Verordening op de bedrijfscommissies 2024

Geraadpleegd op 19-05-2025.
Geldend van 15-10-2024 t/m heden

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 26 september 2024 houdende regels voor de samenstelling en de werkwijze van bedrijfscommissies (Verordening op de bedrijfscommissies 2024)

De Sociaal-Economische Raad;

Gelet op artikel 36 van de Wet op de Sociaal-Economische Raad;

Gelet op artikel 39 van de Wet op de ondernemingsraden;

Gehoord de Commissie Bevordering Medezeggenschap;

Besluit:

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet op de ondernemingsraden;

  • b. de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • c. de Raad: de Sociaal-Economische Raad.

Artikel 2

  • 1 De leden en de plaatsvervangende leden van een bedrijfscommissie worden benoemd voor een zittingsperiode van vier jaar. Zij treden tegelijk af en kunnen terstond opnieuw worden benoemd.

  • 2 Het tijdstip waarop de eerste zittingsperiode aanvangt, wordt bepaald door de Raad.

  • 3 Degene die tot lid of tot plaatsvervangend lid van een bedrijfscommissie is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

  • 4 Ten minste zes maanden voor het begin van iedere zittingsperiode wint de Raad het advies in van de bedrijfscommissie over de vraag of er grond bestaat voor een wijziging in de benoemingsgerechtigde organisaties dan wel in het aantal leden dat elke aangewezen organisatie kan benoemen.

Artikel 3

  • 1 Van de benoeming van een lid of een plaatsvervangend lid doet de organisatie die de benoeming verrichtte, mededeling aan de bedrijfscommissie. De organisatie doet dit binnen twee maanden nadat zij verzocht is een of meer (plaatsvervangende) leden te benoemen en uiterlijk vier weken voor het begin van de zittingsperiode van de bedrijfscommissie.

  • 2 Als de organisatie niet tijdig mededelingen doet van de benoeming(en) zoals bedoeld in het eerste lid, zal de bedrijfscommissie de voorzitter van de Raad hiervan op de hoogte stellen.

Artikel 4

  • 1 Een bedrijfscommissie wijst uit haar midden een lid, benoemd door een organisatie van ondernemers, en een lid, benoemd door een organisatie van werknemers, aan, die bij toerbeurt volgens een door de commissie op te maken rooster als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie optreden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een bedrijfscommissie een voorzitter buiten haar leden aanwijzen en aan deze al dan niet stemrecht toekennen.

Artikel 5

Een bedrijfscommissie kan al dan niet uit haar midden commissies of kamers instellen. Aan deze commissies of kamers kunnen, geheel of gedeeltelijk en al dan niet voorwaardelijk, bevoegdheden van de bedrijfscommissie worden overgedragen.

Artikel 6

De Raad draagt de kosten en voorziet in de secretariële ondersteuning van een bedrijfscommissie.

§ 3. De werkwijze van de bedrijfscommissie

Artikel 7

Een bedrijfscommissie vergadert niet, als volgens de presentielijst niet meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen. Nadat eenmaal tot een vergadering is opgeroepen, zonder dat meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen, wordt de daarna uitgeschreven vergadering gehouden, ongeacht het aantal opgekomen leden.

Artikel 9

Leden van een bedrijfscommissie onthouden zich van medestemmen over zaken die hen persoonlijk aangaan. Eveneens onthouden zij zich van medestemmen als het zaken betreft die hun echtgenoten, (geregistreerde) partners of bloed- en aanverwanten tot in de derde graad aangaan. Zij onthouden zich ook van medestemmen als hun onpartijdigheid om andere redenen in het gedrang komt.

Artikel 10

  • 1 Over zaken wordt mondeling gestemd. Over personen vindt geheime, schriftelijke stemming plaats. Stemmingen kunnen onder voorwaarden ook op elektronische wijze plaatsvinden.

  • 2 Als bij het nemen van een besluit over een zaak geen van de leden om stemming vraagt, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

Artikel 11

  • 1 Een stemming is nietig, als niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, die zich niet van medestemmen moeten onthouden (zie artikel 9), aan de stemming heeft deelgenomen.

  • 2 Bij stemming over personen worden leden die blanco hebben gestemd, ook meegeteld.

  • 3 In geval van een nietige stemming vindt in een volgende vergadering herstemming plaats. Deze is geldig, ongeacht het aantal leden dat eraan heeft deelgenomen.

  • 4 Een stemming, gehouden in een vergadering als bedoeld in de tweede volzin van artikel 7, is geldig, ongeacht het aantal leden dat aan de stemming heeft deelgenomen.

Artikel 12

  • 1 Ieder lid kan één stem uitbrengen.

  • 2 Voor het tot stand komen van een besluit is een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist. Blanco stemmen tellen in dit geval niet mee.

Artikel 13

  • 1 Bij staking van stemmen in een voltallige vergadering wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen als het zaken betreft, en beslist het lot als het personen betreft.

  • 2 Bij staking van stemmen in een andere dan een voltallige vergadering wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Als de stemmen dan opnieuw staken, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

  • 1 Iedere belanghebbende kan de bedrijfscommissie verzoeken te bemiddelen in geschillen over de naleving van de wet met betrekking tot:

    • a. het instellen of in stand houden van een ondernemingsraad,

    • b. het vaststellen van een voorlopig of een definitief reglement van de ondernemingsraad,

    • c. de kandidaatstelling voor en de verkiezing van de leden van de ondernemingsraad,

    • d. het bekend maken van agenda's, verslagen van vergaderingen van de ondernemingsraad en van de overlegvergaderingen.

  • 2 De ondernemingsraad en de ondernemer kunnen de bedrijfscommissie verzoeken te bemiddelen in geschillen over de naleving van de wet door de ondernemer of de ondernemingsraad, voor zover dit van de ondernemer dan wel de ondernemingsraad afhangt.

  • 3 Een verzoek aan de bedrijfscommissie kan niet-ontvankelijk worden verklaard als het geschil eveneens is voorgelegd aan een gerechtelijke instantie.

  • 4 Een verzoek om bemiddeling wordt schriftelijk gedaan. Onder schriftelijk wordt mede verstaan een langs elektronische weg toegezonden en reproduceerbaar bericht.

  • 5 De bedrijfscommissie stelt de wederpartij in de gelegenheid over het verzoek te worden gehoord.

  • 6 De bedrijfscommissie tracht een minnelijke schikking tussen partijen tot stand te brengen.

  • 7 De bedrijfscommissie brengt aan partijen schriftelijk verslag uit van haar bevindingen met een advies omtrent de oplossing van het geschil.

  • 8 De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de naleving van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald met betrekking tot een centrale ondernemingsraad, een groepsondernemingsraad, een gemeenschappelijke ondernemingsraad en een personeelsvertegenwoordiging.

Artikel 15

  • 1 Na ontvangst van een verzoek om bemiddeling als bedoeld in artikel 14 gaat de bedrijfscommissie na of zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en of het verzoek voldoende is omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd.

  • 2 De bedrijfscommissie zendt een verzoek als bedoeld in het eerste lid, tot behandeling waarvan kennelijk een andere bedrijfscommissie bevoegd is, onverwijld door naar die commissie, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de verzoeker.

  • 3 Verklaart de bedrijfscommissie zich onbevoegd op een andere grond dan in het tweede lid bedoeld, of verklaart zij de verzoeker niet ontvankelijk, dan geeft zij daarvan onverwijld een gemotiveerde mededeling aan de verzoeker.

  • 4 Acht de bedrijfscommissie een verzoek onvoldoende omschreven, gemotiveerd of gedocumenteerd, dan bericht zij aan verzoeker op welke punten en met welke documenten deze zijn verzoek dient aan te vullen. Zij stelt daarbij aan de verzoeker een termijn. Een verzoek om bemiddeling is in ieder geval onvoldoende gemotiveerd, wanneer de verzoeker daarin niet zijn zienswijze weergeeft op hetgeen blijkens de door hem overgelegde documenten zijn wederpartij in het geschil schriftelijk heeft aangevoerd.

  • 5 De bedrijfscommissie brengt het schriftelijke verslag van haar bevindingen als bedoeld in artikel 14, zevende lid, uit binnen twee maanden nadat haar bemiddeling is gevraagd.

  • 6 De bedrijfscommissie kan de termijn van twee maanden, bedoeld in het vijfde lid, met instemming van beide partijen voor ten hoogste twee maanden verlengen.

  • 7 De termijn van twee maanden, bedoeld in het vijfde lid, begint op de dag waarop het verzoek door de bedrijfscommissie is ontvangen, maar wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de bedrijfscommissie de verzoeker uitnodigt het verzoek aan te vullen, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 8 Acht de bedrijfscommissie zich bevoegd en acht zij het verzoek voldoende omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd, dan doet zij daarvan mededeling aan de verzoeker en diens wederpartij, en informeert hen daarbij over de procedure en de vermoedelijke duur daarvan, alsmede de aanvang van de termijn, bedoeld in het zevende lid, en de eventuele opschorting daarvan.

  • 9 Onverminderd het zesde lid verlengt de bedrijfscommissie de termijn in elk geval als een van de partijen hierom verzoekt en de andere partij daarmee instemt.

  • 10 Als de bedrijfscommissie er niet in slaagt het schriftelijk verslag binnen de in het vijfde tot en met negende lid bepaalde uiterste termijn uit te brengen, stelt zij beide partijen daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.

Artikel 16

  • 1 Over de wijze waarop zij, gelet op de betrokken omstandigheden, tussen de partijen in het geschil zal bemiddelen, beslist de bedrijfscommissie naar eigen oordeel, met dien verstande dat zij daarbij het bepaalde in de artikelen 14 en 15 in acht neemt en voorts de partijen in de gelegenheid stelt hun standpunten op een hoorzitting toe te lichten.

  • 2 Het schriftelijk verslag dat de bedrijfscommissie overeenkomstig artikel 14, zevende lid opmaakt van de bevindingen waartoe zij bij haar bemiddeling is gekomen, bevat ten minste de volgende onderdelen:

    • de datum waarop de bemiddeling is gevraagd;

    • een duidelijke vermelding van de partijen bij het geschil;

    • een omschrijving van het geschil en van de standpunten en argumenten van partijen, onder vermelding van het artikel of de artikelen van de wet waarop het geschil betrekking heeft;

    • een mededeling over de wijze waarop de bedrijfscommissie tussen partijen heeft bemiddeld;

    • een advies aan partijen over de oplossing van het geschil;

    • de datum van het verslag.

  • 3 De bedrijfscommissie zendt een afschrift van het verslag zo spoedig mogelijk aan de verzoeker en diens wederpartij.

Artikel 17

Een bedrijfscommissie informeert en adviseert de Minister, de Raad en zijn commissies gevraagd of ongevraagd over alle zaken die haar werkterrein betreffen.

Artikel 18

Een bedrijfscommissie brengt jaarlijks voor 1 april aan de Minister en de Raad verslag uit van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.

Het verslag wordt door de bedrijfscommissie, zonodig tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19

  • 1 Een bedrijfscommissie kan nadere regels stellen over haar werkwijze. Deze regels behoeven de goedkeuring van de Raad.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde regels kan worden opgenomen dat de leden en de plaatsvervangende leden van een bedrijfscommissie een vacatievergoeding kunnen ontvangen. Deze vergoeding is niet hoger dan € 200 per vergadering van de bedrijfscommissie.

Artikel 20

Bij het voor de eerste maal samenstellen van een bedrijfscommissie treedt voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, in plaats van de bedrijfscommissie de voorzitter van de Raad op of diens plaatsvervanger.

Artikel 21

De verordening van de Raad van 22 maart 2002 (Verordening op de bedrijfscommissies 2002), inclusief de wijzigingsverordeningen van 2011 en 2013, wordt ingetrokken.

Artikel 22

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie in de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Den Haag, 26 september 2024

K. Putters

voorzitter

J. Prins

algemeen secretaris