Regeling specifieke uitkering huisvesting grote gezinnen vergunninghouders tweede tranche

Geraadpleegd op 25-04-2025.
Geldend van 01-06-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 mei 2024, houdende regels voor het verlenen van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de versnelde huisvesting en begeleiding van grote gezinnen vergunninghouders (Regeling specifieke uitkering huisvesting grote gezinnen vergunninghouders tweede tranche)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers als bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • college: college van burgemeester en wethouders;

  • groot gezin: gezin van zes of meer personen dat gekoppeld is aan een gemeente en in een opvangvoorziening van het COA, (een deel) in een tijdelijke locatie verblijft of waarvan een deel van het gezin in een woning in de gemeente verblijft en ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een specifieke uitkering ten minste één gezinslid in het bezit is van een verblijfsvergunning en de rest in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf;

  • minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • object: ruimte die ter bewoning voor verhuur wordt aangeboden of een ruimte met een andere bestemming dan wonen die na transformatie geschikt is voor bewoning en aan de daartoe gestelde eisen voldoet.

Artikel 2. Doel en activiteiten

  • 1 De minister kan ten behoeve van de versnelde huisvesting en begeleiding van grote gezinnen vergunninghouders op aanvraag van het college een specifieke uitkering verlenen aan een gemeente voor een project:

    • a. waarbij een groot gezin gehuisvest moet worden op grond van de taakstelling, bedoeld in artikel 28 van de Huisvestingswet 2014, dan wel al op grond van de taakstelling tijdelijk of niet passend in een gemeente is gehuisvest;

    • b. dat ziet op noodzakelijke ingrepen voor het geschikt maken van een object voor bewoning gelet op de omvang van het beoogde grote gezin door aanpassing of transformatie ervan of door plaatsing van een bouwwerk op het perceel van dat object; en

    • c. dat binnen een jaar na de datum van verlening van de specifieke uitkering besteed en gerealiseerd wordt.

  • 2 De specifieke uitkering kan ook worden besteed ter verduurzaming van het object, indien dit direct verband houdt met de aanpassing of transformatie ervan voor bewoning door een groot gezin.

  • 3 De specifieke uitkering kan ook worden besteed voor de huurderving van het object voor maximaal een periode van een jaar die ontstaat door de aanpassing of transformatie ervan voor bewoning door een groot gezin.

  • 4 Maximaal 10% van de verleende specifieke uitkering mag worden ingezet voor sociaal beheer en maximaal 5% van de verleende specifieke uitkering mag worden ingezet voor noodzakelijke projectkosten.

  • 5 Er wordt geen specifieke uitkering verleend, in het geval voor indiening van een aanvraag al een project is gerealiseerd of met de bouwwerkzaamheden is gestart.

Artikel 3. Uitkeringsplafond

  • 1 Het plafond voor het totaalbedrag aan verleningen van een specifieke uitkering bedraagt:

    • a. in 2024 € 2.726.000;

    • b. in 2025 € 3.700.000; en

    • c. in 2026 € 3.700.000.

  • 2 De maximumhoogte van een uitkering die per aanvraag kan worden verleend bedraagt € 35.000 voor een groot gezin van zes tot en met negen personen en € 50.000 voor een groot gezin van tien personen of meer.

  • 3 De maximumhoogte, bedoeld in het tweede lid, is inclusief de eventuele aftrek van het bedrag dat aan BTW verschuldigd is over de kosten van het project wat in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of voor zover de kosten in aanmerking komen voor aftrek op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1 Een specifieke uitkering kan worden aangevraagd binnen de aanvraagperiode die loopt van 3 juni 2024 vanaf 12.00 uur tot en met 15 oktober 2026 om 17.00 uur.

  • 2 Indien het plafond voortijdig in een kalenderjaar wordt bereikt, kan geen aanvraag meer voor dat kalenderjaar worden ingediend en wordt het aanvraagloket gesloten.

  • 3 Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. het adres waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en op welke wijze aan de voorwaarden wordt voldaan, bedoeld in artikel 2;

    • b. de omvang van het beoogde grote gezin dat in het object gaat wonen en op welke wijze het object daarop wordt aangepast;

    • c. de verwachte begin- en einddatum van het project; en

    • d. een opgave van het bedrag dat aan BTW verschuldigd is over de kosten van het project en welk gedeelte in aanmerking komt voor compensatie.

  • 4 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Artikel 5. Rangschikking van de aanvragen

  • 1 De minister behandelt de binnengekomen aanvragen op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment dat een volledige aanvraag is ontvangen.

  • 3 Indien de minister op de dag dat het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bereikt meer dan één volledige aanvraag ontvangt, wordt de onderlinge rangschikking vastgesteld door middel van loting.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1 Het college moet binnen een jaar na verlening van de specifieke uitkering het project realiseren, waarbij een groot gezin is gehuisvest dat valt binnen de bandbreedte, bedoeld in artikel 3, tweede lid, waartoe de specifieke uitkering is verleend. Indien dit niet mogelijk blijkt, kan de minister deze termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van het college verlengen.

  • 2 Op verzoek van de minister informeert het college over de voortgang van het project waarvoor de specifieke uitkering is verleend.

  • 3 Op verzoek van de minister verleent het college medewerking en verstrekt informatie ten behoeve van de voortgang en evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.

Artikel 7. Weigeringsgronden

De minister wijst een aanvraag voor een specifieke uitkering geheel of gedeeltelijk af, indien:

  • a. sprake is van een onvolledige aanvraag, waarbij de aanvrager eerst in de gelegenheid is gesteld om dit verzuim binnen een redelijke termijn te herstellen;

  • b. het project niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, bedoeld in artikel 2;

  • c. de verlening van de aangevraagde hoogte leidt tot een overschrijding van het plafond, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid; of

  • d. al een specifieke uitkering is verleend voor dezelfde activiteiten dan wel voor zover die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd of gefinancierd.

Artikel 8. Verlening

  • 1 De minister neemt binnen zes weken na de datum van ontvangst van een volledige aanvraag een besluit over de verlening van de specifieke uitkering. Indien dit niet mogelijk blijkt, deelt de minister dit aan het college mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel kan worden gegeven.

  • 2 Indien een specifieke uitkering wordt verleend, vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a. het object waarvoor een specifieke uitkering wordt verleend;

    • b. de omvang van het beoogde grote gezin dat erin wordt gehuisvest en of dit, gelet op artikel 3, tweede lid, binnen de bandbreedte van zes tot en met negen personen of tien personen of meer valt;

    • c. een beschrijving van het project waaraan de specifieke uitkering moet worden besteed; en

    • d. het bedrag van de specifieke uitkering.

Artikel 9. Voorschot

De minister verstrekt bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% en betaalt dat in één keer uit.

Artikel 10. Verantwoording

Het college legt verantwoording af over de besteding van de ontvangen specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 11. Vaststelling

De minister kan de specifieke uitkering lager vaststellen, indien zij niet of onrechtmatig is besteed.

Artikel 12. Terugvordering

  • 1 De minister kan de specifieke uitkering geheel of gedeeltelijk van het college terugvorderen, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 11.

  • 2 Terugvordering kan plaatsvinden tot het moment dat vijf jaren zijn verstreken, gerekend vanaf de dag na de verzenddatum van het besluit tot verlening van de specifieke uitkering.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering huisvesting grote gezinnen vergunninghouders tweede tranche.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge