desbetreffende kennis binnen drie jaar na aanstelling eigen te maken, op het vlak van:

      • ○. basisprincipes van nucleaire technologie

      • ○. risico- en crisismanagement

      • ○. fysieke-, cyber- en informatiebeveiliging en de onderlinge relaties daartussen

      • ○. opzet en werking van de desbetreffende externe beveiligingspartijen;

    • deelname aan de IAEA International Training Course of Regional Training Course Physical Protection.

  • 3. Met de hierboven genoemde beroepseisen worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

  • 4. De Autoriteit verklaart op verzoek van een vergunninghouder 15, onder b, Kernenergiewet, of een diploma gelijkwaardig is.

Bijlage III. Eisen ten aanzien van het management op het punt van beveiliging als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

Het management voldoet op het punt van beveiliging aan de volgende eisen:

  • 1. Het opleggen van en voldoen aan verplichtingen ten aanzien professioneel gedrag en optreden, betrouwbaarheid, geheimhouding en integriteit.

  • 2. Het vaststellen en uitvoeren van:

    • maatregelen met betrekking tot de wijze waarop een hoog bewustzijn met betrekking tot de beveiliging bij de personeelsleden wordt bevorderd en gecontinueerd;

    • maatregelen om een kritische houding van alle management- en personeelsniveaus te bevorderen om het noodzakelijke niveau van beveiliging te bereiken en vast te houden;

    • maatregelen of regelingen waardoor personeelsleden tijdig beveiligingskwesties kunnen rapporteren.

  • 3. De onder 1 en 2 bedoelde eisen zijn van toepassing op alle interne en externe personeelsleden, die taken en verantwoordelijkheden hebben op het vlak van beveiliging.

Bijlage IV. als bedoeld in artikel 3.7 van de ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling als beveiligingsmaatregelen toe te passen niveaus van fysieke beveiliging bij vervoer van het in de bijlage I geclassificeerde materiaal

  • 1. Niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal bij opslag gedurende vervoer.

    • a. Categorie III-materiaal

      Opslag op een terrein waarvan de toegang onder toezicht staat.

    • b. Categorie II-materiaal

      Opslag op een terrein dat voortdurend wordt gecontroleerd door bewakers of elektronische apparatuur en omgeven is door een afscheiding met een beperkt aantal toegangen onder passend toezicht, of op enig terrein met een overeenkomstige fysieke beveiliging.

    • c. Categorie I-materiaal

      Opslag op een beveiligd terrein zoals hierboven is omschreven voor categorie II-materiaal, waarbij bovendien de toegang is beperkt tot personen wier betrouwbaarheid is vastgesteld, en dat onder toezicht staat van bewakers die nauw contact onderhouden met de autoriteiten die bevoegd zijn handelend op te treden.

    De in dit verband getroffen bijzondere maatregelen zijn gericht op het ontdekken en het voorkomen van het zich gewelddadig, dan wel onbevoegd, toegang verschaffen tot of het onrechtmatig wegnemen van categorie I- II- of III-materiaal.

  • 2. Niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal tijdens vervoer:

    • a. Categorie II- en III-materiaal

      Het vervoer vindt plaats met inachtneming van bijzondere voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van voorafgaande overeenkomsten tussen afzender, ontvanger en vervoerder, alsmede een voorafgaande overeenkomst tussen natuurlijke personen of rechtspersonen, onderworpen aan de rechtsmacht en de voorschriften van de uitvoerende en de invoerende staten, met vermelding van tijd, plaats en procedures voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het vervoer.

    • b. Categorie I-materiaal

      Het vervoer vindt plaats met inachtneming van de bijzondere voorzorgsmaatregelen zoals hierboven zijn vastgesteld voor het vervoer van categorie II- en III-materiaal, met daarbij voortdurend toezicht door begeleiders en onder omstandigheden die nauw contact waarborgen met de autoriteiten die bevoegd zijn handelend op te treden.

    • c. voor natuurlijk uranium anders dan in de vorm van erts of ertsresidu voor zover dat valt onder het in bijlage I geclassificeerde materiaal

      Bij het vervoer van hoeveelheden van meer dan 500 kg uranium wordt vooraf kennisgegeven van de verzending, met vermelding van de wijze van vervoer en het vermoedelijke tijdstip van aankomst, terwijl later de ontvangst van de zending wordt bevestigd.