Bijlage 1. bij de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer
2023
MODELSTATUTEN
Naam en zetel
Artikel 1
1.1. De stichting draagt de naam: Stichting ter ondersteuning Tweede Kamer [fractie/groep].
1.2. Zij heeft haar zetel in de gemeente 's-Gravenhage.
Doel
Artikel 2
2.1. De stichting heeft – met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 – ten doel:
-
a. het in dienst nemen van personeelsleden ter ondersteuning van de [Tweede Kamerfractie
of Tweede Kamergroep] (de Fractie), zowel op het organisatorisch-, beleids- en administratief gebied. Met Tweede Kamerfractie
wordt in deze statuten bedoeld een fractie als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid en tweede lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal (Reglement van Orde). Met Tweede Kamergroep wordt in deze statuten bedoeld een groep als bedoeld in artikel 5.2 van het Reglement van Orde;
-
b. het verwerven van apparatuur die noodzakelijk zijn ter ondersteuning van het functioneren
van de Fractie en de onder a. genoemde personeelsleden;
-
c. het vaststellen van salarissen en andere arbeidsvoorwaarden voor de onder a. genoemde
personeelsleden; en voorts al hetgeen daarmee verband houdt of daaraan bevorderlijk
kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
Vermogen
Artikel 3
3.1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:
-
a. bijdragen van de Staat, waaronder de bijdrage, bedoeld in artikel 1 van de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023 (de
Regeling), welke bijdrage is bestemd ter dekking van de personele en materiële kosten van
de Fractie in een kalenderjaar, met als doel het functioneren van de Fractie te bevorderen
door de Fractie in staat te stellen de daarvoor naar het redelijk oordeel van het
bestuur van de stichting noodzakelijke activiteiten te ontplooien, medewerkers aan
te stellen en de daarmee gemoeide kosten te laten bekostigen door de stichting;
-
b. hetgeen wordt verkregen door erfstellingen en legaten, met dien verstande dat erfstellingen
niet anders kunnen worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving;
-
c. andere baten, met dien verstande dat de stichting geen actieve handelingen zal verrichten
dan wel activiteiten zal ontplooien die (mede) ten doel hebben haar vermogen te doen
toenemen.
3.2. Het vermogen van de stichting mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:
-
a. kosten waarvoor de leden van de Fractie een vergoeding (kunnen) ontvangen ingevolge
de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer;
-
b. kosten waarvoor politieke partijen een vergoeding (kunnen) ontvangen ingevolge de
Wet financiering politieke partijen;
-
c. betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen anders
dan een stichting, als bedoeld in artikel 1 van de Regeling, of natuurlijke personen anders dan de bestuurders of medewerkers
van de stichting, met uitzondering van betalingen ter vergoeding van diensten of goederen
geleverd ten behoeve van de Fractie op basis van een gespecificeerde en marktconforme
declaratie; of
-
d. giften, met uitzondering van giften mogelijk in het kader van de Regeling.
Bestuur: samenstelling, benoeming en defungeren
Artikel 4
4.1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen
aantal van ten minste drie (3) natuurlijke personen. In ontstane vacatures wordt zo
spoedig mogelijk voorzien.
4.2. Tot bestuurder kunnen slechts worden benoemd leden van de Fractie. Het Presidium,
bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van het Reglement van Orde (het Presidium), kan voor iedere afzonderlijke benoeming ontheffing verlenen van deze kwaliteitseis.
Deze ontheffing wordt in elk geval verleend indien de Fractie uit minder dan drie
(3) leden bestaat.
4.3. Indien het Presidium ontheffing verleent van de kwaliteitseis, bedoeld in artikel
4.2, dan geldt dat:
-
a. als bestuurder van de stichting niet kunnen worden benoemd de echtgeno(o)t(e), geregistreerd
partner en/of bloed- en aanverwant tot en met de vierde graad van een van de bestuurders.
Onder echtgenoot wordt voor de toepassing van dit artikel 4.3 onder a. ook verstaan
de ongehuwde persoon waarmee een bestuurder een notarieel samenlevingscontract is
aangegaan, dan wel, met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie
Personen (BRP); en
-
b. een beoogd bestuurder, niet zijnde een lid van de Fractie, slechts benoemd kan worden
indien hij/zij aan het Presidium een verklaring omtrent het gedrag overlegt als bedoeld
in artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, zonder welke verklaring de beoogd bestuurder niet kan worden benoemd.
4.4. De bestuurders worden – met inachtneming van artikel 4.2 en, voor zover toepasselijk,
artikel 4.3 – benoemd door het bestuur.
4.5. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester
aan, dan wel in de plaats van de beide laatsten een secretaris-penningmeester.
4.6. Bestuurders worden benoemd voor de tijd van ten hoogste vier (4) jaren en treden
af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster van aftreden; een volgens
het rooster aftredende bestuurder is onmiddellijk herbenoembaar. De in een tussentijdse
vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene
in wiens vacature hij werd benoemd.
4.7. Een bestuurder defungeert:
-
a. door zijn overlijden;
-
b. doordat hij failliet wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt of verzoekt
om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet, dan wel een daaraan gelijk te stellen wettelijke regeling naar buitenlands recht
die op de betreffende bestuurder van toepassing is;
-
c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn
vermogen verliest;
-
d. door zijn vrijwillig aftreden, al dan niet volgens het in artikel 4.6 bedoelde rooster;
-
e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;
-
f. door zijn ontslag, verleend door het bestuur om gewichtige redenen;
-
g. doordat hij geen lid meer is van de Fractie, anders dan doordat de Fractie ophoudt
te bestaan; of
-
h. door het niet langer voldoen aan de in artikel 4.3 onder a. gestelde kwaliteit.
4.8. De bestuurder van wie het ontslag, bedoeld in artikel 4.7 onder f., aan de orde
is, dient voor het te nemen besluit tot ontslag gehoord te worden.
4.9. Een besluit tot ontslag als bedoeld in artikel 4.7 onder f. behoeft ten minste
twee derden (2/3) van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van het bestuur waarin
ten minste twee derden (2/3) van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Is
in een vergadering van het bestuur niet ten minste twee derden (2/3) van de bestuurders
aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt een tweede (2e) vergadering bijeengeroepen,
te houden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste (1e)
vergadering, in welke tweede (2e) vergadering rechtsgeldig omtrent dit ontslag kan
worden besloten met een meerderheid van ten minste twee derden (2/3) van de uitgebrachte
stemmen, mits in deze vergadering ten minste de helft van de bestuurders aanwezig
of vertegenwoordigd is. Bij de oproeping tot de tweede (2e) vergadering moet worden
vermeld dat en waarom een besluit tot dit ontslag kan worden genomen in een vergadering
waarin slechts de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd behoeft te
zijn. Het bepaalde in artikel 8.4, tweede volzin, is op een besluit tot ontslag als
bedoeld in artikel 4.7 onder f. niet van toepassing.
4.10. In geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders, berust het bestuur
tijdelijk bij de overblijvende bestuurders, met dien verstande dat indien er slechts
twee (2) bestuurders in functie zijn het bestuur niet bevoegd is tot het nemen van
een besluit tot ontslag als bedoeld in artikel 4.7 onder f. In geval van ontstentenis
of belet van alle bestuurders of de enig bestuurder, berust het bestuur tijdelijk
bij een of meer door het Presidium – voor zover mogelijk in overleg met de Fractie
– aan te wijzen personen.
4.11. Bestuurders melden nevenfuncties vooraf aan het bestuur. Minimaal jaarlijks
worden de nevenfuncties in het bestuur besproken.
Bestuur: taak en bevoegdheden
Artikel 5
5.1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van
hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar
verbonden organisatie. De bestuurders zullen zich in hun handelen, nalaten daaronder
begrepen, mede laten leiden door de van tijd tot tijd geldende Regeling.
5.2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot
verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van
overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt,
zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van
een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen.
5.3. Bestuurders ontvangen voor de door hen in die hoedanigheid voor de stichting
verrichte werkzaamheden geen beloning, middellijk noch onmiddellijk. Onder beloning
wordt niet verstaan:
-
a. een redelijke, niet bovenmatige vergoeding voor de ten behoeve van de stichting gemaakte
kosten;
-
b. een niet bovenmatig vacatiegeld, met dien verstande dat bestuurders die tevens lid
zijn van de Fractie geen recht hebben op een vacatiegeld.
Bestuur: vertegenwoordiging
Artikel 6
6.1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
6.2. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan de voorzitter tezamen
met de secretaris of de penningmeester dan wel, indien beide laatstbedoelde functies
in één (1) persoon zijn verenigd, tezamen met de secretaris-penningmeester.
6.3. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan één (1) of meer bestuurders,
alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Bestuur: vergaderingen
Artikel 7
7.1. Vergaderingen van het bestuur worden gehouden zo dikwijls de voorzitter of ten
minste twee (2) van de overige bestuurders een vergadering bijeenroepen, doch ten
minste eenmaal per jaar.
7.2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur geschiedt schriftelijk
door de in artikel 7.1 bedoelde personen, dan wel namens deze door de secretaris van
het bestuur op een termijn van ten minste zeven (7) dagen, onder opgave van de te
behandelen onderwerpen.
7.3. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden ter plaatse binnen Nederland,
te bepalen door degene die de vergadering bijeenriep dan wel deed bijeenroepen. Indien
werd gehandeld in strijd met het hiervoor in dit lid bepaalde, kan het bestuur niettemin
rechtsgeldige besluiten nemen, mits de ter vergadering afwezige bestuurders vóór het
tijdstip van de vergadering schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming
te verzetten.
7.4. Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de bestuurders en degenen
die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.
7.5. Een bestuurder is bevoegd zich ter vergadering te doen vertegenwoordigen door
een medebestuurder. De volmacht hiertoe dient schriftelijk te zijn verleend. Aan de
eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch
is vastgelegd. De volmacht tot vertegenwoordiging werkt niet privatief. Een bestuurder
kan slechts één (1) medebestuurder ter vergadering vertegenwoordigen.
7.6. Vergaderingen kunnen voorts op afstand worden gehouden met toepassing van elektronische
communicatiemiddelen waaronder begrepen een conference call of een videoconferentie,
mits iedere bestuurder via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd,
rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering en kan deelnemen
aan de beraadslaging.
7.7. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet
de vergadering zelf in haar leiding; tot dat ogenblik wordt het voorzitterschap waargenomen
door de ter vergadering aanwezige bestuurder die het langst als zodanig fungeert.
Bestuur: besluitvorming
Artikel 8
8.1. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de
vergadering worden gehouden, met dien verstande dat op verzoek van een of meer bestuurders
stemmingen over personen schriftelijk geschieden.
8.2. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden
alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte
stemmen.
8.3. Iedere bestuurder is bevoegd tot het uitbrengen van één (1) stem. Blanco stemmen
worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen over zaken is het
voorstel verworpen. Staken de stemmen bij verkiezing van personen, dan beslist het
lot. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee (2) personen door niemand van hen
een volstrekte meerderheid is verkregen, wordt herstemd tussen de twee (2) personen
die het grootste aantal stemmen kregen, zo nodig na tussenstemming.
8.4. Tenzij in deze statuten anders wordt bepaald, kan het bestuur slechts geldige
besluiten nemen in een vergadering waarin ten minste de helft van de bestuurders aanwezig
of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering minder dan de helft van de bestuurders
aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt een tweede (2e) vergadering bijeengeroepen,
te houden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste (1e)
vergadering, in welke tweede (2e) vergadering ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde
bestuurders rechtsgeldig kan worden besloten omtrent de onderwerpen welke in de eerste
(1e) vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij
ontbreken van het quorum niet kon worden besloten. Bij de oproeping tot de tweede
(2e) vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen
onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
8.5. Het door de voorzitter van de vergadering ter vergadering uitgesproken oordeel
omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud
van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd
voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de
juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid
van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk
geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming
vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
8.6. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden door de secretaris
of door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen
gehouden. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering
en worden ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist van die vergadering
ondertekend.
8.7. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits
alle bestuurders in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en zij allen
schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen deze wijze van besluitvorming te verzetten.
Een besluit is alsdan genomen zodra de vereiste meerderheid van alle bestuurders zich
schriftelijk vóór het voorstel heeft verklaard. Van een buiten vergadering genomen
besluit wordt door de secretaris van het bestuur een relaas opgemaakt, dat in de eerstvolgende
vergadering wordt vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist
van die vergadering wordt ondertekend. Het aldus vastgestelde relaas wordt tezamen
met de in de eerste zin van artikel 8.7 bedoelde stukken bij de notulen gevoegd.
8.8. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien
hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met
het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. Deze bestuurder
wordt niet meegerekend bij de bepaling van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde
bestuurders met betrekking tot het desbetreffende bestuursbesluit.
8.9. Wanneer op grond van het bepaalde in de eerste volzin van artikel 8.8 geen enkele
bestuurder aan de beraadslaging en besluitvorming kan deelnemen, wordt het besluit
alsnog genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen
die aan het besluit ten grondslag liggen. In dat geval is de tweede volzin van artikel
8.8 niet van toepassing.
Egalisatiereserve: Uitkeringenregister
Artikel 9
9.1. Het bestuur is verplicht een egalisatiereserve te vormen met inachtneming van
het bepaalde in de Regeling.
9.2. Een uit de balans en de staat van baten en lasten van de stichting blijkend positief
dan wel negatief exploitatieresultaat komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste
van de egalisatiereserve.
9.3. De eventueel van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve
toegevoegd. Eventueel verschuldigde rente wordt ten laste van de egalisatiereserve
gebracht.
9.4. De egalisatiereserve mag niet het bedrag overschrijden zoals opgenomen in de
Regeling. Bij een overschrijding als bedoeld in de vorige volzin, is de stichting
het verschil verschuldigd aan de Staat.
9.5. De egalisatiereserve wordt aangehouden bij een te goeder naam en faam bekend
staande bancaire of financiële instelling met een vergunning van De Nederlandsche
Bank N.V. en dient vrij opneembaar te zijn.
9.6. Het bestuur houdt een register bij waarin de namen en adressen van alle personen
worden opgenomen aan wie een uitkering is gedaan die niet meer bedraagt dan vijfentwintig
procent (25%) van het voor uitkering vatbare bedrag in een bepaald boekjaar, alsmede
het bedrag van de uitkering en de datum waarop deze uitkering is gedaan.
Boekjaar en jaarstukken
Artikel 10
10.1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
10.2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles
betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit
deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende
boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit
te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
10.3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het
boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting, inclusief de
toelichting daarop, te maken en op papier te stellen. Het bestuur zal, alvorens tot
de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten over te gaan, deze stukken,
inclusief de toelichting daarop, doen onderzoeken door een registeraccountant of een
accountant-administratieconsulent in de zin van artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die is aangewezen door het bestuur. Deze deskundige brengt omtrent zijn onderzoek
verslag uit aan het bestuur en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een controleverklaring.
De balans en de staat van baten en lasten, inclusief de toelichting daarop, en de
controleverklaring voldoen in elk geval aan het hieromtrent bepaalde in de Regeling.
Bij de aanstelling van voormelde registeraccountant of accountant-administratieconsulent
door het bestuur bedingt het bestuur dat de accountant aan de Auditdienst Rijk, bedoeld
in artikel 1.1 van de Comptabiliteitswet 2016, alle informatie verschaft die hij verlangt en voor de uitoefening van zijn controlewerkzaamheden
nodig acht.
10.4. Na vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten door het bestuur
worden deze stukken, inclusief de toelichting daarop, door het bestuur, vergezeld
van het verslag van de accountant en de controleverklaring, toegezonden aan het Presidium.
10.5. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden
en andere gegevensdragers gedurende zeven (7) jaar te bewaren.
Reglementen
Artikel 11
11.1. Het bestuur is bevoegd reglementen, waarin nadere regels worden gegeven over
het functioneren van de stichting en haar bestuur, vast te stellen, te wijzigen of
op te heffen.
11.2. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van reglementen is het bepaalde in
artikel 12.2 en artikel 12.3, van overeenkomstige toepassing.
Statutenwijziging
Artikel 12
12.1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen. Het besluit tot statutenwijziging
is onderworpen aan de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Fractie en van
het Presidium.
12.2. Een besluit van het bestuur tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van
twee derden (2/3) van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van het bestuur waarin
ten minste twee derden (2/3) van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Is
in een vergadering van het bestuur waarin een besluit tot statutenwijziging aan de
orde is voormeld quorum niet aanwezig, dan wordt een tweede (2e) vergadering bijeengeroepen,
te houden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste (1e)
vergadering, in welke tweede (2e) vergadering rechtsgeldig kan worden besloten met
een meerderheid van twee derden (2/3) van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering
ten minste de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Bij de oproeping
tot de tweede (2e) vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit tot statutenwijziging
kan worden genomen in een vergadering waarin slechts de helft van de bestuurders aanwezig
of vertegenwoordigd behoeft te zijn. Het bepaalde in artikel 8.4, tweede volzin, is
op een besluit tot statutenwijziging niet van toepassing.
12.3. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging
zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift
van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij
de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval
ten minste twee (2) weken.
12.4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte
is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd deze akte te doen verlijden.
12.5. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de
gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
Ontbinding en vereffening
Artikel 13
13.1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden, met dien verstande dat in
geval de Fractie ophoudt te bestaan ook het Presidium bevoegd is tot ontbinding van
de stichting te besluiten, in welk geval – in afwijking van artikel 13.3 – het Presidium
de vereffenaars van het vermogen van de stichting benoemt.
13.2. Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in artikel 12.1,
artikel 12.2 en artikel 12.3, eerste volzin en derde volzin, van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat de goedkeuring van de Fractie niet is vereist indien deze heeft
opgehouden te bestaan.
13.3. Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd, worden de bestuurders
vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting.
13.4. De vereffenaars doen aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding alsmede
van hun optreden als zodanig en van de gegevens over henzelf die van een bestuurder
worden verlangd.
13.5. Het overschot na vereffening komt toe aan de Staat. In het besluit tot ontbinding
wordt tevens aangewezen een bewaarder voor de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers
van de ontbonden stichting.
13.6. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening
van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze
statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan,
moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden "in liquidatie".
13.7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers
van de ontbonden stichting gedurende zeven (7) jaren nadat de stichting heeft opgehouden
te bestaan onder berusting van de in het ontbindingsbesluit aangewezen bewaarder.
Slotbepaling
Artikel 14
14.1. Voor de eerste maal wordt het bestuur bij deze akte benoemd.
14.2. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op **.
[Dit artikel 14 opnemen bij oprichting van de stichting. Als eerste boekjaar een kort
boekjaar opnemen.]
EINDE STATUTEN
Bijlage 2. bij de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer
2023
Controleprotocol
Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023 (de Regeling)
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten
De Regeling is met ingang van 4 juli 2023 in werking getreden. De Regeling is van
toepassing vanaf het verantwoordingsjaar 2023.
Bij het opstellen van dit controleprotocol is rekening gehouden met de schrijfwijzer
accountantsprotocollen, opgesteld door de werkgroep Controleprotocollen (de COPRO ) van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. De COPRO bestaat
uit vertegenwoordigers van openbare accountantskantoren en de Auditdienst Rijk.
Doelstelling
De doelstelling van de Regeling is dat de stichting (Ontvanger) een bijdrage (i.e.
financiële middelen) ontvangt van de Tweede Kamer (Verstrekker) ter dekking van kosten
of uitgaven van personele en materiële aard, met als doel het functioneren van de
bij de stichting behorende fractie of groep te bevorderen.
Het bestuur van een stichting dient voor 1 juli van elk kalenderjaar bij het Presidium
(i.e. de Stafdienst Financieel-Economische Zaken van de Tweede Kamer) een door het
bestuur van de stichting ondertekende verantwoording in. De bij het Presidium in te
dienen verantwoording van de stichting dient (i) overeenkomstig het verantwoordingsmodel
en de statuten van de betreffende stichting te zijn opgesteld, (ii) overeenkomstig
dit controleprotocol door de accountant te zijn onderzocht en (iii) van een controleverklaring
te zijn voorzien. Het bestuur van de stichting dient dit controleprotocol en het verantwoordingsmodel
aan de accountant ter beschikking te stellen. Het Presidium dient vervolgens voor 1 november van elk kalenderjaar de definitieve
bijdrage van een stichting over het voorgaande jaar vast te stellen en de door het
bestuur van de stichting ingediende verantwoording goed te keuren.
De doelstelling van de controleverklaring van de accountant is het verschaffen van
zekerheid bij de verantwoording dat de verantwoording in alle van materieel belang
zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de Regeling, waaronder begrepen
het in hoofdstuk 2 van het controleprotocol opgenomen referentiekader, op basis waarvan het Presidium de bijdrage definitief kan vaststellen.
Definities
Tenzij anders in dit controleprotocol is bepaald, hebben termen, woorden en uitdrukkingen
die in dit controleprotocol worden gebruikt, de betekenis die daaraan wordt gegeven
in artikel 1 van de Regeling (Definities). Hieronder wordt in aanvulling op de definities uit de Regeling voor een aantal
begrippen een definitie gegeven.
-
1.
Verstrekker; de Tweede Kamer, als gedefinieerd in artikel 1 van de Regeling.
-
2.
Ontvanger; De stichting, als gedefinieerd in artikel 1 van de Regeling.
Procedure
Het proces van het opstellen van de verantwoording tot het aanbieden daarvan aan het
Presidium en termijnen die daarbij worden gehanteerd zijn;
-
1. het bestuur van de stichting maakt jaarlijks voor 1 juli van elk kalenderjaar een
verantwoording, overeenkomstig het verantwoordingsmodel en de statuten van de betreffende
stichting, op over het voorgaande kalender- (tevens boek-)jaar;
-
2. de accountant controleert de door het bestuur opgemaakte verantwoording, in overeenstemming
met Nederlands recht, waaronder de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), de Nederlandse controlestandaarden (in het bijzonder Standaard 805) en dit
controleprotocol, en stelt een controleverklaring op;
-
3. het bestuur van de stichting dient, voor 1 juli van elk kalenderjaar, de verantwoording
in bij het Presidium (i.e. de Stafdienst Financieel-Economische Zaken van de Tweede Kamer). Deze verantwoording
dient (i) door alle bestuursleden van de stichting te zijn ondertekend, (ii) overeenkomstig
het verantwoordingsmodel en de statuten van de betreffende stichting te zijn opgesteld,
(iii) overeenkomstig het controleprotocol door de accountant zijn onderzocht en (iv)
van een controleverklaring te zijn voorzien;
-
4. het Presidium dient, op basis van de door het bestuur van de stichting ingediende
verantwoording, de controleverklaring en het advies van het hoofd van de Stafdienst
Financieel-Economische Zaken van de Tweede Kamer, voor 1 november van elk kalenderjaar
de verantwoording goed te keuren en de definitieve bijdrage aan de stichting vast
te stellen;
-
5. het Presidium zendt, na vaststelling van de definitieve bijdrage, de door het bestuur
van de stichting opgestelde en ondertekende verantwoording, voorzien van de goedkeurende
controleverklaring, aan de Tweede Kamer.Hierdoor worden deze stukken openbaar.
Communicatie en contactpersonen
De Griffier is namens het Presidium verantwoordelijk voor de uitvoering van de Regeling. In materiële zin is de Stafdienst Financieel-Economische Zaken van de Tweede Kamer,
team Business Control, belast met de uitvoering van de Regeling.
Dat betekent dat informatie over de Regeling, het normenkader, de procedure, het aanleveren
van documenten (verantwoording en controleverklaring), et cetera is in te winnen bij;
de Stafdienst Financieel-Economische Zaken, team Business Control, via het volgende
mailadres: bc@tweedekamer.nl
Hoofdstuk 2 Aanpak onderzoek
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal aandachtspunten bij de controle, de
relevante wet- en regelgeving, de toleranties en foutdefinities die voor het onderzoek
van de accountant gelden.
Controleaanpak
De accountant voert zijn controlewerkzaamheden uit in overeenstemming met Nederlands
recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden (in het bijzonder Standaard 805)
en dit accountantsprotocol. De accountant is zelfstandig verantwoordelijk voor het
plannen en uitvoeren van voldoende controlewerkzaamheden ter verkrijging van voldoende
en geschikte controle-informatie ter onderbouwing van zijn oordeel over de verantwoording;
Tweede Kamer geeft in dit controleprotocol alleen een aantal aandachtspunten mee voor
de controle. De bijdrage die de stichting ontvangt heeft als doel het functioneren
van de bij de stichting behorende fractie of groep te bevorderen en dient ter dekking
van personele en materiële kosten of uitgaven conform de bestemming, bedoeld in artikel 4 van de Regeling en artikel 3 van de modelstatuten. Voor een nadere uitleg over het begrip “het functioneren van
de fractie of groep te bevorderen” en het normenkader, wordt verwezen naar de toelichting
bij de Regeling.
In dat kader gaat de aandacht uit naar;
-
. kosten die geen relatie hebben met het functioneren van de bij de stichting behorende
fractie of groep;
-
. schuiven van personeel tussen fractie/groep en politieke partij (arbeids-, detacherings-
of inhuurovereenkomst moet aanwezig zijn);
-
. gezamenlijke kosten of uitgaven tussen fractie/groep en partij voornamelijk bij informatieverstrekking
(website, partijblad, et cetera). Duidelijk dient te zijn dat de opgevoerde kosten of uitgaven redelijk en billijk
zijn ten aanzien van het totaal en de rol als fractie of groep daarin;
-
. de voorschriften gericht op het beheer en aanwenden van de trekkingsrechten en/of
de egalisatiereserve;
-
. het normenkader opgenomen in de toelichting bij de Regeling;
-
. het in acht nemen van algemeen aanvaarde normen die in het maatschappelijk verkeer
gelden (representatie, Balkenendenorm, et cetera).
Referentiekader
De relevante wet- en regelgeving is:
(*) Een stichting die voor meer dan 50% van de totale beschikbare middelen wordt gesubsidieerd
door een aanbestedende dienst, wordt zelf ook een aanbestedende dienst (Aanbestedingswet
2012 – artikel 8 lid 2).
De accountant stelt vast dat:
-
. Kosten van de stichting zijn gemaakt in overeenstemming met artikel 4 van de Regeling en de statuten van de betreffende stichting;
-
. Kosten van de stichting zijn besteed conform het doel van de Regeling, zijnde het
functioneren van de bijbehorende fractie of groep te bevorderen;
-
. In de verantwoording geen onkostenvergoedingen, beloningen of andere bijdragen aan
individuele leden van de fractie of groep zijn opgenomen (samenloop met wet schadeloosstelling
leden Tweede Kamer) (voorbeeld: reiskosten van leden van fracties en groepen);
-
. In de verantwoording geen kosten/ bijdragen aan politieke partijen of aan activiteiten
van politieke partijen opgenomen (voorbeeld: verkiezingscampagnes mogen niet bekostigd
worden uit de bijdrage van de stichting);
-
. De accountant stelt vast dat de bijdrage niet besteed is aan:
-
° betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen anders
dan een stichting, of natuurlijke personen anders dan de bestuurders of medewerkers
van een stichting, met uitzondering van betalingen ter vergoeding van diensten of
goederen geleverd ten behoeve van de fractie of groep op basis van een gespecificeerde
en marktconforme declaratie; of
-
° giften, met uitzondering van giften mogelijk in het kader van de Regeling (bijvoorbeeld
als gevolg van een afscheiding, deling, samenvoeging, splitsing, of ophouden te bestaan
van de bij de stichting behorende fractie of groep).
-
. De accountant stelt vast dat de bepalingen inzake de egalisatiereserve zijn nageleefd:
-
° de reserve wordt aangehouden in de vorm van vrij opneembare tegoeden bij een door
De Nederlandsche Bank N.V. erkende bancaire of financiële instelling. De financiële
middelen moeten direct inzetbaar zijn en mogen dus niet meerjarig vastzitten in bijvoorbeeld
obligaties; en
-
° de hoogte van de egalisatiereserve lager of gelijk is aan € 5.000.000;
-
. De accountant stelt vast dat de bepalingen inzake de trekkingsrechten zijn nageleefd
(er worden geen nieuwe trekkingsrechten meer opgebouwd);
-
. De accountant stelt vast dat ingeval sprake is van een aanbestedende dienst, de bepalingen
van de aanbestedingswet 2012 zijn nageleefd;
-
. Bepalingen ingeval van splitsing, samenvoeging, afscheiding, op houden te bestaan
als gevolg van verkiezingen, zijn nageleefd;
-
. De accountant stelt de juistheid en volledigheid vast van de in de verantwoording
opgenomen giften;
-
. De accountant stelt de juistheid en volledigheid vast van de in de verantwoording
opgenomen schulden per balansdatum van het verantwoordingsjaar.
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid
De controle behoort zodanig te worden ingepland en uitgevoerd dat een redelijke mate
van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen afwijkingen (fouten) van
materieel belang bevat. Indien laatstgenoemd begrip voor het gebruik van statistische
technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid
van 95%.
Een goedkeurende controleverklaring impliceert dat, gegeven de eerdergenoemde betrouwbaarheid,
in de verantwoording geen afwijkingen (fouten) en in de controle geen onzekerheden
voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties. Het referentiekader
is opgenomen in hoofdstuk 2 van dit controleprotocol.
Het totaalbedrag van de kosten van de stichting volgens de verantwoording over het
betreffende kalenderjaar, vormt de omvangsbasis waarop de toleranties van onderstaande
tabel moeten worden toegepast. Voor de strekking van de controleverklaring gelden
de volgende toleranties:
Materialiteitstabel
|
|
Controleverklaring
|
|
Goedkeurende controleverklaring
|
Verklaring met beperking
|
Oordeelonthouding/Afkeurende controleverklaring
|
Fouten in het financieel verslag en onzekerheden in de controle
|
≤ 2%
|
> 2% en ≤ 4%
|
> 4%
|
Indien de accountant zowel fouten in de verantwoording als onzekerheden in de controle
aantreft, dan weegt hij deze bij zijn oordeelsvorming altijd in onderlinge samenhang.
-
. Van fouten in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat de verantwoording onjuistheden bevat omdat deze niet voldoen
aan de normen van het in de Regeling bedoelde referentiekader. Fouten worden in absolute
zin opgevat. Salderen van fouten is daarom niet toegestaan.
-
. Van een onzekerheid in de controle is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om posten in de verantwoording als goed of fout aan te merken. Kortom,
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de normen van het referentiekader.
Omgaan met geconstateerde fouten
Voor fouten die worden geconstateerd tijdens de controle geldt dat deze, voor zover
dat mogelijk is, worden gecorrigeerd.
Hoofdstuk 3 Controleverklaring
Conform de bepalingen in de Regeling en de basisgedachte die ten grondslag ligt aan
het anders inrichten van de controle, verwacht het Presidium een controleverklaring
die voldoet aan de standaard NV COS 805. Hiertoe is een model van de controleverklaring
opgesteld, die als bijlage bij dit controleprotocol is gevoegd.
Zoals bij de doelstelling van dit controleprotocol in hoofdstuk 1 is aangegeven, omvat
de controleverklaring niet alleen een oordeel of de verantwoording in alle van materieel
belang zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de Regeling, maar ook een
oordeel over (i) de rechtmatige besteding door de stichting van de ontvangen bijdrage,
(ii) de juistheid van de stand van de egalisatiereserve van de stichting en (iii)
de volledigheid van zowel schulden van EUR 25.000 of meer (berekend per crediteur)
als van giften van EUR 4.500 of meer (berekend per schenker/gever). Deze zaken worden
expliciet benoemd in de controleverklaring, opdat het oordeel van de accountant helder
is.
Hoofdstuk 4 Beheer en Vaststellen controleprotocol
Dit controleprotocol is opgesteld door de Stafdienst Financieel-Economische Zaken
en vastgesteld door de Tweede Kamer.
Het controleprotocol geldt sinds de controle van de verantwoording over boekjaar 2023.
Het Presidium is bevoegd tot wijziging van dit controleprotocol (en het verantwoordingsmodel). Het Presidium deelt iedere wijziging van dit controleprotocol (of verantwoordingsmodel
mee) aan de Tweede Kamer.
Model controleverklaring bij de verantwoording van de Regeling financiële ondersteuning
fracties Tweede Kamer
Aan het bestuur van
Stichting <naam>
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT
Ons oordeel
Wij hebben de bijgevoegde verantwoording over boekjaar 202[*] van Stichting <naam>
(hierna: de Stichting) te Den Haag (hierna: de verantwoording) in het kader van de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede
Kamer 2023 (hierna: de Regeling) gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
-
. is de verantwoording in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming
met de relevante wet- en regelgeving zoals opgenomen in het referentiekader zoals
opgenomen in hoofdstuk 2 van het controleprotocol, bedoeld in bijlage 2 bij de Regeling
(hierna: het controleprotocol); en
-
. zijn de in de verantwoording verantwoorde baten en lasten over boekjaar 202[*], de
balansmutaties en de mutaties in de egalisatiereserve <en de trekkingsrechten – indien
van toepassing> in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand
gekomen in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen,
zoals opgenomen in het referentiekader in hoofdstuk 2 van het controleprotocol.
De verantwoording bestaat uit:
-
1. de balans per 31 december 202[*];
-
2. de staat van baten en lasten fractie- of groepskosten 202[*];
-
3. overzicht giften van € 4.500 of meer (berekend per schenker/gever);
-
4. overzicht schulden van € 25.000 of meer (berekend per crediteur) per 31 december 202[*];
en
-
5. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden en hoofdstuk 2 van het controleprotocol vallen. Onze
verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden
voor de controle van de verantwoording’.
Wij zijn onafhankelijk van de Stichting zoals vereist in de Verordening inzake de
onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de
opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan
aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Benadrukking van de basis voor financiële verslaggeving en beperking in gebruik
Wij vestigen de aandacht op de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen
voor financiële verslaggeving en de keuzes die het bestuur van de Stichting (hierna:
het Bestuur) daarbij heeft gemaakt. De verantwoording is opgesteld door de Stichting voor het
Presidium, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het Presidium) met als doel de Stichting in staat te stellen te voldoen aan artikel 14 van de Regeling. Hierdoor is de verantwoording mogelijk niet geschikt voor een ander
doel. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor het Bestuur en
voor het Presidium en dient niet te worden gebruikt door anderen. Ons oordeel is niet
aangepast als gevolg van deze aangelegenheid.
Verantwoordelijkheden van het Bestuur voor de verantwoording
Het Bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de verantwoording in overeenstemming
met de de relevante wet- en regelgeving zoals opgenomen in het in hoofdstuk 2 van
het controleprotocol opgenomen referentiekader.
In dit kader is het Bestuur tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing
die het Bestuur noodzakelijk acht om het opstellen van de verantwoording en de naleving
van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fouten of fraude.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de verantwoording
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht
dat wij daarmee voldoende en geschikte controleinformatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze verantwoording
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben, waar
relevant, professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het controleprotocol, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen.
Onze controle bestond onder andere uit:
-
. het identificeren en inschatten van de risico’s;
-
o dat de verantwoording afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten
of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden
en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor
ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet
ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning,
valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk
verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
-
. het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de Stichting;
-
. het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het opstellen
van de verantwoording, en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het
Bestuur en de toelichtingen die daarover in de verantwoording staan.
-
. het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de verantwoording en de
daarin opgenomen toelichtingen; en
-
. het evalueren of de verantwoording de onderliggende transacties en gebeurtenissen
zonder materiële afwijkingen weergeeft.
Wij communiceren met het Bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing
van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren
zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.
<Plaats en datum>
<ONDERTEKENING>