Regeling agentschappen 2024

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 01-01-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Financiën van 20 september 2024, houdende regels over de instelling, de inrichting en het beheer van agentschappen (Regeling agentschappen 2024)

Definities en toepassingsbereik

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • agentschap: een dienstonderdeel van een ministerie, dat op grond van artikel 2.20, eerste lid, van de wet, als baten-lastenagentschap is aangewezen;

    • continuïteitsverantwoordelijke: de secretaris-generaal of zijn plaatsvervanger die verantwoordelijk is voor het toezicht op het beleid, op de algemene gang van zaken met betrekking tot het agentschap en op het stelsel van werkafspraken en governance zoals bedoeld in de artikelen 6 en 7;

    • beleidsverantwoordelijke: de directeur-generaal of zijn plaatsvervanger of de directeur of zijn plaatsvervanger van een ministerie die het agentschap verzoekt om producten of diensten te leveren;

    • centrale kas: liquide middelen die door het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën worden beheerd;

    • doelmatigheid: de mate waarin de prestaties en effecten tegen de laagst mogelijke inzet van (financiële) middelen en ongewenste neveneffecten worden bewerkstelligd, dan wel de mate waarin met de inzet van een bepaalde hoeveelheid (financiële) middelen de maximale prestaties en effecten van beleid worden gerealiseerd tegen zo min mogelijk ongewenste neveneffecten;

    • eindverantwoordelijke binnen het agentschap: de hoogstgeplaatste ambtenaar die binnen het agentschap de eindverantwoordelijkheid draagt voor het beleid en de algemene gang van zaken;

    • initiële lening: de lening die wordt afgesloten bij de start van een agentschap in het kader van de openingsbalans ten behoeve van de financiering van over te nemen vaste activa van een ministerie;

    • input-bekostiging: de bekostiging van ingezette middelen of arbeidskrachten die een direct verband houden met de activiteiten van het agentschap dan wel een indirect verband houden, of een combinatie van beide;

    • jaarrekening van een agentschap: de balans, staat van baten en lasten en kasstroomoverzicht per 31 december met inbegrip van de toelichtingen, bedoeld in artikel 361, eerste lid, van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarop de agentschapsparagraaf in het departementale jaarverslag is gebaseerd;

    • leenplafond: het maximale geldbedrag dat in de vorm van een of meer leningen in een jaar aan een agentschap kan worden toegekend;

    • lening: de financiële middelen die tegen een rentevergoeding gedurende een bepaalde looptijd beschikbaar worden gesteld aan een agentschap vanuit de kas van de schatkist van het Rijk;

    • Minister: de Minister die het aangaat;

    • openingsbalans: de balans die wordt opgesteld bij de instelling van een nieuw agentschap en inzicht geeft in de bezittingen en schulden die in economisch beheer aan het agentschap zijn overgedragen;

    • output-bekostiging: de bekostiging van een door een agentschap aangeboden dienst of product op basis van een vastgesteld tarief per geleverde prestatie;

    • termijndeposito: het creditbedrag op een aan een rekening-courant gekoppelde depositorekening van de schatkist van het Rijk, waarover een vooraf vastgestelde rente wordt vergoed en waarover het agentschap gedurende een vooraf vastgestelde periode niet vrij kan beschikken;

    • wet: Comptabiliteitswet 2016.

  • 2 Onverminderd het eerste lid zijn de begrippen van artikel 1.1 van de wet van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

§ 2. Instellen en opheffen van een agentschap

Artikel 2. Aanvraag

  • 1 De Minister dient een aanvraag voor het instellen van een agentschap in bij de Minister van Financiën.

  • 2 De aanvraag wordt toegelicht. Uit de toelichting en de daarop gebaseerde stukken blijkt dat het in te stellen agentschap, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende instellingsvoorwaarden:

    • a. het hebben van verwachte baten van meer dan € 50.000.000 per jaar;

    • b. het aanwijzen van een agentschap bevordert een doelmatige taakuitvoering door in ieder geval aan een van de volgende twee voorwaarden te voldoen:

      • 1°. doordat het in te stellen agentschap afzonderlijk identificeerbare producten of diensten gaat leveren waaraan direct kosten kunnen worden toegerekend; of

      • 2°. doordat het in te stellen agentschap een product of diensten gaat leveren waarbij sprake is van een hoge kapitaalintensiteit, waarbij hoge kapitaalintensiteit wordt gemeten als de voorziene gemiddelde jaarlijkse afschrijvingskosten over de vaste activa van ten minste 5% van de totale lasten over een periode van drie jaar;

    • c. er is een akkoord tussen de partijen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van deze regeling, over de conceptinrichting van de governance die voldoet aan artikel 6 van deze regeling, conceptwerkafspraken die voldoen aan artikel 7 van deze regeling, voorgenomen bekostiging van het agentschap die voldoet aan artikel 8 van deze regeling en de inrichting van het financieel beheer van het nieuw in te stellen agentschap.

Artikel 3. Beoordeling aanvraag

  • 1 De Minister van Financiën beoordeelt of de aanvraag voldoet aan de instellingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2 Indien naar het oordeel van de Minister van Financiën niet voldaan is aan de instellingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt aangegeven welke voorwaarden nader door de Minister dienen te worden toegelicht.

  • 3 Indien naar het oordeel van de Minister van Financiën is voldaan aan de instellingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, legt de Minister, mede namens de Minister van Financiën, het voorgenomen besluit tot instelling van het agentschap voor aan de ministerraad.

Artikel 4. Instelling

  • 1 Indien de ministerraad instemt met de instelling van het agentschap, brengt de Minister het voorgenomen besluit hiertoe schriftelijk ter kennis van de Tweede Kamer der Staten-Generaal overeenkomstig artikel 2.20, derde lid, van de wet.

  • 3 Het besluit tot instelling zal in de Staatscourant worden geplaatst

  • 4 De Minister zendt een kopie van het besluit tot instelling aan de Algemene Rekenkamer.

Artikel 5. Opheffing

  • 1 Een agentschap kan worden opgeheven indien:

    • a. de Minister de voorgenomen opheffing van het agentschap motiveert en aan de Minister van Financiën kenbaar maakt;

    • b. binnen zes maanden na de beoogde datum van opheffing van het agentschap:

      • 1°. er een slotbalans van het agentschap is opgesteld;

      • 2°. de in de slotbalans opgenomen activa en passiva alsmede de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen van het agentschap zijn overgenomen door een ander agentschap indien de taken van het agentschap aan dat andere agentschap worden overgedragen;

      • 3°. de activa en passiva alsmede de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen van het agentschap met de rechthebbenden zijn verrekend indien de taken van het agentschap niet worden overgedragen aan een ander agentschap; en

      • 4°. de slotbalans is voorzien van een controleverklaring afgegeven door de Auditdienst Rijk.

  • 2 De Minister informeert de Tweede Kamer der Staten-Generaal over het besluit tot opheffing.

  • 3 Het besluit tot opheffing zal in de Staatscourant worden geplaatst.

  • 4 De Minister zendt een kopie van het besluit tot opheffing aan de Algemene Rekenkamer.

Verantwoordelijkheidsverdeling

§ 3. Werkafspraken

Artikel 6. Governance

  • 1 Ten aanzien van het agentschap is er één eindverantwoordelijke binnen het agentschap, één continuïteitsverantwoordelijke en tenminste één beleidsverantwoordelijke.

  • 2 De beleidsverantwoordelijke en eindverantwoordelijke binnen het agentschap bepalen in onderling overleg de activiteiten van het agentschap en deze worden zo concreet als mogelijk geformuleerd.

  • 3 De eindverantwoordelijke binnen het agentschap is verantwoordelijk voor:

    • a. uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a;

    • b. het begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering; en

    • c. de verantwoording over het begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering.

  • 4 De continuïteitsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor:

    • a. de continuïteit van het agentschap op de lange termijn;

    • b. de inrichting van het periodieke overleg, bedoeld in artikel 7, vierde lid;

    • c. het toetsen en goedkeuren van de begroting, de tarieven, het jaarplan, de leenaanvragen, de aanvragen tot vormen van een bestemmingsfonds en de jaarrekening van het agentschap;

    • d. het toetsen en goedkeuren van de afspraken over de wijze waarop de financiële gevolgen van onvoorziene ontwikkelingen worden toebedeeld aan het agentschap, de beleidsverantwoordelijke en de continuïteitsverantwoordelijke;

    • e. het zorgdragen dat voor zover van toepassing een overschrijding van de grenzen van het eigen vermogen, bedoeld in artikel 11, derde en vierde lid, wordt hersteld; en

    • f. het opstarten en tijdig afronden van de evaluatie, bedoeld in artikel 16.

Artikel 7. Meerjarige werkafspraken

  • 1 De eindverantwoordelijke binnen het agentschap, de beleidsverantwoordelijke en de continuïteitsverantwoordelijke maken werkafspraken over in ieder geval:

    • a. de activiteiten van het agentschap;

    • b. de financiële kaders en de bekostiging van het agentschap, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 13;

    • c. de rapportage van de activiteiten die door het agentschap wordt opgesteld ten behoeve van de beleidsverantwoordelijke en continuïteitsverantwoordelijke;

    • d. de wijze waarop de eindverantwoordelijke binnen het agentschap, de beleidsverantwoordelijke en de continuïteitsverantwoordelijke elkaar tijdig informeren bij onvoorziene ontwikkelingen en de wijze waarop de financiële gevolgen van onvoorziene ontwikkelingen worden toegedeeld aan het agentschap, de beleidsverantwoordelijke en de continuïteitsverantwoordelijke;

    • e. voor zover van toepassing de wijze waarop innovatie en de kennisbasis binnen het agentschap wordt gestimuleerd en gefinancierd.

  • 2 De werkafspraken hebben in elk geval betrekking op de komende drie kalenderjaren.

  • 3 Het agentschap neemt de werkafspraken die betrekking hebben op het komend jaar op in het jaarplan van het agentschap of een daarmee vergelijkbaar document.

  • 4 De eindverantwoordelijke binnen het agentschap, de beleidsverantwoordelijke en de continuïteitsverantwoordelijke beheren de werkafspraken en monitoren de naleving en voeren daar periodiek overleg over.

  • 5 De continuïteitsverantwoordelijke, gehoord hebbende de eindverantwoordelijke binnen het agentschap en de beleidsverantwoordelijke, kan andere actoren vragen om deel te nemen aan en inspraak te leveren in het periodiek overleg, bedoeld in het vierde lid.

§ 4. Bekostiging en financiën

Artikel 8. Bekostiging

  • 1 Het agentschap wordt bekostigd voor hun taakuitvoering.

  • 2 De bekostiging van het agentschap vindt plaats door middel van:

    • a. output-bekostiging;

    • b. input-bekostiging; of

    • c. een combinatie van de bekostigingswijzen, bedoeld in de onderdelen a en b.

Artikel 9. Rekening-courant en deposito

  • 1 Het agentschap houdt zijn liquide middelen aan in de schatkist van het Rijk via een rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. Vanaf deze rekening-courant kan het agentschap deposito’s plaatsen.

  • 3 De renteverrekening tussen het Ministerie van Financiën en het agentschap over de saldi op de rekening-courant vindt eenmaal per jaar plaats met als rentevervaldatum 31 december.

  • 4 Het agentschap kan beschikken over een krediet in de vorm van een debetstand op de rekening-courant ten behoeve van de eigen liquiditeitsbehoefte voor het doen van lopende uitgaven.

  • 5 Het rekening-courantkrediet bij de schatkist van het Rijk bedraagt voor een agentschap per 31 december maximaal € 500.000.

Artikel 10. Depositoprocedure en -voorwaarden

  • 1 Het agentschap kan een termijndeposito plaatsen indien de rekening-courant van het agentschap een toereikend creditsaldo heeft.

  • 2 Een termijndeposito wordt niet met terugwerkende kracht afgesloten.

  • 3 De Minister van Financiën int een in rekening te brengen afsluitprovisie ten laste van de rekening-courant van het agentschap.

  • 4 De Minister van Financiën verrekent de rente die het agentschap ontvangt over het termijndeposito op de voor het termijndeposito geldende rentevervaldatum.

  • 5 Bij termijndeposito’s met een looptijd van langer dan twaalf maanden schrijft de Minister van Financiën de rente die het agentschap ontvangt jaarlijks automatisch bij op de rekening-courant van het agentschap. De rente wordt berekend vanaf de ingangsdatum van het termijndeposito.

  • 6 Bij vervroegde opname is het agentschap een boete verschuldigd. De Minister van Financiën int de boete op de opnamedatum ten laste van de rekening-courant van het agentschap.

  • 7 De Minister van Financiën bepaalt de afsluitprovisies en boetes bij vervroegd opnemen en kan tevens minimumbedragen vaststellen voor deposito’s.

Artikel 11. Eigen vermogen

  • 1 Met uitzondering van de openingsbalans worden in de balans van een agentschap onder de post eigen vermogen uitsluitend opgenomen:

    • a. een exploitatiereserve;

    • b. het onverdeeld resultaat, zijnde het exploitatieresultaat over het verslagjaar;

    • c. cindien van toepassing een bestemmingsfonds.

  • 2 De Minister van Financiën bepaalt de procedure voor het aanvragen en toekennen van het mogen aanhouden van een bestemmingsfonds in de laatstelijk vastgestelde Regeling rijksbegrotingsvoorschriften.

  • 3 Het eigen vermogen van een agentschap is maximaal 5% van de gemiddelde jaarlijkse baten dat wordt berekend over de laatste drie kalenderjaren. Indien een agentschap korter dan drie jaar bestaat, worden de gemiddelde jaarlijkse baten berekend over deze kortere periode.

  • 4 Het eigen vermogen van een agentschap is minimaal € 0,–.

  • 5 Indien van toepassing worden de bedragen in bestemmingsfondsen niet meegeteld voor de berekening van de grenzen van het eigen vermogen, bedoeld in het derde en vierde lid.

  • 6 Indien er volgens de jaarrekening sprake is van een overschrijding van de grenzen, bedoeld in het derde en vierde lid, draagt de continuïteitsverantwoordelijke er zorg voor dat deze grenzen uiterlijk bij de eerste suppletoire begrotingswet zijn hersteld. Een eventueel negatief eigen vermogen wordt aangevuld tot minimaal € 0,–. Als de maximale omvang van het eigen vermogen, bedoeld in het derde lid, wordt overschreden, wordt het surplus uitgekeerd aan de continuïteitsverantwoordelijke.

  • 7 Financiële transacties die enkel gericht zijn op het voorkomen van overschrijdingen van de grenzen, bedoeld in het derde en vierde lid, zijn niet toegestaan.

  • 8 Na vaststelling van de jaarrekening, wordt het onverdeeld resultaat in zijn geheel toegevoegd aan de exploitatiereserve van het agentschap.

Artikel 12. Leenfaciliteit ten behoeve van bedrijfsvoering en ICT

  • 1 Het agentschap kan ten behoeve van het financieren van een investering in vaste activa beschikken over een leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

  • 2 De looptijd van iedere lening wordt gekoppeld aan de economische levensduur van de onderliggende vaste activa.

  • 4 De rente, bedoeld in het vorige lid, is verschuldigd vanaf de ingangsdatum van de lening.

  • 5 De leenfaciliteit is begrensd door middel van een leenplafond dat de Minister van Financiën per agentschap en per looptijd op aanvraag toekent.

Artikel 13. Procedure en voorwaarden van de lening

  • 1 De Minister van Financiën opent voor elke lening die hij aan het agentschap verstrekt een leenrekening op naam van het agentschap in de centrale administratie van de schatkist van het Rijk.

  • 2 Het agentschap kan over de financiële middelen van de leenrekening beschikken door middel van een overboeking naar de rekening-courant bij de schatkist van het Rijk. De overboeking vindt plaats op de overeengekomen opnamedatum.

  • 3 Op het moment van aangaan van de lening ligt de ingangsdatum niet in het verleden. De initiële lening is de enige uitzondering hierop.

  • 4 De Minister van Financiën int de afsluitprovisie die hij in rekening brengt op de ingangsdatum van de lening. De afsluitprovisie wordt ten laste van de rekening-courant van het agentschap geïnd.

  • 5 De Minister van Financiën int de jaarlijkse aflossing van de lening op de overeengekomen aflossingsdatum. De aflossing waarmee de openstaande som op de leenrekening verlaagd wordt, komt ten laste van de rekening-courant van het agentschap.

  • 6 De Minister van Financiën int jaarlijks de over een lening verschuldigde rente, bedoeld in artikel 12, derde lid. De rente komt ten laste van de rekening-courant van het agentschap.

  • 7 Het agentschap kan de lening geheel of gedeeltelijk vervroegd aflossen. Indien het agentschap voornemens is om de lening geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen, dient het agentschap een verzoek in bij de Minister van Financiën.

  • 8 Indien het agentschap de lening geheel of gedeeltelijk vervroegd aflost, betaalt het agentschap een bedrag ter compensatie voor het vervroegd aflossen.

  • 9 In afwijking van het achtste lid betaalt het agentschap geen compensatiebedrag ingeval van diefstal, vernietiging of verlies door brand van de vaste activa die aan de lening ten grondslag ligt, en bij het overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften van artikel 13 en de laatstelijk vastgestelde Regeling rijksbegrotingsvoorschriften afwaarderen van de vaste activa waarvoor de lening was afgesloten.

  • 10 De Minister van Financiën int het compensatiebedrag. Het bedrag komt ten laste van de rekening-courant van het agentschap.

  • 11 De Minister van Financiën bepaalt de van toepassing zijnde afsluitprovisies en boetes bij vervroegd aflossen en kan tevens minimumbedragen vaststellen voor leningen.

§ 5. Verantwoording

Artikel 14. Uitgangspunten verslaggeving

Onverminderd de bij of krachtens de wet te stellen regels, inclusief de laatstelijk vastgestelde Regeling rijksbegrotingsvoorschriften, zijn bij het opstellen van de jaarrekening van het agentschap en de daarop gebaseerde agentschapsparagraaf in het jaarverslag van het ministerie waaronder het agentschap ressorteert de artikelen 361 tot en met 381b, 382, 382a en 384 tot en met 390 van Titel 9 van Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Procedure openingsbalans

  • 1 De indicatieve openingsbalans van het agentschap wordt opgenomen in de agentschapsparagraaf van het eerstvolgende voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie waaronder het agentschap ressorteert overeenkomstig de laatstelijk vastgestelde Regeling rijksbegrotingsvoorschriften.

  • 2 De Minister stelt in overeenstemming met de Minister van Financiën de definitieve openingsbalans van het agentschap vast nadat de Staten-Generaal over het eerstvolgende voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie waaronder het agentschap ressorteert heeft gestemd.

  • 3 De definitieve openingsbalans wordt voorzien van een controleverklaring afgegeven door de Auditdienst Rijk.

  • 4 Nadat de Minister de controleverklaring heeft ontvangen, wordt de definitieve openingsbalans opgenomen in de agentschapsparagraaf van de eerste daaropvolgende begrotingswet van het ministerie waaronder het agentschap ressorteert in het jaar van instelling.

§ 6. Evaluatie

Artikel 16. Agentschapsevaluatie

  • 1 De Minister en de Minister van Financiën evalueren gezamenlijk tenminste eens in de vijf jaar de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en de doelmatigheid van het functioneren van het agentschap. Het wordt aangemoedigd om bij het evalueren rekening te houden met publieke waarde(n) in den brede.

  • 3 De Minister maakt het rapport van de evaluatie openbaar.

  • 4 De evaluatie kan worden opgenomen in een periodieke rapportage als bedoeld in artikel 4 van de Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 of in een ander periodiek evaluatieonderzoek dat nauw betrekking heeft op het agentschap. In dat geval kan de evaluatie, in afwijking van het eerste lid, eens in de zeven jaar plaatsvinden wanneer nodig.

Overig

Artikel 17. Afwijking

In bijzondere gevallen kan met voorafgaande schriftelijke instemming van de Minister van Financiën worden afgeweken van deze regeling. Indien van toepassing dient de Minister een verzoek in bij de Minister van Financiën. Het verzoek wordt door de Minister gemotiveerd.

Artikel 18. Grondslag verleende afwijkingen

Na inwerkingtreding van deze regeling berusten de afwijkingen die door de Minister van Financiën verleend zijn, bedoeld in artikel 33 van de Regeling agentschappen (Stcrt. 2017, 69103), mede op artikel 17 van deze regeling.

Artikel 19. Intrekking

  • 2 De Regeling agentschappen wordt ingetrokken, met dien verstande dat de bepalingen van deze regeling en de daarop berustende bepalingen, zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Regeling agentschappen 2024 van toepassing blijven op de begrotingsstaten, de (suppletoire) begrotingsstaten, de slotverschillen, de jaarverslagen en rapporten die met de uitvoering van deze begrotingen samenvallen in het begrotingsjaar 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

E. Heinen