Regeling Activiteitenprogramma’s creatieve industrie

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 01-05-2025.
Geldend van 10-07-2024 t/m heden

Regeling activiteitenprogramma’s creatieve industrie

Het bestuur van de stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, besluit vast te stellen de navolgende regeling, houdende regels voor het verstrekken van tweejarige subsidies aan instellingen voor de uitvoering van een activiteitenprogramma ter bevordering van de kwaliteit van de creatieve industrie.

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begrippen

De in deze regeling gehanteerde begrippen hebben dezelfde betekenis als in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid, met dien verstande dat wordt verstaan onder:

  • 1. Het fonds: het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie;

  • 2. Bestuur: de directeur-bestuurder van het fonds, als bedoeld in artikel 5 van de statuten;

  • 3. Creatieve industrie: het werkterrein van de ontwerpende disciplines vormgeving, architectuur en digitale cultuur, inclusief mogelijke cross-overs tussen deze disciplines;

  • 4. Koninkrijk: het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • 5. Culturele instelling: een non-profit-, privaatrechtelijke rechtspersoon met een ondersteunende, producerende of initiërende functie binnen de creatieve industrie zoals een lab of werkplaats, een platform of een presentatieplek;

  • 6. Aanvrager: een culturele instelling die op grond van deze regeling een subsidieaanvraag doet bij het fonds;

  • 7. Activiteit: een in het activiteitenprogramma opgenomen activiteit die bijdraagt aan de hoogwaardige kwaliteit, ontwikkeling en professionalisering van de hedendaagse creatieve industrie binnen het Koninkrijk;

  • 8. Activiteitenprogramma: een reeks van met elkaar samenhangende activiteiten, die gespreid over de looptijd van twee kalenderjaren worden uitgevoerd. De onderdelen kunnen verschillen in opzet en uitvoering, maar dragen gezamenlijk bij aan de missie, visie en verdere ontwikkeling van de instelling of organisatie.

  • 9. Kerntaak: de primaire activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de instelling;

  • 10. Rijkscultuurfondsen: Fonds Podiumkunsten, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds, Mondriaan Fonds, Fonds voor Cultuurparticipatie, het fonds;

  • 11. Financieringsmix: de combinatie van alle vormen van financiering, inclusief de aan het Stimuleringsfonds gevraagde bijdrage en eigen inkomsten;

  • 12. Eigen inkomsten: onder eigen inkomsten worden in deze regeling de volgende baten verstaan, die zijn terug te vinden in de jaarrekening aan de batenkant van de exploitatierekening:

    • a. Publieksinkomsten; en

    • b. Overige inkomsten, zijnde:

      • directe opbrengsten in de vorm van sponsorinkomsten en overige inkomsten;

      • indirecte opbrengsten; en

      • overige bijdragen.

    Onder eigen inkomsten worden in elk geval niet begrepen de volgende baten:

    • subsidies die zijn verstrekt door een bestuursorgaan;

    • overige bijdragen uit publieke middelen;

    • rentebaten;

    • bijdragen in natura; waaronder kapitalisatie van eigen uren;

    • kapitalisatie van vrijwilligers;

    • waardering vrijkaarten; en

    • overige baten die geen relatie hebben met cultureel ondernemerschap.

Artikel 2. Taakopvatting van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

  • 1 De taak van het fonds is om, vanuit het culturele perspectief, de rijke ontwerptraditie die Nederland heeft te continueren en te vernieuwen door het proces van experimenteren, onderzoeken en maken te stimuleren en goed opdrachtgeverschap te bevorderen.

  • 2 Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie verstrekt, in overeenstemming met zijn statuten en volgens bepalingen vastgesteld in de wet en subsidieregelingen, subsidies aan natuurlijke personen en rechtspersonen die bijdragen aan het bevorderen van hoogwaardige kwaliteit, ontwikkeling en professionalisering van de hedendaagse creatieve industrie binnen het Koninkrijk.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen

Artikel 3. Reikwijdte en doelstelling Regeling Activiteitenprogramma’s creatieve industrie

  • 1 Het fonds kan op grond van deze regeling tweejarige subsidies verstrekken aan culturele instellingen en organisaties binnen het Koninkrijk, die vanuit hun kerntaak met een activiteitenprogramma bijdragen aan de hoogwaardige kwaliteit, ontwikkeling en professionalisering van de hedendaagse creatieve industrie binnen het Koninkrijk.

  • 2 Met deze regeling wordt invulling gegeven aan de onderstaande beleidsdoelstellingen van het fonds:

    • a. bevorderen van (de ontwikkeling van) ontwerpkwaliteit;

    • b. bevorderen van de inzet van ontwerpkracht bij maatschappelijke opgaven;

    • c. bevorderen van een gezonde en vernieuwende ontwerpinfrastructuur; en

    • d. stimuleren van experiment, onderzoek, reflectie en debat;

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1 Een subsidie wordt altijd verleend onder de voorwaarde dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voldoende gelden aan het fonds ter beschikking worden gesteld.

  • 2 Het bestuur stelt bij bestuursbesluit tweejaarlijks het subsidieplafond vast.

  • 3 Het besluit zoals bedoeld in het tweede lid wordt bekendgemaakt op de website van het fonds www.stimuleringsfonds.nl.

Artikel 5. Landsdelen

  • 1 Binnen deze regeling wordt onderscheid gemaakt tussen vijf landsdelen en het Caribisch deel van het Koninkrijk:

    • a. Noord: Friesland, Groningen, Drenthe;

    • b. Oost: Gelderland, Overijssel;

    • c. Midden: Utrecht, Flevoland;

    • d. Zuid: Zeeland, Noord-Brabant, Limburg;

    • e. West: Noord-Holland, Zuid-Holland;

    • f. het Caribisch deel van het Koninkrijk: de zelfstandige landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 De landsdelen zijn leidend in de prioritering van positief beoordeelde voorstellen, bedoeld in artikel 14.

Artikel 6. Drempelnormen

Een subsidie op grond van deze regeling wordt alleen verstrekt als aan de volgende drempelnormen is voldaan:

  • 1. de instelling is gevestigd binnen het Koninkrijk en staat ingeschreven in het handelsregister van het betreffende land;

  • 2. de instelling draagt vanuit zijn kerntaak bij aan de versterking van de domeinen vormgeving, architectuur of digitale cultuur; en

  • 3. het activiteitenprogramma vormt de kerntaak van de instelling.

Artikel 7. Voorwaarden met betrekking tot financiën en andere subsidierelaties

  • 1 Op basis van deze regeling kan alleen subsidie worden verstrekt:

    • a. als de gevraagde subsidie voor het activiteitenprogramma minimaal € 50.000 en maximaal € 125.000 per kalenderjaar bedraagt; en

    • b. als de totale door het Stimuleringsfonds te verstrekken subsidie jaarlijks niet meer bedraagt dan 80% van de lasten die direct samenhangen met de uitvoering van het activiteitenprogramma.

  • 2 Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote lasten ook subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, maakt de aanvrager dat inzichtelijk binnen de ingediende begroting en licht dat inhoudelijk toe in de aanvraag.

  • 3 Instellingen die op basis van deze regeling subsidie ontvangen, kunnen gedurende de kalenderjaren waarop deze subsidie betrekking heeft, geen aanspraak maken op subsidiëring op grond van de volgende regelingen van het fonds:

    • Regeling Vormgeving;

    • Regeling Architectuur; en

    • Regeling Digitale cultuur.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1 Er wordt op grond van deze regeling geen subsidie verstrekt als de instelling voor zijn kerntaken in de periode 2025-2028 meerjarig subsidie ontvangt op grond van:

  • 2 Het bestuur kan subsidie weigeren als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan een of meer aan subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval vallen het tijdig en voor het overige overeenkomstig de subsidieverlening afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het op tijd melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het op de juiste wijze en op tijd verantwoorden van de activiteiten.

  • 3 Het bestuur kan een subsidie intrekken of wijzigen als de aanvrager niet langer aan de bepalingen in deze regeling voldoet.

  • 4 Er wordt geen subsidie verleend aan of voor:

    • a. activiteiten die al hebben plaatsgevonden of die eerder starten dan het jaar waarop de subsidieperiode betrekking heeft;

    • b. aanvragen die niet op tijd zijn ingediend of niet volledig zijn;

    • c. onderwijsinstellingen of stichtingen die onderdeel uitmaken van een onderwijsinstelling;

    • d. onderwijsprogramma’s en aanverwante activiteiten van onderwijsinstellingen;

    • e. studiereizen;

    • f. arbeidskosten voor medewerkers van rijks-, provinciale en gemeentelijke instellingen;

    • g. het verwerven van eigendommen;

    • h. reguliere bouw- en restauratiekosten; en

    • i. exploitatie van horeca-activiteiten.

Hoofdstuk 3. Subsidieaanvraag

Artikel 9. Wijze van indiening

  • 1 Het fonds maakt via de website www.stimuleringsfonds.nl bekend binnen welke periode op grond van deze regeling een subsidieaanvraag kan worden ingediend.

  • 2 De aanvraag voor subsidie wordt ingediend via het aanvraagformulier dat door het fonds op de website beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 Aanvragen worden in de Nederlandse of Engelse taal opgesteld.

  • 4 De aanvrager geeft in de aanvraag aan voor welk landsdeel, genoemd in artikel 5, subsidie wordt aangevraagd. Dit is het landsdeel waar de instelling statutair is gevestigd op het moment dat de aanvraag binnen deze regeling wordt ingediend.

Artikel 10. Inhoud van de aanvraag

Een aanvraag bestaat uit de in dit artikel genoemde onderdelen. Alleen deze documenten worden beschikbaar gesteld aan de externe adviescommissie:

  • 1. Een volledig ingevuld aanvraagformulier.

  • 2. Een uitgewerkt activiteitenprogramma gericht op het eerste kalenderjaar van de periode (maximaal 15 pagina’s inclusief beeldmateriaal; A4-formaat staand; minimale tekstgrootte 10; regelafstand 1,0) met daarin:

    • a. een (korte) beschrijving van de missie van de instelling;

    • b. een reflectie van maximaal één pagina op de uitvoering van de activiteiten en het functioneren van de instelling in het voorgaande jaar;

    • c. een beschrijving en planning van de activiteiten die de instelling in het eerste jaar van de subsidieperiode wil uitvoeren;

    • d. een beschrijving van de communicatie- en digitale strategie;

    • e. een toelichting op de wijze waarop de instelling zich verhoudt tot de principes van de Code Governance Cultuur.

  • 3. Een sluitende begroting voor het eerste kalenderjaar van de subsidieperiode volgens het format modelbegroting van deze regeling;

  • 4. Indien van toepassing, intentieverklaringen van of samenwerkingsovereenkomsten met de belangrijkste partners;

  • 5. Een digitaal gewaarmerkt uittreksel van maximaal één jaar oud uit het Handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel of van een van de Kamers van Koophandel die vallen binnen het Koninkrijk der Nederlanden;

  • 6. Een representatieve afbeelding, bestemd voor communicatie-uitingen van het fonds, waarvan de benodigde rechten van de afbeelding bij de aanvrager liggen; en

  • 7. Een document waaruit de financiële positie van de instelling blijkt, bij voorkeur de laatst opgemaakte jaarrekening of – als er geen jaarrekening voorhanden is – een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

Artikel 11. Indiening van de begroting bij de aanvraag

  • 1 De begroting geeft een overzicht van de geraamde baten en lasten van de aanvrager voor de uitvoering van het activiteitenprogramma voor het eerste jaar van de subsidieperiode. Bij de inrichting van de begroting houdt de instelling zich aan het model voor de activiteitenbegroting, dat is vastgesteld door het fonds en bekendgemaakt op de website www.stimuleringsfonds.nl.

  • 2 De begroting bestaat uit vier onderdelen:

    • a. een gespecificeerd overzicht van de activiteitenlasten;

    • b. een gespecificeerd overzicht van de beheerlasten;

    • c. een gespecificeerd overzicht van de baten (financiële dekking waaronder eigen inkomsten); en

    • d. een samenvatting van de baten en lasten en het resultaat.

  • 3 De begroting bevat een postgewijze toelichting. Daarbij wordt ook een toelichting gegeven op de gehanteerde uurtarieven en honoraria in relatie tot de Fair Practice Code.

  • 4 De begroting bevat een prestatieoverzicht dat een beknopt inzichtelijk kwantitatief overzicht geeft van de te verrichten activiteiten in het eerste jaar van de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Hoofdstuk 4. Subsidieverlening

Artikel 12. Proces van advisering

  • 1 Getoetst wordt of de aanvraag compleet is en aan de in artikel 6 tot en met 8 gestelde drempelnormen en voorwaarden voldoet.

  • 2 Aanvragen die compleet zijn en daarnaast voldoen aan de drempelnormen en voorwaarden worden ter advisering voorgelegd aan een externe, onafhankelijke adviescommissie.

  • 3 Bij de formulering van het advies over het wel of niet verlenen van een subsidie baseert de adviescommissie zich alleen op de door de aanvrager verstrekte stukken.

  • 4 Een positief advies kan vergezeld gaan van een beargumenteerde aanbeveling over de hoogte van de te verlenen subsidie en van onderbouwde aanbevelingen met betrekking tot de uitvoering dan wel het niet subsidiëren van specifiek genoemde activiteiten.

  • 5 De adviescommissie hanteert een werkwijze en scoresystematiek overeenkomstig de Werkwijze Adviescommissies. Hierbij geldt de versie zoals gepubliceerd op de website van het fonds op het moment van indienen https://www.stimuleringsfonds.nl/protocollen.

Artikel 13. Beoordelingscriteria

De adviescommissie hanteert bij de beoordeling van een aanvraag de volgende criteria, die in gelijke mate worden gewogen:

  • a. de artistiek-inhoudelijke kwaliteit:is het activiteitenprogramma artistiek-inhoudelijk van hoge kwaliteit. Er wordt door de adviescommissie gekeken naar wat de rol van ontwerp is in het programma, wat de inhoudelijke thema’s zijn en wie betrokken zijn bij het programma.

  • b. bijdrage aan het vakgebied en maatschappelijke betekenis: wat is de maatschappelijke betekenis van het activiteitenprogramma en in hoeverre vormt deze een bijdrage aan de verdieping of vernieuwing van de vakgebieden vormgeving, architectuur of digitale cultuur. In de beoordeling op dit criterium wordt tevens op een intersectionele wijze gekeken naar de bijdrage aan de meerstemmigheid binnen het vakgebied in relatie tot het programma en de partners.

  • c. toegankelijkheid en publieksbereik: hoe wordt met het activiteitenprogramma een divers (vak)publiek bereikt en betrokken. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de communicatie- en digitale strategie. Maar ook: hoe zorgt de instelling ervoor dat de activiteiten voor de beoogde doelgroepen toegankelijk zijn. Hierbij wordt, indien van toepassing, ook gekeken naar de verbondenheid van de instelling met een plaats, provincie en/of cultuurregio.

  • d. de bedrijfsvoering en organisatie: de bedrijfsvoering en de opzet van de organisatie moeten de instelling in staat stellen om de geplande activiteiten op een verantwoorde en financieel gezonde wijze uit te voeren. Hoe wordt de Fair Practice Code toegepast. Het fonds verwacht een reflectie op de huidige positie ten opzichte van de Fair Practice Code en de ontwikkeling die de instelling hierin voor ogen heeft.

  • e. de consistentie in doel en opzet van de aanvraag: hierbij worden alle in artikel 10 genoemde onderdelen in onderling verband en samenhang beoordeeld.

Artikel 14. Prioritering & regionale spreiding

De volgende procedure voor prioritering wordt gehanteerd:

  • a. de aanvragen worden gerangschikt binnen het door de aanvrager aangegeven landsdeel, op basis van de uitkomst van de scores op de criteria genoemd in artikel 13.

  • b. als eerste wordt subsidie verleend aan de twee hoogst gewaardeerde voorstellen binnen elk landsdeel zoals genoemd in artikel 5. Daarbij geldt dat uitsluitend positief beoordeelde voorstellen in aanmerking komen voor subsidie.

  • c. als de aanvragen bij de toepassing van onderdeel b binnen een landsdeel op basis van de gemiddelde eindscore gelijk eindigen op de ranglijst wordt prioriteit gegeven aan het voorstel dat het hoogst wordt gewaardeerd op criterium a, vervolgens op criterium b, c, d en e, zoals genoemd in artikel 13.

  • d. Het budget dat nog rest na het toepassen van de onderdelen a, b, en c van dit artikel wordt aangewend voor de overige positief beoordeelde aanvragen die binnen de aanvraagperiode zijn ingediend. Deze worden geprioriteerd op basis van de uitkomst van de beoordeling volgens de criteria genoemd in artikel 13. Hierbij wordt de verdeling over de landsdelen losgelaten. Het beschikbare bedrag wordt toegekend aan de aanvragers waarvan de aanvraag het hoogst is geplaatst op de ranglijst. Aan de hoogstgeplaatsten wordt de door de adviescommissie geadviseerde bijdrage verleend zolang het totaal daarvan het subsidieplafond niet overschrijdt. Aan de aanvrager bij wie toekenning zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond wordt het bedrag toegekend dat resteert tot aan het subsidieplafond mits dit ten minste 50% van het aangevraagde bedrag is. In het geval het resterende beschikbare bedrag tot aan het subsidieplafond lager is dan 50% van het aangevraagde bedrag, dan wordt de aanvraag afgewezen.

  • e. als aanvragen bij de toepassing van onderdeel d op basis van de gemiddelde eindscore gelijk eindigen op de ranglijst en het subsidieplafond wordt met deze aanvragen overschreden, dan wordt prioriteit gegeven aan het voorstel dat het hoogst wordt gewaardeerd op criterium a, vervolgens op criterium b, c, d en e, zoals genoemd in artikel 13.

Artikel 15. Verlening van een subsidie

  • 1 Het bestuur informeert de aanvrager binnen 11 weken na de sluitingsdatum schriftelijk over het besluit.

  • 2 Het bestuur kan in dit besluit aanvullende verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden.

  • 3 Het besluit tot verlening van een subsidie bevat een weergave of een afschrift van het advies van de adviescommissie en de overwegingen van het bestuur, de voorwaarden waaronder de subsidie beschikbaar wordt gesteld, de verplichtingen waaraan de ontvanger zich dient te houden, de maximale hoogte van de subsidie en informatie over de betaalbaarstelling en de bevoorschotting.

  • 4 Aan het verlenen van een subsidie kunnen door de aanvrager geen rechten worden ontleend met betrekking tot de honorering van een volgende aanvraag.

  • 5 Zowel positieve als negatieve adviezen van de adviescommissie worden gepubliceerd op de website van het fonds.

Artikel 16. Wijziging subsidiebedrag

  • 1 Als de instellingssubsidie aan het fonds door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt verhoogd, rekening houdend met de ontwikkeling van de kosten in de arbeidsvoorwaarden of de kosten van het prijspeil, kan het fonds de subsidie van de subsidieontvanger verhogen met het percentage dat bepaald is door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 2 Als de subsidie wordt gewijzigd, rekening houdend met de ontwikkeling van de kosten in de arbeidsvoorwaarden of de kosten van het prijspeil, bepaalt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap welk percentage van de subsidie wordt aangemerkt als loongevoelig onderscheidenlijk prijsgevoelig.

Artikel 17. Voorschotten en monitorgesprek

  • 1 Het fonds betaalt in januari van het eerste kalenderjaar van de subsidieperiode 40% van het totaal toegekende bedrag over de periode van twee jaar als voorschot uit. In het tweede kalenderjaar van de subsidieperiode volgt een tweede voorschot van 50% van het totaal toegekende bedrag. Het resterende deel wordt na het besluit tot vaststelling van de subsidie uitbetaald.

  • 2 In oktober van het eerste kalenderjaar van de subsidieperiode wordt een uitgewerkt activiteitenprogramma inclusief begroting met het fonds gedeeld voor het tweede kalenderjaar van de subsidieperiode. Daarbij kan het op grond van deze regeling gevraagde bedrag niet hoger zijn dan het in het eerste jaar van de subsidieperiode toegekende bedrag.

  • 3 In de maand november of december van het eerste jaar van de subsidieperiode wordt een monitorgesprek ingepland. In dit gesprek komen ten minste aan bod:

    • a. de status van de uitvoering van het activiteitenprogramma;

    • b. wat het programma teweegbrengt bij het publiek of deelnemers;

    • c. de ingediende begroting voor het tweede jaar van de subsidieperiode; en

    • d. de voortgang op de onderwerpen fair practice, govenance structuur en diversiteit en inclusie.

  • 4 In januari van het tweede kalenderjaar van de subsidieperiode wordt het tweede voorschot overgemaakt, tenzij uit het monitorgesprek blijkt dat de instelling niet langer kan voldoen aan de subsidievoorwaarden.

  • 5 Als de subsidie wordt gewijzigd op grond van artikel 16, eerste lid, wordt de hoogte van de bevoorschotting overeenkomstig de wijziging aangepast.

Hoofdstuk 5. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 18. Administratie

  • 1 De subsidieontvanger stelt het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen evenals de baten en lasten kunnen worden nagegaan.

  • 3 De subsidieontvanger bewaart de administratie en de daartoe behorende documenten gedurende zeven jaren na het vaststellen van de subsidie.

Artikel 19. Vermelding Stimuleringsfonds

In alle publieke uitingen over de gesubsidieerde activiteiten vermeldt de subsidieontvanger het fonds als subsidieverstrekker. Het logo van het fonds wordt opgenomen in publicaties en verslagen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten, net als op uitnodigingen, aankondigingen, websites en audiovisuele producties die hierop betrekking hebben. Als een subsidieontvanger logo’s opneemt van andere partijen wordt in verhouding tot de bijdrage het logo van het fonds in een vergelijkbare grootte en opmaak weergegeven.

Artikel 20. Melding bij het bestuur

De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als:

  • 1. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

  • 2. niet geheel aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • 3. er aanzienlijke artistieke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt; of

  • 4. er sprake is van ontwikkelingen die de uitvoering van de activiteiten kunnen belemmeren, zoals meldingen van ongewenst gedrag of de betrokkenheid bij een rechtszaak.

Hoofdstuk 6. Subsidievaststelling

Artikel 21. Jaarlijkse verantwoording

  • 1 Een instelling dient vóór 1 mei van het eerste respectievelijk tweede kalenderjaar van de subsidieperiode een inhoudelijke en financiële verantwoording en een kwantitatief activiteitenoverzicht in over het activiteitenprogramma, uitgevoerd in het eerste respectievelijk tweede kalenderjaar van de subsidieperiode.

  • 2 De jaarlijkse verantwoording gaat vergezeld van de jaarrekening van de instelling over het betreffende kalenderjaar.

  • 3 De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een verslag over de verrichte activiteiten waarmee wordt aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • 4 De financiële verantwoording geeft een zodanig inzicht dat per boekjaar een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de besteding van de subsidie. De financiële verantwoording sluit aan op de indeling van de begroting die bij de subsidieaanvraag is ingediend;

  • 5 Het kwantitatief activiteitenoverzicht geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de verrichtte activiteiten door de subsidieontvanger. Het kwantitatief activiteitenoverzicht sluit aan op de indeling van de begroting die voorafgaand aan de subsidieverlening is ingediend.

Artikel 22. Aanvraag voor vaststelling van subsidie

  • 1 Een instelling dient uiterlijk vier maanden na afloop van de subsidieperiode een aanvraag om vaststelling van de subsidie in waarin een inhoudelijke en financiële verantwoording over het activiteitenprogramma wordt gegeven.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van de twee inhoudelijke en financiële verantwoordingen over de subsidieperiode en een kwantitatief activiteitenoverzicht over de gehele subsidieperiode.

  • 3 Als de activiteiten volgens de aanvraag zijn uitgevoerd en is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen stelt het bestuur de subsidie binnen 10 weken overeenkomstig de verlening vast.

  • 4 Als blijkt dat activiteiten niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd, dan kan de subsidie lager worden vastgesteld.

  • 5 Het bestuur kan de ontvanger nadere aanwijzingen geven over de controle op de naleving van de voorwaarden die zijn verbonden aan de verlening van de subsidie.

Artikel 23. Financiële verantwoording

  • 1 Titel 9, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of een overeenkomstige bepaling in het recht van het land waar de instelling is gevestigd, is van toepassing op de financiële verantwoording over het activiteitenprogramma en de jaarrekening van de instelling. De term ‘winst- en verliesrekening’ moet in die artikelen worden vervangen door ‘exploitatierekening’. Op deze exploitatierekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening van overeenkomstige toepassing. Bepalingen omtrent winst en verlies zijn van overeenkomstige toepassing op het exploitatiesaldo.

  • 2 Het bestuur kan bepalen dat bepalingen van titel 9 of onderdelen daarvan niet van toepassing zijn op bepaalde subsidieontvangers of categorieën van subsidieontvangers.

  • 3 De jaarrekening omvat de balans en exploitatierekening, en gaat vergezeld van een toelichting op beide.

  • 4 Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen aan de inrichting van de verantwoording.

Artikel 24. Accountantsverklaring

  • 1 Als de subsidie per kalenderjaar meer dan € 125.000 bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht om de financiële verantwoording te voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een overeenkomstige bepaling in het recht van het land waar de instelling is gevestigd.

  • 2 In de verklaring, bedoeld in het eerste lid, doet de accountant een uitspraak over de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger overeenkomstig de controleprotocollen gepubliceerd op de website https://www.stimuleringsfonds.nl/protocollen met gebruikmaking van de daarbij opgenomen modellen voor accountantsverklaringen.

  • 3 Voor het bepalen van de hoogte van het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt gekeken naar de hoogte van het oorspronkelijk toegekende bedrag per kalenderjaar. Als de grens van € 125.000 wordt overschreden door een tussentijdse wijziging van het subsidiebedrag, als bedoeld in artikel 16, is geen accountantsverklaring nodig.

  • 4 Als een wijziging van het subsidiebedrag zodanig is dat het bestuur een accountantsverklaring noodzakelijk acht, zal de subsidieontvanger hierop terstond van op de hoogte worden gebracht.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 25. Bezwaar

Een belanghebbende kan bezwaar maken tegen een besluit van het bestuur dat wordt genomen op grond van deze regeling door een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuur. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt 6 weken. De termijn vangt aan op de dag nadat het besluit bekend is gemaakt. De procedure voor bezwaren is gepubliceerd op de website www.stimuleringsfonds.nl.

Artikel 26. Bescherming persoonsgegevens

Het bestuur verstrekt geen vertrouwelijke informatie over een aanvraag aan derden. Het gaat hier om bedrijfs- en fabricagegegevens die door een aanvrager vertrouwelijk aan het fonds zijn medegedeeld en om persoonsgegevens als bedoeld in de artikelen 22 tot en met 33 van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming, tenzij de verstrekking voortvloeit uit een wettelijke verplichting dan wel kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

Uitgezonderd hiervan is het advies van de adviescommissie. Het fonds zal dit advies actief openbaar maken via de website www.stimuleringsfonds.nl.

Artikel 27. Hardheidsclausule

Het bestuur kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van de belanghebbende van bepalingen in deze regeling afwijken als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28. Inwerkingtreding en expiratie

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Als de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst, op een latere datum verschijnt, treedt zij in werking op de tweede dag na verschijning van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 juli 2024.

  • 3 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de afwikkeling van de op basis van deze regeling verleende subsidies.

Artikel 29. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Activiteitenprogramma’s creatieve industrie

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie,

S. Groeneveld

directeur-bestuurder