4.1. Voorzieningen aan de gevels
4.1.1. Kozijnen
In principe worden bij het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen de bestaande
kozijnen gehandhaafd. Indien het nieuw te plaatsen glas niet in de bestaande sponning
past (eventueel nadat het kozijn uitgefreesd is) zal het kozijn met extra sponning-
en aanslaglatten geschikt gemaakt worden voor het nieuwe glas. Vervanging van het
kozijn gebeurt alleen wanneer:
-
a. het kozijn door zijn afmetingen of profilering ongeschikt is om op verantwoorde wijze
te kunnen worden aangepast. Vervanging gebeurt in dat geval op kosten van Rijkswaterstaat;
-
b. het vervangen van het kozijn goedkoper is dan het aanpassen ervan. Vervanging gebeurt
in dat geval op kosten van Rijkswaterstaat;
-
c. de onderhoudstoestand van het kozijn zo slecht is dat vervanging noodzakelijk is voordat
er geluidwerende voorzieningen in kunnen worden aangebracht. De extra kosten komen
in dat geval voor rekening van de eigenaar;
-
d. de eigenaar zelf vervanging wenst, hoewel dit vanuit technisch/akoestisch oogpunt
niet nodig is. De meerkosten komen in dat geval voor rekening van de eigenaar.
Indien kozijnen vervangen moeten worden, worden kozijnen van hetzelfde materiaal als
de te vervangen kozijnen geplaatst, mits daarmee aan de vereiste geluidwering wordt voldaan en dit is toegestaan op basis van geldende regelgeving.
4.1.2. Beglazing
Glas
Indien bestaand dubbel glas wordt vervangen, dan wordt dit glas vervangen door HR++
glas. Indien bestaand enkel glas wordt vervangen, dan wordt ook dit glas vervangen
door HR++ glas. Enkel glas wordt (uitzonderingsituaties daargelaten) niet toegepast.
Vast glas
De afmetingen van het akoestische glas zijn begrensd vanwege het gewicht. Dit betekent
dat te grote glasvlakken opgedeeld zullen worden door middel van een tussenstijl in
het kozijn.
Vaste ramen
De houtmaat van vaste ramen wordt afgestemd op de eventueel te plaatsen draairamen
en kan dus wijzigen.
Speciaal glas
Indien in de bestaande toestand speciaal glas aanwezig is (bijvoorbeeld zonwerend),
wordt glas met een vergelijkbare kwaliteit aangebracht, mits dit akoestisch mogelijk
is.
Veiligheidsglas
Indien de breedte van het glas meer dan 15 cm bedraagt, wordt veiligheidsglas toegepast
in geval van:
-
• tweezijdig letselvoorkomend glas: bij beweegbare delen met onderzijde glas lager dan
1,40 m (bijvoorbeeld tuindeuren en schuifpuien); en
-
• doorvalveilig glas: ter plaatse van een niveauverschil hoger dan 1 m (verschil vloerniveau
binnen/buiten) en de onderzijde van het glas lager dan 85 cm boven het vloerniveau.
Glasroeden
Indien in de bestaande toestand glasroeden aanwezig zijn, dan worden deze, afhankelijk
van die bestaande toestand, vervangen door nieuwe roeden. Daartoe bestaan de volgende
mogelijkheden:
-
a. Glasroeden in de spouw worden vervangen door nieuwe glasroeden in de spouw.
-
b. Plakroeden worden vervangen door nieuwe plakroeden.
-
c. Vaste roeden worden vervangen door Wiener Sprossen (aluminium verdeling in de spouw
van het glas en houten plakroeden op het glas). Vaste roeden worden niet herplaatst.
Glas in lood
Op verzoek van de eigenaar kan, indien een voorzetraam niet wordt gewenst en het akoestisch
mogelijk is, het bestaande glas in lood, mits van goede kwaliteit, in de glasspouw
worden geplaatst. Het glas in lood wordt in dat geval kleiner, om het in de glasspouw
te kunnen plaatsen.
Alle extra kosten voor bijvoorbeeld vervoer, aanpassing, reparatie, herstel en plaatsing
in de spouw van het glas in lood komen voor rekening van de eigenaar. Glas in lood
van slechte kwaliteit zal niet in de glasspouw geplaatst worden.
4.1.3. Draairamen
Draairamen worden uitgevoerd in hout, tenzij in de bestaande situatie een ander soort
materiaal is toegepast (bijvoorbeeld aluminium of kunststof). Om constructieve redenen
wordt voor draairamen hardhout gebruikt (standaard dark red meranti).
De eigenaar kan voor een andere hardhoutsoort kiezen:
-
a. indien in de huidige situatie reeds hardhout aanwezig is van een andere kwaliteit
(bijvoorbeeld merbau);
-
b. indien sprake is van transparant gelakte hardhouten kozijnen, in welk geval voor de
draairamen wordt uitgegaan van dezelfde houtsoort als het kozijn; of
-
c. indien dit vanwege de monumentenstatus van een gebouw vereist wordt.
De keuze voor een draairaam of draai-/valraam wordt bepaald door het type raam dat
aanwezig is volgens het principe: ‘terugbrengen als bestaand’. Deze keuze is ook afhankelijk
van uitvoeringstechnische afwegingen. In beginsel wordt in een bestaand kozijn de
sponning niet veranderd (dus geen draai-/valraam waar nu een raam naar buiten draait).
Alleen wanneer er een nieuw kozijn wordt geplaatst, is de keuze tussen draairaam of
draai-/valraam vrij.
Indien in de bestaande toestand een draaivalraam aanwezig is, wordt in principe ook
het kozijn vervangen.
Hang- en sluitwerk is dusdanig degelijk uitgevoerd dat als een woning in de bestaande
situatie is voorzien van een politiekeurmerk Veilig Wonen, dit na isolatie behouden
kan blijven.
4.1.4. Schuiframen
Bij schuiframen wordt de schuifconstructie vervangen door een vulling met vaste beglazing
en een draai(/val)raam. Indien Rijkswaterstaat dit noodzakelijk acht, wordt hierbij
ook het kozijn vervangen.
4.1.5. Deuren
Buitendeuren
Bij voorkeur worden hardhouten deuren met gangbare houtafmetingen toegepast. Om een
optimale werking van de kierdichting te waarborgen worden de deuren uitgevoerd met
een driepuntssluiting.
Voor dubbele (balkon)deuren geldt hetzelfde als voor enkele deuren, met dien verstande
dat altijd één van beide deuren als loopdeur wordt geplaatst. Hang- en sluitwerk is
dusdanig degelijk uitgevoerd dat als een woning in de bestaande situatie is voorzien
van een politiekeurmerk Veilig Wonen, dit na isolatie behouden kan blijven.
Indien de voordeur van een woning vervangen moet worden, wordt een nieuwe voldoende
akoestisch geïsoleerde voordeur van een vergelijkbare kwaliteit en vormgeving als
de bestaande voordeur geplaatst.
Binnendeuren
Te vervangen of te plaatsen binnendeuren worden, indien akoestisch mogelijk, afgestemd
op overige al in de woning aanwezige deuren, waarbij geldt dat de betreffende deur
in de normale handel verkrijgbaar moet zijn.
4.1.6. Schuifpuien
Schuifpuien bieden meestal een slechte geluidwering. De bestaande schuifpui van een
geluidgevoelig vertrek wordt daarom, indien Rijkswaterstaat dit noodzakelijk acht,
vervangen door een nieuwe kantelschuifpui met een dubbele kierdichting. Ten behoeve
van deze kierdichting zal de onderdorpel van de schuifpui veelal hoger moeten worden
gemaakt door Rijkswaterstaat.
4.2. Voorzieningen aan daken, vloeren en plafonds
4.2.1. Hellende daken
Voorzieningen aan hellende dakvlakken worden altijd aan de binnenzijde van de dakconstructie
aangebracht. Door binnendakse isolatie zal de binnenruimte kleiner worden.
4.2.2. Platte daken
Voorzieningen aan platte daken (bungalows, dakkapellen, aanbouwen) worden om bouwfysische
en uitvoeringstechnische redenen gewoonlijk buitendaks aangebracht.
In bijzondere situaties kan gekozen worden voor binnendakse isolatie, bijvoorbeeld
wanneer een grote constructiehoogte in het dak aanwezig is, of wanneer reeds een thermisch
geïsoleerd dak is aangebracht (een zogenaamd warm dak, met de isolatie rechtstreeks
onder de dakbedekking).
Er wordt geen zink of koper toegepast als afwerking van het platte dak; de waterwerende
laag wordt voorzien van de standaard dakbedekking. Uitgezonderd is alleen de situatie
waarin het zink of koper vanaf de begane grond zichtbaar is.
Over het algemeen is het noodzakelijk om het boeiboord van het platte dak te verhogen
indien het platte dak van buitenaf geïsoleerd wordt. Hiervoor zal gebruikgemaakt worden
van een gelijksoortige afwerking als het bestaande boeiboord. Indien in de bestaande
toestand geen boeiboord aanwezig is, dan wordt deze door Rijkswaterstaat aangebracht;
de gevels worden niet opgemetseld.
4.2.3. Vloeren, plafonds en binnendeuren
Bestaande plafonds worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Een isolatiepakket ter plaatse
van een schuin dakvlak wordt op het bestaande plafond aangesloten door middel van
een afwerklat of gestucte plafondplint.
Indien in verband met omloopgeluid via bijvoorbeeld de zolder voorzieningen nodig
zijn aan het plafond, dan wordt afhankelijk van de aangetroffen situatie:
-
– het bestaande plafond gehandhaafd, waarbij de noodzakelijke voorziening wordt uitgevoerd
in de vorm van beplating op de bovenliggende vloer; of
-
– het bestaande plafond vervangen door een gipsplaten-plafond.
Voor de afwerkingen; zie ook paragraaf 5.1
4.2.4. Dakramen en dakkapellen
Indien een bestaand dakraam niet aangepast kan worden, dan wordt een nieuw dakraam
met akoestisch isolerende beglazing aangebracht. De afmetingen van het nieuwe raam
zijn zoveel mogelijk gelijk aan die van het bestaande raam, maar kunnen afwijken in
verband met de gangbare handelsmaten van het moment. Eventueel aanwezige rolluiken,
zonweringen etc. worden indien mogelijk overgezet of vervangen door nieuwe.
Bij een dakkapel die over meerdere vertrekken is verdeeld wordt in principe alleen
binnendaks geïsoleerd ter plaatse van de geluidgevoelige ruimte. Indien niet binnendaks
geïsoleerd kan worden, wordt er buitendaks geïsoleerd, zodanig dat de dakkapel over
de gehele breedte in aanzicht gelijk blijft.
In bijzondere gevallen kan een buitendaks pakket niet voor de gehele dakkapel worden
uitgevoerd, bijvoorbeeld in het geval er sprake is van een dakkapel die over twee
woningen is verdeeld en waarbij slechts één van beide eigenaren toestemming heeft
verleend voor het uitvoeren van maatregelen. In dat geval kan er een verschil ontstaan
tussen het wel en niet geïsoleerde deel.
De wangen van de dakkapellen bestaan over het algemeen uit akoestisch lichte constructies
en aanvullende voorzieningen zijn dan ook vaak nodig. Omdat de ruimte aan de binnenzijde
meestal heel beperkt is, zullen die voorzieningen over het algemeen aan de buitenzijde
moeten worden aangebracht (aan de binnenzijde heeft echter de voorkeur). Indien slechts
een van beide zijden van de dakkapel van buitenaf geïsoleerd moet worden en de isolatie
een verbreding van de dakkapel tot gevolg zal hebben, kan vanuit esthetische overwegingen
besloten worden ook de andere zijde van de dakkapel te verbreden. Beide zijden van
de dakkapel worden dan optisch gelijk gemaakt.
Indien het dak, de wangen en het kozijn van de dakkapel moeten worden geïsoleerd,
wordt de dakkapel in zijn geheel vervangen door een nieuwe dakkapel als dat vanuit
kostenoverwegingen voordeliger is.
4.2.5. Kasten, vlieringen en knieschotten
Indien ruimten bijvoorbeeld achter knieschotten en boven plafonds toegankelijk zijn
gemaakt vanuit de geluidgevoelige ruimte, dan blijft deze toegankelijkheid gehandhaafd.
Het gebruik van de ruimte kan wel beperkt worden door het toepassen van eventuele
noodzakelijke isolatievoorzieningen.
Ingebouwde kasten die moeten worden verwijderd, worden gedemonteerd en alleen indien
mogelijk (na aanpassing) teruggeplaatst.
4.3. Ventilatievoorzieningen
4.3.1. Algemeen
In het Bbl worden eisen gesteld ten aanzien van de ventilatie van verblijfsruimten. De akoestische
maatregelen worden daarom zodanig ontworpen dat tijdens het ventileren volgens de
minimaal voorgeschreven capaciteit de wettelijk vereiste geluidwering wordt bereikt.
Dit is vrijwel uitsluitend mogelijk door toepassing van geluidgedempte ventilatieopeningen.
Daarnaast bepaalt het Bbl dat de doorspuibaarheid van een verblijfsruimte moet worden gegarandeerd. Dit betekent
dat in elk geluidgevoelig vertrek minimaal één te openen raam of deur aanwezig moet
zijn.
4.3.2. Capaciteit ventilatie
De benodigde hoeveelheid ventilatie wordt bepaald op basis van het Bbl waarbij de eis aan de capaciteit in de bestaande toestand anders is dan die voor
de berekening van de benodigde voorzieningen.
4.3.3. Geluidgedempte ventilatie
Afhankelijk van de bestaande situatie kan voor de ventilatie gebruik worden gemaakt
van een van de volgende natuurlijke geluidgedempte ventilatievoorzieningen:
Alle ventilatiesystemen zijn regelbaar en afsluitbaar. In verband met het comfort
moet de instroomopening minimaal 1,80 m boven de vloer liggen. Een mechanisch ventilatiesysteem
kan lager in de gevel geplaatst worden. Indien er een mechanisch ventilatiesysteem
wordt geplaatst wordt gewezen op bijkomende stroomkosten voor de eigenaar/bewoner.
Hieronder worden de verschillende typen ventilatievoorzieningen nader toegelicht:
Suskasten
Dit zijn in feite ventilatieroosters in het kozijn, maar dan in een geluiddempende
uitvoering. Aangezien de suskast, in tegenstelling tot het ongedempte ventilatierooster,
een grote diepte kent (tot ca. 35 cm), is toepassing in draairamen / deuren niet mogelijk.
Muurdempers (natuurlijke ventilatie)
Dit zijn ventilatieopeningen in de gevel, bestaande uit:
Muurdempers (mechanische ventilatie)
Dit zijn ventilatieopeningen in de gevel, bestaande uit:
-
– een ventilatiekast op de binnenmuur;
-
– een doorvoer door de gevel;
-
– een buitenkap; en
-
– een elektra-aansluiting.
Mechanische muurdempers kunnen ook op een knieschot of op een schuin dak aangebracht
worden.
Indien isolatie van scholen of andere geluidgevoelige gebouwen noodzakelijk is, dan
zal in eerste instantie worden bezien of de te isoleren ruimten redelijkerwijs van
een gebalanceerd mechanisch ventilatiesysteem voorzien kunnen worden.
4.3.4. Gebalanceerd ventilatiesysteem
Indien in een woning een gebalanceerd ventilatiesysteem aanwezig is, waarbij zowel
toe- als afvoer van ventilatielucht niet rechtsreeks door de gevel in de te onderzoeken
ruimte komt, dan hoeft in de berekeningen geen rekening gehouden te worden met ventilatievoorzieningen.
Het gebalanceerde ventilatiesysteem wordt van zichzelf als voldoende isolerend beschouwd
en heeft geen invloed op het geluidniveau in de ruimte.
4.4. Wijze van uitvoeren
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden blijft de woning in gebruik. Indien Rijkwaterstaat
dit noodzakelijk acht kan er door Rijkswaterstaat een opslagcontainer ter beschikking
worden gesteld aan de eigenaar voor tijdelijke opslag van meubels e.d. De werkzaamheden
zullen in een zo kort mogelijk tijdsbestek worden afgerond en gedurende de werkzaamheden
zal Rijkswaterstaat de overlast zoveel mogelijk beperken.
Vanwege een doelmatige uitvoering wordt er gebruikgemaakt van standaardvoorzieningen.
Hierdoor is het aantal keuzemogelijkheden voor de eigenaar uit de, overigens gelijkwaardige,
voorzieningen beperkt.