Als een schuldvordering op een lichaam waarin een deelneming wordt gehouden, is afgewaardeerd
ten laste van in Nederland belastbare winst, heeft de vervreemding of overbrenging
van de schuldvordering in bepaalde gevallen tot gevolg dat de afwaardering moet worden
teruggenomen (artikel 13b, eerste en tweede lid, Wet Vpb). Deze bepaling ziet niet alleen op waardedalingen van een schuldvordering door de
slechte gang van zaken bij de schuldenaar, maar ook op waardedalingen van een schuldvordering
door valutaverliezen.
De afwaardering moet ook worden teruggenomen als de onderneming of een gedeelte van
de onderneming van de schuldenaar wordt vervreemd aan de belastingplichtige of een
met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon (artikel 13b, derde lid, Wet Vpb).
De reden hiervoor is dat de vervreemding van de onderneming tot gevolg heeft dat een
waardestijging van de afgewaardeerde schuldvordering (door een betere gang van zaken
van de onderneming van de schuldenaar) zich niet meer kan voordoen.
Als de waardedaling van een vordering echter alleen is veroorzaakt door valutaverliezen,
is naar mijn mening geen sprake van een situatie die artikel 13b, derde lid, Wet Vpb wil treffen. De mogelijkheid dat de vordering weer in waarde stijgt (door valutawinsten),
wordt namelijk niet beïnvloed door de vervreemding van de onderneming van de schuldenaar.
Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de inspecteur de toepassing van artikel 13b, derde lid, Wet Vpb op verzoek achterwege kan laten.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende vijf voorwaarden:
-
a. De vordering op de schuldenaar is volwaardig.
-
b. De onderneming is vervreemd tegen een zakelijke tegenprestatie.
-
c. De afwaardering van de vordering is louter veroorzaakt door valutaverliezen.
-
d. Een latere waardestijging van de (door valutaverliezen) afgewaardeerde vordering leidt
tot winst die in Nederland belastbaar is.
-
e. Een latere niet door valutaverliezen veroorzaakte waardedaling van de vordering leidt
tot een evenredige terugneming van de goedkeuring.
Ik verleen hierbij de inspecteur toestemming als volgt te beslissen op een dergelijk
verzoek:
Onder verwijzing naar onderdeel 5.3.1 van het besluit van [19 september 2024 onderhavig
besluit], nr. 2024-20865, keur ik goed dat de toepassing van artikel 13b, derde lid, Wet Vpb achterwege blijft ten aanzien van de overdracht van de onderneming of een gedeelte
van de onderneming door [naam vervreemder/schuldenaar] aan [naam verkrijger].
Ik verbind aan deze goedkeuring de volgende voorwaarden: