Art. 240b (oud) en 252 (nieuw) Sr geven geen rangorde aan in strafwaardigheid van de in de strafbepaling genoemde handelingen
die rondom kinderpornografie gepleegd kunnen worden. Er zijn wel wettelijke strafmaatverhogende
omstandigheden die invloed hebben op het strafmaximum:
|
240b (oud) Sr
|
252 (nieuw) Sr
|
Beroep of gewoonte
|
240b lid 2
|
Max. 8 jaar
|
254 lid 1 sub c
|
+ 3 jaar
|
In vereniging
|
248 lid 1
|
+ 1/3e
|
254 lid 1 sub a
|
+ 3 jaar
|
Jegens zijn of aan hem toevertrouwd kind of kwetsbaar kind
|
248 lid 2 en 3
|
+ 1/3e
|
254 lid 1 sub d jo. 245 lid 1 sub a en 245 lid 1 sub b)
|
+ 3 jaar
|
Mogelijk bijkomende straffen zijn daarnaast ontzetting van rechten art. 251 lid 1
(oud) Sr / 254a lid 1 (nieuw) Sr en een beroepsverbod indien feit begaan is in uitoefening van dat beroep (art. 251
lid 2 (oud) Sr en 254a lid 2 (nieuw) Sr)
Structureel/doelbewust
De mate waarin de handelingen structureel en/of doelbewust zijn ondernomen, is een belangrijke factor bij het bepalen van de strafmaat. In beginsel
zijn dit strafverzwarende omstandigheden. Hoe bewuster en structureler de strafbare
feiten gepleegd zijn, des te groter is het verwijt aan verdachte dat hij een bijdrage
heeft geleverd aan het in stand houden van het wereldwijde misbruik van kinderen.
Dit geldt uiteraard in de sterkste mate in zaken waarin de verdachte voor het geleverd
krijgen van het strafbare materiaal of het zelfs ’op bestelling’ laten vervaardigen
ervan, een tegenprestatie heeft geleverd of ervoor heeft betaald. Deze omstandigheden
zijn onder meer af te leiden uit de omgevingen waaruit het materiaal is verkregen
of waarin het is verspreid, de tijd en moeite die verdachte in zijn activiteiten heeft
gestoken, de (gestructureerde) wijze waarop het materiaal door verdachte bewaard is
en de lengte van de pleegperiode. Dit zijn overigens ook de omstandigheden die kunnen
leiden tot het strafmaatverhogende ‘gewoonte maken van’.
Eigen gebruik
Het uitsluitend voor eigen gebruik in bezit hebben van strafbaar materiaal, het verwerven ervan en het zich daartoe toegang verschaffen, kunnen in beginsel tot de “minder zware” handelingen gerekend worden.
Vervaardigen
Het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal kan diverse handelingen omvatten. Van vervaardigen
is al sprake als op geheel vrijwillige basis en binnen een relatie door minderjarigen
erotische opnamen van elkaar worden gemaakt, maar aan het andere eind van het spectrum bevinden zich de zaken waarin een verdachte
zelf een (pleeg-, stief-, oppas-)kind seksueel misbruikt en daar beeldmateriaal van
produceert. Voorts is sprake van het vervaardigen van kinderpornografie als een verdachte
foto’s van kinderhoofdjes op pornografische foto’s (van volwassenen) plakt, realistische
tekeningen of computeranimaties maakt, maar ook als (heimelijk) beeldmateriaal gemaakt
wordt van (naakt) spelende kinderen, met een onmiskenbaar seksuele strekking.
De Nederlandse verdachte die naar het buitenland reist om daar kinderen te misbruiken
en die van dat misbruik visuele weergaven maakt, valt ook onder de categorie “vervaardigers”.
Verspreiden en aanbieden
Het verspreiden en aanbieden van kinderpornografie omvat ook vele varianten en daarmee ook verschillende strafeisen.
Zo maakt iemand zich schuldig aan verspreiding door een (link naar een) enkel bestand
per email of in een chatapp aan een ander persoon te sturen, maar ook door kinderpornografische
bestanden op het internet, waaronder het Darkweb in een chat of op een forum te plaatsen.
Onder verspreiden valt ook het zelf voor commerciële doeleinden een kinderpornografische
website, chat of forum onderhouden of deze bestanden door het gebruik van P2P (“peer
to peer”)-software aan anderen ter beschikking stellen.
Het doelbewust op een openbare chat of forum plaatsen van erotische opnamen van een
voor de verdachte bekend slachtoffer zal tot een hogere strafeis leiden dan het via
P2Psoftware (“peer to peer”) verspreiden van grote hoeveelheden materiaal dat afkomstig
is van commerciële websites. Het plaatsen van nieuw en zelf vervaardigd materiaal
zal ook tot een hogere strafeis leiden dan het verspreiden van reeds bij de opsporing
bekend materiaal.
Bij het bepalen van de strafeis voor het verspreiden en aanbieden spelen derhalve
met name de volgende factoren een rol: de hoeveelheid verspreide bestanden, het aantal
(potentiële) afnemers, de aard van het materiaal en de schade die door de verspreiding
(al dan niet doelbewust) aan slachtoffers is toegebracht.
Het tonen van kinderpornografisch materiaal aan een minderjarige en zo het kind het idee geven
dat dergelijke seksuele handelingen en relaties acceptabel zijn en het kind wellicht
over te halen er zelf aan deel te nemen, is tevens een strafverzwarende omstandigheid. Dit geldt ook voor beelden van seksuele handelingen door/met minderjarigen (al dan
niet door de verdachte zelf geproduceerd), die gebruikt worden om de minderjarige
onder druk te zetten, te bedreigen of te chanteren, bijvoorbeeld om de minderjarige te bewegen meer van dergelijke beelden (van zichzelf)
te (laten) maken.
Aard van de visuele weergaven/leeftijd slachtoffer
Hoe jonger de kinderen op de visuele weergaven zijn, hoe strafwaardiger het over het
algemeen is.
Strafbepalend is ook de seksuele aard van de visuele weergave (was er sprake van strafbare
feiten als seksuele handelingen of seksuele penetratie van het lichaam of bestaat
het materiaal uit erotisch poserende minderjarigen of erotiserend gebruikte houdingen
van de minderjarige?) en – voor zover is of kan worden vastgesteld – de schade die
hierdoor aan de minderjarige is toegebracht, ook in samenhang met de leeftijd van
het kind.
Het “slechts poseren” (al dan niet “vrijwillig”) door een minderjarige in de puberleeftijd
is niet per definitie minder schadelijk dan bijvoorbeeld het plegen van ontuchtige
handelingen met een kind in de peuter- of babyleeftijd. Met name als “poseermateriaal”
openbaar of voor de omgeving van het (via internet) vindbaar verspreid is en derhalve
nooit meer uit de samenleving is te halen, kan de impact en de schade daarvan aan
de betrokken minderjarige bijzonder groot zijn. Bovendien is aan de visuele weergave(n)
zelf niet altijd te zien in welke schadelijke omstandigheden de kinderen verkeerden
toen deze gemaakt werd(en).
Belangrijk is dan ook de mate waarin de verdachte de schade aan het misbruikte kind
voor lief heeft genomen, juist een voorkeur heeft voor een bepaalde vorm van misbruik,
zoals bijvoorbeeld extreem sadistisch materiaal (hurtcore), of leeftijd van de slachtoffers,
of de schade aan het slachtoffer zelf veroorzaakt heeft.
In dit verband dient opgemerkt te worden dat het feit dat in een zaak sprake is van
zogenaamd virtueel materiaal, niet automatisch betekent dat dat tot een lagere strafeis dient te leiden dan in
zaken waarin sprake is van materiaal van een echt kind. Veel van het virtuele materiaal
dat in omloop is geeft de aanschouwer ervan de indruk dat het afgebeelde misbruik
acceptabel is, dat minderjarigen het ook als prettig ervaren, of kan als “lesmateriaal”
beschouwd worden. Bovendien kan niet worden uitgesloten (bijvoorbeeld door deepfake
technieken) of staat soms zelfs vast dat bij de vervaardiging ervan toch een echt
kind betrokken was. Er bestaat nog een andere vorm van virtueel materiaal: materiaal
dat tot stand gekomen is door het combineren van niet kinderpornografische foto’s
van kinderen met ander pornografisch materiaal. Vaak worden hiervoor foto’s van aan
verdachte bekende kinderen gebruikt. Virtuele kinderpornografie is daarom niet per definitie minder schadelijk dan “echt”
film- of fotomateriaal. Ook hier speelt bij het bepalen van de strafeis weer de combinatie
met bovengenoemde factoren: indien de verdachte het virtuele materiaal gebruikt heeft
om of het in bezit/vervaardigd heeft met als doel kinderen te verleiden tot het deelnemen
aan seksuele handelingen of om een slachtoffer al dan niet doelbewust schade toe te
brengen door publicatie ervan, dan geldt dat als een strafverzwarende omstandigheid.
Herkomst of locatie van de visuele weergaven
Voor het verwerven, bezitten of zich toegang verschaffen is ook de herkomst van de
visuele weergaven bepalend voor de straf. Het werkt strafverhogend als een verdachte
het materiaal op bestelling heeft laten vervaardigen, voor het ter beschikking krijgen
ervan een tegenprestatie heeft geleverd of heeft betaald. Dit geldt ook als een verdachte
zich begeven heeft in (internet-)omgevingen waarin het kenbaar was dat daar kinderpornografisch
materiaal verkrijgbaar was, waar voor de toegang ertoe aan bepaalde eisen moest worden
voldaan (bijv. het eerst zelf leveren van een bepaalde hoeveelheid strafbaar materiaal)
of waarvoor de verdachte zich heeft moeten bedienen van codes, wachtwoorden, encryptie
of anderszins beveiligde bestanden of omgevingen, zoals het Darkweb. Hoe meer moeite
verdachte heeft gedaan om aan het materiaal te komen en hoe meer hij zich met duidelijk
kenbare strafbare omgevingen en personen heeft ingelaten, des te hoger zal de strafeis
zijn. Ook de tijd en moeite die verdachte in zijn activiteiten heeft gestoken, de
(gestructureerde) wijze waarop hij het materiaal bewaard heeft en de lengte van de
pleegperiode kunnen strafverhogend werken.
Ook voor het aanbieden en verspreiden van materiaal zijn deze factoren met betrekking
tot de locatie waar het materiaal terecht komt bepalend voor de straf (openbare, niet
als kinderpornografisch kenbare omgeving tegenover een omgeving waarvoor toegangseisen
gelden of waarvan kenbaar is dat er strafbaar materiaal verkrijgbaar is).
De samenhang met de aard van de visuele weergaven, de aan het slachtoffer door de
verspreiding berokkende schade en het motief van de verdachte voor de verspreiding
dient daarin te worden meegewogen.
Aantallen
Gelet op de ontwikkelingen op digitaal en internetgebied en het relatieve gemak waarmee
tegenwoordig in korte tijd bijzonder grote aantallen kinderpornografisch materiaal
kunnen worden gedownload, gekopieerd, opgeslagen en bewaard, is het aantal bij een
verdachte in bezit zijnde visuele weergaven niet een factor die de hoogte van de strafmaat
in belangrijke mate bepaalt. Het aantal visuele weergaven kan wel iets zeggen over
de mate van bewustheid, intensiteit of lange duur waarin de verdachte met het strafbare
materiaal bezig is geweest. In die zin speelt het aantal visuele weergaven zeker een
rol bij het beoordelen van de zaak. In de basisdelicten is daarom een variant opgenomen
indien “slechts” sprake was van een geringe hoeveelheid visuele weergaven.
Ook belangrijk is de relatie tussen het aantal (en soort) visuele weergaven en de
bron/”vindplaats” hiervan: er zijn bijvoorbeeld openbaar toegankelijke internetomgevingen
waarin bijvoorbeeld afbeeldingen in grote series of verzamelingen van relatief “lichter”
kaliber te downloaden zijn, terwijl de verdachte die specifiek geïnteresseerd is in
zwaarder of recenter misbruikmateriaal binnen meer besloten en minder toegankelijke
omgevingen moet opereren en wellicht een kleinere collectie opbouwt. Een “grote” of
een “kleine” collectie is bij de bepaling van de strafwaardigheid van het gedrag dan
ook een relatief begrip.
Pleegperiode/ouderdom van de feiten
Strafbare feiten gepleegd over een langere periode (langer dan drie maanden), dienen
zwaarder aangerekend te worden dan een enkel feit of een feit dat enkele malen in
een kortere periode (minder dan drie maanden) is gepleegd. In beide gevallen kan sprake
zijn van het strafverhogende “maken van een beroep of gewoonte” van het plegen van
kinderpornografie-delicten.
Recidive
Indien sprake is van eenmalige recidive van een soortgelijk (kinderpornografie-)feit,
vindt verhoging van 25% ten opzichte van de eis van het basisdelict plaats.
Verhoging van deze eis met 50% is aan de orde in zaken waarin sprake is van meermalen
recidive van soortgelijke feiten, van andersoortige, ernstiger feiten of van feiten
die gepleegd zijn na de laatste veroordeling en tijdens de proeftijd van het voorwaardelijk
strafdeel van die veroordeling.
Met name het in herhaling vallen tijdens de eerder opgelegde reclasseringsbegeleiding
of gedragskundige behandeling, gericht op het juist voorkómen van deze recidive, is
een strafverzwarende omstandigheid. Indien er sprake is van ernstige recidive bij
het handelen uit beroep of gewoonte is de verhoging 100%.
Persoonlijke omstandigheden
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn belangrijke strafbepalende factoren.
Bepalend kan zijn of aannemelijk is dat verdachte inzicht heeft verkregen in zijn
strafbaar handelen of zijn problematiek en ook daadwerkelijk bereid of begonnen is
daar iets aan te doen. Zo kan hij hulpverlening hebben gezocht, van baan/hobby veranderd
zijn indien sprake was van een baan/hobby waar contact met kinderen een onderdeel
van is of openheid van zaken aan zijn directe omgeving hebben gegeven.
Daarnaast kunnen feiten spelen als het verlies van een baan, vrijetijdsbesteding/hobby,
omgangsrecht met kinderen of woning.
Een eventueel reeds ingezet begeleidings- of behandel-traject kan over het algemeen
worden ingepast in een detentiestraf en is dus niet zonder meer een contra-indicatie
daarvoor.
Georganiseerd verband
Strafbare feiten gepleegd in georganiseerd verband dienen zwaarder aangerekend te
worden dan wanneer een verdachte alleen handelt.