1. Achtergrond
Sinds de start van de Russische invasie van Oekraïne zijn de noden in Oekraïne enorm
en deze nemen nog altijd toe. Het Rapid Damage and Needs Assessment (RDNA3) van de
Oekraïense autoriteiten, de Wereldbank en de Europese Commissie becijferde begin 2024
een stijging van 20% van de totale wederopbouwkosten ten opzichte van voorjaar 2023.
Sindsdien zijn grootschalige aanvallen doorgegaan en is de schade nog verder toegenomen.
Het land heeft grote behoefte aan steun in velerlei sectoren.
De hulpbehoefte van Oekraïne is dermate groot dat het cruciaal is om de private sector
te ondersteunen in zijn bijdrage aan duurzaam herstel om zo de druk op de publieke
sector te verlichten. Om ondernemingen en maatschappelijke organisaties te ondersteunen
om vraaggestuurd bij te dragen aan wederopbouw en duurzame economische ontwikkeling
van Oekraïne heeft de toenmalige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
in 2023 besloten het Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit (hierna: subsidieprogramma)
op te zetten. Er is een eerste openstelling geweest waarvan het subsidieplafond in
het voorjaar van 2024 is bereikt. De (thans) Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingshulp (hierna: minister) heeft op basis van de ervaringen met de eerste
openstelling en de daaruit voortvloeiende gewenste wijzigingen, en gelet op de voortdurende
grote behoefte aan steun, besloten om een nieuwe ronde open te stellen in een aangepaste
versie van het subsidieprogramma.
De minister stelt met het subsidieprogramma middelen beschikbaar voor projecten van
partnerschappen van ondernemingen en maatschappelijke organisaties die bijdragen aan
wederopbouw in Oekraïne en duurzaam herstel van de Oekraïense economie en samenleving,
uitgezonderd humanitaire noodhulp. Het moet daarbij gaan om activiteiten in één of
meer van de volgende sectoren: landbouw, water, gezondheidszorg, duurzame energie
of circulaire bouw. Dit zijn sectoren waar de noden in Oekraïne hoog zijn en waar
Nederland een toegevoegde waarde kan bieden. Het gaat daarbij om projecten die als
gevolg van marktfalen niet realiseerbaar zijn.
Specifiek is het subsidieprogramma bedoeld voor projecten met een concreet en tastbaar
resultaat aan het einde van het project. Dat betekent dat haalbaarheidsstudies, pilots
en projecten op basis van technologieën die nog in een experimentele fase zitten niet
in aanmerking komen voor subsidie. Tevens gaat het om projecten waaruit een bredere
lokale economische en maatschappelijke ontwikkeling voortkomt. Het gaat om projecten
die een langetermijneffect hebben op de lokale gemeenschap of op een keten van ondernemingen
en maatschappelijke organisaties en dus niet om projecten die uitsluitend ten goede
komen aan één onderneming of maatschappelijke organisatie. Te denken valt hierbij
aan projecten die bijdragen aan lokale werkgelegenheid, aan de arbeidsinzetbaarheid
(kennis, kunde, mentale en fysieke gezondheid) van Oekraïense burgers of aan de reconstructie
van voorzieningen die door de oorlog beschadigd of vernietigd zijn. Waar mogelijk
dragen projecten ook bij aan verbetering van de positie van kwetsbare groepen, waaronder
vrouwen en jongeren.
Het onderhavige subsidieprogramma is uitgebreid met de sectoren circulaire bouw en
duurzame energie:
Voor circulaire bouw wordt gezocht naar projecten die gericht zijn op het ontwikkelen,
gebruiken of hergebruiken van gebouwen, gebieden en infrastructuur, zonder natuurlijke
hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan
te tasten. Bouwen op een wijze die economisch verantwoord is en bijdraagt aan het
welzijn van mens en dier, nu en later.
Voor projecten in de energiesector wordt gezocht naar projecten die bijdragen aan
de decentralisatie van opwekcapaciteit, energie-efficiëntie en/of energieopslag en
die gericht zijn op hernieuwbare energietechnologieën (inclusief groen gas). Het zijn
daarmee oplossingen die niet direct de gecentraliseerde Oekraïense opwekcapaciteit
kunnen vervangen, maar die wel al op korte termijn effect kunnen sorteren en zo hun
waarde bewijzen voor het Oekraïense energiesysteem.
Nederlandse ondernemingen hebben veel ervaring in de specifieke sectoren waarvoor
het subsidieprogramma openstaat, daarom wordt het faciliteren van het leveren van
een lange-termijnbijdrage door het (Nederlandse) bedrijfsleven van belang geacht voor
het bereiken van de doelstellingen.
2. Uitvoerder
De minister heeft de uitvoering van het subsidieprogramma opgedragen aan de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO), agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.
RVO zal het subsidieprogramma uitvoeren namens de minister op grond van een aan RVO
verleend mandaat.
3. Begrippen
In dit subsidieprogramma wordt verstaan onder:
-
−
Economische activiteit: iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden;
-
−
Groep: een groep is een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:
-
a. een privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:
-
1° meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
-
2° volledig aansprakelijk vennoot is van, of
-
3° overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen, en
-
b. laatstbedoelde rechtspersoon/rechtspersonen;
-
−
Fiscale eenheid: een fiscale eenheid is een groep van meerdere ondernemingen die gezien wordt als
één onderneming voor een bepaalde belastingsoort;
-
−
Maatschappelijke organisatie: een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk
verbonden organisatie, met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over private rechtspersoonlijkheid
in het land waar de organisatie statutair is gevestigd, en is ook als zodanig geregistreerd.
De organisatie is niet door een overheidsinstantie opgericht, dan wel na oprichting
door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd;
-
−
Minister: de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp;
-
−
Onderneming: een rechtspersoon die economische activiteiten uitvoert, niet zijnde een maatschappelijke
organisatie;
-
−
Partnerschap: een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkend contractueel samenwerkingsverband,
bestaande uit partners met ieder eigen private rechtspersoonlijkheid, gericht op de
realisering van gezamenlijk onderschreven doelstellingen door uitvoering van activiteiten
op een zodanige wijze dat elk van de partners een deel van de daartoe benodigde inspanningen
levert en een deel van de daarmee gepaard gaande risico’s draagt;
-
−
Penvoerder: de partner in een samenwerkingsverband die namens het partnerschap de subsidie aanvraagt.
Indien de aanvraag wordt gehonoreerd, is de penvoerder de subsidieontvanger en als
zodanig volledig aanspreekbaar en verantwoordelijk jegens de minister voor de uitvoering
van de gesubsidieerde activiteiten en de naleving van de aan de subsidieverlening
verbonden verplichtingen.
4. Subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit 2024
4.1. Doel
Het subsidieprogramma heeft als doel om in samenwerking met het (Nederlandse) bedrijfsleven
bij te dragen aan wederopbouw in Oekraïne en duurzaam herstel van de Oekraïense economie
en samenleving, in de sectoren landbouw, water, gezondheidszorg, duurzame energie
of circulaire bouw.
4.2. Wie kunnen in aanmerking komen voor een subsidie
Met het subsidieprogramma wil de minister partnerschappen ondersteunen, namens welke
een penvoerder een subsidie aanvraagt.
Aan (de partners van) het partnerschap worden de volgende eisen gesteld:
-
− Elke partner is ofwel een onderneming ofwel een maatschappelijke organisatie.
-
− Het partnerschap moet bestaan uit minimaal twee en maximaal zes partners, waaronder
tenminste één lokale in Oekraïne statutair gevestigde organisatie met kennis van de
lokale context en tenminste één onderneming met een statutaire zetel in Nederland.
-
− Elke partner in het partnerschap moet beschikken over private rechtspersoonlijkheid.
-
− Elke partner heeft aantoonbare expertise op het gebied van het soort activiteiten
als die waarop de door hem in het kader van het partnerschap uit te voeren activiteiten
betrekking hebben. Daartoe dient elke partner te beschikken over minimaal twee jaar
ervaring met het uitvoeren van activiteiten gericht op de sector waarop het project
waarvoor subsidie wordt aangevraagd zich richt, ervaring welke in de afgelopen 10
jaar is opgedaan.
-
− Elke partner heeft aantoonbaar structureel gewaarborgde en voldoende capaciteit voor
de uitvoering van de door hem in het kader van het partnerschap uit te voeren activiteiten.
-
− Alle partners moeten noodzakelijk zijn voor het behalen van de doelstelling van de
activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd door aantoonbaar een duidelijke en
significante rol binnen het partnerschap te vervullen.
-
− Elke partner heeft een oprichtingsdatum daterend van vóór 15 augustus 2023.
-
− Het partnerschap moet gevormd zijn voorafgaand aan de indiening van de aanvraag.
Partnerschappen die al eerder aantoonbaar succesvol hebben samengewerkt scoren beter
dan partnerschappen die voor het eerst samenwerken (zie paragraaf 7).
De rol van penvoerder wordt vervuld door een onderneming of maatschappelijke organisatie
met een statutaire zetel in Nederland. Verder dient de penvoerder:
-
− minimaal 3 FTE in loondienst te hebben, waarbij in het geval van een groep of fiscale
eenheid dit voor de groep of fiscale eenheid als geheel geldt;
-
− te beschikken over minimaal twee jaar ervaring met het uitvoeren van activiteiten
in Oekraïne, ervaring welke in de afgelopen 10 jaar is opgedaan;
-
− aantoonbaar in staat te zijn tot een adequaat financieel beheer om een doelgerichte
en doelmatige uitvoering van de activiteiten te kunnen waarborgen;
-
− financieel stabiel te zijn en aantoonbaar (via actuele halfjaarcijfers bestaande uit
balans, en winst- en verliesrekening) zorg te kunnen dragen voor de eigen bijdrage
in de kosten van de subsidiabele activiteiten.
Wanneer de penvoerder niet minimaal twee jaar ervaring heeft in Oekraïne, geldt ten
aanzien van het aantonen en beoordelen van de aanwezige ervaring dat de penvoerder
ook die ervaring mag opvoeren die door personeel eerder in dienst van een andere organisatie
is opgedaan.
De vereisten van aantoonbare financiële stabiliteit en het aantoonbaar kunnen zorgdragen
voor de eigen bijdrage geldt ook voor de andere partners.
De penvoerder moet aantonen dat hij, en ook alle andere partners van het partnerschap,
een integriteitsbeleid heeft/hebben vastgesteld en procedures heeft/hebben ingevoerd
om aan dat beleid invulling te kunnen geven binnen de eigen organisatie. Dit integriteitsbeleid
en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder
onder andere begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering
van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft, door de partners en de door
hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te
onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de
gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige
melding van incidenten aan RVO is gewaarborgd.
4.3. Subsidiabele activiteiten
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het subsidieprogramma
moet de aanvraag betrekking hebben op een planmatige integrale aanpak van activiteiten
die bijdragen aan één gezamenlijk doel (ook wel te noemen: project). Het project:
-
• draagt bij aan het doel in paragraaf 4.1: het bijdragen aan wederopbouw in Oekraïne
en duurzaam herstel van de Oekraïense economie en samenleving, in de sectoren landbouw,
water, gezondheidszorg, duurzame energie en/of circulaire bouw (bijvoorbeeld door
het voorzien in toegang tot (drink)water, duurzaam opgewekte energie, noodzakelijke
gezondheidszorg, verbetering van voedselzekerheid of het creëren van omstandigheden
voor lokale bedrijvigheid/ondernemerschap),
-
• speelt in op de lokale nood in Oekraïne, en
-
• heeft betrekking op de verbetering van de leefomstandigheden van de lokale bevolking.
In ieder geval niet subsidiabel zijn activiteiten:
-
• waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;
-
• die commercieel financierbaar zijn;
-
• op basis van technologieën die nog in een experimentele fase zitten; of
-
• inhoudende humanitaire noodhulp.
4.4. Looptijd van de activiteiten
De activiteiten hebben een minimale looptijd van een half jaar en een maximale looptijd
van 4 jaar. De activiteiten moeten starten binnen twee maanden na subsidieverlening.
4.5. Omvang van de subsidie
De subsidie bedraagt per aanvraag maximaal 95% van de totale subsidiabele kosten,
met een minimum van € 500.000, en tot een maximum van € 4.000.000.
Per partner, en indien van toepassing per groep of fiscale eenheid waartoe een partner
behoort, worden slechts voor maximaal twee projecten subsidies verleend. Het maakt
daarbij niet uit of de organisatie van de partner penvoerder of partner niet zijnde
penvoerder is. Dit betekent dat, zodra aan een organisatie als penvoerder of partner
in een samenwerkingsverband, dan wel aan een rechtspersoon in een groep of fiscale
eenheid waar hij deel uitmaakt als penvoerder of partner in een samenwerkingsverband
twee maal subsidie is verleend, de later ontvangen aanvragen waarbij deze organisatie
of een rechtspersoon van de groep of fiscale eenheid betrokken is zullen worden afgewezen.
De partners dragen in totaal ten minste 5% van de totale subsidiabele kosten uit eigen
middelen of uit middelen verkregen van derden, anders dan het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. De partners die financieel bijdragen, moeten middels twee jaarrekeningen en
actuele halfjaarcijfers aantonen dat zij in staat zijn deze eigen bijdrage te financieren.
5. Subsidiabele kosten
5.1. Uitgangspunten
Voor het bepalen van (de omvang van) de kosten die in aanmerking kunnen worden genomen
bij het bepalen van de hoogte van de te verlenen subsidie gelden de volgende uitgangspunten:
-
− kosten moeten aantoonbaar redelijk, logisch en noodzakelijk zijn;
-
− kosten moeten naar hun aard passend zijn bij de betreffende partner die de kosten
maakt;
-
− kosten moeten direct gerelateerd zijn aan de uitvoering van de activiteiten en mogen
geen onvoorziene kosten zijn;
-
− kosten moeten worden gemaakt na de indiening van de aanvraag;
-
− interne kosten worden zonder winstopslag in aanmerking genomen;
-
− kosten worden aan lokale maatstaven en op redelijkheid getoetst;
-
− voor kosten van projectmanagement en coördinatie geldt een maximum van 10% van de
totale subsidiabele kosten.
5.2. Subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten zijn de volgende door de partners zelf te maken kosten:
-
a. Personeelskosten: het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken
personen ten behoeve van de activiteiten hebben gemaakt vermenigvuldigd met € 87,50
waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn
begrepen. Hierbij geldt een maximum van € 700,– per dag. In afwijking op dit vaste
uurtarief wordt het uurtarief voor personeel van partners in het buitenland naar lokale
maatstaven vastgesteld tot ten hoogste het maximale uurtarief.
-
b. Afschrijvingskosten van activa, met uitzondering van grond en bestaande gebouwen,
gedurende de looptijd van de activiteiten. De grondslag voor het bepalen van de afschrijvingskosten
is de aanschafprijs, rekening houdend met de eventuele restwaarde en vermeerderd met
eventuele aanpassingskosten. Als activa, met uitzondering van grond en bestaande gebouwen,
na afloop van de looptijd van de activiteiten aan een organisatie in Oekraïne wordt
overgedragen dan kan de kostprijs van deze activa als subsidiabele kosten worden opgevoerd.
-
c. Kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten.
-
d. Reiskosten: internationale reiskosten en interlokale reiskosten buiten Nederland op
basis van economy class.
-
e. Verblijfkosten: de maximale vergoeding voor verblijfkosten is het aantal overnachtingen
maal de logies- en overige kosten conform de Tarieflijst verblijfkosten buitenlandse
dienstreizen per 1 januari 2024, geldend op de startdatum van de activiteiten.
5.3. Niet-subsidiabele kosten
Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:
-
− kosten voor het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie en andere
kosten die voor indiening van de aanvraag zijn gemaakt;
-
− omzetbelasting (btw) voor zover dit geen kostenpost is;
-
− financieringskosten en rentevergoedingen;
-
− kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen;
-
− kosten voor productontwikkeling;
-
− kosten voor de aankoop van grond en bestaande gebouwen;
-
− kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom;
-
− onvoorziene kosten.
6. Aanvraag
6.1. Vereisten
De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe door RVO beschikbaar
gesteld middel en voorzien van de daarin genoemde bijlagen waarvoor modellen beschikbaar
worden gesteld door RVO. De documenten moeten in het Nederlands of Engels worden aangeleverd.
De aanvraag bevat in ieder geval:
-
– Partnerformulieren, waarbij elke partner het eigen partnerformulier heeft ondertekend.
-
– Projectplan, dat tenminste bevat:
-
○ uitgewerkte beschrijving van de activiteiten;
-
○ beschreven uitgangsituatie voor aanvang activiteiten;
-
○ beoogde resultaten waaronder de bijdrage aan het doel van dit subsidieprogramma: het
bijdragen aan wederopbouw in Oekraïne en duurzaam herstel van de Oekraïense economie
en samenleving, uitgezonderd noodhulp, in de sectoren landbouw, water, gezondheidszorg,
duurzame energie of circulaire bouw;
-
○ de afbakening van het project;
-
○ onderbouwing van de wijze waarop de activiteiten inspelen op de lokale noden in Oekraïne
en aansluiten bij het beleid/prioriteiten van de Oekraïense overheid en/of de interventiestrategie
van internationale organisaties met betrekking tot wederopbouw;
-
○ onderbouwing van de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan structureel herstel
van de Oekraïense economie en samenleving. Dit heeft betrekking op de verbetering
van de leefomstandigheden van de lokale bevolking – met speciale aandacht voor kwetsbare
groepen, in het bijzonder vrouwen en jongeren;
-
○ onderbouwing van het bredere en langere termijn economisch en maatschappelijk effect;
-
○ omschrijving van de samenwerking tussen de partners;
-
○ omschrijving van de samenwerking met en tussen de belangrijkste stakeholders;
-
○ beschrijving van lokale partijen (begunstigden) die kennis en/of goederen gaan ontvangen
inclusief onderbouwde beschrijving van hun rol in en bijdrage aan het project;
-
○ onderbouwing hoe goederen (indien van toepassing) aan lokale partijen worden overgedragen
en nazorg wordt georganiseerd, inclusief onderbouwing van hoe de langere termijn impact
van het project wordt geborgd;
-
○ onderbouwing van hoe de partners in staat zijn om het project uit te voeren in de
vanwege de oorlogssituatie complexe Oekraïense context;
-
○ risicoanalyse met een overzicht van de belangrijkste aan het project gerelateerde
risico’s en bijbehorende mitigerende maatregelen, waarbij onder andere gedacht kan
worden aan de volgende risico’s:
-
• uitvoeringsrisico’s in een oorlogssituatie;
-
• naleving van de OESO-richtlijnen;
-
• financiële uitvoeringsrisico’s;
-
• risico’s omtrent veilig ondernemen;
-
• overige risico’s die van toepassing kunnen zijn op het project.
-
– Begroting van de totale projectkosten, met daarbij de dekking van de 5% eigen bijdrage,
uitgesplitst per partner.
-
– Een liquiditeitsprognose per partner en per periode (bij voorkeur per kwartaal).
-
– De twee jaarrekeningen en actuele halfjaarcijfers (bestaande uit balans, en winst-
en verliesrekening) van de penvoerder; in het geval dat het partnerschap de 5% eigen
bijdrage financiert uit eigen middelen, zijn deze documenten van de partner(s) in
kwestie nodig. Alleen als aangetoond kan worden dat er maar één jaarrekening beschikbaar
is, kan volstaan worden met één jaarrekening in combinatie met actuele halfjaarcijfers.
-
– Verklaring dat het project niet commercieel financierbaar is.
-
– Verklaring dat er geen winstopslag is gehanteerd door partners, in de uurtarieven
of andere begrotingsposten.
-
– Ondertekende samenwerkingsovereenkomst die de medewerking van de partners aan de uitvoering
van de activiteiten, de rolverdeling en de naleving van de gemaakte afspraken waarborgt,
evenals de naleving van de aan een subsidieverlening te verbinden verplichtingen.
Tevens moeten de partners verklaren op de hoogte te zijn van en te zullen handelen
naar de OESO richtlijnen. Ook dienen de partners op de hoogte te zijn van de FMO-uitsluitingslijst en geen
activiteiten uit te voeren die op deze lijst benoemd staan. De partners dienen te verklaren van deze richtlijnen op de hoogte te zijn en deze
te onderschrijven. De partners dienen feiten of omstandigheden die wijzen op het schenden
van deze richtlijnen onverwijld te melden bij RVO.
6.2. Herstelperiode
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de minister (met gebruikmaking
van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht) vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens
gelden de datum en tijd waarop de aanvulling is ontvangen. De kans dat de aanvraag
dan moet worden afgewezen in verband met uitputting van de beschikbare subsidiemiddelen
neemt in dit geval wel toe.
Daarnaast geldt ook dat hoe korter voor het verstrijken van de deadline voor het indienen
van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico dat de minister
geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling te vragen; dit in
verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen op volledigheid
en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen. In dat geval
zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld
zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot afwijzing van de subsidieaanvraag.
Daarnaast geldt in het algemeen dat het niet volledig indienen van aanvragen of onvoldoende
onderbouwen van (onderdelen van) de aanvraag mogelijk leidt tot afwijzing van een
subsidieaanvraag op basis van het niet of niet in voldoende mate voldoen aan de aan
aanvragen gestelde vereisten en criteria.
Kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag, websites of bijlagen
is niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat
daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van de aanvraagdocumenten
niet worden ingevuld, loopt de penvoerder het risico op afwijzing van de aanvraag.
7. Beoordeling en verdeling beschikbare middelen
De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking in het kader van dit subsidieprogramma. De aanvragen worden beoordeeld
met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in dit subsidieprogramma
zijn neergelegd.
De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, waarbij
het moment geldt waarop de aanvraag compleet bevonden is dan wel de laatst mogelijke
aanvulling is ontvangen (zie hierboven, paragraaf 6.2). Vanaf het moment dat aannemelijk
is dat de middelen op basis van de beoordeling van eerder binnengekomen aanvragen
zullen worden uitgeput, wordt de behandeling van later binnengekomen aanvragen aangehouden.
Indien blijkt dat eerdere aanvragen worden afgewezen, zullen de latere aanvragen in
behandeling worden genomen, op volgorde van binnenkomst.
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag te voldoen aan de
hiervoor, in het bijzonder in paragraaf 4 tot en met 6, opgenomen vereisten. Slechts
de aanvragen die daaraan voldoen worden inhoudelijk beoordeeld op kwaliteit aan de
hand van de hierna volgende criteria. Bij de beoordeling van aanvragen op grond van
de criteria wordt gewerkt met een systeem van puntentoekenning. Om in aanmerking te
kunnen komen voor een subsidie in het kader van dit subsidieprogramma moet de kwaliteit
van de aanvraag ten minste voldoende zijn, dat betekent het behalen van een minimaal
aantal punten per criterium en bijbehorende sub-criteria, en in totaal minimaal 65
punten.
De volgende criteria zijn van toepassing:
Criteria
|
Maximale punten
|
1. Aansluiting lokale behoeften en prioriteiten (minimaal 20 punten)
|
1.1. a) Het project speelt in op de noden in Oekraïne en b) sluit aan bij het beleid/prioriteiten
van de Oekraïense overheid met betrekking tot wederopbouw, en structureel herstel
van de Oekraïense economie en samenleving.
|
15
|
1.2. Het project past binnen de bredere interventiestrategie van internationale organisaties
die actief zijn in Oekraïne, zoals de Wereldbank, Verenigde Naties en de European
Bank for Reconstruction and Development.
|
5
|
1.3. Er is sprake van substantiële overdracht van kennis, capaciteiten en/of goederen
aan lokale partijen.
|
12
|
2. Resultaten en impact (minimaal 25 punten)
|
2.1. Het project draagt bij aan het creëren van (randvoorwaarden voor) lange termijn
economische ontwikkeling/groei in Oekraïne.
|
15
|
2.2. Het project draagt bij aan verbetering van leefomstandigheden van de doelgroep
in Oekraïne, in het bijzonder kwetsbare groepen, waaronder vrouwen en jongeren.
|
10
|
2.3. Het project zal na afloop een langdurige impact hebben.
|
8
|
2.4. Het project heeft een positieve impact op ecologische duurzaamheid, verbetering
van milieu en/of mitigatie van CO2-uitstoot.
|
5
|
3. Plan van aanpak en doelmatigheid (minimaal 20 punten)
|
3.1. Het project is kostenefficiënt, waarbij wordt gekeken naar de hoogte van de (subsidiabele)
kosten van het project in relatie tot de beoogde ontwikkelingsresultaten en risico’s.
|
15
|
3.2.a) Het projectplan is specifiek, meetbaar, haalbaar, realistisch en tijdgebonden
(SMART) opgesteld, b) de doelen zijn realistisch en concreet, c) het partnerschap
heeft aantoonbare ervaring met vergelijkbare trajecten, en d) er is sprake van aantoonbaar
eerdere succesvolle samenwerking tussen partners.
|
10
|
3.3 a) Er is een analyse die de risico’s voor het behalen van de beoogde projectdoelstelling
in kaart brengt en b) die specificeert op welke wijze mitigatie plaatsvindt.
|
5
|
Totaal aantal punten (minimaal 65 en maximaal 100 punten)
|
|
Ter ondersteuning van de beoordeling kan RVO verificatieactiviteiten uitvoeren ter
controle van de in de aanvraag gemaakte aannames en stellingnames. Tevens kan door
verificatie informatie die nodig is voor een goede beoordeling van de kwaliteit van
de aanvraag verzameld worden.
RVO kan tijdens de inhoudelijke beoordeling ook advies inwinnen bij externe experts.
De ambassade Kyiv zal altijd worden gevraagd deel te nemen aan de beoordeling van
de aanvragen.
8. Afwijzingsgronden
Naast het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen als er niet voldaan wordt aan het bepaalde
in dit subsidieprogramma of indien de beschikbare subsidiemiddelen ontoereikend zijn.
9. Gevolgen van de oorlog
Indien een project gedurende de looptijd hinder ondervindt door de Russische invasie,
waardoor het project schade oploopt of niet volledig ten uitvoer kan worden gebracht,
maakt de subsidieontvanger hiervan melding conform de aan de subsidie te verbinden
meldplicht. Hierna treedt de subsidieontvanger hierover in overleg met RVO en wordt
gezamenlijk in redelijkheid naar een oplossing gezocht. Dat kan zijn het tijdelijk
stilzetten van het project totdat de situatie verbetert, het geheel stopzetten van
het project, of anderszins. Als er gezamenlijk wordt besloten tot het stilzetten van
een project dient het niet gebruikte deel van de subsidie te worden terugbetaald,
mocht er reeds een teveel aan voorschotten zijn overgemaakt. Als de subsidieontvanger
het project wil voortzetten en de oorlogssituatie leidt tot hogere kosten, kan hij
daarvoor tot het moment waarop de indieningsperiode voor aanvragen sluit een aanvraag
tot optopping van de reeds verleende subsidie indienen, indien er nog subsidiemiddelen
beschikbaar zijn onder het subsidieplafond. Die aanvraag zal dan langs de lijnen van
dit subsidieprogramma worden beoordeeld. De subsidieontvanger is zelf verantwoordelijk
voor de veiligheidsrisico’s in Oekraïne.
10. Toezicht
RVO zal een steekproefsgewijze controle uitvoeren op het correcte gebruik van de subsidie
waarbij op grond van de afgegeven beschikkingen wordt gecontroleerd op rechtmatigheid
en doelmatigheid. Daarnaast is bij het vaststellen van de subsidie een controle door
een externe accountant verplicht.
11. Verplichtingen
Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in
de subsidieverleningsbeschikking. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking
op een meldingsplicht ten aanzien van feiten en omstandigheden die van belang kunnen
zijn voor de subsidie, zoals het niet (geheel of tijdig) kunnen uitvoeren van de gesubsidieerde
activiteiten (zie ook paragraaf 9), en op verplichtingen over verantwoordingsrapportages,
zoals inhoudelijke en financiële tussen- en eindrapportages (waarbij voor de subsidievaststelling
een controleverklaring van een externe accountant als verplichting geldt) in het kader
van de International Aid Transparency Initiative (IATI).
Ook zal een verplichting worden opgenomen dat de subsidieontvanger en de eerste wezenlijke
toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid en/of dwangarbeid. De subsidieontvanger dient eventuele feiten of omstandigheden die wijzen op kinder-
of dwangarbeid bij deze organisaties eveneens onverwijld te melden bij RVO.
12. Administratieve lasten
Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de subsidieaanvrager te maken
krijgt is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening
gehouden met de indiening van een aanvraag voor subsidie, de beheerfase, de vaststelling
van de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt
dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare
subsidiebudget 5% bedraagt.