Sanctieregeling binnenlandse repressie Russische Federatie 2024

Geraadpleegd op 05-05-2025.
Geldend van 01-04-2025 t/m heden

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 juli 2024, nr. BZ2403605, houdende beperkende maatregelen ten aanzien van de Russische Federatie (Sanctieregeling binnenlandse repressie Russische Federatie 2024)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op Verordening (EU) 2024/1485 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Rusland (PbEU L 2024/1485) en de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder Verordening (EU) 2024/1485: Verordening (EU) 2024/1485 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Rusland (PbEU L 2024/1485).

Artikel 2

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid, 4, 5, eerste lid, 6, eerste en tweede lid, 12, eerste lid, en 13, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2024/1485.

  • 2 Een verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 2, tweede, derde of vijfde lid, artikel 3, eerste of vierde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, tweede lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, eerste lid, artikel 10, eerste lid, of artikel 11 van Verordening (EU) 2024/1485 van toepassing is.

Artikel 3

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 2, derde lid, 3, eerste en tweede lid, 4, eerste lid, 5, eerste lid, 7, eerste lid, 8, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 12, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/1485 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, en artikel 3, vierde lid, van Verordening (EU) 2024/1485 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp of de Minister van Economische Zaken, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van Verordening (EU) 2024/1485, is de Minister van Financiën voor zover het betreft tegoeden, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor zover het betreft vastgoed, inclusief bedrijfspanden, de Minister van Economische Zaken voor zover het betreft niet-beursgenoteerde ondernemingen, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover het betreft kunst- en cultuurobjecten en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor zover het betreft vaar- en vliegtuigen.

  • 5 De Minister die het aangaat is, of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

    • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling binnenlandse repressie Russische Federatie 2024.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

C.C.J. Veldkamp