Het in de WFKR opgenomen overgangsrecht biedt onder meer de mogelijkheid om gebruik te maken van
een aandelenfusie (artikel XII WFKR). Daarbij bevat artikel XV WFKR een voorwaardelijke vrijstelling met als doel te voorkomen dat deze aandelenfusie
leidt tot heffing van overdrachtsbelasting. In de praktijk komt het voor dat participaties
in een open commanditaire vennootschap zijn gecertificeerd. In voorkomende gevallen wordt eerst de certificering van de
participaties in de open commanditaire vennootschap ongedaan gemaakt, voordat het
aandeel van de commanditaire vennoot in de open commanditaire vennootschap in het
kader van de aandelenfusie wordt overgedragen aan een verkrijgende vennootschap. Daarnaast
bestaat de wens om na het uitvoeren van de aandelenfusie de verkregen aandelen in
de verkrijgende vennootschap te certificeren. Dit besluit bevat een tweetal goedkeuringen
voor de gevolgen daarvan voor de heffing van overdrachtsbelasting.
Onderdeel 2 bevat een goedkeuring voor de situatie dat de certificering van de participaties
in een open commanditaire vennootschap ongedaan wordt gemaakt. Onder voorwaarden wordt
goedgekeurd dat op verzoek een tegemoetkoming kan worden verleend ten bedrage van
de bij het ongedaan maken van de certificering verschuldigde overdrachtsbelasting.
Onderdeel 3 bevat een goedkeuring voor de situatie dat de inbrenger de bij de aandelenfusie
verkregen aandelen certificeert. Onder voorwaarden wordt goedgekeurd dat op verzoek
artikel XV, derde lid, WFKR buiten toepassing blijft.
De goedkeuringen in dit besluit zijn verleend met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule).
Verder geldt voor de in dit besluit opgenomen goedkeuringen het volgende. Door toepassing
van artikel 9, vierde lid, of artikel 13 WBR kan het bedrag aan verschuldigde overdrachtsbelasting worden verminderd. Deze wettelijke
vermindering geldt ook als bij een voorgaande verkrijging een tegemoetkoming op grond
van een goedkeuring uit dit beleidsbesluit is verleend. Vermindering van overdrachtsbelasting
op grond van artikel 9, vierde lid, of artikel 13 WBR is uiteraard ongewenst als bij
een voorgaande verkrijging de heffing op grond van een goedkeuring geheel of gedeeltelijk
achterwege is gebleven. Daarom geldt voor elke in dit besluit opgenomen goedkeuring
de voorwaarde dat de goedkeuring vervalt en dat de door de goedkeuring niet geheven
belasting alsnog verschuldigd is, voor zover bij een toekomstige verkrijging ingevolge
artikel 9, vierde lid, of artikel 13 WBR heffing van overdrachtsbelasting achterwege
blijft.