Besluit aanwijzing Halt-feiten 2024

Geraadpleegd op 27-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2026.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 01-01-2026.

Besluit van 14 juni 2024, houdende aanwijzing van de strafbare feiten als bedoeld in artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Besluit aanwijzing Halt-feiten 2024)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 17 januari 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5168009;

Gelet op artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 april 2024, nr. W16.24.00006/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 7 juni 2024, nr. 5475757;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder Halt-afdoening: een voorstel tot deelneming aan een project als bedoeld in artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2

  • 1 Een Halt-afdoening kan worden aangeboden indien:

    • a. een strafbaar feit van geringe ernst is begaan;

    • b. het strafbare feit eenvoudig is vast te stellen;

    • c. de verdachte het strafbare feit bekent; en

    • d. het strafbare feit en de verdachte zich lenen voor een pedagogische benadering.

  • 2 Een Halt-afdoening kan ten hoogste twee keer worden aangeboden.

Artikel 3

[Wijziging per 01-01-2026.]

De strafbare feiten waarvoor een Halt-afdoening kan worden aangeboden door de opsporingsambtenaar zijn:

  • a. de artikelen 139d, tweede lid, en 139e van het Wetboek van Strafrecht;

  • b. artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het betreft openlijk geweld tegen goederen waarbij per dader de schade niet meer dan € 1.150 mag bedragen en de totale schade de € 5.750 niet te boven mag gaan;

  • c. artikel 142, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;

  • d. artikel 231, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het betreft het in de horeca gebruiken van een identiteitsbewijs op naam van een ander of een eenvoudig vervalst identiteitsbewijs;

  • e. de artikelen 310, 311, eerste lid, onderdeel 4°, en 321 van het Wetboek van Strafrecht en poging hiertoe, voor zover het betreft een ontvreemd bedrag of waarde van het goed van ten hoogste € 190, alsmede in aansluiting op deze feiten gepleegde daden van heling, omschreven in de artikelen 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;

  • f. artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het betreft het door middel van listige kunstgrepen iemand bewegen tot afgifte van een goed tegen een lagere prijs dan de vastgestelde verkoopprijs en het betreft een vermogensnadeel van ten hoogste € 190;

  • g. artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht waarbij per dader de schade niet meer dan € 1.150 mag bedragen en de totale schade de € 5.750 niet te boven mag gaan;

  • h. artikel 424 van het Wetboek van Strafrecht waarbij per dader de schade niet meer dan € 1.150 mag bedragen en de totale schade de € 5.750 niet te boven mag gaan;

  • i. artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht;

  • j. artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht;

  • k. artikel 430b van het Wetboek van Strafrecht en artikel 45 van de Alcoholwet;

  • l. de artikelen 72 en 73 van de Wet personenvervoer 2000 waarbij per dader de schade niet meer dan € 1.150 mag bedragen en de totale schade de € 5.750 niet te boven mag gaan;

  • m. de artikelen 1.2.2, 1.2.4 en 2.3.6 van het Vuurwerkbesluit;

  • n. gemeentelijke verordeningen, voor zover betrekking hebbend op het in de open lucht aanleggen of stoken van vuur, baldadig of overlastgevend gedrag, gebruik van alcohol of verdovende middelen en, waarbij indien als gevolg daarvan schade ontstaat, de schade per dader niet meer dan € 1150 mag bedragen en de totale schade de € 5.750 niet te boven mag gaan;

  • o. de artikelen 2, derde lid, en 4c van de Leerplichtwet 1969, indien er sprake is van meerdere dagdelen verzuim of meer dan negen keer te laat komen en voor zover er geen sprake is van meer dan een week onafgebroken verzuim of in totaal meer dan tien dagen verzuim per half schooljaar;

  • p. artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, indien er sprake is van het besturen een fiets;

  • q. de artikelen 107 en 110 van de Wegenverkeerswet 1994, indien er sprake is van het besturen van een bromfiets;

  • r. artikel 11, eerste lid, van de Opiumwet, voor zover het betreft artikel 3, onderdeel c, van de Opiumwet, waarbij de hoeveelheid minder is dan 5 gram.

Artikel 4

  • 1 De strafbare feiten waarvoor een Halt-afdoening kan worden aangeboden door de opsporingsambtenaar, na verleende toestemming daartoe van de officier van justitie, zijn:

    • a. de artikelen 138ab, 138b, eerste lid, 139c, 139d, derde lid, en 350a van het Wetboek van Strafrecht;

    • b. de artikelen 141, eerste lid en tweede lid, onderdeel 1°, en 300, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het openlijk geweld tegen personen betreft waarbij er sprake is van geen of niet meer dan zeer gering letsel;

    • c. artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht;

    • d. artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht;

    • e. de artikelen 230 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, anders dan het gebruiken in de horeca van een identiteitsbewijs op naam van een ander of een eenvoudig vervalst identiteitsbewijs;

    • f. de artikelen 266, 267, eerste lid, onderdeel 2°, van het Wetboek van Strafrecht;

    • g. artikel 285, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het mondelinge of schriftelijke bedreiging betreft;

    • h. artikel 440 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het reisdocumenten, of identiteitsbewijzen betreft.

  • 2 Voor de strafbare feiten uit artikel 3 waarbij de schade de maximale schadebedragen te boven gaat, kan de opsporingsambtenaar, na verleende toestemming daartoe van de officier van justitie en met inachtneming van de voorwaarden genoemd in artikel 2, eerste lid, en de omstandigheden van het geval, een Halt-afdoening aanbieden, indien het schadebedrag niet meer bedraagt dan € 2.500 per dader en de totale schade niet meer dan € 7500, dan wel de waarde van het goed niet meer bedraagt dan € 1.000.

Artikel 5

Met inachtneming van de uitzonderlijke omstandigheden van het geval en na verleende toestemming daartoe van de officier van justitie, kan de opsporingsambtenaar in individuele zaken:

Artikel 6

Het Besluit aanwijzing Halt-feiten wordt ingetrokken.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2024.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing Halt-feiten 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 juni 2024

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming,

F.M. Weerwind

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius