Onderzoekskader Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven
Inleiding
Naast het toezicht op de onderwijsinstellingen is de Inspectie van het Onderwijs (hierna
inspectie) eveneens belast met het toezicht op de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (SBB) als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB, artikel 1.5.1) en in samenhang daarmee de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO 2020, artikel 2.105, 2.106 en 2.107).
We beoordelen en bevorderen de kwaliteit van het stelsel voor middelbaar (voorbereidend)
beroepsonderwijs door het uitvoeren van toezicht bij zowel onderwijsinstellingen als
bij de SBB. Onderwijsinstellingen en de SBB hebben beide hierin hun eigen wettelijke
verantwoordelijkheden. SBB maakt deel uit van het stelsel van beroepsonderwijs (mbo
en vmbo). Ons toezicht richt zich op de uitoefening van de wettelijke taken van de
SBB.
Vanaf 1 augustus 2016 houdt de inspectie toezicht op de SBB op grond van het Onderzoekskader 2016 voor het toezicht op de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven.
Per 1 augustus 2021 is er voor de onderwijssectoren een gewijzigd onderzoekskader
van kracht. De wijzigingen van deze kaders en de ervaring die we hebben opgedaan met
het huidige onderzoekskader voor het toezicht op de SBB leiden tot aanpassingen in
het onderzoekskader van de SBB. Over dit aangepaste onderzoekskader is overleg gevoerd
met de SBB, waarna de SBB heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de aanpassingen.
Wettelijk kader en onderzoekskader
Het toezicht op de SBB vindt zijn basis in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT, artikel 3). Dat betekent dat we toezichthouden op de kwaliteit van de uitvoering van de wettelijke
taken van de SBB. Verder schrijft de WOT (artikel 13, welk artikel in artikel 15n van overeenkomstige toepassing is verklaard voor de SBB) voor dat de inspectie haar
werkwijze vastlegt in een onderzoekskader.
Hoofdstuk 1. Uitgangspunten van het toezicht
1.1. Inleiding
Beter onderwijs voor alle studenten, daar staan wij als inspectie voor. We gaan uit
van onderwijs in brede zin; het onderwijs op opleidingen. Als inspectie zien we er
op toe dat de basiskwaliteit van het onderwijs door besturen van onderwijsinstellingen
wordt gewaarborgd. We zien toe op het bestuurlijk handelen en stimuleren besturen
van onderwijsinstellingen om hun ambities waar te maken en boven de basiskwaliteit
uit te stijgen. Deze lijn trekken we door bij het toezicht op de SBB. Vanuit de visie
dat onderwijs een belangrijke functie in de samenleving vervult en studenten moet
begeleiden naar vervolgonderwijs en werk heeft de SBB een belangrijke voorwaardelijke
rol in deze; de wettelijke taken sluiten hierop aan en het bestuur en de directie
van de SBB hebben de verantwoordelijkheid haar eigen kwaliteit op de genoemde taken
te beoordelen en te bevorderen. Wij gaan, net als bij besturen van onderwijsinstellingen,
uit van proportioneel toezicht en de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de SBB.
Als hoofdlijn richt het toezicht zich op de resultaten van de wettelijke taken van
de SBB; het toezicht geeft een oordeel over de kwaliteit van de uitoefening van de
wettelijke taken en de borging ervan. Het toezicht is daarbij risicogericht ingericht
op basis van actief en passief verkregen informatie vanuit de vmbo en mbo-sector enerzijds
en verantwoording door de SBB anderzijds.
We bepalen de intensiteit van het toezicht en houden bij de uitvoering van ons toezicht
rekening met de organisatiekenmerken en de omstandigheden van de SBB en leveren maatwerk.
Met ons toezicht bij de SBB zoals beschreven in hoofdstuk 3 beogen we de kwaliteit
van de uitoefening van de wettelijke taken van de SBB te beoordelen en te bevorderen.
In de volgende paragrafen lichten we de uitgangspunten voor het toezicht op de SBB
toe.
1.2. Focus op resultaat
De SBB is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitoefening en het resultaat van
haar wettelijke taken en de borging daarvan. We nemen dat als een van de uitgangspunten
voor het toezicht.
We richten ons bij het toezicht op de resultaten van de in dit kader genoemde wettelijke
taken. Wij kiezen voor het perspectief van de onderwijsinstelling, het beroepenveld
en de student, omdat daar de resultaten van de wettelijke taken van de SBB zich manifesteren.
Bij het toezicht spelen deze perspectieven een belangrijke rol.
1.3. Risicogericht en proportioneel
Kwaliteitsonderzoek kan, maar hoeft niet op alle wettelijke taken in gelijke mate
plaats te vinden. We maken hierin keuzes op basis van een afweging van risico's, in
relatie tot de uitoefening van de wettelijke taken en de resultaten daarvan. In onze
werkwijze hanteren we de lijn: minder toezicht waar het kan, meer waar het moet.
In alle gevallen waarbij we een kwaliteitsonderzoek doen, zal dit proportioneel zijn.
We belasten de SBB niet meer dan voor het toezicht noodzakelijk is. We maken daartoe
waar mogelijk gebruik van reeds beschikbare en betrouwbare informatie. We houden rekening
met informatie die de SBB zelf reeds ter beschikking heeft, steeds onder de voorwaarde
van voldoende relevantie, actualiteit en validiteit. We verwachten dat uit de verantwoordingsinformatie
onder meer blijkt op welke wijze de SBB voldoet aan de wettelijke vereisten en daarmee
ook zicht geeft op/verantwoording aflegt over de kwaliteit van het resultaat, zoals
uitgewerkt in het waarderingskader. En indien zij daar niet aan voldoet, op welke
wijze de SBB dan stuurt op verbeteringen. Het waarderingskader maakt onderdeel uit
van dit onderzoekskader en is opgenomen in bijlage I. Behaalde resultaten en – in
voorkomend geval – de verantwoording daarover, zijn daarmee bepalend voor inspectieonderzoek.
Indien deze passend zijn, is geen inspectieonderzoek nodig.
1.4. Toezicht in het stelsel
We kunnen op eigen initiatief of op verzoek van de Minister onderzoek uitvoeren naar
thema's/onderwerpen in het kader van stelseltoezicht. Onder stelseltoezicht verstaan
we het beschouwen van de werking en kwaliteit van het stelsel als geheel. Zoals in
het onderzoekskader voor mbo in 2022 is opgenomen, zien we erop toe dat de kernfuncties
van het onderwijs (kwalificatie, socialisatie en allocatie, waaronder selectie en
gelijke kansen) met succes en in evenwicht gerealiseerd worden. Om de werking van
het stelsel te kunnen duiden, beschrijven we de kwaliteit van het onderwijs als geheel
aan de hand van de kernfuncties van het onderwijs. Daarom monitoren we ook de ontwikkelingen
op stelselniveau, bijvoorbeeld de mate waarin alle studenten gelijke kansen krijgen
in het onderwijs. Met ons toezicht willen we de kwaliteit van het mbo waarborgen en
stimuleren. Door ons toezicht kunnen we vraagstukken op stelselniveau in het mbo signaleren
en agenderen en bijdragen aan de oplossing daarvan.
Met het stelseltoezicht richten we ons op (maatschappelijke) problematiek die het
mbo- onderwijs raakt of op een actueel probleem waarbij verschillende stakeholders
in de mbo-sector betrokken zijn. Deze problematiek kan aan het licht komen naar aanleiding
van onderzoeken/analyses op sectorniveau, ontvangen signalen etc. Ook kunnen we prioriteiten
in het toezicht op en de handhaving van wettelijke voorschriften bepalen, afhankelijk
van onder andere de ernst, de mate waarin dit de kwaliteit van het onderwijs raakt
en de overtredingskans. Bij het identificeren van de vraagstukken die voor onderzoek
in aanmerking komen, staat het belang van de kwaliteit en de continuIteit van het
onderwijs in de mbo-sector centraal, waarbij wij ook sector-overstijgende vraagstukken
kunnen betrekken, waaronder het vmbo.
Indien de problematiek, zoals is geconstateerd in het stelsel, gerelateerd is aan
de taken van de SBB, kunnen we de SBB ook betrekken bij stelseltoezicht. Dat betekent
voor de SBB dat ze onderdeel kan zijn van dit toezicht en dat we daarbij gebruik maken
van informatie/gegevens van de SBB. De SBB is dan geen object van onderzoek, maar
kan wel een bron zijn. De opzet en uitvoering van het stelseltoezicht hangt of van
de vraagstelling en is altijd maatwerk. Het stelseltoezicht kan bijvoorbeeld vormgegeven
worden door themaonderzoeken, maar ook andere toezichtsinterventies zijn mogelijk.
Uitkomsten van een themaonderzoek rapporteren we in beginsel in een apart rapport
en/of in het jaarlijkse rapport 'de Staat van het onderwijs', maar kan ook op andere
manieren gecommuniceerd en besproken worden. Indien uit het stelseltoezicht blijkt
dat de SBB te kort schiet op de wettelijke taken, dan bespreken we dat met de directie.
Dit kan mogelijk leiden tot een kwaliteitsonderzoek bij de SBB.
Hoofdstuk 2. Scope van het toezicht
2.1. Doel van toezicht
Het toezicht heeft tot doel het beoordelen en bevorderen van de kwaliteit van de uitoefening
van wettelijke taken van de SBB. Dit toezicht staat daarmee uitdrukkelijk ten dienste
van het goed functioneren van onderwijs in de mbo-sector met het oog op behoud en
versterking van het maatschappelijk vertrouwen in het mbo-stelsel. Daarmee draagt
het bij aan de kwaliteit en continuïteit van het middelbaar beroepsonderwijs. Hierbij
geldt dat het toezicht op SBB voor het vmbo ten dienste staat van erkende leerbedrijven.
Daarnaast richt het toezicht zich ook op de wettelijke eis die in de WVO 2020 gericht is op de SBB.
2.2. Kwaliteitsgebieden en standaarden
We zien toe op de kwaliteit van de uitoefening van de wettelijke taken door de SBB.
Deze wettelijke taken voert de SBB uit onder verantwoordelijkheid van de directie
van de SBB. Wij houden toezicht op de wettelijke taken zoals die zijn opgenomen in
artikel 1.5.1 WEB, artikel 1.5.3 WEB en artikel 2.105, 2.106 en 2.107 WVO 2020.
Het waarderingskader SBB is ingedeeld in drie kwaliteitsgebieden:
Het waarderingskader beschrijft per gebied een aantal standaarden, in totaal acht
standaarden. Deze standaarden komen overeen met de in de wet genoemde taken. De standaarden
zijn neutraal geformuleerd, dus niet in termen van voldoende of goed.
1. Kwalificatiestructuur
1.1. Ontwikkelen en onderhoud
Het ontwikkelen en onderhouden van een landelijke kwalificatiestructuur, gericht op
de aansluiting tussen het aanbod van beroepsonderwijs en de maatschappelijke behoeften
daaraan, mede in het licht van de arbeidsmarkt voor afgestudeerden, en mede gelet
op van belang zijnde ontwikkelingen in internationaal verband, onder meer door het
doen van voorstellen aan Onze Minister voor de kwalificatiedossiers, bedoeld in artikel 7.2.4, tweede lid WEB.
1.2. Doelmatige bekostiging
Het bijdragen aan een doelmatige en doelgerichte inzet van overheidsmiddelen door
het ontwikkelen van voorstellen, welke beroepsopleidingen voor bekostiging uit 's
Rijks kas in aanmerking komen.
2. Beroepspraktijkvorming
2.1. Zorgplicht toereikende beroepspraktijkvormingsplaatsen.
Het zoveel mogelijk zorg dragen voor de beschikbaarheid van een toereikend aantal
bedrijven en organisaties van voldoende kwaliteit die de beroepspraktijkvorming verzorgen.
2.2. Erkennen leerbedrijven (mbo)
Het ontwikkelen en vaststellen van kwaliteitscriteria voor beroepspraktijkvormingsplaatsen
en het ten minste een maal per vier jaar beoordelen van bedrijven en organisaties
die de beroepspraktijkvorming verzorgen aan de hand van deze criteria en het openbaar
maken van een overzicht van bedrijven en organisaties die voldoen aan deze criteria.
Vanwege bijzondere omstandigheden kan een bedrijf of organisatie vaker worden beoordeeld.
2.3. Erkennen leerbedrijven (vmbo)
De SBB zorgt ervoor dat bedrijven en organisaties die het buitenschoolse praktijkgedeelte
verzorgen eenmaal in de vier jaar worden beoordeeld aan de hand van de kwaliteitseisen
in WVO 2020, artikel 2.106, onderdeel a. Vanwege bijzondere omstandigheden kan een bedrijf of organisatie vaker worden beoordeeld.
2.4. Kwaliteit beroepspraktijkvorming
Het bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming.
3. Ondersteuning
3.1. Ondersteunend onderzoek
Het uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van de taken, genoemd in WEB, artikel 1.5.1.
3.2. Aanvullende activiteiten arbeidsmarktperspectief
Het uitvoeren van aanvullende activiteiten ter bevordering van de aansluiting onderwijs
en arbeidsmarkt.
Bij iedere standaard geven we een resultaatbeschrijving; dat is onze referentie om
tot een risico inschatting en oordeel te komen. De resultaatbeschrijvingen geven geen
voorkeur aan voor de inrichting van een werkwijze vanuit de inspectie voor de SBB.
De uitwerking van de standaarden tot het waarderingskader is in bijlage I Waarderingskader
SBB opgenomen. Hierbij merken wij op dat conform artikel 1.5.1 lid 4 WEB expliciet staat dat het SBB niet is toegestaan andere activiteiten uit te voeren
dan de aan haar door de wet opgedragen taken.
Hoofdstuk 3. Fases uitvoeren toezicht
In dit hoofdstuk bespreken we de fasering en vormen in het toezicht op de wettelijke
taken. Het toezicht op de SBB kent drie fases:
-
1. Inventariseren en analyseren
-
2. Onderzoek en rapportage
-
3. Agenderen en vervolgtoezicht
De eerste fase heeft een jaarlijkse cyclus. De overige twee fases worden uitgevoerd
als de voorgaande fase daartoe aanleiding geeft.
De fases van het toezicht op de SBB zijn weergegeven in het volgende toezichtmodel.
Hierna wordt de werkwijze per fase beschreven.
3.1. Fase 1 Inventariseren en analyseren
In het toezicht op de SBB gebruiken we twee bronnen: verantwoordingsinformatie van
de SBB en overige relevante bronnen die lets kunnen zeggen over de kwaliteit van de
uitoefening van de wettelijke taken door de SBB.
Bij de verantwoordingsinformatie van de SBB denken we onder ander aan:
Overige relevante bronnen die iets kunnen zeggen over de kwaliteit van de uitoefening
van de taken van de SBB kunnen bijvoorbeeld zijn:
-
• Resultaten bevindingen toezicht stelsel/onderwijsinstellingen
-
• Actieve informatievergaring bij stakeholders in de mbo-sector
-
• Onderzoeken in relatie tot de taken van de SBB, bijvoorbeeld recent uitgevoerde themaonderzoeken
Een ander bron die we hier specifiek willen benoemen en betrekken bij onze analyse
zijn ontvangen signalen en/of klachten over de SBB. Deze kunnen bijdragen aan een
aanvullend beeld op de resultaten van de SBB en kunnen aanleiding zijn voor een toezichtsinterventie.
Wij behandelen overigens geen klachten over de SBB, maar verwijzen klagers naar de
SBB voor de behandeling van de klacht. Wel kunnen klachten, dan wel een klachtenpatroon,
een signaal vormen van een mogelijke tekortkoming in de kwaliteit van de uitoefening
van de wettelijke taken door de SBB.
Bij de beoordeling van signalen en/of klachten over de SBB door de inspectie zijn
twee situaties mogelijk:
-
• Er is geen reden tot direct optreden, maar het is voor het toezicht wel van belang
het signaal vast te leggen. Het signaal nemen we op in het dossier van de SBB. Bij
een volgende jaarlijkse analyse wegen we deze opnieuw (zie hieronder voor een toelichting
op de jaarlijkse analyse).
-
• Het signaal vergt nadere analyse en direct contact met de SBB omdat het duidt op een
ernstig risico voor de kwaliteit van de uitoefening van de wettelijke taken door de
SBB. In dat geval treden we in contact met de directie van de SBB. Indien de directie
van de SBB onvoldoende haar verantwoordelijkheid neemt over inhoud van dit signaal,
dan kunnen we een kwaliteitsonderzoek bij de SBB gaan uitvoeren.
Jaarlijkse analyse
De verantwoordingsinformatie van de SBB, de informatie van overige bronnen en signalen
en/of klachten, geven een weergave van de behaalde resultaten in relatie tot de wettelijke
taken. Deze informatie betrekken we bij de jaarlijkse analyse en biedt context en
perspectief om resultaten en risico's in de kwaliteit van de uitoefening van de wettelijke
taken van de SBB te signaleren. Centraal staat bij deze jaarlijkse analyse de volgende
vragen: Wat is volgens de SBB het niveau van de resultaten? Zijn de doelen bereikt?
Op welke aspecten blijven de resultaten (eventueel) achter bij de doelen? Wat is de
oorzaak hiervan en welke maatregelen zijn er genomen? En wat zegt dat over de kwaliteit
van de uitoefening van de wettelijke taken? We beoordelen daarbij de kwaliteit van
de verantwoording van de SBB over de behaalde resultaten; hierbij beschouwen we de
totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verantwoording. Deze informatie moet toereikend
zijn voor een betrouwbaar beeld op de kwaliteit. Indien er aanleiding toe bestaat,
is het mogelijk dat we in deze fase aanvullende informatie opvragen.
De analyse van deze informatie leidt tot een jaarlijks – bijgesteld – beeld van ontwikkelingen
en risico's voor de taakuitvoering van de SBB en hoe zij deze weegt. We bespreken
onze bevindingen jaarlijks met de directie van de SBB. Het gesprek met de directie
heeft tot doel het bespreken van de aard van het beeld, eventuele signalen en risico's
en de (h)erkenning daarvan.
We kunnen, volgend op het gesprek met de directie, aanvullend spreken met functionarissen
van relevante afdelingen binnen de SBB om verhelderende vragen te stellen en eventueel
documenten in te zien. Er is in deze fase nog geen sprake van een onderzoek waarover
we rapporteren. Deze gesprekken maken namelijk nog deel uit van de analyse.
Aan de hand van de analyse en geconstateerde risico's, het gesprek met de directie
en eventueel aanvullend verkregen informatie bepalen we het vervolg. We gaan, in aansluiting
op deze analyse en het gesprek met de directie, alleen een kwaliteitsonderzoek instellen
in situaties waarin we vermoeden dat de bestaande maatregelen ter beheersing van resultaten
tekortschieten, ontbreken of waarvoor geldt dat het falen hiervan effect kan hebben
op het stelselniveau of een grote maatschappelijke impact heeft. We zien drie opties
voor het vervolg:
-
• Er is – gezien de uitkomst van de inventarisatie en analyse en/of het gesprek met
de directie – geen sprake van een risico en er vindt geen kwaliteitsonderzoek plaats.
-
• Er is sprake van een risico, en maatregelen ter beheersing van resultaten met betrekking
tot het desbetreffende onderwerp zijn al door de SBB in gang gezet. We kunnen dan
besluiten een kwaliteitsonderzoek uit te voeren ter bevestiging van de beheersing
van het risico, dan wel afspraken met de SBB te maken over eigen onderzoek, het informeren
over het verloop en de evaluatie van de maatregelen.
-
• Er is sprake van een risico en de beheersingsmaatregelen door de SBB wekken onvoldoende
vertrouwen of ontbreken. We voeren dan een kwaliteitsonderzoek uit op de betrokken
wettelijke taak of taken.
Het risicobeeld en de bespreking hiervan met de directie van de SBB kan dus leiden
tot een kwaliteitsonderzoek.
3.2. Fase 2 Onderzoek en rapportage
Kwaliteitsonderzoek
In deze fase voeren we het kwaliteitsonderzoek, naar aanleiding van de jaarlijkse
analyse en het gesprek met de directie, middels een onderzoeksplan en onderzoeksprogramma
uit. Bij dit onderzoek kijken we gericht naar de inhoudelijke uitoefening van de wettelijke
taken door de SBB, waarbij we zicht krijgen op aspecten die de resultaten beInvloeden.
Deze aspecten kunnen zowel positief als negatief bijdragen aan de resultaten.
Het kwaliteitsonderzoek kondigen we doorgaans schriftelijk aan. Over het uitgevoerde
onderzoek rapporteren we en dit kan leiden tot vervolgtoezicht.
Onderzoeksplan en onderzoeksprogramma
Voorafgaand aan dat onderzoek stellen we een onderzoeksplan op. Hierin verantwoorden
we hoe we het kwaliteitsonderzoek inrichten en welke activiteiten we uitvoeren. In
het onderzoeksplan beschrijven we welke standaarden we onderzoeken en beoordelen.
Voor de uitvoering van de activiteiten stellen we een onderzoeksprogramma op. Hierover
stemmen we of met de SBB. Indien wenselijk betrekken we vakinhoudelijk deskundigen
bij het kwaliteitsonderzoek. De aard en intensiteit van het kwaliteitsonderzoek is
afhankelijk van de mate waarin resultaten of het risico op onvoldoende resultaten
daartoe aanleiding geven. De wettelijke taken en het waarderingskader met resultaatbeschrijving
vormen daarvoor het uitgangspunt. Van het onderzoeksplan en/of het onderzoekprogramma
kunnen we tijdens het kwaliteitsonderzoek afwijken, indien tussentijdse bevindingen
hiertoe aanleiding geven.
De verdere voorbereiding en uitvoering van het kwaliteitsonderzoek is afhankelijk
van de analyse, het gesprek met de directie van de SBB en is altijd maatwerk. Het
kwaliteitsonderzoek kan onder meer bestaan uit:
-
• bestudering van aanvullend schriftelijk materiaal
-
• gesprekken met door de inspectie geselecteerde leerbedrijven,
-
• gesprekken met door de inspectie geselecteerde onderwijsinstellingen en/of studenten
-
• gesprekken met door de inspectie geselecteerde medewerkers en verantwoordelijk management
en directie van de SBB
Oordeelsvorming
Het oordeel baseren we op hetgeen in het waarderingskader is opgenomen. Indien we
tekortkomingen constateren, is sprake van vervolgtoezicht. We bespreken het vervolgtoezicht
met de directie van de SBB.
Rapportage
We leggen de uitkomsten van het kwaliteitsonderzoek vast in openbare rapporten. Dat
is een wettelijke verplichting. De rapporten geven een evenwichtig beeld van de aangetroffen
werkelijkheid. Dat betekent dat er steeds een beeld gegeven wordt van zowel de goede
aspecten als van de aspecten waarin verbetering mogelijk of nodig is. Indien de kwaliteit
van de uitoefening van de wettelijke taken door de SBB, in relatie tot de behaalde
resultaten, tekortkomingen laat zien, is sprake van het oordeel 'onvoldoende' op een
of meer van de standaarden. Op basis hiervan bepalen we het vervolgtoezicht. Het kan
ook zijn dat we op onderdelen van de standaarden onvolkomenheden constateren. Dan
kunnen we de standaard als voldoende beoordelen, maar formuleren we wel vervolgtoezicht.
De aard en intensiteit van het vervolgtoezicht is afhankelijk van de tekortkoming.
De SBB ontvangt binnen zes weken na het laatste onderdeel van het kwaliteitsonderzoek
een conceptrapport van het onderzoek. Het rapport bevat de beoordeling met een onderbouwing
daarvan. De directie van de SBB kan binnen drie weken na ontvangst van het conceptrapport
een algemene reactie op het conceptrapport indienen, aangevuld met eventuele feitelijke
onjuistheden. Indien daartoe aanleiding is kan de inspectie of de SBB het initiatief
nemen om het conceptrapport te bespreken. We willen dat onze oordelen zodanig betekenis
hebben dat deze niet alleen worden herkend en erkend, maar ook aanzetten tot verbetering.
Op basis van bespreking van concrete casuïstiek en/of vragen kunnen we in een gesprek
een toelichting geven op onze oordelen. Daarbij kunnen we meer informatie teruggeven
dan in de rapporten is aangegeven.
De reactie van de directie van de SBB verwerken we waar nodig en mogelijk. Twee weken
na ontvangst van de reactie van de SBB stellen we het rapport vast. De SBB ontvangt
onverwijld het vastgestelde rapport. We verantwoorden de wijze waarop de reactie op
het conceptrapport is verwerkt. Indien de SBB het oneens is met (onderdelen van) het
definitieve rapport, kan een zienswijze van de directie in een bijlage bij het rapport
worden opgenomen. Deze zienswijze publiceren we dan gezamenlijk met het rapport. We
publiceren het rapport in de vijfde week na vaststelling van het definitieve rapport
op de website van de inspectie.
3.3. Fase 3 Vervolgtoezicht en agenderen
Indien we vervolgtoezicht hebben geformuleerd, dan krijgt de SBB de gelegenheid om
binnen de gestelde termijn de tekortkomingen te herstellen en de resultaten te verbeteren.
Na het hersteltermijn zullen we dan een herstelonderzoek uitvoeren, waarover we rapporteren.
Ook dit rapport zullen we publiceren. Indien het vervolgtoezicht niet leidt tot verbeteringen
in de kwaliteit van de taakuitoefening door de SBB, zullen wij het toezicht intensiveren.
Ultimo volgt escalatie naar de Minister. In dat geval zullen we de Minister passend
adviseren omtrent te nemen maatregelen. Deze kunnen zowel taakstellend, organisatorisch,
financieel als bestuurlijk van aard zijn.
Agenderen
Binnen de mbo-sector hebben verschillende stakeholders hun eigen verantwoordelijkheden.
Hierdoor is het mogelijk dat bevindingen en conclusies naar aanleiding van kwaliteitsonderzoek
bij de SBB mogelijk breder liggen dan alleen bij de SBB. In dat geval zullen we de
betreffende issues waar mogelijk elders agenderen.
Uitgaande van een gedeelde visie op en aanpak van onderwijsvraagstukken in de mbo
sector is het daarbij van belang dat stakeholders hun verantwoordelijkheid nemen.
Zowel in de totstandkoming van de aanpak als in de uitvoering en evaluatie ervan zullen
we daarin faciliteren. De aanpak van een dergelijk traject is geheel afhankelijk van
de aard en de omvang van de problematiek en is derhalve maatwerk.
Hoofdstuk 4. Oordelen en waarderen
In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we met behulp van het waarderingskader tot oordelen
komen over de kwaliteit van de uitoefening van wettelijke taken.
4.1. Oordelen
Standaarden betreffen de wettelijke taken van de SBB. Een oordeel onvoldoende is gebaseerd
op tekortkoming in de uitoefening van de wettelijke taken.
|
Oordeel standaard
|
Norm voor de standaard
|
|
Voldoende
|
De uitvoering van de standaard voldoet aan de wettelijke bepaling
|
|
Onvoldoende
|
De uitvoering van de standaard voldoet niet aan de wettelijke bepaling
|
We spreken geen oordeel uit over een kwaliteitsgebied uit het waarderingskader, alleen
de standaarden worden beoordeeld.
We onderzoeken niet altijd alle standaarden bij de SBB. In het onderzoeksplan beschrijven
we welke standaarden we onderzoeken en beoordelen.
Bij onze oordeelsvorming hanteren we bovengenoemde normering. De mate waarin de praktijk
de essentie en bedoeling van de standaard tentoonspreidt is bepalend voor ons oordeel.
We beoordelen de naleving van de wettelijke taak altijd in relatie tot wat de standaard
beoogt, zoals verwoord in de resultaatbeschrijving. Indien de SBB de wettelijke taak
niet naleeft, dan kunnen we de standaard als onvoldoende beoordelen en leggen we afspraken
over het vervolgtoezicht vast in het rapport. Als het niet naleven van een wettelijke
taak beperkt van invloed is op het resultaat en als het punt op korte termijn kan
worden hersteld, dan handhaven we het oordeel voldoende. We maken dan wel afspraken
over de hersteltermijn en we leggen dit dan vast in ons rapport.
4.2. Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren, de context waarbinnen de SBB opereert, kunnen in positieve of negatieve
zin van invloed zijn op de kwaliteit van de uitoefening van de wettelijke taken. Omgevingsfactoren
zijn onder meer: de ontwikkeling van de studentpopulatie en arbeidsmarktontwikkelingen.
Echter, onze oordelen betreffen altijd de kwaliteit van de uitoefening van de wettelijke
taken, los van de omgevingsfactoren. Omgevingsfactoren zijn niet van invloed op het
oordeel, maar zij spelen wel een rol bij het verklaren van tekortkomingen en het bepalen
van passende interventies in het kader van vervolgtoezicht. Anderzijds kunnen deze
factoren ook aanleiding zijn voor het agenderen van een onderwerp bij stakeholders,
of het betrekken bij het stelseltoezicht.
4.3. Expertoordeel
Het karakter van het waarderingskader met enerzijds een wettelijke basis en de beschrijving
van verwachte resultaten en anderzijds de grote diversiteit aan sectoren en branches
waar de SBB verantwoordelijk voor is, stelt hoge eisen aan onze expertise. Met het
waarderingskader als hulpmiddel en de richtlijnen voor de oordeelsvorming beoordelen
we de feitelijke uitoefening van wettelijke taken door de SBB vanuit het perspectief
van het verwachte resultaat. We typeren het inspectieoordeel daarom als een expertoordeel.
Met onze deskundigheid als toezichthouder en met kennis van zaken op de onderscheiden
kwaliteitsgebieden zijn we in staat om zo komen tot een afgewogen oordeel. We baseren
onze oordelen daartoe op meerdere bronnen, zoals gesprekken met adviseurs praktijkleren,
vertegenwoordigers van sectorkamers, leden van de Toetsingskamer, management en beleidsondersteuners,
praktijkopleiders en diverse documentatie en vastleggingen. We passen hoor en wederhoor
toe. We werken in teams, onze oordelen komen in consensus tussen de inspecteurs tot
stand en referenten beoordelen in de rapportagefase de onderbouwing van onze bevindingen.
Onze focus gedurende het gehele proces is dat we recht doen aan de kwaliteit van de
uitoefening van de wettelijke taken die we aantreffen. Hierbij betrekken we de evaluatie,
die we na afloop van een onderzoek uitvoeren bij de SBB.