Meerjarige regeling verstrekking specifieke uitkeringen aardbevingsgebied Groningen 2024–2030

[Regeling vervalt per 01-01-2031.]
Geraadpleegd op 27-04-2025.
Geldend van 02-07-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 28 juni 2024, nr. WJZ/ 59343160, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van specifieke uitkeringen aan gemeenten in de provincie Groningen en aan de provincie Groningen ten behoeve van activiteiten die verband houden met de uitvoering van de versterkingsopgave en met maatregelen benoemd in de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire enquête aardgaswinning Groningen (Meerjarige regeling verstrekking specifieke uitkeringen aardbevingsgebied Groningen 2024–2030)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 15a en 15b van de Tijdelijke wet Groningen;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • batch 1.588: door de Nationaal Coördinator Groningen benoemde batch van 1.588 woningen in de gemeenten waarvoor versterkingsadviezen zijn opgesteld;

  • bestuurlijke afspraken: bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 die zijn gemaakt tussen de minister, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en zeven gemeenten in het aardbevingsgebied en de provincie Groningen (Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 830);

  • Erfgoedprogramma: programma van de provincie Groningen, de Nationaal Coördinator Groningen, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de aardbevingsgemeenten waarin deze partijen een gezamenlijk erfgoedbeleid formuleren voor het behouden, versterken en doorontwikkelen van het Gronings erfgoed en de gebiedsidentiteit, zowel tijdens als na uitvoering van schadeherstel en de versterkingsopgave;

  • gemeente: één van de gemeenten, genoemd in artikel 3;

  • Minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • mkb-programma: programma van de provincie Groningen voor ondersteuning van het middel- en kleinbedrijf in het aardbevingsgebied door middel van personele inzet, financiële ondersteuning en het aanbieden van experts die de ondernemer kunnen ontzorgen én helpen bij het bieden van een toekomstperspectief;

  • Nationaal Programma Groningen: Nationaal Programma Groningen als bedoeld in de Bestuursovereenkomst Nationaal Programma Groningen (Kamerstukken II, 2018/19, 33 529, nr. 587, bijlage 1);

  • provincie: de provincie Groningen;

  • uitkeringsperiode: periode van 2024 tot en met 2030;

  • uitvoeringsperiode: de periode genoemd in artikel 2, tweede lid;

  • versterking: versterking van een woning in het kader van het bouwkundig versterkingsprogramma als gevolg van de gaswinning Groningerveld;

  • versterkingsopgave: het bouwkundig versterkingsprogramma als gevolg van de gaswinning Groningerveld.

Artikel 2. Activiteiten waarvoor een uitkering wordt verstrekt

  • 1 De minister kan een specifieke uitkering verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a. activiteiten die gericht zijn op de verbetering van de sociale cohesie, door middel van het maken en uitvoeren van afspraken die voor dat doel zijn gemaakt en het oplossen van knelpunten in de versterkingsopgave en schadeafhandeling;

    • b. activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van leefbaarheid en wijkontwikkeling;

    • c. activiteiten die gericht zijn op ruimtelijke inpassingen in de openbare ruimte in verband met de versterkingsopgave;

    • d. activiteiten in het kader van het versterken van gebouwen in de batch 1.588;

    • e. personele inzet en organisatiekosten gerelateerd aan de uitvoering van de versterkingsopgave, de schadeafhandeling en het bieden van perspectief;

    • f. activiteiten in het kader van voortzetting van het mkb-programma;

    • g. activiteiten in het kader van voortzetting van het Erfgoedprogramma;

    • h. activiteiten gericht op het wegnemen van psychosociale en sociaaleconomische knelpunten in de versterkingsopgave en de schadeafhandeling;

    • i. activiteiten die gericht zijn op het bieden van sociale en emotionele ondersteuning aan inwoners; en

    • j. activiteiten in het kader van de uitvoering van projecten en werkzaamheden ten behoeve van Nationaal Programma Groningen.

  • 2 De specifieke uitkeringen worden verstrekt voor de uitvoeringsperiode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2032.

Artikel 3. Gemeenten en provincies die een uitkering kunnen aanvragen

De minister kan een specifieke uitkering verstrekken aan:

Artikel 4. Uitkeringsplafond per activiteit

  • 1 Voor de activiteiten, genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt in totaal voor alle gemeenten en de provincie samen een bedrag van € 1.333.900.000, inclusief BTW, beschikbaar gesteld.

  • 3 De minister kan besluiten een gedeelte van het besteedbare bedrag voor de activiteiten genoemd in het tweede lid, onderdeel a, toe te kennen aan het besteedbare bedrag voor de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel h, indien het bedrag voor de activiteiten, genoemd in het tweede lid, onderdeel h, niet volledig toereikend blijkt voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor het is verstrekt. Gemeenten en provincie informeren de minister schriftelijk over de noodzaak hiervan.

Artikel 5. Aanvraag, verdeling en bevoorschotting van de specifieke uitkeringen, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a tot en met i

  • 1 Een gemeente of provincie doet uiterlijk op 1 oktober 2024 eenmalig een aanvraag voor het verstrekken van een specifieke uitkering voor de gehele uitkeringsperiode, voor de activiteiten genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a tot en met i.

  • 2 De gemeenten en provincie bepalen onderling de van toepassing zijnde verdeelsleutel voor de te verstrekken specifieke uitkering per gemeente en provincie, per activiteit genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a tot en met i. Indien de minister een besluit neemt over herverdeling van gelden, als bedoeld in artikel 4, derde lid, dan bepalen de gemeenten en provincie opnieuw de hoogte en verdeling van de te verstrekken specifieke uitkering voor de onderdelen a en h.

  • 3 De minister kan voorschotten verlenen tot 100% van de te verstrekken specifieke uitkering aan de gemeente of provincie.

  • 4 De bevoorschotting geschiedt in jaarlijkse termijnen gedurende de uitkeringsperiode, waarbij het bedrag van het jaarlijkse voorschot wordt bepaald overeenkomstig het in de aanvraag door de gemeente of provincie aangegeven kasritme.

  • 5 De betaling van het jaarlijkse voorschot vindt plaats uiterlijk in maart van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid vindt de betaling van het voorschot voor 2024 uiterlijk plaats in december 2024.

Artikel 6. Aanvraag, verdeling en bevoorschotting van de specifieke uitkering, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel j

  • 1 Een gemeente of provincie doet in de kalenderjaren 2024 tot en met 2028, hoogstens twee maal per kalenderjaar, uiterlijk op 1 maart respectievelijk 1 oktober, een aanvraag voor het verstrekken van een specifieke uitkering voor de activiteiten genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel j.

  • 2 De minister kan voorschotten verlenen tot 100% van de te verstrekken specifieke uitkering aan de gemeente of provincie.

  • 3 De betaling van de voorschotten vindt plaats uiterlijk op 1 oktober respectievelijk 31 december van het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 7. Aanvraag

Een aanvraag voor een specifieke uitkering bevat in ieder geval:

  • a. de naam en bankgegevens van de gemeente of provincie;

  • b. de contactgegevens van de contactpersoon bij de gemeente of provincie;

  • c. een omschrijving van de activiteiten waarvoor zij wordt aangevraagd;

  • d. een gemotiveerde specificatie van de hoogte van het bedrag dat de gemeente of provincie wenst te ontvangen in de vorm van een specifieke uitkering;

  • e. de datum van de aanvraag;

  • f. indien het een aanvraag voor de specifieke uitkering voor de activiteiten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a tot en met i betreft, tevens:

    • i. de gewenste bevoorschotting op basis van het kasritme, zijnde de gewenste verdeling van de bevoorschotting verdeeld over zeven jaar; en

    • ii. informatie over de verdeelsleutel bedoeld in artikel 5, tweede lid;

  • g. indien het een aanvraag voor de specifieke uitkering voor de activiteiten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel j betreft, tevens:

    • i. een omschrijving van de projecten die met de specifieke uitkering gefinancierd zullen worden, onder voorwaarde dat de desbetreffende projecten zijn goedgekeurd door het Algemeen of Dagelijks Bestuur van Nationaal Programma Groningen; en

    • ii. de gewenste bevoorschotting.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1 De gemeente of provincie besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan de uitvoering van de activiteiten waarvoor deze is verstrekt.

  • 2 De gemeente of provincie mag de specifieke uitkering niet door verstrekken aan medeoverheden.

Artikel 9. Afwijzingsgronden

De minister besluit afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de gemeente of provincie niet zal voldoen aan deze regeling; of

  • b. het aangevraagde bedrag hoger is dan het bedrag waar de desbetreffende gemeente of provincie op basis van de in artikel 5, eerste lid, genoemde verdeelsleutel aanspraak op kan maken.

Artikel 10. Informatievoorziening na verlening

  • 1 De gemeente of provincie informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend.

  • 2 De gemeente of provincie verleent op verzoek van de minister medewerking en verstrekt informatie ten behoeve van de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.

  • 3 De gemeente of provincie doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig, of niet geheel zal worden voldaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verplichtingen.

Artikel 11. Verantwoording

De gemeente of provincie legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 12. Vaststelling en terugvordering

  • 1 De minister stelt de specifieke uitkering ambtshalve overeenkomstig de verlening vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de minister de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, over de uitvoeringsperiode van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, tenzij:

    • a. Aan het doel waarvoor de specifieke uitkering is verleend, niet of niet volledig is voldaan; of

    • b. Niet is voldaan aan de aan de specifieke uitkering verbonden verplichtingen.

  • 2 Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering in de uitvoeringsperiode niet volledig is besteed aan uitvoeringsactiviteiten waarvoor deze is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.

Artikel 13. Overgangsrecht

De Meerjarige regeling verstrekking specifieke uitkeringen aardbevingsgebied Groningen wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor intrekking van deze regeling zijn verleend.

Artikel 14. Horizonbepaling

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2031, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Meerjarige regeling verstrekking specifieke uitkeringen aardbevingsgebied Groningen 2024–2030.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 juni 2024

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

J.A. Vijlbrief