Tijdelijke regeling tegemoetkoming kinderen met intensieve zorg BES 2024

[Regeling vervalt per 01-01-2026.]
Geraadpleegd op 29-04-2025.
Geldend van 27-09-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 september 2024, nr. 2024-0000412659, tot vaststelling van de tijdelijke regeling tegemoetkoming kinderen met intensieve zorg BES 2024 (Tijdelijke regeling tegemoetkoming kinderen met intensieve zorg BES 2024)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Recht op tegemoetkoming kinderen met intensieve zorg

  • 1 Een ingezetene van een openbaar lichaam heeft eenmaal recht op een tegemoetkoming voor een kind, indien op enig moment gedurende het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid:

    • a. voor die persoon door de minister recht op kinderbijslag BES, als bedoeld in de Wet kinderbijslagvoorziening BES, is vastgesteld;

    • b. het kind valt in de leeftijdscategorie van drie tot en met zeventien jaar;

    • c. sprake is van intensieve zorg.

Artikel 4. Aanwijzing adviseur intensieve zorg

Om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, wint de minister een op medische gegevens gebaseerd advies in bij:

  • a. Fundashon Sentro Akseso Boneiru voor aanvragen die zien op ingezetenen van Bonaire;

  • b. Openbaar Lichaam Sint Eustatius voor aanvragen die zien op ingezetenen van Sint Eustatius;

  • c. Openbaar Lichaam Saba voor aanvragen die zien op ingezetenen van Saba.

Artikel 5. Beoordeling intensieve zorg

  • 1 Van intensieve zorg is sprake als een kind zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.

  • 2 Het advies, bedoeld in artikel 4, komt tot stand aan de hand van de volgende onderwerpen:

    • a. lichaamshygiëne;

    • b. zindelijkheid;

    • c. eten en drinken;

    • d. mobiliteit;

    • e. medische verzorging;

    • f. gedrag;

    • g. communicatie;

    • h. alleen thuis zijn;

    • i. begeleiding buitenshuis;

    • j. bezig houden, handreikingen.

  • 3 Indien de adviseur oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een onderwerp, kent de adviseur op dit onderwerp een punt toe.

  • 4 Het kind behoeft intensieve zorg, indien:

    • a. het 3–5 jaar is en de adviseur minimaal 5 punten toekent;

    • b. het 6–9 jaar is en de adviseur minimaal 4 punten toekent;

    • c. het 10–17 jaar is en de adviseur minimaal 3 punten toekent.

  • 5 In afwijking van het vierde lid kan de adviseur oordelen dat het kind intensieve zorg behoeft indien het desbetreffende kind een punt toegekend krijgt op het onderwerp medische verzorging of gedrag, bedoeld in het tweede lid onder e of f, en er daardoor sprake is van de noodzaak tot permanent toezicht van de ouders.

Artikel 6. Beoordeling herstelperspectief

  • 1 In aanvulling op de beoordeling, genoemd in artikel 5, beoordeelt de adviseur ook het herstelperspectief van het kind.

  • 2 Er is sprake van herstelperspectief als het aannemelijk is dat de zorgbehoefte voor het achttiende jaar in zulke mate kan veranderen dat er geen sprake meer zal zijn van intensieve zorg.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde informatie wordt door de minister niet bij de adviseur ingewonnen voordat vaststaat dat herbeoordeling plaats zal vinden op basis van de Wet kinderbijslagvoorziening BES.

Artikel 7. Geldend maken van het recht op de tegemoetkoming

  • 1 De minister stelt op aanvraag vast of er recht op de tegemoetkoming bestaat.

  • 2 De minister besluit binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 3 De beslistermijn kan éénmaal met maximaal acht weken worden verlengd.

  • 5 Uiterlijk twee weken voorafgaand aan de ambtshalve vaststelling van het recht op een tegemoetkoming, maar niet later dan donderdag 31 oktober, maakt de minister het voornemen tot het ambtshalve verstrekken van de tegemoetkoming bekend.

  • 6 De beschikking vermeldt in ieder geval:

    • a. de dagtekening van de beslissing;

    • b. de gronden waarop deze berust;

    • c. de naam van de rechthebbende;

    • d. de naam en geboortedatum van het betrokken kind;

    • e. de adviseur en de uitkomst van het advies;

    • f. de hoogte van de tegemoetkoming.

Artikel 8. De aanvraag

  • 1 Een aanvraag wordt door middel van een door de minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier ingediend in de periode van dinsdag 1 oktober 2024 8:00 lokale tijd tot en met vrijdag 13 december 2024 17:00 uur lokale tijd.

  • 2 Onderdeel van de aanvraag is een verklaring van de aanvrager dat er bij het kind sprake is van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard, waarbij wordt vermeld bij welke medisch behandelaar voor deze regeling relevante medische informatie over het kind kan worden opgevraagd.

  • 3 Indien de adviseur een aanvraag ontvangt wordt deze, onder vermelding van de datum van ontvangst, doorgezonden aan de minister, onder mededeling hiervan aan de afzender.

  • 4 Een aanvraag die wordt ingediend bij de adviseur, wordt aangemerkt als ingediend bij de minister.

  • 5 De aanvrager verstrekt op verzoek van de adviseur of uit eigen beweging aan de adviseur de informatie, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van belang kan zijn voor de beoordeling van de zorgbehoefte.

Artikel 9. Bekendmaking

De bekendmaking van een voornemen als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, of een beschikking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.

Artikel 10. Terugvordering

  • 1 De verstrekte tegemoetkoming wordt teruggevorderd van de ontvanger indien deze ten onrechte is verstrekt.

  • 2 De minister kan afwijken van het eerste lid, indien toepassing ervan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Mandaat, volmacht en machtiging hoofd RCN-unit SZW

Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie Werknemersregelingen 2015 is van toepassing op de uitoefening van bevoegdheden op grond van deze regeling door het hoofd van de RCN-unit SZW, bedoeld in artikel 6 van dat besluit, en tevens op de uitoefening van bevoegdheden die krachtens ondermandaat respectievelijk doorverlening van volmacht en machtiging worden uitgeoefend.

Artikel 12. Overeenkomst tussen de minister (RCN-Unit SZW) en de adviseurs

  • 1 De minister en de adviseur stellen een overeenkomst op over de samenwerking en werkwijze in het kader van de uitvoering van deze regeling.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde overeenkomst wordt ten minste vastgelegd:

    • a. op welke wijze er beleidsinformatie wordt gedeeld;

    • b. op welke wijze de informatievoorziening aan betrokkenen wordt geregeld;

    • c. op welke manier de invulling van de advisering aan de minister wordt vormgegeven;

    • d. afspraken over privacy en de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 13. Evaluatie

  • 1 Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek kan de minister, of de adviseur desgevraagd persoonsgegevens, inclusief gegevens betreffende iemands gezondheid, aan derden verstrekken voor zover de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

  • 2 De adviseur verstrekt desgevraagd aan de minister gegevens en inlichtingen die de minister voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze regeling nodig heeft.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026.

  • 3 In afwijking van het eerste lid blijft deze regeling van toepassing op de afwikkeling van verleende tegemoetkomingen op grond van deze regeling.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling tegemoetkoming kinderen met intensieve zorg BES 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.N.J. Nobel