Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 30-04-2025.
Geldend van 30-11-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 4 juni 2024, nr. PO/44416590, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan onderwijsregio’s (Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 in totaal een bedrag beschikbaar van € 214.100.000,–.

Artikel 4. Activiteiten onderwijsregio

  • 1 De Minister kan voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 subsidie verstrekken aan een penvoerder als tegemoetkoming in de kosten voor de uitvoering van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 8, gericht op de samenwerking tussen schoolbesturen, lerarenopleidingen en de beroepsgroep in de onderwijsregio om te zorgen voor voldoende en goed opgeleid onderwijspersoneel.

  • 2 Een aanvraag kan worden ingediend voor een enkele onderwijsregio.

  • 3 Het plan van aanpak heeft betrekking op activiteiten die gericht zijn op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel in een onderwijsregio.

Artikel 5. Subsidiebedrag onderwijsregio

  • 1 Het door een penvoerder aan te vragen subsidiebedrag bestaat uit:

    • a. een bedrag opgenomen in bijlage 1 van deze regeling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen en mbo-studenten op de teldatum in de onderwijsregio; en

    • b. een bedrag van € 1.250 per student of zij-instromer voor de begeleiding van studenten en zij-instromers die hun opleiding op de werkplek volgen binnen een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool.

  • 2 Indien sprake is van een sectoroverstijgende onderwijsregio, kan de penvoerder een aanvullend bedrag aanvragen van:

  • 3 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt vermenigvuldigd met het aantal studenten en zij-instromers dat in het schooljaar 2023-2024 is opgeleid op de vestigingen van de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen de desbetreffende onderwijsregio.

  • 4 Indien het bedrag, bedoeld in artikel 3, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de subsidiebedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, per aanvraag evenredig naar beneden bijgesteld.

Artikel 6. Aanvraag subsidie onderwijsregio

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend door een penvoerder.

  • 2 Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 17 juni 2024 om 09:00 uur tot en met 15 oktober 2024 om 16:00 uur.

  • 3 Aanvragen die buiten het in het tweede lid bedoelde aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 4 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 5 Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een plan van aanpak als bedoeld in artikel 8;

    • b. de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid op de vorming of doorontwikkeling van de onderwijsregio en de gestelde ambities;

    • c. een lijst met partijen die deelnemen aan de uitvoering van het plan van aanpak, met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld, waarbij wordt vermeld:

      • 1°. per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in de RIO en het bevoegd gezagnummer, en

      • 2°. per vestiging het in de RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

    • d. een opsomming van de gemeentes die de onderwijsregio vormen;

    • e. een opsomming van deelnemende opleidingsscholen of aspirant-opleidingsscholen met projectnummers;

    • f. een opgave van het aantal studenten en zij-instromers dat in schooljaar 2023-2024 is opgeleid op de vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio;

    • g. de samenwerkingsovereenkomsten van de deelnemende opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen als bedoeld in artikel 15 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023; en

    • h. indien in schooljaar 2023-2024 de ontwikkelingsgerichte peer review heeft plaatsgevonden, het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review van de betreffende opleidingsscholen.

  • 6 De aanvraag wordt medeondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij de aanvraag. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het plan van aanpak uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 7. Eisen aan de onderwijsregio

  • 1 Een onderwijsregio bestaat uit de schoolbesturen met deelnemende vestigingen, één of meer lerarenopleidingen en de beroepsgroep.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kunnen andere partijen deelnemen aan een onderwijsregio, zoals educatieve associate degree opleidingen, opleidingen voor schoolleiders, een beroepsopleiding van een mbo-instelling als opleider voor onderwijsondersteunend personeel en een gemeente.

  • 3 Een onderwijsregio bestaat uit een aaneengesloten geografisch gebied, uitgaande van bestaande gemeentegrenzen.

  • 4 Een vestiging kan in maximaal één aanvraag van een onderwijsregio deelnemen. Het is voor een vestiging niet mogelijk om in meerdere onderwijsregio’s deel te nemen, met uitzondering van vestigingen die deelnemen aan Onderwijsregio Landelijk groen onderwijs.

  • 5 Een bevoegd gezag van een lerarenopleiding kan deelnemen aan meerdere onderwijsregio’s.

  • 7 Een onderwijsregio in de sector primair onderwijs heeft minimaal 15.000 leerlingen in het primair onderwijs.

  • 8 Een onderwijsregio in de sector voortgezet onderwijs heeft minimaal 15.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs.

  • 9 Een onderwijsregio in de sector middelbaar beroepsonderwijs heeft minimaal 9.000 mbo-studenten.

  • 10 De vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio leiden in het schooljaar 2023-2024 gezamenlijk minimaal 150 studenten en zij-instromers op. Alle studenten en zij-instromers die in het schooljaar 2023-2024 zijn opgeleid binnen vestigingen van opleidingsscholen en vestigingen van aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio, tellen mee.

  • 11 Indien een vestiging deel uitmaakt van meerdere aanvragen voor een onderwijsregio, dan neemt DUS-I contact op met de betreffende penvoerders om te bepalen in welke aanvraag de vestiging deelneemt.

  • 12 Het derde lid is niet van toepassing op de landelijke onderwijsregio’s te weten:

    • a. Onderwijsregio Landelijk groen onderwijs;

    • b. Onderwijsregio Landelijk, christelijk-reformatorisch onderwijs;

    • c. Onderwijsregio Scope; en

    • d. Onderwijsregio PLG+.

Artikel 8. Plan van aanpak onderwijsregio

  • 1 Het plan van aanpak bevat voor de periode waarop deze betrekking heeft, in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de ambities van de onderwijsregio op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie in de onderwijsregio en welke kenmerkende vraagstukken gezamenlijk worden aangepakt;

    • b. activiteiten gericht op het bereiken van doelen met betrekking tot het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel;

    • c. de uitwerking van de ambitie om 100% van de studenten en zij-instromers op te leiden binnen opleidingsscholen binnen de onderwijsregio die werken conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden en Inductie als bedoeld in artikel 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023;

    • d. de organisatie van de ontwikkelingsgerichte peer review. Deze organisatie geldt alleen voor opleidingsscholen waarvan in kalenderjaar 2025 de ontwikkelingsgerichte peer review dient plaats te vinden. De ontwikkelingsgerichte peer review vindt plaats door een onafhankelijk panel bestaande uit vertegenwoordigers van ten minste twee andere opleidingsscholen. Het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review wordt opgenomen in de rapportage, bedoeld in artikel 9, vijfde lid;

    • e. de activiteiten ten behoeve van deelname aan de beoordelingsgerichte peer review. Deze deelname geldt alleen voor de aspirant-opleidingsscholen die in 2021 zijn gestart, als aspirant-opleidingsschool en voor de aspirant-opleidingsscholen die in 2023 als onvoldoende zijn beoordeeld door de Minister;

    • f. de doorontwikkeling van de aspirant-opleidingsschool aan de hand van het rapport van de beoordelingsgerichte peer review. Deze eis geldt alleen voor aspirant-opleidingsscholen, waarvan de Minister in 2023 of in 2024 de basiskwaliteit van de betreffende aspirant-opleidingsschool als onvoldoende heeft beoordeeld;

    • g. activiteiten gericht op het begeleiden van startende leraren, en schoolleiders en hun verdere professionalisering;

    • h. de activiteiten die samenhangen met de bovenbestuurlijke inzet van onderwijspersoneel, zoals het inrichten en in stand houden van de invalpool;

    • i. activiteiten gericht op het (voortgezet)speciaal onderwijs voor een onderwijsregio in de sector primair onderwijs;

    • j. activiteiten gericht op de tekortvakken voortgezet onderwijs voor een onderwijsregio in de sector voortgezet onderwijs;

    • k. de wijze waarop partijen zich inzetten om alle besturen en lerarenopleidingen in de onderwijsregio aangesloten te krijgen;

    • l. de wijze waarop de realisatie van de doelen wordt gevolgd en vastgesteld;

    • m. de aanstelling en functieomschrijving van een projectleider ter uitvoering van het plan;

    • n. de wijze waarop een loket wordt ingericht of doorontwikkeld voor de onderwijsregio gericht op de totale klantreis van onderwijspersoneel gericht op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel;

    • o. de wijze waarop de governance in de onderwijsregio wordt vormgegeven; en

    • p. indien sprake is van een sectorspecifieke aanvraag, activiteiten die zich richten op de doorontwikkeling naar een toekomstige sectoroverstijgende onderwijsregio.

  • 2 Het plan van aanpak van de onderwijsregio, de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid en de lijst met deelnemende partijen van een onderwijsregio worden door de Minister na toekenning van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen onderwijsregio

  • 1 De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

  • 2 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de aanvraag meewerken aan monitoring en evaluatie van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de aanvraag op verzoek van de Minister of de Realisatie-Eenheid actief meewerken aan kennisdelingsactiviteiten.

  • 4 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat een afvaardiging van de deelnemende partijen aan de aanvraag in 2025 twee keer een gesprek voert met de Realisatie-Eenheid waarvan één bestuurlijk gesprek in het najaar, over opvolging van de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid, als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, onderdeel b, de voortgang, de behaalde resultaten en de genomen maatregelen uit het plan van aanpak inclusief de begroting.

  • 5 Over de geboekte resultaten en de opvolging van de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid dient de penvoerder uiterlijk op 14 februari 2026 een rapportage in. In de rapportage zijn een terugblik op de activiteiten in 2025 door de penvoerder en aandachtspunten voor 2026 door de Realisatie-Eenheid opgenomen. Dit geschiedt met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld. De rapportage wordt openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 6 In aanvulling op artikel 5.2 van de Kaderregeling, is de penvoerder ervoor verantwoordelijk dat een administratie wordt bijgehouden:

    • a. waarin inzichtelijk en controleerbaar het aantal studenten en zij-instromers is geregistreerd, dat in schooljaar 2023-2024 op de vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio is opgeleid; en

    • b. die zodanig is opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate rapportages.

Artikel 10. Penvoerder

  • 1 Eén bevoegd gezag dat deelneemt aan de onderwijsregio treedt namens de andere bevoegde gezagsorganen in de regio op als penvoerder.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 4, wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 3 De penvoerder is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de deelnemende partijen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 11. Beoordeling basiskwaliteit aspirant-opleidingsschool

  • 2 De Minister vraagt hierover advies aan de commissie beoordelingsgerichte peer review. De commissie beoordelingsgerichte review brengt binnen acht weken advies uit aan de Minister, in de vorm van een rapport van de beoordelingsgerichte peer review.

  • 3 Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als voldoende beoordeelt, wordt de aspirant-opleidingsschool aangewezen als opleidingsschool.

  • 4 Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool uit 2020 en 2021 als onvoldoende beoordeelt, dan wordt de aspirant-opleidingsschool niet aangewezen als opleidingsschool, maar blijft deze de status behouden van aspirant-opleidingsschool voor de periode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

  • 5 Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool uit 2019 als onvoldoende beoordeelt, dan wordt de aspirant-opleidingsschool niet aangewezen als opleidingsschool en vervalt de status van aspirant-opleidingsschool na 31 december 2025.

Artikel 12. Commissie beoordelingsgerichte peer review

  • 1 Er is een commissie beoordelingsgerichte peer review, die bestaat uit onafhankelijke deskundigen op het gebied van Samen Opleiden en een voorzitter. De leden en de voorzitter van de commissie worden benoemd door de Minister.

  • 2 De commissie heeft tot taak:

    • a. het begeleiden van aspirant-opleidingsscholen; en

    • b. het uitvoeren van beoordelingsgerichte peer review.

  • 3 DUS-I voert het secretariaat van de commissie beoordelingsgerichte peer review.

  • 4 De werkwijze en samenstelling van de commissie worden gepubliceerd op de website van DUS-I.

  • 5 De commissie functioneert bij de uitvoering van haar taken in een wisselende samenstelling van ten minste drie commissieleden bij het uitvoeren van de beoordelingsgerichte peer review.

Artikel 13. Verlening, vaststelling en verantwoording

  • 1 In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling, wordt de subsidie aan de penvoerderbinnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De Minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald.

  • 3 De subsidie wordt binnen één jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het kalenderjaar 2025 en beoordeling van de rapportage, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, vastgesteld.

  • 4 Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de Minister bij de verlening is genoemd.

  • 5 De penvoerder toont op verzoek van de Minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 14. Hardheidsclausule

De Minister kan deze regeling in bijzondere gevallen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken, voor zover de toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.

Artikel 15. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die voor die datum op grond van de regeling zijn verstrekt.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

M.L.J. Paul

Bijlage 1. Behorende bij artikel 5 van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s

De subsidiebedragen worden volgens de onderstaande tabel bepaald op basis van aantal leerlingen en of mbo-studenten van de deelnemende vestigingen in de onderwijsregio.

Voor de Onderwijsregio Landelijk groen onderwijs is het maximale aan te vragen en te verstrekken bedrag voor de leerlingen en of mbo-studenten vastgesteld op € 450.000. Daarnaast kan een bedrag worden aangevraagd op basis van het aantal SO&P studenten in de onderwijsregio.

 

po-leerling

vo-leerling

mbo-student

bol

mbo-student

bbl entree-opleiding

mbo-student

bbl niet entree-opleiding

Bedrag per leerling/ mbo-student

€ 65,–

€ 65,–

€ 15,–

€ 7,50

€ 6,–