Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s

[Regeling vervalt per 01-01-2028.]
Geraadpleegd op 24-12-2025.
Geldend van 13-06-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 4 juni 2024, nr. PO/44416590, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan onderwijsregio’s (Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • algemene verordening gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;

  • aspirant-opleidingsschool: aspirant-opleidingsschool waaraan op grond van paragraaf 2.3 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023, subsidie is verstrekt;

  • bevoegd gezag:

  • beoordelingsgerichte peer review: peer review uitgevoerd door de commissie beoordelingsgerichte peer review die gericht is op de beoordeling van de basiskwaliteit van de aspirant-opleidingsschool als bedoeld in artikel 11;

  • beroepsgroep: vertegenwoordiger of vertegenwoordigers van onderwijspersoneel of van vak- en beroepsorganisaties van onderwijspersoneel;

  • commissie beoordelingsgerichte peer review: commissie beoordelingsgerichte peer review als bedoeld in artikel 12;

  • dunbevolkt gebied: een onderwijsregio met een gemiddelde bevolkingsdichtheid van minder dan 310 inwoners per vierkante kilometer landsoppervlakte;

  • DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

  • G5: gemeente Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht of Almere;

  • hoger onderwijs: hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de WHW;

  • invalpool: bovenbestuurlijke vervangingspool van samenwerkende besturen binnen een onderwijsregio, waarvan leraren voor vervangingen worden ingezet op scholen binnen de onderwijsregio;

  • Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • leerling: leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022 of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

  • lerarenopleiding: op basis van de WHW bekostigde bachelor- of masteropleiding die opleidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven op een school of instelling die valt onder de WPO, de WEC, de WVO 2020 of de WEB;

  • mbo-student: bekostigde student die beroepsonderwijs volgt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WEB;

  • middelbaar beroepsonderwijs: beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WEB;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • onderwijspersoneel: leraren, directeuren en onderwijsondersteunend personeel als bedoeld in artikel 29 van de WPO, leraren, directeuren, rectoren of overig personeel als bedoeld in artikel 7.2 van de WVO 2020 of personeel als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WEB;

  • onderwijsregio: onderwijsregio die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 7;

  • ontwikkelingsgerichte peer review:

    • a. voor paragraaf 2 is dit peer review georganiseerd door een opleidingsschool die is gericht op kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsborging met gebruikmaking van het Kwaliteitskader Samen Opleiden en Inductie dat op de website van DUS-I is gepubliceerd; of

    • b. voor paragraaf 3 is dit peer review georganiseerd door de partijen van een onderwijsregio die is gericht op kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsborging van het samen opleiden en begeleiden van studenten en zij-instromers conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden in de Onderwijsregio dat op de website van DUS-I is gepubliceerd;

  • opleidingsschool: partnerschap, niet zijnde een aspirant-opleidingsschool, tussen één of meer scholen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en één of meer lerarenopleidingen die in gezamenlijkheid toekomstige leraren op de werkplek opleiden;

  • schooljaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;

  • penvoerder:

    • a. voor paragraaf 2 is dit penvoerder als bedoeld in artikel 10; of

    • b. voor paragraaf 3 is dit penvoerder als bedoeld in artikel 23;

  • personeelstekort: bestaand of toekomstig tekort aan voldoende onderwijspersoneel op de vestigingen voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs in de regio;

  • primair onderwijs: primair onderwijs als bedoeld in de WPO en de WEC;

  • Realisatie-Eenheid: programmadirectie opgericht door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met de PO-Raad, de VO-Raad, de MBO Raad als vertegenwoordigers van de schoolbesturen, de Vereniging Hogescholen, de Universiteiten van Nederland en de MBO Raad als vertegenwoordigers van de opleidingen van onderwijspersoneel en werknemersorganisaties AOb, CNV, FvOv en AVS als vertegenwoordigers van de beroepsgroep, met de opdracht zorg te dragen voor de doorontwikkeling van een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s en hierop regie te voeren;

  • RIO: Registratie Instellingen en Opleidingen;

  • sectoroverstijgende onderwijsregio: onderwijsregio die betrekking heeft op meer dan één van de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs;

  • school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC, artikel 1 van de WVO 2020, of instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WEB;

  • schoolbestuur: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC, artikel 1.1 van de WVO 2020 of in artikel 1.1.1 van de WEB;

  • schoolleider: directeur als bedoeld in artikel 32 van de WPO, artikel 29 van de WEC of directeur en rector als bedoeld in artikel 7.23 van de WVO 2020;

  • student:

    • a. voor paragraaf 2 is dit student als bedoeld in artikel 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023; of

    • b. voor paragraaf 3 is dit student die:

      • 1°. een lerarenopleiding volgt en is opgeleid binnen een onderwijsregio volgens de systematiek van samen opleiden conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden in de Onderwijsregio; of

      • 2°. een educatieve minor of een educatieve module volgt als bedoeld in artikel 7.12 van de WVO2020 en is opgeleid binnen een onderwijsregio volgens de systematiek van samen opleiden conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden in de Onderwijsregio;

  • teldatum:

    • a. voor paragraaf 2 is dit teldatum 1 februari 2023 met prikmoment 16 januari 2024 voor het aantal leerlingen in het primair onderwijs binnen de vestigingen van een onderwijsregio, 1 oktober 2023, voorlopige telling voor het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs binnen de vestigingen van een onderwijsregio of 1 oktober 2023, voorlopige telling voor het aantal mbo-studenten in het middelbaar beroepsonderwijs binnen de onderwijslocaties van de mbo-instellingen van een onderwijsregio; of

    • b. voor paragraaf 3 is dit teldatum 1 februari 2024 zoals deze in begin 2025 door DUO is geregistreerd voor het aantal leerlingen in het primair onderwijs binnen de vestigingen van een onderwijsregio. Voor het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs binnen de vestigingen van een onderwijsregio is dit teldatum 1 oktober 2024, voorlopige telling zoals deze door DUO is geregistreerd. Voor het aantal mbo-studenten in het middelbaar beroepsonderwijs binnen de onderwijslocaties van de mbo-instellingen van een onderwijsregio is dit teldatum 1 oktober 2024, voorlopige telling zoals deze door DUO is geregistreerd;

  • vestiging: vestiging van een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC, of artikel 1 van de WVO 2020, zoals geïdentificeerd binnen de Basisregistratie instelling met het Basisregistratie instellingsnummer of volgnummer, of onderwijslocatie van een bekostigde mbo-instelling zoals opgenomen in de RIO;

  • voortgezet onderwijs: onderwijs als bedoeld in artikel 1.4 van de WVO 2020;

  • WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • WEC: Wet op de expertisecentra;

  • WPO; Wet op het primair onderwijs;

  • WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • WVO 2020: Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • zij-instromer: degene die beschikt over een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 171 van de WPO, artikel 151 van de WEC, artikel 7.28 van de WVO 2020 of als bedoeld in artikel 4.2.4, eerste lid, van de WEB;

§ 2. Bepalingen voor subsidieaanvragen voor subsidieverstrekking voor kalenderjaar 2025

Artikel 3. Subsidieplafond kalenderjaar 2025

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 in totaal een bedrag beschikbaar van € 214.100.000,–.

Artikel 4. Activiteiten onderwijsregio

  • 1 De Minister kan voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 subsidie verstrekken aan een penvoerder als tegemoetkoming in de kosten voor de uitvoering van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 8, gericht op de samenwerking tussen schoolbesturen, lerarenopleidingen en de beroepsgroep in de onderwijsregio om te zorgen voor voldoende en goed opgeleid onderwijspersoneel.

  • 2 Een aanvraag kan worden ingediend voor een enkele onderwijsregio.

  • 3 Het plan van aanpak heeft betrekking op activiteiten die gericht zijn op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel in een onderwijsregio.

Artikel 5. Subsidiebedrag onderwijsregio

  • 1 Het door een penvoerder aan te vragen subsidiebedrag bestaat uit:

    • a. een bedrag opgenomen in bijlage 1 van deze regeling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen en mbo-studenten op de teldatum in de onderwijsregio; en

    • b. een bedrag van € 1.250 per student of zij-instromer voor de begeleiding van studenten en zij-instromers die hun opleiding op de werkplek volgen binnen een opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool.

  • 2 Indien sprake is van een sectoroverstijgende onderwijsregio, kan de penvoerder een aanvullend bedrag aanvragen van:

  • 3 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt vermenigvuldigd met het aantal studenten en zij-instromers dat in het schooljaar 2023-2024 is opgeleid op de vestigingen van de opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen de desbetreffende onderwijsregio.

  • 4 Indien het bedrag, bedoeld in artikel 3, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de subsidiebedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, per aanvraag evenredig naar beneden bijgesteld.

Artikel 6. Aanvraag subsidie onderwijsregio

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend door een penvoerder.

  • 2 Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 17 juni 2024 om 09:00 uur tot en met 15 oktober 2024 om 16:00 uur.

  • 3 Aanvragen die buiten het in het tweede lid bedoelde aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 4 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 5 Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een plan van aanpak als bedoeld in artikel 8;

    • b. de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid op de vorming of doorontwikkeling van de onderwijsregio en de gestelde ambities;

    • c. een lijst met partijen die deelnemen aan de uitvoering van het plan van aanpak, met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld, waarbij wordt vermeld:

      • 1°. per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in de RIO en het bevoegd gezagnummer, en

      • 2°. per vestiging het in de RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

    • d. een opsomming van de gemeentes die de onderwijsregio vormen;

    • e. een opsomming van deelnemende opleidingsscholen of aspirant-opleidingsscholen met projectnummers;

    • f. een opgave van het aantal studenten en zij-instromers dat in schooljaar 2023-2024 is opgeleid op de vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio;

    • g. de samenwerkingsovereenkomsten van de deelnemende opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen als bedoeld in artikel 15 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023; en

    • h. indien in schooljaar 2023-2024 de ontwikkelingsgerichte peer review heeft plaatsgevonden, het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review van de betreffende opleidingsscholen.

  • 6 De aanvraag wordt medeondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij de aanvraag. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het plan van aanpak uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 7. Eisen aan de onderwijsregio

  • 1 Een onderwijsregio bestaat uit de schoolbesturen met deelnemende vestigingen, één of meer lerarenopleidingen en de beroepsgroep.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kunnen andere partijen deelnemen aan een onderwijsregio, zoals educatieve associate degree opleidingen, opleidingen voor schoolleiders, een beroepsopleiding van een mbo-instelling als opleider voor onderwijsondersteunend personeel en een gemeente.

  • 3 Een onderwijsregio bestaat uit een aaneengesloten geografisch gebied, uitgaande van bestaande gemeentegrenzen. Een gemeente waar geen vestiging is, wordt meegenomen in het aaneengesloten geografisch gebied van een onderwijsregio.

  • 4 Een vestiging kan in maximaal één aanvraag van een onderwijsregio deelnemen. Het is voor een vestiging niet mogelijk om in meerdere onderwijsregio’s deel te nemen, met uitzondering van vestigingen die deelnemen aan Onderwijsregio Landelijk groen onderwijs.

  • 5 Een bevoegd gezag van een lerarenopleiding kan deelnemen aan meerdere onderwijsregio’s.

  • 7 Een onderwijsregio in de sector primair onderwijs heeft minimaal 15.000 leerlingen in het primair onderwijs.

  • 8 Een onderwijsregio in de sector voortgezet onderwijs heeft minimaal 15.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs.

  • 9 Een onderwijsregio in de sector middelbaar beroepsonderwijs heeft minimaal 9.000 mbo-studenten.

  • 10 De vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio leiden in het schooljaar 2023-2024 gezamenlijk minimaal 150 studenten en zij-instromers op. Alle studenten en zij-instromers die in het schooljaar 2023-2024 zijn opgeleid binnen vestigingen van opleidingsscholen en vestigingen van aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio, tellen mee.

  • 11 Indien een vestiging deel uitmaakt van meerdere aanvragen voor een onderwijsregio, dan neemt DUS-I contact op met de betreffende penvoerders om te bepalen in welke aanvraag de vestiging deelneemt.

  • 12 Het derde lid is niet van toepassing op de landelijke onderwijsregio’s te weten:

    • a. Onderwijsregio Landelijk groen onderwijs;

    • b. Onderwijsregio Landelijk, christelijk-reformatorisch onderwijs;

    • c. Onderwijsregio Scope; en

    • d. Onderwijsregio PLG+.

Artikel 8. Plan van aanpak onderwijsregio

  • 1 Het plan van aanpak bevat voor de periode waarop deze betrekking heeft, in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de ambities van de onderwijsregio op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie in de onderwijsregio en welke kenmerkende vraagstukken gezamenlijk worden aangepakt;

    • b. activiteiten gericht op het bereiken van doelen met betrekking tot het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel;

    • c. de uitwerking van de ambitie om 100% van de studenten en zij-instromers op te leiden binnen opleidingsscholen binnen de onderwijsregio die werken conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden en Inductie als bedoeld in artikel 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023;

    • d. de organisatie van de ontwikkelingsgerichte peer review. Deze organisatie geldt alleen voor opleidingsscholen waarvan in kalenderjaar 2025 de ontwikkelingsgerichte peer review dient plaats te vinden. De ontwikkelingsgerichte peer review vindt plaats door een onafhankelijk panel bestaande uit vertegenwoordigers van ten minste twee andere opleidingsscholen. Het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review wordt opgenomen in de rapportage, bedoeld in artikel 9, vijfde lid;

    • e. de activiteiten ten behoeve van deelname aan de beoordelingsgerichte peer review. Deze deelname geldt alleen voor de aspirant-opleidingsscholen die in 2021 zijn gestart, als aspirant-opleidingsschool en voor de aspirant-opleidingsscholen die in 2023 als onvoldoende zijn beoordeeld door de Minister;

    • f. de doorontwikkeling van de aspirant-opleidingsschool aan de hand van het rapport van de beoordelingsgerichte peer review. Deze eis geldt alleen voor aspirant-opleidingsscholen, waarvan de Minister in 2023 of in 2024 de basiskwaliteit van de betreffende aspirant-opleidingsschool als onvoldoende heeft beoordeeld;

    • g. activiteiten gericht op het begeleiden van startende leraren, en schoolleiders en hun verdere professionalisering;

    • h. de activiteiten die samenhangen met de bovenbestuurlijke inzet van onderwijspersoneel, zoals het inrichten en in stand houden van de invalpool;

    • i. activiteiten gericht op het (voortgezet)speciaal onderwijs voor een onderwijsregio in de sector primair onderwijs;

    • j. activiteiten gericht op de tekortvakken voortgezet onderwijs voor een onderwijsregio in de sector voortgezet onderwijs;

    • k. de wijze waarop partijen zich inzetten om alle besturen en lerarenopleidingen in de onderwijsregio aangesloten te krijgen;

    • l. de wijze waarop de realisatie van de doelen wordt gevolgd en vastgesteld;

    • m. de aanstelling en functieomschrijving van een projectleider ter uitvoering van het plan;

    • n. de wijze waarop een loket wordt ingericht of doorontwikkeld voor de onderwijsregio gericht op de totale klantreis van onderwijspersoneel gericht op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel;

    • o. de wijze waarop de governance in de onderwijsregio wordt vormgegeven; en

    • p. indien sprake is van een sectorspecifieke aanvraag, activiteiten die zich richten op de doorontwikkeling naar een toekomstige sectoroverstijgende onderwijsregio.

  • 2 Het plan van aanpak van de onderwijsregio, de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid en de lijst met deelnemende partijen van een onderwijsregio worden door de Minister na toekenning van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen onderwijsregio

  • 1 De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

  • 2 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de aanvraag meewerken aan monitoring en evaluatie van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de aanvraag op verzoek van de Minister of de Realisatie-Eenheid actief meewerken aan kennisdelingsactiviteiten.

  • 4 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat een afvaardiging van de deelnemende partijen aan de aanvraag in 2025 twee keer een gesprek voert met de Realisatie-Eenheid waarvan één bestuurlijk gesprek in het najaar, over opvolging van de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid, als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, onderdeel b, de voortgang, de behaalde resultaten en de genomen maatregelen uit het plan van aanpak inclusief de begroting.

  • 5 Over de geboekte resultaten en de opvolging van de aanbevelingen van de Realisatie-Eenheid dient de penvoerder uiterlijk op 14 februari 2026 een rapportage in. In de rapportage zijn een terugblik op de activiteiten in 2025 door de penvoerder en aandachtspunten voor 2026 door de Realisatie-Eenheid opgenomen. Dit geschiedt met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld. De rapportage wordt openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 6 In aanvulling op artikel 5.2 van de Kaderregeling, is de penvoerder ervoor verantwoordelijk dat een administratie wordt bijgehouden:

    • a. waarin inzichtelijk en controleerbaar het aantal studenten en zij-instromers is geregistreerd, dat in schooljaar 2023-2024 op de vestigingen van opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen binnen een onderwijsregio is opgeleid; en

    • b. die zodanig is opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate rapportages.

Artikel 10. Penvoerder

  • 1 Eén bevoegd gezag dat deelneemt aan de onderwijsregio treedt namens de andere bevoegde gezagsorganen in de regio op als penvoerder.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 4, wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 3 De penvoerder is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de deelnemende partijen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 11. Beoordeling basiskwaliteit aspirant-opleidingsschool

  • 2 De aspirant-opleidingsscholen die in 2022 zijn gestart als aspirant-opleidingsschool kunnen in 2025 indien gewenst de basiskwaliteit laten beoordelen door de minister aan de hand van de criteria, opgenomen in bijlage 1 van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019, zoals die luidde op 25 april 2023. Een aspirant-opleidingsschool dient uiterlijk op 1 september 2025 aan DUS-I kenbaar te maken of ze deel willen nemen aan de beoordelingsgerichte peer review.

  • 3 De Minister vraagt hierover advies aan de commissie beoordelingsgerichte peer review. De commissie beoordelingsgerichte review brengt binnen acht weken advies uit aan de Minister, in de vorm van een rapport van de beoordelingsgerichte peer review.

  • 4 Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool als voldoende beoordeelt, wordt de aspirant-opleidingsschool aangewezen als opleidingsschool.

  • 5 Indien de minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool uit 2020, 2021 of 2022 als onvoldoende beoordeelt, dan wordt de aspirant-opleidingsschool niet aangewezen als opleidingsschool, maar blijft deze de status behouden van aspirant-opleidingsschool voor de periode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

  • 6 Indien de Minister de basiskwaliteit van een aspirant-opleidingsschool uit 2019 als onvoldoende beoordeelt, dan wordt de aspirant-opleidingsschool niet aangewezen als opleidingsschool en vervalt de status van aspirant-opleidingsschool na 31 december 2025.

Artikel 12. Commissie beoordelingsgerichte peer review

  • 1 Er is een commissie beoordelingsgerichte peer review, die bestaat uit onafhankelijke deskundigen op het gebied van Samen Opleiden en een voorzitter. De leden en de voorzitter van de commissie worden benoemd door de Minister.

  • 2 De commissie heeft tot taak:

    • a. het begeleiden van aspirant-opleidingsscholen; en

    • b. het uitvoeren van beoordelingsgerichte peer review.

  • 3 DUS-I voert het secretariaat van de commissie beoordelingsgerichte peer review.

  • 4 De werkwijze en samenstelling van de commissie worden gepubliceerd op de website van DUS-I.

  • 5 De commissie functioneert bij de uitvoering van haar taken in een wisselende samenstelling van ten minste drie commissieleden bij het uitvoeren van de beoordelingsgerichte peer review.

Artikel 13. Verlening, vaststelling en verantwoording

  • 1 In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling, wordt de subsidie aan de penvoerderbinnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De Minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald.

  • 3 De subsidie wordt binnen één jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het kalenderjaar 2025 en beoordeling van de rapportage, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, vastgesteld.

  • 4 Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de Minister bij de verlening is genoemd.

  • 5 De penvoerder toont op verzoek van de Minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

§ 3. Bepalingen voor subsidieaanvragen voor subsidieverstrekking voor kalenderjaren 2026 – 2029

Artikel 14. Subsidieplafond kalenderjaren 2026–2029

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in 2026 voor de kalenderjaren 2026 tot en met 2029 een totaalbedrag van € 1.095.632.000,– beschikbaar.

Artikel 15. Activiteiten onderwijsregio

  • 1 De minister kan voor de periode van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2029 subsidie verstrekken aan een penvoerder als tegemoetkoming in de kosten voor de uitvoering van een activiteitenplan als bedoeld in artikel 19, gericht op de samenwerking tussen schoolbesturen, lerarenopleidingen en de beroepsgroep in de onderwijsregio om te zorgen voor voldoende en goed opgeleid onderwijspersoneel en het leren omgaan met schaarste aan onderwijspersoneel.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend voor een enkele onderwijsregio.

  • 3 Het activiteitenplan heeft betrekking op activiteiten die gericht zijn op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel in een onderwijsregio.

Artikel 16. Subsidiebedrag onderwijsregio

  • 1 Het door een penvoerder aan te vragen subsidiebedrag bestaat uit:

    • a. een bedrag genoemd in bijlage 2 van deze regeling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen en mbo-studenten op de teldatum in de onderwijsregio; en

    • b. een bedrag van € 1.250,– vermenigvuldigd met het aantal studenten en zij-instromers dat in het schooljaar 2024-2025 is opgeleid op de vestigingen van de desbetreffende onderwijsregio.

  • 2 Indien sprake is van een sectoroverstijgende onderwijsregio, kan de penvoerder een aanvullend bedrag aanvragen van € 75.000 voor een sectoroverstijgende onderwijsregio die bestaat uit twee sectoren, of € 150.000 voor een sectoroverstijgende onderwijsregio die bestaat uit drie sectoren. Om dit aanvullende bedrag aan te kunnen vragen dienen de sectoren van een sectoroverstijgende onderwijsregio te voldoen aan de volgende eisen:

    • a. een onderwijsregio in de sector primair onderwijs heeft minimaal 15.000 leerlingen in het primair onderwijs;

    • b. een onderwijsregio in de sector voortgezet onderwijs heeft minimaal 15.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs;

    • c. een onderwijsregio in de sector middelbaar beroepsonderwijs heeft minimaal 8.000 mbo-studenten.

  • 3 Indien sprake is van een onderwijsregio in de G5 voor de sector primair onderwijs kan de penvoerder een aanvullend bedrag aanvragen zoals genoemd in van deze regeling.

  • 4 Indien sprake is van een onderwijsregio in een dunbevolkt gebied, kan de penvoerder een aanvullend bedrag aanvragen zoals genoemd in bijlage 2 van deze regeling.

  • 5 Het totale bedrag voor een onderwijsregio voor de kalenderjaren 2026 tot en met 2029 is het bedrag, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid vermenigvuldigd met vier.

  • 6 Indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 14, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de subsidiebedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, per aanvraag evenredig naar beneden bijgesteld.

Artikel 17. Aanvraag subsidie onderwijsregio

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend door een penvoerder van een onderwijsregio zoals genoemd in het overzicht in bijlage 3.

  • 2 Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 18 augustus 2025 om 09:00 uur tot en met 22 oktober 2025 om 13:00 uur.

  • 3 Aanvragen die buiten het in het tweede lid bedoelde aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 4 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 5 Een aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 19;

    • b. een lijst met partijen die deelnemen aan de uitvoering van het activiteitenplan, met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld, waarbij wordt vermeld:

      • 1°. per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in de RIO en het bevoegd gezagnummer, en

      • 2°. per vestiging het in de RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

    • c. een opsomming van de gemeentes die de onderwijsregio vormen;

    • d. een opgave van het aantal studenten en zij-instromers dat in schooljaar 2024–2025 is opgeleid op de vestigingen van de desbetreffende onderwijsregio aan de hand van de administratie, bedoeld in artikel 22, zesde lid;

    • e. een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 20; en

    • f. in aanvulling op artikel 3.5 van de Kaderregeling een gedetailleerde begroting voor kalenderjaar 2026 en een begroting op hoofdlijnen voor de kalenderjaren 2027 tot en met 2029.

  • 6 De aanvraag wordt medeondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de uitvoering van het activiteitenplan en betrokken zijn bij de aanvraag. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het activiteitenplan uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 18. Eisen aan de onderwijsregio

  • 1 Een onderwijsregio is een regio zoals genoemd in het overzicht in bijlage 3.

  • 2 De partijen van een onderwijsregio, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden gewijzigd.

  • 3 Indien sprake is van een wijziging van een onderwijsregio als bedoeld in het eerste lid, dan dient een onderwijsregio te voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 7.

Artikel 19. Activiteitenplan onderwijsregio

  • 1 Het activiteitenplan is een plan met een gedetailleerde uitwerking van de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, voor het kalenderjaar 2026 en op hoofdlijnen voor de periode 1 januari 2027 tot en met 31 december 2029. Dit geschiedt met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Het activiteitenplan bevat voor de periode waarop dit betrekking heeft, in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie in de onderwijsregio. Dit geschiedt minimaal met gebruikmaking van de basisarbeidsmarktanalyse die wordt aangeleverd door de Realisatie-Eenheid;

    • b. de ambities en de kenmerkende vraagstukken die gezamenlijk worden aangepakt op basis van de in onderdeel a genoemde analyse, gespecificeerd naar de verschillende doelgroepen. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar de doelgroepen in het kader van het aantrekken van onderwijspersoneel en anderzijds naar het behouden of meer inzetten van het huidige onderwijspersoneel;

    • c. activiteiten gericht op het bereiken van doelen met betrekking tot het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel en op welke wijze deze activiteiten bijdragen aan het zorgen voor voldoende en goed opgeleid onderwijspersoneel en het leren omgaan met schaarste aan onderwijspersoneel;

    • d. de wijze van organisatie van de functionaliteit van samen opleiden binnen de onderwijsregio en het streven dat 100% van de studenten en zij-instromers binnen de onderwijsregio worden opgeleid, conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden in de Onderwijsregio;

    • e. de organisatie van de ontwikkelingsgerichte peer review uiterlijk eind 2029. De ontwikkelingsgerichte peer review vindt plaats door een onafhankelijk panel bestaande uit vertegenwoordigers van ten minste een andere onderwijsregio. Het rapport van de ontwikkelingsgerichte peer review wordt opgenomen in de rapportage, bedoeld in artikel 22, zevende lid;

    • f. de activiteiten die samenhangen met de bovenbestuurlijke inzet van onderwijspersoneel, zoals het inrichten en in stand houden van de invalpool;

    • g. de wijze waarop een loket wordt ingericht of doorontwikkeld voor de onderwijsregio gericht op de totale klantreis van onderwijspersoneel gericht op het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel; en

    • h. de wijze waarop samengewerkt wordt met geografisch omliggende of overlappende onderwijsregio’s.

  • 3 Het activiteitenplan van de onderwijsregio en de lijst met deelnemende partijen van een onderwijsregio worden door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap na verlening van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften van de algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 20. Samenwerkingsovereenkomst

  • 1 De partijen in de onderwijsregio sluiten met het oog op hun samenwerking een samenwerkingsovereenkomst.

  • 2 De samenwerkingsovereenkomst beschrijft minimaal:

    • a. de wijze waarop taken en verantwoordelijkheden van de partijen bijdragen aan de werkzaamheden van de onderwijsregio, bedoeld in het activiteitenplan;

    • b. de wijze waarop de governance in de onderwijsregio is vormgegeven en hoe de besluitvorming plaatsvindt;

    • c. de wijze waarop de middelen verdeeld worden;

    • d. de wijze waarop en welke informatie door de partijen in de onderwijsregio wordt gedeeld zodat de penvoerder aan diens verplichtingen richting de subsidieverstrekker kan voldoen;

    • e. de wijze waarop partijen kunnen toetreden of uittreden tot de onderwijsregio; en

    • f. de duur van de samenwerkingsovereenkomst voor minimaal de periode voor het uitvoeren van het activiteitenplan, bedoeld in artikel 19, tot en met de verantwoording van de besteding van de subsidie, bedoeld in artikel 24.

  • 3 De partijen die deelnemen aan de onderwijsregio verklaren in elk geval dat:

    • a. de penvoerder wordt gemachtigd om namens hen te handelen en in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen; en

    • b. alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de subsidie op verzoek van de penvoerder worden verstrekt.

  • 4 Voor de samenwerkingsovereenkomst kan gebruik gemaakt worden van het format dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 21. Meerjarige ambitieafspraken

  • 1 De onderwijsregio’s maken meerjarige kwantitatieve en kwalitatieve ambitieafspraken tot en met 2029. De ambitieafspraken zijn gericht op het realiseren van de maatschappelijke regionale opgave van de onderwijsregio en gaan in ieder geval in op:

    • a. het aantal zij-instromers;

    • b. de uitstroom van het aantal leraren uit het onderwijs tot 3 jaar en vanaf 3 jaar na het behalen van een diploma van een lerarenopleiding;

    • c. omvang van de tekorten aan leraren en schoolleiders; en

    • d. ambities die specifiek betrekking hebben op de desbetreffende onderwijsregio.

  • 2 De onderwijsregio’s kunnen worden ondersteund door de Realisatie-Eenheid bij het opstellen van de meerjarige ambitieafspraken.

  • 3 Voor het vastleggen van de meerjarige ambitieafspraken kan gebruik gemaakt worden van het format dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 22. Subsidieverplichtingen onderwijsregio

  • 1 De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2029.

  • 2 De penvoerder dient uiterlijk op 12 oktober 2026 de meerjarige ambitieafspraken van de onderwijsregio tot en met 2029 in bij DUS-I. De ambitieafspraken worden door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften van de algemene verordening gegevensbescherming.

  • 3 De penvoerder dient uiterlijk op 12 oktober 2026, 12 oktober 2027 en 12 oktober 2028 bij DUS-I een geactualiseerd activiteitenplan als bedoeld in artikel 19, eerste lid, en een geactualiseerde begroting als bedoeld in artikel 17, vijfde lid, onderdeel f, in voor het opvolgende kalenderjaar.

  • 4 De penvoerder dient uiterlijk op 1 september 2026 bij DUS-I een opgave in van het gerealiseerde aantal studenten en zij-instromers dat in het schooljaar 2025–2026 binnen een onderwijsregio is opgeleid aan de hand van de administratie, bedoeld in het zesde lid.

  • 5 De penvoerder dient uiterlijk op 1 september 2027 bij DUS-I een opgave in van het gerealiseerde aantal studenten en zij-instromers dat in het schooljaar 2026–2027 is opgeleid binnen een onderwijsregio aan de hand van de administratie, bedoeld in het zesde lid. Op basis van de aangeleverde gegevens bij DUS-I over het aantal studenten en zij-instromers dat in de afgelopen vier schooljaren binnen de onderwijsregio is opgeleid wordt door DUS-I het beoogde aantal studenten en zij-instromers bepaald dat in het schooljaar 2027–2028 binnen een onderwijsregio zal worden opgeleid. Dit aantal is berekend door DUS-I op basis van het gemiddelde groeipercentage over de afgelopen vier schooljaren.

  • 6 In aanvulling op artikel 5.2 van de Kaderregeling, is de penvoerder ervoor verantwoordelijk dat er jaarlijks een administratie wordt bijgehouden en ingediend bij DUS-I:

    • a. waarin inzichtelijk en controleerbaar het aantal studenten en zij-instromers is geregistreerd, dat per schooljaar binnen een onderwijsregio volgens de systematiek van samen opleiden conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden in de Onderwijsregio is opgeleid; en

    • b. die zodanig is opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate rapportages.

  • 7 Over de geboekte resultaten dient de penvoerder uiterlijk op 15 februari 2027, 15 februari 2028, 15 februari 2029 en 15 februari 2030 bij DUS-I een rapportage in. In de rapportage zijn een terugblik op de activiteiten en behaalde resultaten in het afgelopen kalenderjaar door de penvoerder, voortgang op de te behalen ambitieafspraken en aandachtspunten voor het opvolgend kalenderjaar door de Realisatie-Eenheid opgenomen. Dit geschiedt met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld. De rapportage wordt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften van de algemene verordening gegevensbescherming

  • 8 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat een afvaardiging van de deelnemende partijen aan de onderwijsregio jaarlijks minimaal één bestuurlijk gesprek voert met de Realisatie-Eenheid over de wijze van opvolging van de aandachtspunten van de Realisatie-Eenheid, de voortgang, de behaalde resultaten op de ambitieafspraken en de genomen maatregelen uit het activiteitenplan inclusief de begroting.

  • 9 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de onderwijsregio meewerken aan monitoring en evaluatie van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 10 De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de onderwijsregio op verzoek van de minister of de Realisatie-Eenheid actief meewerken aan kennisdelingsactiviteiten.

Artikel 23. Penvoerder

  • 1 Een bevoegd gezag dat deelneemt aan de onderwijsregio treedt namens de andere bevoegde gezagsorganen in de regio op als penvoerder.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 14, wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 3 De penvoerder is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de deelnemende partijen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

  • 4 Indien de penvoerder met een ander bevoegd gezag dat deelneemt aan de onderwijsregio schriftelijk overeenkomt het penvoerderschap aan dat andere bevoegd gezag over te dragen:

    • a. wordt de subsidie, onverminderd het bepaalde in het eerste tot en met derde lid, geacht met terugwerkende kracht aan de nieuwe penvoerder te zijn verleend; en

    • b. worden eventueel reeds door de oorspronkelijke penvoerder ontvangen voorschotten geacht met terugwerkende kracht aan hem te zijn betaald op grond van artikel 4:89, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5 Een overeenkomst als bedoeld in het vierde lid wordt, alvorens die in werking treedt, ter goedkeuring voorgelegd aan de minister en bevat, voor zover sprake is van reeds betaalde voorschotten, een regeling over bijschrijving daarvan op het vroegst mogelijke moment op een bankrekening van de nieuwe penvoerder.

Artikel 24. Verlening, vaststelling en verantwoording

  • 1 In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling, wordt de subsidie aan de penvoerder binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in vier termijnen wordt uitbetaald. De betaling van de eerste termijn zal plaatsvinden in februari 2026 en zal 25% betreffen van het subsidiebedrag. De betalingen van de overige termijnen zullen plaatsvinden in februari 2027, februari 2028 en februari 2029 als aan alle subsidieverplichtingen als bedoeld in artikel 22 tot dan toe is voldaan.

  • 3 Indien de opgave van het aantal studenten en zij-instromers voor de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 of het beoogde aantal voor 2027–2028, bedoeld in artikel 22, vierde en vijfde lid, afwijkt van het opgegeven aantal studenten en zij-instromers in de aanvraag, bedoeld in artikel 17, vijfde lid, onderdeel d, dan wordt het verleende bedrag, bedoeld in het eerste lid, bijgesteld.

  • 4 Indien er wijzigingen optreden, dient de onderwijsregio dit te melden bij DUS-I en kan het verleende bedrag, bedoeld in het eerste lid worden bijgesteld. Indien wijzigingen leiden tot bijstelling van het verleende bedrag, vindt de aanpassing hiervan jaarlijks plaats bij de uitbetaling van de eerstvolgende betalingstermijn.

  • 5 Indien niet wordt voldaan aan een subsidieverplichting als bedoeld in artikel 22 wordt de eerstvolgende betalingstermijn, bedoeld in het eerste lid, opgeschort totdat aan de verplichting is voldaan.

  • 6 De subsidie wordt binnen één jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode en beoordeling van de rapportages, bedoeld in artikel 22, zevende lid vastgesteld.

  • 7 Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

  • 8 De penvoerder toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 25. Hardheidsclausule

De Minister kan deze regeling in bijzondere gevallen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken, voor zover de toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.

Artikel 26. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die voor die datum op grond van de regeling zijn verstrekt.

Artikel 27. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

M.L.J. Paul

Bijlage 1. Behorende bij artikel 5 van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s

De subsidiebedragen worden volgens de onderstaande tabel bepaald op basis van aantal leerlingen en of mbo-studenten van de deelnemende vestigingen in de onderwijsregio.

Voor de Onderwijsregio Landelijk groen onderwijs is het maximale aan te vragen en te verstrekken bedrag voor de leerlingen en of mbo-studenten vastgesteld op € 450.000. Daarnaast kan een bedrag worden aangevraagd op basis van het aantal SO&P studenten in de onderwijsregio.

 

po-leerling

vo-leerling

mbo-student

bol

mbo-student

bbl entree-opleiding

mbo-student

bbl niet entree-opleiding

Bedrag per leerling/ mbo-student

€ 65,–

€ 65,–

€ 15,–

€ 7,50

€ 6,–

Bijlage 2. Behorende bij artikel 16 van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s

De subsidiebedragen, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, worden volgens de onderstaande tabel bepaald op basis van aantal leerlingen en of mbo-studenten van de deelnemende vestigingen in de onderwijsregio op de teldatum.

 

Bedrag per leerling/ mbo-student

po-leerling (regulier)

€ 68,80

vo-leerling (regulier)

€ 68,80

leerling speciaal basisonderwijs

leerling (voortgezet) speciaal onderwijs

leerling praktijkonderwijs

€ 85,00

mbo-student bol

€ 16,20

mbo-student bbl entree-opleiding

€ 8,10

mbo-student bbl niet entree-opleiding

€ 6,50

Voor de Onderwijsregio Landelijk groen onderwijs is het maximale aan te vragen en te verstrekken bedrag voor de leerlingen en of mbo-studenten vastgesteld op € 481.895,–.

Voor de geïntensiveerde aanpak van de tekorten in het primair onderwijs kan een penvoerder van onderstaande onderwijsregio’s in de G5, naast de bedragen per leerling onderstaande bedragen per jaar aanvragen. De omvang van deze bedragen is gebaseerd op de geactualiseerde leerlingaantallen en op de gemiddelde absolute tekorten in FTE van leraren en schoolleiders over de afgelopen drie jaren.

Referentie

DUS-I

Code

Realisatie-Eenheid

Naam onderwijsregio

Jaarlijks bedrag

OR250023

NW-01

Almere Lelystad

€ 3.622.161,–

OR250009

NW-02

Amsterdamse Onderwijsregio

€ 10.235.022,–

OR250015

ZW-03

Onderwijsregio Haaglanden

€ 7.581.460,–

OR250020

ZW-05

Onderwijsregio Rotterdam PO

€ 8.155.066,–

OR250047

NW-06

Utrecht Leert-Stad

€ 3.906.292,–

Voor de onderwijsregio’s in dunbevolkte gebieden kan de penvoerder, naast de bedragen per leerling onderstaande bedragen per jaar aanvragen. De onderwijsregio’s zijn geselecteerd aan de hand van de data van CBS over de bevolkingsdichtheid per gemeente.

Referentie

DUS-I

Code

Realisatie-Eenheid

Naam onderwijsregio

Jaarlijks bedrag

OR250007

O-02

Onderwijsregio Zwolle e.o.

€ 150.000,–

OR250010

O-01

Onderwijsregio Achterhoek Veluwezoom

€ 50.000,–

OR250012

ZW-07

Zeeuwse Onderwijsregio

€ 100.000,–

OR250013

N-02

Groningen VO-VSO

€ 50.000,–

OR250021

N-04

Primair Onderwijs Noord Nederland

€ 150.000,–

OR250031

N-05

Onderwijsregio Noorderwijzer

€ 50.000,–

OR250048

N-01

Onderwijsregio VO Friesland Noordelijk Flevoland

€ 50.000,–

Bijlage 3. Behorende bij artikel 18 van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s

Een aanvraag voor subsidie voor het uitvoeren van activiteiten in de kalenderjaren 2026 tot en met 2029 wordt ingediend door een penvoerder van een onderwijsregio zoals genoemd in deze bijlage.

Referentie

DUS-I

Code

Realisatie-Eenheid

Naam onderwijsregio

OR250001

NW-04

Midden Nederland VO MBO

OR250002

O-04

Onderwijsregio Oost Nederland

OR250003

L-03

Onderwijsregio Koerskracht

OR250004

L-02

Progressus

OR250005

ZW-08

Onderwijsregio Zuidwest-samen (VH Zuid Hollandse Eilanden en Albrandswaard)

OR250006

O-05

Twente & Omstreken

OR250007

O-02

Onderwijsregio Zwolle e.o.

OR250008

ZW-06

Onderwijsregio Rotterdam vo-mbo

OR250009

NW-02

Amsterdamse Onderwijsregio

OR250010

O-01

Onderwijsregio Achterhoek Veluwezoom

OR250011

ZW-01

Onderwijsregio Groene Hart

OR250012

ZW-07

Zeeuwse Onderwijsregio

OR250013

N-02

Groningen VO-VSO

OR250014

NW-05

Onderwijsregio Noord-Holland Noord i.o.

OR250015

ZW-03

Onderwijsregio Haaglanden

OR250016

Z-05

Onderwijsregio BrabantOost

OR250017

Z-08

Onderwijsregio West-Brabant Oost

OR250018

O-12

Nijmegen en omstreken (vo)

OR250019

Z-01

Onderwijsregio PO Noord-Limburg

OR250020

ZW-05

Onderwijsregio Rotterdam PO

OR250021

N-04

Primair Onderwijs Noord Nederland

OR250022

O-03

Onderwijsregio Twente – Achterhoek – Oost Salland

OR250023

NW-01

Almere Lelystad

OR250024

Z-06

Onderwijsregio Limburg

OR250025

Z-09

West Brabant West

OR250026

O-08

Onderwijsregio Food Valley

OR250027

NW-07

Onderwijsregio HAK

OR250028

N-03

Onderwijsregio MBO Noord-Nederland

OR250029

ZW-04

Onderwijsregio Rijnmond

OR250030

ZW-02

Onderwijsregio Leiden, Duin- en Bollenstreek VO

OR250031

N-05

Onderwijsregio Noorderwijzer

OR250032

Z-07

Onderwijsregio Midden- en West-Brabant

OR250033

Z-03

Onderwijsregio Brabant-Oost

OR250034

NW-03

Kennemerland & Groot-Amsterdam

OR250035

O-07

LOA

OR250036

O-11

MBO Onderwijsregio Gelderland

OR250037

ZW-10

Onderwijsregio Drechtsteden/ West-Brabant

OR250038

ZW-09

Onderwijsregio Leiden, Duin- en Bollenstreek PO

OR250039

Z-02

Midden-Brabant primair en gespecialiseerd onderwijs

OR250040

NW-09

Onderwijsregio Midden Nederland

OR250041

O-09

Onderwijsregio Rivierenland

OR250042

Z-04

Noord-Brabant Noord/Bommelerwaard

OR250043

O-06

Onderwijsregio Rijk van Nijmegen & Talent voor Onderwijs

OR250044

L-04

Scope

OR250045

O-10

Onderwijsregio Arnhem en omstreken VO

OR250046

NW-08

Noorderwijs

OR250047

NW-06

Utrecht Leert-Stad

OR250048

N-01

Onderwijsregio VO Friesland Noordelijk Flevoland

OR250049

L-01

Landelijke Groene Onderwijsregio

OR250050

NW-10

Zaanstreek Waterland