Een goede opvang van ex-gedetineerden in de samenleving na de detentie vermindert
de kans op recidive. Het JenV-beleid is daarom mede gericht op het ondersteunen en
faciliteren van (ex-)gedetineerde burgers bij hun maatschappelijke re-integratie.
Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de ketenpartners van DJI.
In aansluiting op de beleidskaders van voorgaande jaren is de doelstelling van dit
beleidskader om trajecten op het terrein van wonen en werken voor ex-gedetineerden
te stimuleren. Aan gemeenten wordt ruimte gegeven om te bepalen welke trajecten op
het terrein van wonen en werken zij willen inzetten voor deze doelgroep. Uitgangspunt
is de gemeentelijke beleidsautonomie: zij bepalen welke trajecten passen binnen het
gemeentelijk nazorgbeleid. De gemeente kan het beste beoordelen welke trajecten noodzakelijk
zijn voor ex-gedetineerde burgers die zich vestigen in de desbetreffende gemeente.
Met dit beleidskader wordt aansluiting gezocht bij het gemeentelijke beleid op het
terrein van nazorg voor ex-gedetineerden. Het doel is een integrale aanpak te bevorderen
op de vijf basisvoorwaarden voor maatschappelijke re-integratie en nazorg: werk &
inkomen, wonen, zorg, identiteitsbewijs en schuldhulpverlening. De motie Van der Staaij
richt zich op trajecten voor begeleiding van ex-gedetineerden naar wonen en werken.
Deze motie wordt zo opgevat dat zij een integrale aanpak op de vijf basisvoorwaarden
voor re-integratie stimuleert met als uiteindelijk doel dat een duurzame oplossing
voor de ex-gedetineerde burger wordt bewerkstelligd op het terrein van wonen en werken.
Dit betekent dat de trajecten niet uitsluitend betrekking behoeven te hebben op het
terrein van wonen en werken. Het is onder andere mogelijk dat trajecten gericht zijn
op andere basisvoorwaarden, bijvoorbeeld het al tijdens detentie verkrijgen van een
identiteitsbewijs, schuldhulpverlening of trajecten die het sociale netwerk van de
ex-gedetineerde versterken waardoor de kans van de ex-gedetineerde op een duurzame
oplossing op het gebied van wonen en werken wordt verhoogd.
Dit beleidskader neemt tot uitgangspunt dat gemeenten een cruciale rol spelen bij
de nazorg voor ex-gedetineerde burgers. Daarbij bestaat de mogelijkheid dat gemeenten
samenwerking zoeken met maatschappelijke organisaties. Gemeenten kunnen een bijdrage
aanvragen, ook met het oog op dergelijke samenwerking. Dit kan bijvoorbeeld binnen
de regio van een Zorg- en Veiligheidshuis en/of met maatschappelijke organisaties.
De Zorg- en Veiligheidshuizen waarin de partners in de strafrecht- en zorgketen samenwerken,
kunnen op verzoek van de gemeenten een faciliterende rol op zich nemen bij het bieden
van nazorg. De gemeente kan dat in haar aanvraag aangeven.
Een ander uitgangspunt is om de administratieve lasten bij de verstrekking van de
bijdrage zo laag mogelijk te houden. Het minimaal aan te vragen bijdragebedrag is
€ 5.000. Als gemeenten onder dit bedrag uitkomen, maar toch in aanmerking willen komen
voor de bijdrage, zullen zij de samenwerking met andere gemeenten moeten opzoeken
om in gezamenlijkheid met één gemeente als penvoerder een bijdrageaanvraag in te dienen.