Instellingsbesluit Commissie Beschermde Cultuurgoederen

Geraadpleegd op 26-12-2025.
Geldend van 05-06-2024 t/m heden.

Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 mei 2024, nr. E&K/45886423, houdende instelling van een Commissie ter beoordeling van de beschermwaardigheid van cultuurgoederen (Instellingsbesluit Commissie Beschermde Cultuurgoederen)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. archiefbescheiden: archiefbescheiden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1°, van de Archiefwet 1995;

  • b. commissie: Commissie Beschermde Cultuurgoederen, bedoeld in artikel 2;

  • c. cultuurgoed: roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed (artikel 1.1 Erfgoedwet);

  • d. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • e. ministerie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • f. uitvoervergunning: een vergunning voor uitvoer van een cultuurgoed buiten de EU;

  • g. verzameling: cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen (artikel 1.1. Erfgoedwet);

  • h. beschermd cultuurgoed: cultuurgoed dat

    • als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3.7, eerste lid; of

    • voorkomt in een opsomming als bedoeld in artikel 3.7, derde lid; of

    • in geval van de aanwijzing van een beschermde verzameling op grond van artikel 3.8, eerste lid, zolang nog geen opsomming voor die verzameling is vastgesteld, redelijkerwijs onder de algemene omschrijving van die beschermde verzameling valt;

  • i. beschermde verzameling: verzameling die is aangewezen op grond van artikel 3.7, tweede lid.

Artikel 2. Instelling en taak

Er is een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek of op eigen initiatief te adviseren over:

  • a. cultuurgoederen en/of verzamelingen in particulier bezit;

  • b. cultuurgoederen en/of verzamelingen in bezit van de Staat; dan wel

  • c. cultuurgoederen en/of verzamelingen die mogelijk in bezit van de Staat zullen komen, en

waarbij redelijkerwijs kan worden vermoed dat die cultuurgoederen of verzamelingen voldoet aan de criteria van artikel 3.7 van de Erfgoedwet.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee andere leden.

  • 2 De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 3 De leden zijn niet werkzaam bij het ministerie en zijn ook overigens niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister.

  • 4 De voorzitter en de andere leden hebben kennis, expertise en een brede belangstelling voor cultuurgoederen en verzamelingen, kennis van de Collectie Nederland, bestuurlijke ervaring en/of een breed netwerk.

  • 5 De minister benoemt de leden voor ten hoogste vier jaar. Zij kunnen eenmaal voor een periode van ten hoogste vier jaar worden herbenoemd.

  • 6 Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 7 De voorzitter en overige leden kunnen (op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden) worden geschorst en ontslagen door de minister.

  • 8 Indien in voorkomend geval uit feiten en/of omstandigheden blijkt dat de voorzitter of een van de andere leden van de adviescommissie zelf direct of indirect betrokkenheid heeft bij een casus dan zullen zij zich laten vervangen en zich weerhouden van enige bemoeienis ten aanzien van de casus.

Artikel 4. Leden

Met ingang van 1 januari 2024 zijn tot lid van de commissie benoemd:

  • a. De heer Prof. Dr. R.E.O. Ekkart te Rijswijk, tevens voorzitter;

  • b. De heer Prof. Dr. T.M. Eliëns te Den Haag;

  • c. Mevrouw Drs. M. Scharloo te Rotterdam;

  • d. De heer Drs. P.J. Schoon te Dordrecht;

  • e. Mevrouw Drs. M. van Schijndel te Utrecht;

  • f. De heer Drs. R. Tax te Den Haag.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1 De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2 Het secretariaat wordt voorzien door de minister.

  • 3 Het secretariaat is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend aan de commissie verantwoording verschuldigd.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De commissie kan een regelement over haar werkwijze vaststellen.

  • 3 De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Vergoeding

  • 1 De voorzitter van de commissie ontvangt een vaste vergoeding. De salarisschaal van de voorzitter wordt vastgesteld op schaal 18, zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. De arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 0,2.

  • 2 De leden van de commissie ontvangen een vaste vergoeding. De salarisschaal van de leden wordt vastgesteld op schaal 16, zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. De arbeidsduurfactor wordt vastgesteld op 0,1.

Artikel 8. Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

  • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen;

  • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;

  • c. de kosten voor publicatie van rapporten;

  • d. reiskosten gemaakt door de leden van de commissie bij de uitvoering van hun taken voor de commissie.

Artikel 9. Jaarlijkse verslaglegging

De commissie brengt jaarlijks verslag uit aan de minister over de uitvoering van haar taken.

Artikel 10. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder als mogelijk, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 11. Evaluatie

Twee jaar na installatie van de commissie volgt een tussentijdse evaluatie, elke vier jaar volgt een uitgebreidere evaluatie.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst, en werkt daarbij terug tot en met 1 januari 2024.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Beschermde Cultuurgoederen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

F. Gräper-van Koolwijk