Per 1 april 2024 is in het Besluit Erfgoedwet archeologie een vrijstelling op het opgravingsverbod uit de Erfgoedwet opgenomen voor bergingsactiviteiten van vliegtuigwrakken door de Minister van Defensie.Deze taak is belegd bij Defensie vanwege de op de overheid rustende zorgplicht voor
eerbiediging en bescherming van oorlogsgraven. De bergingen betreffen hoofdzakelijk vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog.
Het kan daarbij zowel gaan om bergingen die worden uitgevoerd binnen het kader van
het Nationaal programma berging vliegtuigwrakken met nog vermiste vliegers uit de Tweede
Wereldoorlog waarin zich mogelijk stoffelijke resten van de bemanning bevinden (hierna: Nationaal programma), als om bergingen die buiten dit kader worden ondernomen
door de Minister van Defensie.
Deze werkzaamheden zijn te kwalificeren als opgravingen als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Erfgoedwet, voor zover ze betrekking hebben op cultureel erfgoed. Dat wil echter niet zeggen
dat de bergingen ook te kwalificeren zijn als archeologisch onderzoek dat tot doel
heeft om nieuwe (wetenschappelijke) kennis over het verleden te genereren. Het primaire
doel van vliegtuigbergingen, zoals geformuleerd in onder andere de Circulaire vliegtuigberging, is het gecontroleerd benaderen en verwijderen van vliegtuigwrakdelen en mogelijke
menselijke stoffelijke resten, conventionele explosieven, radioactieve stoffen en
asbest. Om voor dit werk het juiste juridische kader te scheppen, is in het Besluit
tot wijziging van het Besluit Erfgoedwet archeologie – in verband met het toevoegen
van uitzonderingen op het opgravingsverbod en enkele andere aspecten (hierna: het
wijzigingsbesluit) – op grond van artikel 5.1, tweede lid, een vrijstelling opgenomen
van de in artikel 5.1, eerste lid van de Erfgoedwet vermelde certificeringsplicht
voor de bergingsactiviteiten van de Minister van Defensie.
Vanwege de veiligheidsaspecten en de mogelijke aanwezigheid van menselijke stoffelijke
resten staat het belang van de archeologie bij de uitvoering van een berging niet
voorop, maar dit belang moet wel worden meegewogen. Daarom is in het wijzigingsbesluit
opgenomen dat de vrijstelling op het opgravingsverbod voor de berging van vliegtuigwrakken
slechts van toepassing is als er een archeologische waardering heeft plaatsgevonden.
Dit protocol beschrijft de werkwijze van het archeologisch waarderen van deze vindplaatsen
en het opstellen van het advies aan het bevoegd gezag voor de omgang hiermee. Uiteindelijk
beslist het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, of, en zo ja in welke
mate, er archeologisch veldonderzoek nodig is.