Regeling Subsidie uitbreiding capaciteit groene boa en bavpol 2024–2026

[Regeling vervalt per 01-01-2027.]
Geraadpleegd op 25-04-2025.
Geldend van 08-10-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 3 oktober 2024, nummer 5645710, houdende een subsidie voor de uitbreiding van capaciteit van buitengewoon opsporingsambtenaren en buitengewoon agent van politie van wie de werkzaamheden in hoofdzaak gericht zijn op handhaving en toezicht van onder andere natuurwetgeving voor de jaren 2024 tot en met 2026 (Regeling Subsidie uitbreiding capaciteit groene boa en bavpol 2024–2026)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onder d, van de Kaderwet overige JenV-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • BavPol: buitengewoon agent van politie als bedoeld in het Besluit buitengewone agenten van politie BES;

  • boa: buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • groene boa: personen die:

    • 1°. in Europees Nederland:

      • I. in het bezit zijn van een geldige akte in domein II als bedoeld in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar, dan wel in opleiding zijn voor boa in domein II;

      • II. werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst of vrijwilligersovereenkomst of daarmee gelijk te stellen rechtsverhouding; en

      • III. werkzaamheden in Europees Nederland verrichten die in hoofdzaak gericht zijn op handhaving en toezicht van onder andere natuurwetgeving, niet zijnde milieu, natuur- of omgevingsvergunning gebonden toezicht, in het landelijk gebied buiten de bebouwde kom.

    • 2°. op Bonaire, Sint Eustatius of Saba werkzaam zijn als buitengewoon agent van politie van wie de werkzaamheden als BavPol in hoofdzaak gericht zijn op handhaving en toezicht van onder andere natuurwetgeving en de lokale regelgeving, niet zijnde milieu, natuur- of omgevingsvergunning gebonden toezicht, in het landelijk gebied buiten de bebouwde kom van de drie genoemde openbare lichamen.

  • minister: de Minister van Justitie en Veiligheid;

  • werkgever: de werkgever van de groene boa.

Artikel 2

  • 1 De minister kan in de kalenderjaren 2024, 2025 en 2026 jaarlijks subsidie verlenen aan werkgevers van groene boa’s en werkgevers van vrijwillige groene boa’s voor het uitbreiden van de groene boa-capaciteit en voor het behouden van bestaande groene boa-capaciteit.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal € 10.000 per groene boa in dienst bij een werkgever per kalenderjaar.

  • 3 Ten aanzien van de vrijwillige groene boa bedraagt het forfaitaire subsidiebedrag € 4.000 per kalenderjaar.

§ 2. Aanvraag en subsidieverlening

Artikel 3

  • 1 In 2024 kunnen aanvragen in het kader van deze regeling worden ingediend van 3 oktober tot en met 1 november 2024.

  • 2 In 2025 en 2026 kunnen aanvragen in het kader van deze regeling worden ingediend van 1 juni tot en met 1 oktober van het betreffende kalenderjaar.

  • 3 Een werkgever vraagt subsidie aan bij de minister met gebruikmaking van het daartoe beschikbaar gestelde formulier.

Artikel 4

Indien de aanvraag zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze regeling, niet volledig is ingediend, wordt de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld binnen twee weken alsnog de aanvraag aan te vullen.

§ 3. Subsidiabele kosten

Artikel 5

  • 1 Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, komen in aanmerking de in redelijkheid gemaakte kosten:

    • a. voor capaciteitsuitbreiding door indienstneming van nieuwe groene boa’s;

    • b. voor het betalen van loon van bestaande groene boa’s;

    • c. voor het opleiden van groene boa’s behoeve van hun werkzaamheden;

    • d. voor de uitrusting van groene boa’s ten behoeve van hun werkzaamheden;

    • e. die gemaakt zijn ten behoeve van de uitvoering van de functie van boa’s.

  • 2 Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2, derde lid, komen in aanmerking de gemaakte kosten:

    • a. voor capaciteitsuitbreiding door het aannemen van nieuwe vrijwillige groene boa’s;

    • b. voor het betalen van vrijwilligersvergoeding van bestaande vrijwillige groene boa’s;

    • c. voor het opleiden van vrijwillige groene boa’s ten behoeve van hun werkzaamheden;

    • d. voor de uitrusting van vrijwillige groene boa’s ten behoeve van hun werkzaamheden;

    • e. die gemaakt zijn ten behoeve van de uitvoering van de functie van vrijwillige groene boa’s.

Artikel 6

Niet in aanmerking voor subsidie komen de kosten:

  • a. die zijn gemaakt vóór 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b. die zijn gemaakt na 31 december van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • c. waarvoor reeds aan de werkgever subsidie is verstrekt door een bestuursorgaan of de Europese Commissie voor het geheel of een gedeelte van de kosten zoals omschreven in artikel 5. In dat geval wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan maximaal 100 procent van de werkelijk gemaakte kosten.

§ 4. Subsidieplafond en verdeelsystematiek

Artikel 7

  • 1 Het subsidieplafond voor deze regeling bedraagt per kalenderjaar:

    Voor 2024: € 5.375.000;

    Voor 2025: € 5.163.250;

    Voor 2026: € 4.837.100.

  • 2 De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen.

§ 5. Verantwoording en subsidievaststelling

Artikel 8

  • 1 Indien de verleende subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt deze op 1 april volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend ambtshalve vastgesteld.

  • 2 Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, toont de werkgever desgevraagd uiterlijk op 1 februari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, aan dat de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3 Indien de verleende subsidie tussen de € 25.000 en € 125.000 bedraagt, wordt een aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk op 1 april volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is toegekend, met gebruikmaking van het daartoe beschikbaar gestelde formulier, ingediend bij de minister. De minister stelt de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen 22 weken nadat de termijn voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling is verstreken.

  • 4 Indien de verleende subsidie € 125.000 of meer bedraagt, wordt een aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk op 1 juli volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is toegekend, met gebruikmaking van het daartoe beschikbaar gestelde formulier zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze regeling, ingediend bij de minister. De minister stelt de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen 22 weken nadat de termijn voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling is verstreken.

  • 5 De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    • a. indien de subsidie tussen de € 25.000 en € 125.000 bedraagt, een verantwoording middels een financieel verslag en een activiteitenverslag waaruit blijkt dat de voor subsidie in aanmerking komende gemaakte activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • b. indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, een verantwoording middels een financieel verslag, een activiteitenverslag en een controleverklaring door een accountant waaruit blijkt dat de voor subsidie in aanmerking komende gemaakte activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 9

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 oktober 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D.M. van Weel