Tijdelijke subsidieregeling collectieven mkb verduurzaming reisgedrag

[Regeling vervalt per 14-10-2029.]
Geraadpleegd op 02-05-2025.
Geldend van 14-10-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van nr. IENW/BSK-2024/250268, houdende vaststelling van de Tijdelijke subsidieregeling collectieven mkb verduurzaming reisgedrag

Hoofdstuk 1. Inhoudelijke bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Kaderbesluit: Kaderbesluit subsidies I en M;

  • kosten derden: kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd;

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • mkb-onderneming: onderneming in de zin van artikel 2, onderdeel 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • werkgebonden personenmobiliteit: woon-werkverkeer en zakelijk verkeer van medewerkers van de aanvrager en van medewerkers van de bij de aanvrager aangesloten werkgevers, met uitzondering van reizen uitgevoerd door medewerkers van ondernemingen gericht op vervoer van goederen, mensen of levende have;

  • verduurzamen: het bereiken van CO2-reductie in de werkgebonden personenmobiliteit.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel het stimuleren van een structurele verandering in de werkgebonden personenmobiliteit, uitmondend in het verder terugdringen van de inzet van fossiele brandstoffen.

Artikel 1.3. Subsidiabele activiteiten

De Minister kan, overeenkomstig het bepaalde bij deze regeling, aan een aanvrager subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een project bestaande uit het wegnemen van barrières of knelpunten die in de weg staan aan het structureel verduurzamen van werkgebonden personenmobiliteit.

Artikel 1.4. Aanvrager

Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door rechtspersonen die aantoonbaar namens een groep werkgevers optreden.

Artikel 1.5. Vereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. onder de bij de aanvrager aangesloten werkgevers is ten minste 50% mkb-onderneming;

  • b. de aanvrager rondt het project af binnen 24 maanden na het toekennen van de subsidie.

Artikel 1.6. Subsidiabele kosten

  • 1 De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

    • a. personeelskosten voor het uitvoeren van het project door direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen, werkzaam bij de aanvrager of de daarbij aangesloten werkgevers, berekend door het aantal uren dat deze personen ten behoeve van deze activiteiten maken te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 60 waarin zowel de directe loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen;

    • b. kosten derden voor het uitvoeren van het project, niet zijnde kosten van de aanvrager, bij de aanvrager aangesloten werkgevers of daarmee verbonden ondernemingen.

  • 2 Het subsidiabele uurtarief bedraagt maximaal € 125 per uur exclusief btw indien een aanvrager kosten van een externe adviseur opvoert als kosten derden.

Artikel 1.7. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 75% van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van € 100.000.

Artikel 1.8. Subsidieplafond en wijze van verdelen

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor het jaar 2025 € 2.500.000;

    • b. voor het jaar 2026 € 2.500.000;

    • c. voor het jaar 2027 € 2.500.000;

    • d. voor het jaar 2028 € 2.500.000.

  • 2 De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 1.9. Aanvraagperiode

De aanvraag voor subsidieverlening kan worden ingediend:

  • a. voor het jaar 2025, van 14 januari 2025, 9:00 uur, tot en met 1 oktober 2025, 12:00 uur;

  • b. voor het jaar 2026, van 13 januari 2026, 9:00 uur, tot en met 1 oktober 2026, 12:00 uur;

  • c. voor het jaar 2027, van 12 januari 2027, 9:00 uur, tot en met 1 oktober 2027, 12:00 uur;

  • d. voor het jaar 2028, van 10 januari 2028, 9:00 uur, tot en met 29 september 2028, 12:00 uur.

Artikel 1.10. Aanvraag tot verlening

  • 1 Een aanvrager kan bij de Minister een aanvraag om subsidie indienen door middel van een daartoe vastgesteld formulier dat beschikbaar is via de website van RVO.

  • 2 Een aanvraag tot subsidieverlening bevat naast de in artikel 10 van het Kaderbesluit genoemde gegevens ten minste:

    • a. een projectplan waarbij:

      • 1°. gebruik is gemaakt van de inhoudsopgave projectplan zoals opgenomen in bijlage 1 en dat de daarin opgenomen onderdelen bevat;

      • 2°. een sluitende en realistische begroting is opgesteld volgens de vereisten in bijlage 2;

    • b. de hoogte van het bedrag van eventuele reeds aangevraagde of ontvangen subsidies van andere bestuursorganen;

    • c. een de-minimisverklaring.

Artikel 1.11. Afwijzingsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit beslist de Minister afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:

  • a. de te verstrekken subsidie lager is dan € 10.000; of

  • b. de te verlenen subsidie per kilo CO2-reductie hoger is dan € 0,75.

Artikel 1.12. Subsidieverstrekking

  • 1 Subsidies van minder dan € 25.000 worden na verlening ambtshalve vastgesteld.

  • 2 De ontvanger van een subsidie als bedoeld in het eerste lid toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een prestatieverklaring over de procentuele reductie van CO2-emissie waartoe de in het project gemaakte afspraken leiden.

Artikel 1.13. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 2 De Minister kan op verzoek van de subsidieontvanger een eenmalige ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, indien de subsidieontvanger kan aantonen dat de benodigde tijd voor de realisatie van het project langer is dan 24 maanden.

  • 3 De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, betreft maximaal zes maanden.

Artikel 1.14. Voorschot

De Minister verstrekt ambtshalve, gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening, een voorschot van 90%.

Artikel 1.15. Subsidievaststelling

  • 1 Binnen dertien weken nadat de activiteit is afgerond, dient de subsidieontvanger van een subsidie van € 25.000 of meer een aanvraag tot subsidievaststelling in met gebruikmaking van een door de Minister beschikbaar gesteld digitaal formulier dat op de website van RVO wordt geplaatst.

  • 2 In aanvulling op artikel 24 van het Kaderbesluit bevat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in elk geval een prestatieverklaring over de procentuele reductie van CO2-emissie waartoe de in het project gemaakte afspraken leiden.

Hoofstuk 2. Slotbepalingen

Artikel 2.1. Evaluatie

De Minister publiceert voor 14 oktober 2029 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 2.2. Inwerkingtreding en horizonbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 14 oktober 2024 en vervalt met ingang van 14 oktober 2029, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor laatstbedoelde datum zijn aangevraagd.

Artikel 2.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling collectieven mkb verduurzaming reisgedrag.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu,

C.A. Jansen

Bijlage 1. bij artikel 1.10, tweede lid, van de Tijdelijke subsidieregeling collectieven mkb verduurzaming reisgedrag

Het projectplan maakt een essentieel onderdeel uit van uw aanvraag. De inhoudelijke beoordeling van uw voorstel vindt plaats op basis van de informatie die u in dit projectplan verschaft en de eventuele bijlagen waar u naar verwijst.

Voor het projectplan geldt dat de hier gepresenteerde inhoudsopgave met toelichting per hoofdstuk leidend is voor de onderwerpen waar u duidelijkheid over moet verschaffen. De toelichting biedt per onderwerp nadere uitleg. Voor sommige onderwerpen zijn formats beschikbaar. Deze kunnen u helpen bij het geven van de informatie die gevraagd wordt en die u zelf ook nodig heeft. Gebruik van deze formats is niet verplicht (anders dan de hoofdstukindeling).

Inhoudsopgave Projectplan

  • 1. Managementsamenvatting

    In dit hoofdstuk geeft u kort weer wat u met de subsidie wilt bereiken en waarom u denkt dat dit resultaat voor de partijen waarmee en waarvoor u dit project vormgeeft wenselijk is. U geeft ook aan welke barrières en knelpunten u met deze subsidieaanvraag in ieder geval verwacht te kunnen aanpakken.

  • 2. Beschrijving van de aanvrager

    Hier geeft u twee dingen aan:

    • a) Een nadere toelichting op de aanvragende organisatie, omvang, rechtspersoon en missie.

    • b) Een algemene beschrijving van het bereik of de doelgroep van uw organisatie. Om hoeveel werkgevers gaat het, wat is het aantal werknemers en wat zijn de voorkomende branches. U verklaart dat ten minste 50% van de bij u aangesloten werkgevers mkb-onderneming is.

  • 3. Doel van het project

    U beschrijft hier de situatie die u wilt bereiken als het subsidietraject is afgerond. Dit zal de situatie zijn met een structureel lagere CO2 uitstoot in werkgebonden personenmobiliteit. De subsidie zal daar een bijdrage aan leveren. Belangrijk daarbij is dat u aangeeft wat het tastbare resultaat of de tastbare afspraak(en) wordt dat u voornemens bent te bereiken met de partijen waarvoor en waarmee u het project vormgeeft.

  • 4. Barrières en knelpunten

    Hierbij beschrijft u de barrières en knelpunten die tot nu toe in de weg staan aan het bereiken van het onder 3) genoemde doel.

  • 5. Aanpak om het project te realiseren

    Hierbij beschrijft u in welke activiteiten worden ontplooid om de barrières of knelpunten die in de weg staan aan het verduurzamen van de werkgebonden personenmobiliteit weg te nemen.

  • 6. Nadere uitwerking van het doel van het project om bij de deelnemende partijen verduurzaming van de werkgebonden personenmobiliteit te bereiken.

    Hierbij gaat u in ieder geval in op:

    • a) Uitwerking CO2-effect. Een bepaling van de baten in termen van CO2-uitstoot die uw actie kan opleveren. U geeft hierbij aan tot welke procentuele reductie van CO2-emissie het project leidt. U mag hier zelf een onderbouwing van geven, maar u kunt voor het bepalen van dit resultaat ook gebruik maken van het format CO2 berekening, dat beschikbaar is via de website van RVO. Bij de reductie van CO2-uitstoot gaat het om de reductie in de werkgebonden personenmobiliteit. Als de actie een bredere werking heeft dan sec werkgebonden personenmobiliteit, dan werkt u hier slechts het CO2-effect ten aanzien van de werkgebonden personenmobiliteit uit. Voorbeeld: als een elektrische bus overdag wordt gebruikt voor werknemers, en ’s avonds voor deelvervoer, neemt u die brede uitwerking wel mee bij de business case, maar niet bij dit punt van uitwerking van het CO2-effect.

    • b) Structureel karakter eindresultaat. Een nadere uitwerking van het te bereiken doel met nadruk op de analyse waarom in de periode na afsluiting van de subsidie het resultaat structureel zal zijn. Denk aan de business case waar naartoe gewerkt wordt of een nadere omschrijving hoe de tot stand gekomen voorzieningen of regelingen na de subsidieperiode gaan werken. Voor dit onderdeel is ter ondersteuning het format business case / eindsituatie beschikbaar via de website van RVO.

  • 7. Ambitie in bredere zin: hoe het resultaat van het project aantoonbaar andere werkgevers te goede kan komen (opschaalbaarheid).

    Het via deze subsidie behaalde resultaat komt alleen de bij deze aanvraag aangesloten ondernemingen ten goede. Het resultaat in termen van CO2-uitstoot zal veel groter zijn als ook anderen kunnen profiteren. Maak in uw toelichting onderscheid tussen twee situaties:

    • a) Directe opschaalbaarheid: aan andere leden van uw achterban; deze verbreding van het resultaat heeft u deels zelf in de hand en verbreding zal de kansen op structureel doorzetten van de resultaten alleen maar vergroten. U wordt om een kwalitatieve analyse gevraagd.

    • b) Indirecte opschaalbaarheid: u wordt ook gevraagd kort toe te lichten waarom het bereikte resultaten ook buiten uw organisatie of achterban bruikbaar is en kan bijdragen aan de CO2-doelen. Dit onderdeel van de ambitie is optioneel en valt niet onder de toetsing.

  • 8. Tijdplanning en uitwerking activiteiten.

    Het project heeft een looptijd van maximaal 2 jaar. Deze periode is bedoeld voor zowel het identificeren en het daadwerkelijk wegnemen van genoemde barrières als voor het toepassen van de gemaakte afspraken en maatregelen door medewerkers daadwerkelijk gebruik te laten maken van de afgesproken maatregelen voor het verlagen van de CO2-emissie in de werkgebonden personenmobiliteit.

    • a) Acties. De beschrijving van de acties die u met de subsidie verstrekte middelen wilt uitvoeren. U maakt in de beschrijving onderscheid tussen de acties bij de ontwikkeling van een nieuwe dienst, een nieuwe voorziening of nieuwe voorwaarden. En de acties gemoeid met de introductie van die resultaten.

    • b) Draagvlak. Een onderbouwing waarom deze acties op draagvlak kunnen rekenen bij u en uw achterban. Een beschrijving van de samenwerkingsvorm met uw achterban en derden die u wilt hanteren om het resultaat met voldoende draagvlak te realiseren.

    U kunt voor de tijdsplanning en acties gebruik maken van het format planning dat beschikbaar is via de website van RVO.

  • 9. Communicatie

    Hierbij beschrijft u hoe gaandeweg het project de betrokken partijen over de voortgang worden geïnformeerd en hoe u hen meeneemt in de activiteiten die na het project van hen worden verwacht.

Bijlage 2. bij artikel 1.10, tweede lid, van de Tijdelijke subsidieregeling collectieven mkb verduurzaming reisgedrag

De gespecificeerde begroting bevat ten minste de volgende onderdelen:

  • 1. Een onderbouwing van het geraamde aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken functies maken, bestaande uit:

    • per functie het aantal personen dat de activiteiten uitvoert en het aantal uur;

    • per functie de activiteiten die worden verricht;

    • een uitsplitsing over de projectperiode van deze activiteiten.

  • 2. Een onderbouwing van de geraamde kosten derden.

  • 3. Een kostenoverzicht waaruit blijkt welke kosten u verwacht te maken voor de uitvoering van activiteiten. Ook geeft u aan hoe de kosten die niet worden vergoed met de subsidie (het eigen aandeel) worden gefinancierd.