Aanwijzing ex artikel 7 Wet marktordening gezondheidszorg inzake het bekostigingsexperiment fysio- en oefentherapie bij COPD

Geraadpleegd op 28-04-2025.
Geldend van 01-12-2024 t/m heden

Aanwijzing van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 oktober 2024, kenmerk 3973517-1072562-PZO, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake het bekostigingsexperiment fysio- en oefentherapie bij COPD

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Nadat de voormalig Minister voor Medische Zorg op 20 juni 2024 schriftelijk mededeling heeft gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II2023/2024, 29 689, nr. 1256) als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg over het voornemen om een aanwijzing te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit inzake het invoeren van een bekostigingsexperiment voor fysio- en oefentherapie bij chronic obstructive pulmonary disease (COPD);

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze aanwijzing wordt verstaan onder:

Artikel 2. Werkingssfeer

Deze aanwijzing is van toepassing op gesuperviseerde oefentherapie voor patiënten met COPD in stadium II of hoger van de GOLD Classificatieop grond van de Zorgverzekeringswet.

Artikel 3. Opdracht experiment

De zorgautoriteit voorziet met ingang van 1 januari 2025 in een experiment voor de bekostiging van gesuperviseerde oefentherapie voor patiënten met COPD in stadium II of hoger van de GOLD Classificatie op grond van de Zorgverzekeringswet.

Artikel 4. Uitgangspunten experiment

  • 1 Doel van het experiment is om door middel van prestatiebeschrijvingen met zorgbundels per patiënt te onderzoeken of bundelbekostiging leidt tot meer passende zorg in termen van betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit.

  • 2 De zorgautoriteit stelt met ingang van 1 januari 2025 prestatiebeschrijvingen met een vrij tarief vast voor de in artikel 2 bedoelde zorg.

  • 3 De zorgautoriteit voorziet met ingang van 1 januari 2025 waar nodig in regelgeving ter uitvoering van deze aanwijzing.

  • 4 Op grond van dit experiment krijgt een zorgaanbieder de mogelijkheid om op basis van een overeenkomst met de zorgverzekeraar af te wijken van de reguliere prestaties.

  • 5 De zorgautoriteit neemt bij de vaststelling van het experiment als bedoeld in artikel 3 de volgende uitgangspunten in acht:

    • a) Prestatiebeschrijvingen zijn passend bij het doel van het experiment.

    • b) De opzet van het experiment levert voldoende (uitkomst)informatie op om te evalueren of de doelen worden behaald.

    • c) Vanwege het experiment wordt voorzien in nadere regels en voorwaarden die de evaluatie mogelijk maken.

    • d) Iedere zorgaanbieder die voldoet aan de voorwaarden, moet gedurende de looptijd van het experiment kunnen starten met het experiment.

    • e) Het experiment kan bruikbare lessen opleveren voor de bekostiging in de brede eerstelijns fysio- en oefentherapeutische zorg.

    • f) Het experiment is uitvoerbaar en handhaafbaar ten aanzien van gesignaleerde risico’s.

    • g) De administratieve lasten die de implementatie en uitvoering van het experiment met zich brengen, blijven zo beperkt mogelijk.

  • 6 De zorgautoriteit informeert de staatssecretaris onmiddellijk indien zij het niet langer verantwoord vindt het experiment voort te zetten. De zorgautoriteit zal het experiment stopzetten op verzoek van de staatssecretaris, indien de staatssecretaris op basis van signalen uit de tussentijdse monitoring daartoe aanleiding ziet.

Artikel 5. Looptijd

Het experiment heeft een looptijd van maximaal vijf jaar en loopt uiterlijk tot 1 januari 2030.

Artikel 6. Evaluatie en rapportage

De zorgautoriteit evalueert de effecten van het experiment overeenkomstig het bepaalde in artikel 58, zesde lid van de wet. Daarnaast rapporteert de zorgautoriteit jaarlijks over de uitslag van het experiment overeenkomstig het bepaalde in artikel 58, zevende lid van de wet.

Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing met de toelichting in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

V. Maeijer