Instellingsbesluit Regiegroep Sociale Veiligheid in Hoger Onderwijs en Wetenschap

[Regeling vervalt per 01-01-2030.]
Geraadpleegd op 29-04-2025.
Geldend van 28-02-2025 t/m heden

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 mei 2024, nr. 46204814, houdende instelling van de Regiegroep Sociale Veiligheid in Hoger Onderwijs en Wetenschap (Instellingsbesluit Regiegroep Sociale Veiligheid Hoger Onderwijs en Wetenschap)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. convenant: Convenant Sociale veiligheid in Hoger Onderwijs en Wetenschap 2024–2027;

  • b. convenantpartners:

    • Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • Universiteiten van Nederland (UNL);

    • Vereniging Hogescholen (VH);

    • Landelijke Studentenvakbond (LSVb);

    • Interstedelijk Studenten Overleg (ISO);

    • Promovendi Netwerk Nederland (PNN), mede namens PostdocNL;

    • Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV);

    • Algemene Onderwijsbond (AOb);

  • c. instellingen: hogeronderwijsinstelling, studentenorganisatie, promovendi-organisatie of werknemersorganisatie;

  • d. hogeronderwijsinstelling: hogeschool of universiteit als bedoeld in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • e. promovendi-organisatie: rechtspersoon die de belangen van promovendi vertegenwoordigt en die voor ten minste drie jaar financiële middelen ontvangt van een hoger onderwijsinstelling of de minister;

  • f. studentenorganisatie: rechtspersoon waarbinnen studenten georganiseerd zijn en die voor ten minste drie jaar financiële middelen ontvangt van een hoger onderwijsinstelling of de minister;

  • g. werknemersorganisatie: rechtspersoon die de belangen van werknemers vertegenwoordigt en die voor ten minste drie jaar financiële middelen ontvangt van een hoger onderwijsinstelling of de minister;

  • h. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • i. regiegroep: Regiegroep Sociale Veiligheid in Hoger Onderwijs en Wetenschap.

Artikel 2. Instelling regiegroep

Er is een Regiegroep Sociale Veiligheid in Hoger Onderwijs en Wetenschap.

Artikel 3. Taak

De regiegroep heeft tot taak:

  • 1. de sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap te bevorderen door initiatieven te initiëren, faciliteren en stimuleren, die zich richten op kennisdeling, kennisvergaring en het stimuleren van samenwerking binnen de sector op het gebied van sociale veiligheid, voor de periode 2024 tot en met 2027.

  • 2. De regiegroep heeft in haar aanpak in elk geval aandacht voor de volgende drie aspecten, zoals genoemd in het KNAW-advies ‘Sociale veiligheid in de Nederlandse wetenschap – Van papier naar praktijk’ uit 2022:

    • a) de organisatiestructuur van instellingen;

    • b) de cultuur op de werkvloer, gericht op het bespreken van gedrag;

    • c) het systeem van klachtafhandeling en preventie.

  • 3. De regiegroep heeft in haar aanpak voorts in elk geval aandacht voor het advies van de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld betreffende de integrale aanpak sociale veiligheid van de minister van 24 januari 2024.

  • 4. In het kader van een lerende aanpak en om beleidsleren optimaal te stimuleren, kan de regiegroep de minister gevraagd en ongevraagd adviseren over het beleid van de minister voor zover dit relevant is voor het landelijk programma.

Artikel 4. Instellingsduur

1. De regiegroep wordt ingesteld met ingang van 1 april 2024 en wordt pas opgeheven nadat de werkzaamheden van de regiegroep zijn afgerond, met dien verstande dat, indien de werkzaamheden op 31 december 2027 nog niet zijn afgerond, de minister met de regiegroep zal bezien welke acties noodzakelijk zijn om de afronding van de werkzaamheden te bevorderen.

Artikel 5. Benoeming van de leden van de regiegroep

  • 1 De regiegroep bestaat uit:

    • a. een onafhankelijke voorzitter;

    • b. maximaal zes leden die zijn voorgedragen door de convenantpartners;

      • i. twee leden die de studenten vertegenwoordigen (respectievelijk voorgedragen door ISO en LSVb);

      • ii. twee leden die de medewerkers vertegenwoordigen, waaronder expliciet jonge onderzoekers (één lid voorgedragen door PNN, mede namens PostdocNL, en één lid voorgedragen door AOb en FNV samen);

      • iii. twee leden die de instellingen vertegenwoordigen (respectievelijk voorgedragen door UNL en VH);

    • c. vijf onafhankelijke experts.

  • 2 Benoeming van de leden van de regiegroep geschiedt voor ten hoogste de periode gelijk aan de instellingsduur van de regiegroep.

  • 3 Benoeming vindt plaats door de minister.

  • 4 De minister kan de voorzitter en de andere leden op eigen verzoek, wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden schorsen en ontslaan.

  • 5 De minister benoemt de voorzitter en de experts na advies van de convenantpartners.

  • 6 De minister benoemt de andere leden op voordracht van de convenantpartners.

  • 7 De voorzitter van de regiegroep en de onafhankelijke experts worden op persoonlijke titel benoemd. Voorts functioneren alle leden zonder last en ruggenspraak van partijen of organisaties waar zij al dan niet mee verbonden zijn.

  • 8 De minister benoemt als voorzitter van de regiegroep, met ingang van 1 april 2024:

    • Mevrouw drs. F.E. (Febe) Deug CMC

  • 9 De minister benoemt als leden van de regiegroep, met ingang van 1 juni 2024:

    • Mevrouw Prof.dr.ir. A.J. (Jantine) Schuit;

    • Mevrouw A.E.B. (Annet) Lekkerkerker;

    • De heer Prof. dr. A.(Arnoud) Lagendijk;

    • Mevrouw B. (Benthe) van Wanrooij MSc;

    • Mevrouw G.G. (Gwendolyn) Hermans BSc;

    • Mevrouw B. (Boutaina) Chami BSc;

    • De heer P.A.M. (Paul) Goossens MSc;

    • Mevrouw Prof. dr. S. (Saniye) Çelik;

    • Mevrouw Dr. M.M. (Marijke) Naezer;

    • Mevrouw Prof. dr. S.M. (Saartje Maria) Groeneveld;

    • Mevrouw drs. W. T. M. (Willy) van Berlo.

Artikel 6. Ondersteuning van de regiegroep

  • 1 Gedurende de periode 2024 tot en met 2027 wordt de regiegroep ondersteund door een programmamanager en een programmasecretaris die fulltime beschikbaar zijn en die door de minister worden aangesteld.

  • 2 De regiegroep kan indien zij dat nodig acht en dit naar het oordeel van de minister proportioneel is aanvullende ondersteuning inhuren.

  • 3 De programmamanager en de programmasecretaris zijn geen lid van de regiegroep en zijn voor hun inhoudelijke werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de regiegroep.

Artikel 7. Werkwijze van de regiegroep

  • 1 De regiegroep bepaalt haar eigen werkwijze en legt deze vast in een reglement.

  • 2 De regiegroep komt zo vaak bijeen als zij nodig acht en bepaalt in onderling overleg haar werkwijze met betrekking tot de invulling van de vergaderingen.

  • 3 De regiegroep initieert en plant minimaal twee keer per jaar een voortgangsgesprek met de directies Hoger Onderwijs en Studiefinanciering en Onderzoek en Wetenschapsbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om in ieder geval de volgende onderwerpen te bespreken:

    • a. voortgang;

    • b. samenwerking binnen de regiegroep;

    • c. betrokkenheid convenantpartners en instellingen;

    • d. hoe de effecten van de activiteiten samenhangen met de doelen uit de ‘Aanpak monitoring en evaluatie van de voortgang op doelen van het onderzoeks- en wetenschapsbeleid’, zoals opgenomen in de bijlage bij Kamerstukken II 2022/23, 31 288, nr. 1071;

    • e. belangrijke lessen en ervaringen die zijn opgedaan tijdens de uitvoering van de activiteiten. De terugkoppeling over belangrijke lessen en ervaringen kan ook frequenter gebeuren.

  • 4 Bovengenoemde voortgangsgesprekken vinden in ieder geval plaats aan het begin van het tweede kwartaal van een kalenderjaar (als de voortgangsrapportage van het voorgaande jaar samengesteld is) en aan het begin van het vierde kwartaal van een kalenderjaar (als het uitvoeringsplan voor het komende jaar samengesteld is). Bij deze gesprekken dienen ten minste de voorzitter, of diens plaatsvervanger, en twee andere leden aanwezig te zijn.

  • 5 De regiegroep verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van haar taak benodigde inlichtingen.

  • 6 De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 7 De regiegroep rapporteert in jaarlijkse voortgangsrapportages over haar voortgang. De regiegroep zal, in zoverre dat mogelijk is, in haar laatste rapportage reflecteren op de gehele periode 2024 tot en met 2027.

Artikel 8. Programmaplan

  • 1 De regiegroep is verantwoordelijk voor het tijdig opstellen van een vierjarig programmaplan, passend bij de taken zoals benoemd in artikel 3, waarin de regiegroep haar aanpak voor de periode van 2024 tot en met 2027 beschrijft.

  • 2 Het programmaplan is een plan van de regiegroep ter bevordering van sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de wetenschap voor de kalenderjaren 2024 tot en met 2027.

  • 3 Het programmaplan beschrijft de doelen en te behalen resultaten en beschrijft hoe de doelen en resultaten bijdragen aan het realiseren van de beleidsdoelen uit de in artikel 7 aangehaalde ‘Aanpak monitoring en evaluatie van de voortgang op doelen van het onderzoeks- en wetenschapsbeleid’ en beschrijft hoe de voortgang op het behalen van de doelen uit het programmaplan gemonitord gaat worden.

  • 4 In het totaal van de doelen en resultaten uit het programmaplan worden de volgende aspecten meegenomen:

    • a. de organisatiestructuur van hogeronderwijsinstellingen en studentenorganisaties;

    • b. de cultuur binnen hogeronderwijsinstellingen en studentenorganisaties, gericht op het bespreken van gedrag;

    • c. het systeem van klachtafhandeling en preventie;

    • d. studenten, promovendi niet in dienst en medewerkers in het hoger beroepsonderwijs, het wetenschappelijk onderwijs en de wetenschap;

    • e. groepen van mensen die meer risico lopen om te maken te krijgen met situaties waarin ze zich sociaal onveilig voelen;

    • f. specifieke kenmerken van verschillende vormen van sociale onveiligheid.

Artikel 9. Uitvoeringsplannen

  • 1 De regiegroep is verantwoordelijk voor het tijdig opstellen van jaarlijkse uitvoeringsplannen, die passen bij het programmaplan.

  • 2 In deze uitvoeringsplannen beschrijft de regiegroep haar activiteiten die de ontwikkeling van kennis, kunde en vaardigheden, of de uitwisseling hiervan, over sociale veiligheid binnen hogeronderwijsinstellingen of studentenorganisaties stimuleren met het oog op het faciliteren van hogeronderwijsinstellingen of studentenorganisaties.

Artikel 10. Subsidies

  • 1 De volgende leden zijn van toepassing indien de minister besluit subsidie te verstrekken aan:

    • a. (de penvoerder van) de regiegroep, voor activiteiten die verband houden met de organisatie van de regiegroep en de werkzaamheden van de penvoerder van de regiegroep;

    • b. (de penvoerder van) de regiegroep, voor activiteiten die de ontwikkeling van kennis, kunde en vaardigheden of de uitwisseling hiervan, over sociale veiligheid binnen hogeronderwijsinstellingen of studentenorganisaties stimuleren met het oog op het faciliteren van hogeronderwijsinstellingen of studentenorganisaties;

    • c. instellingen, voor activiteiten van instellingen met als doel de sociale veiligheid te versterken binnen een hogeronderwijsinstelling of studentenorganisatie.

  • 2 De regiegroep is verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de meerjarige subsidieaanvraag, zoals genoemd in lid 1 sub a, en de subsidieaanvragen zoals genoemd in lid 1 sub b.

  • 3 De regiegroep heeft voorts tot taak de subsidieaanvragen voor de minister voor te bereiden. Zij stelt tevens in haar uitvoeringsplannen een rangschikking voor van hoge naar lage prioriteit van de activiteiten.

  • 4 De regiegroep baseert zich bij de in lid 3 genoemde rangschikking en prioritering op een door haar te formuleren beoordelingskader, dat inhoudelijk gerelateerd is aan de doelen uit het programmaplan.

Artikel 11. Vergoeding

  • 1 De voorzitter en de onafhankelijke experts ontvangen vanaf het moment van hun benoeming een vaste vergoeding per maand conform bijlage 1. De toepasselijke salarisschaal is de hoogste trede van salarisschaal 18 conform de vigerende cao Rijk.

  • 2 De door de convenantpartners voorgedragen leden ontvangen geen vaste vergoeding.

Artikel 12. Archiefbescheiden

1. De regiegroep draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt daarbij terug tot en met 1 april 2024.

  • 2 Dit besluit vervalt op 1 januari 2030.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Regiegroep Sociale Veiligheid in Hoger Onderwijs en Wetenschap.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Bijlage 1. Vergoeding

Onderstaande tabel geeft het aantal uren per week weer, verdeeld naar jaartal.

 

2024

2025

2026

2027

 

Voorzitter

Experts

Voorzitter

Experts

Voorzitter

Experts

Voorzitter

Experts

Week 01 – week 13

3

2

3

2

3

2

Week 14 – week 22

6

3

2

3

2

3

2

Week 23 – week 35

6

4

3

2

3

2

3

2

Week 36 – week 52

3

2

3

2

3

2

3

2