Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2024

Geraadpleegd op 27-04-2025.
Geldend van 15-05-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 mei 2024, nr. 2024-0000249690, houdende bepalingen omtrent het materieelbeheer en privaatrechtelijk beheer van onroerende zaken van het Rijk (Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2024)

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. gebruiksgerechtigde: natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een nog lopend gebruiksrecht met betrekking tot een onroerende zaak van de Staat is verleend;

  • b. gebruiksrecht: huurrecht, pachtrecht, erfpachtrecht, opstalrecht, recht van vruchtgebruik, recht van bruikleen of ander gebruiksrecht, verleend of te verlenen met betrekking tot een onroerende zaak waarvan de Staat rechthebbende is;

  • c. materieelbeheer: zorg voor het onderhoud en de instandhouding van zaken vanaf het moment van inbeheer- of ingebruikneming tot aan het moment van afstoting;

  • d. medeoverheid: een gemeente, een provincie, een waterschap of een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of als bedoeld in artikel 132a, eerste lid, van de Grondwet;

  • e. minister: minister wie het aangaat.

Hoofdstuk 2. Materieelbeheer van onroerende zaken van het rijk en de administraties die ten behoeve van dat beheer worden bijgehouden

Artikel 2. Doelstellingen van materieelbeheer

Onroerende zaken worden zodanig door een minister beheerd of gebruikt dat:

  • a. daarmee de continuïteit van de uitvoering van het beleid en de bedrijfsvoering die aan de begroting van de minister ten grondslag liggen, wordt gewaarborgd;

  • b. het onnodig ontstaan van schade en kwaliteitsverlies aan die onroerende zaken wordt voorkomen; en

  • c. de kans op schade aan derden of aansprakelijkstelling door derden zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Artikel 3. Risico-inventarisatie

De minister inventariseert de risico’s dat:

  • a. door oorzaken gelegen buiten zijn ministerie aan onder zijn materieelbeheer vallende onroerende zaken aanzienlijke schade kan worden toegebracht; en

  • b. met de onder zijn materieelbeheer vallende onroerende zaken aanzienlijke schade aan derden kan worden toegebracht.

Artikel 4. Maatregelen

  • 1 Aan de hand van de inschatting van de kans dat de geïnventariseerde risico’s, bedoeld in artikel 3, zich zullen voordoen, besluit de minister of en zo ja welke preventieve maatregelen moeten worden genomen ter voorkoming of beperking van de vastgestelde risico’s.

  • 2 De risico’s van schade voor en aansprakelijkstelling van de Staat worden niet verzekerd, tenzij het naar het oordeel van een minister doelmatig is om deze risico’s te verzekeren. Het besluit daartoe wordt genomen in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën.

  • 3 De minister zorgt voor het herstel van schade aan de onroerende zaak en voor de afwikkeling van aansprakelijkstellingen van de Staat voor door de onroerende zaak aan derden toegebrachte schade.

  • 4 In overleg tussen de minister en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan worden besloten dat de afwikkeling van een schade of aansprakelijkstelling door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geschiedt.

Artikel 5. Beschrijving administratieve organisatie en bijhouden administratie materieelbeheer

De minister zorgt voor:

  • a. een beschrijving van de administratieve organisatie van het materieelbeheer van onroerende zaken;

  • b. de toepassing van de in die administratieve organisatiebeschrijving opgenomen procedures; en

  • c. het bijhouden van een adequate administratie van het gevoerde materieelbeheer van onroerende zaken.

Artikel 6. Overtolligstelling onroerende zaken

  • 1 Een minister stelt een onroerende zaak overtollig wanneer deze niet langer nodig is voor de uitvoering van het beleid en de bedrijfsvoering die aan de begroting van deze minister ten grondslag liggen en doet daarvan mededeling aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2 De minister kan bij overtolligstelling alleen voorwaarden stellen met het oog op het gebruik en de inrichting van de onroerende zaak na de overdracht van het materieelbeheer, voor zover die voorwaarden rechtstreeks verband houden met:

    • a. de praktische uitvoering van het op hem rustende materieelbeheer van een aan de onroerende zaak grenzende andere onroerende zaak, of

    • b. een op hem rustende verplichting in relatie tot de betreffende onroerende zaak op grond van wet- en regelgeving.

  • 3 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan een minister vragen een onroerende zaak overtollig te stellen.

  • 4 De volgende onroerende zaken worden niet overtollig gesteld:

    • a. agrarische domeingronden die door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangehouden om het beleid dat aan zijn begroting ten grondslag ligt uit te voeren door toekomstige vervreemding of ingebruikgeving van die gronden; en

    • b. andere onroerende zaken die een minister uitsluitend heeft verworven en aanhoudt om het beleid dat aan zijn begroting ten grondslag ligt uit te voeren door toekomstige vervreemding of ingebruikgeving van die onroerende zaak.

Artikel 7. Overdracht van overtollig gestelde onroerende zaken

  • 1 Direct na de overtolligstelling van een onroerende zaak draagt de minister het materieelbeheer daarvan over aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2 De overdracht wordt vastgelegd in een proces-verbaal van overname, dat door de minister en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ondertekend.

  • 3 Eventuele nadere afspraken of voorwaarden als bedoeld in artikel 6, tweede lid, kunnen in het proces-verbaal van overname worden vastgelegd.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing op door de Minister van Buitenlandse Zaken overtollig gestelde onroerende zaken buiten Nederland.

  • 5 Na de overdracht bevordert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanpassing bij het Kadaster van de tenaamstelling van de onroerende zaak en zorgt hij voor een interne betaling aan de minister. Deze interne betaling is gebaseerd op een marktconforme verkoopprijs voor de onroerende zaak.

  • 6 De minister en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen in onderling overleg afwijken van het eerste lid. De afwijking wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 8. Herbestemming binnen het Rijk

  • 1 Na de overdracht, bedoeld in artikel 7, eerste lid, gaat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eerst na of hijzelf of een andere minister de overtollig gestelde onroerende zaak nodig heeft voor de uitvoering van het beleid en de bedrijfsvoering die aan zijn begroting respectievelijk de begroting van de andere minister ten grondslag liggen.

  • 2 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt het materieelbeheer van een onroerende zaak over aan een minister die kenbaar maakt dat hij de overtollig gestelde onroerende zaak wil inzetten voor de uitvoering van het beleid en de bedrijfsvoering die aan de begroting van deze minister ten grondslag liggen.

  • 3 De overdracht, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgelegd in een proces-verbaal van overname, dat door de minister en de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties wordt ondertekend.

  • 4 Eventuele voorwaarden als bedoeld in artikel 6, tweede lid, gelden voor de betrokken minister en worden vastgelegd in het proces-verbaal van overname. Eventuele nadere afspraken kunnen ook in het proces-verbaal van overname worden vastgelegd.

  • 5 Na de overdracht, bedoeld in het tweede lid, bevordert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanpassing bij het Kadaster van de tenaamstelling van de onroerende zaak.

  • 6 De minister zorgt voor een interne betaling aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van een bedrag gebaseerd op een marktconforme verkoopprijs voor de onroerende zaak.

Artikel 9. Beslissing over vervreemding van onroerende zaken

  • 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan beslissen een overtollig gestelde onroerende zaak te vervreemden indien:

    • a. hijzelf of een andere minister de onroerende zaak niet of niet binnen een redelijke termijn nodig heeft als bedoeld in artikel 8, eerste lid; of

    • b. het materieelbeheer van de onroerende zaak niet of niet binnen redelijke termijn kan worden overgedragen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, in het geval dat hijzelf of een andere minister de onroerende zaak nodig heeft.

  • 2 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan een onroerende zaak als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder a, vervreemden om het beleid dat aan zijn begroting ten grondslag ligt uit te voeren.

  • 3 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervreemdt een onroerende zaak als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder b, op verzoek van de minister die de zaak heeft verworven. Hij voert met die minister overleg over het moment van vervreemding, het doel waarvoor en de voorwaarden waaronder de vervreemding plaatsvindt, en de criteria op grond waarvan een toekomstig eigenaar van de onroerende zaak wordt geselecteerd.

Hoofdstuk 3. Privaatrechtelijk beheer van de onroerende zaken van het rijk

Artikel 10. Openbare verkoop van onroerende zaken van het Rijk aan derden

  • 1 Als de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een overtollig gestelde onroerende zaak of een onroerende zaak als bedoeld in artikel 6, vierde lid, vervreemdt draagt hij zorg voor een openbare aanbieding van het eigendomsrecht van de onroerende zaak door publicatie op www.biedboek.nl.

  • 2 Bij de openbare aanbieding van het eigendomsrecht van de onroerende zaak houdt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties rekening met planologische voornemens van het hiertoe bevoegd gezag. Als een wijziging van de aan de onroerende zaak toegedeelde functie volgens hem wenselijk is, voert hij daarover voorafgaand aan de openbare aanbieding overleg met het hiertoe bevoegde gezag.

  • 3 Bij een openbare aanbieding wordt het recht van gunning voorbehouden.

  • 4 Voor de overname van het eigendomsrecht wordt een marktconforme prijs betaald aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 5 De voorwaarden, bedoeld in artikel 6, tweede lid, en artikel 9, derde lid, worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de overdracht van het eigendomsrecht aan de nieuwe eigenaar gesteld.

Artikel 11. Onderhandse vervreemding onroerende zaken van het Rijk

  • 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan besluiten tot vervreemding zonder openbare aanbieding van:

  • 2 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor een tijdige aankondiging van de voorgenomen vervreemding door publicatie op www.biedboek.nl met verwijzing naar de criteria op basis waarvan vervreemding zonder openbare aanbieding geschiedt.

  • 3 Een schriftelijk verzoek tot vervreemding zonder openbare aanbieding van een onroerende zaak als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden ingediend door:

    • a. een minister, ten behoeve van de huisvesting van een publiekrechtelijke rechtspersoon van de centrale overheid, geen onderdeel van de rechtspersoon Staat, of de uitvoering van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid waarmee die rechtspersoon is belast; of

    • b. een medeoverheid om te voorzien in haar eigen huisvesting of de uitvoering van bij of krachtens de wet van haar gevorderd bestuur, voor zover de medeoverheid daarbij:

      • 1°. aantoont dat de overdracht van het eigendomsrecht noodzakelijk is voor haar eigen huisvesting of voor de uitvoering van bij of krachtens de wet gevorderd bestuur;

      • 2°. verklaart dat zij de onroerende zaak bestendig in eigendom houdt en dat de onroerende zaak direct na de overname van het eigendomsrecht gebruikt wordt voor haar eigen huisvesting of voor de uitvoering van het onder 1° bedoelde bij of krachtens de wet gevorderde bestuur; en

      • 3°. verklaart dat zij de overname van het eigendomsrecht volledig uit publieke middelen zal bekostigen.

  • 4 Een medeoverheid kan een schriftelijk verzoek tot vervreemding van onroerende zaken, als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder a, ook indienen om deze als compensatiegrond aan te kunnen bieden aan een derde die zijn agrarisch bedrijf elders in eigendom overdraagt aan de betrokken medeoverheid in verband met een door die medeoverheid te realiseren nationaal beleidsdoel voor de fysieke leefomgeving.

  • 5 Als ten aanzien van een onroerende zaak meerdere verzoeken zijn ingediend, overweegt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eerst de verzoeken van ministers, gevolgd door die van medeoverheden, met dien verstande dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een afweging tussen de met die verzoeken gediende belangen maakt.

  • 6 Als een onroerende zaak wordt vervreemd aan een medeoverheid als bedoeld in het derde lid, onder b, en de medeoverheid voornemens is de onroerende zaak door een derde te doen gebruiken, komt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met die medeoverheid overeen dat het gebruiksrecht in een openbare procedure wordt aangeboden, tenzij de derde de enige serieuze gegadigde is.

  • 7 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan beslissen tot vervreemding zonder openbare aanbieding aan een derde van een onroerende zaak als bedoeld in het eerste lid, onder a, als er geen verzoek als bedoeld in het derde of vierde lid is ingediend of de ingediende verzoeken niet zijn toegewezen, of van een onroerende zaak als bedoeld in het eerste lid, onder b. Dit kan slechts indien de derde de enige serieuze gegadigde is.

Artikel 12. Ruiling van rijksvastgoed

  • 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan beslissen medewerking te verlenen aan een ruiling als er slechts één serieuze gegadigde is. In dat geval draagt hij zorg voor een tijdige aankondiging van de voorgenomen vervreemding zonder openbare aanbieding van de onroerende zaak van de Staat in het kader van die ruiling, door publicatie op www.biedboek.nl met vermelding van de criteria op basis waarvan wordt vastgesteld dat er slechts een serieuze gegadigde bestaat.

  • 2 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan alleen medewerking verlenen aan een ruiling indien:

    • a. een minister de te verwerven onroerende zaak verwerft met het oog op de uitvoering van het beleid en de bedrijfsvoering die aan zijn begroting ten grondslag liggen;

    • b. er sprake is van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder a, of als de onroerende zaak van de Staat overtollig is gesteld overeenkomstig artikel 6 en er geen sprake is van herbestemming van de onroerende zaak overeenkomstig artikel 8; en

    • c. de te ruilen onroerende zaken naar het oordeel van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een gelijke marktwaarde hebben of, voor zover dit niet het geval is, het verschil aan de ander wordt vergoed.

  • 3 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan beslissen medewerking te verlenen aan ruiling van gronden als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder b, op verzoek van de minister die de gronden aanhoudt om het beleid dat aan zijn begroting ten grondslag ligt uit te voeren. Het eerste lid en het tweede lid, aanhef en onder a en c, zijn van toepassing.

Artikel 13. Verlening gebruiksrechten

  • 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan met betrekking tot een overtollig gestelde onroerende zaak en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder a, een gebruiksrecht verlenen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan voorwaarden stellen bij het verlenen van het gebruiksrecht. Indien voorwaarden zijn gesteld als bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden deze bij het verlenen van het gebruiksrecht gesteld.

  • 2 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleent met betrekking tot een onroerende zaak als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder b, een gebruiksrecht op verzoek van de minister die de zaak heeft verworven. Hij voert overleg met die minister over het moment van de verlening van het gebruiksrecht, het doel waarvoor en de voorwaarden waaronder het gebruiksrecht wordt verleend alsmede de criteria op grond waarvan de gebruiker van de onroerende zaak wordt geselecteerd.

  • 3 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan met betrekking tot een onroerende zaak die niet overtollig is gesteld, niet zijnde een onroerende zaak als bedoeld in artikel 6, vierde lid, een gebruiksrecht verlenen, indien de minister die de zaak nodig heeft voor de uitvoering van het beleid en de bedrijfsvoering die aan zijn begroting ten grondslag liggen daar toestemming voor geeft.

  • 4 De minister die de onroerende zaak nodig heeft, bedoeld in het derde lid, kan bij het verlenen van toestemming voor het verlenen van een gebruiksrecht voorwaarden stellen die rechtstreeks verband houden met:

    • a. de praktische uitvoering van het bij hem berustende materieelbeheer van de desbetreffende onroerende zaak of van een daaraan grenzende andere onroerende zaak; of

    • b. de praktische uitvoering van het beleid of de bedrijfsvoering die ten grondslag liggen aan zijn begroting.

  • 5 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan, op verzoek van de minister die de onroerende zaak nodig heeft, bedoeld in het derde lid, ook voorwaarden over het gebruik stellen die verband houden met de uitvoerbaarheid van nationale belangen voor de fysieke leefomgeving op de locatie waarvan de onroerende zaak deel uitmaakt, voor zover de voorgenomen behartiging van die belangen blijkt uit een omgevingsvisie of programma als bedoeld in de Omgevingswet of een ander door een bestuursorgaan openbaar gemaakt document.

  • 6 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor een openbare aanbieding van de verlening van een gebruiksrecht door publicatie op www.biedboek.nl.

  • 7 Voor het gebruik van een onroerende zaak van de Staat betaalt de gebruiksgerechtigde een marktconforme prijs aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 8 Degenen aan wie een gebruiksrecht is verleend, zorgen er zelf voor dat zij beschikken over de voor het overeengekomen gebruik van de onroerende zaak benodigde publiekrechtelijke vergunningen en ontheffingen.

Artikel 14. Onderhandse verlening gebruiksrechten

  • 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan beslissen een gebruiksrecht met betrekking tot een onroerende zaak zonder openbare aanbieding te verlenen.

  • 2 De Minister van Binnenlandse Zaken draagt zorg voor een tijdige aankondiging van de voorgenomen verlening van het gebruiksrecht door middel van een publicatie op www.biedboek.nl, met verwijzing naar de criteria op basis waarvan verlening van een gebruiksrecht zonder openbare aanbieding geschiedt.

  • 3 Een schriftelijk verzoek tot verlening van een gebruiksrecht met betrekking tot een onroerende zaak zonder openbare aanbieding kan worden ingediend door:

    • a. een minister ten behoeve van een publiekrechtelijke rechtspersoon van de centrale overheid, geen onderdeel van de rechtspersoon Staat, ten behoeve van de huisvesting van die rechtspersoon of de uitvoering van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid waarmee die rechtspersoon is belast; of

    • b. een medeoverheid om te voorzien in haar eigen huisvesting of de uitvoering van bij of krachtens de wet van haar gevorderd bestuur, voor zover die medeoverheid:

      • 1°. aantoont dat het verkrijgen van het gebruiksrecht door haar noodzakelijk is voor haar eigen huisvesting of voor de uitvoering van bij of krachtens de wet van haar gevorderd bestuur;

      • 2°. verklaart dat zij het gebruiksrecht zal gebruiken voor haar eigen huisvesting of voor de uitvoering van het onder 1° bedoelde bij of krachtens wet van haar gevorderde bestuur; en

      • 3°. verklaart dat zij de prijs van het gebruiksrecht volledig uit publieke middelen zal bekostigen.

  • 4 Een medeoverheid kan een schriftelijk verzoek tot verlening van een gebruiksrecht met betrekking tot onroerende zaken, als bedoeld in artikel 6, vierde lid, onder a, ook indienen om het gebruiksrecht met betrekking tot de onroerende zaak ter compensatie aan te kunnen bieden aan een derde die zijn agrarisch bedrijf elders uitoefent op een onroerende zaak, als het gebruiksrecht van die derde daarop zal worden beëindigd in verband met een door die medeoverheid te realiseren nationaal beleidsdoel voor de fysieke leefomgeving.

  • 5 Als ten aanzien van een onroerende zaak meerdere verzoeken zijn ingediend, overweegt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eerst de verzoeken van ministers en vervolgens die van medeoverheden met dien verstande dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een afweging tussen de met die verzoeken gediende belangen maakt.

  • 6 Als de medeoverheid, bedoeld in het derde lid, onder b, voornemens is de onroerende zaak door een derde te doen gebruiken, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hiervoor eerst om toestemming gevraagd. Indien toestemming wordt verleend komt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met die medeoverheid overeen dat die medeoverheid het gebruiksrecht in een openbare procedure aanbiedt, tenzij de derde de enige serieuze gegadigde is.

  • 7 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan een derde zonder openbare aanbieding een gebruiksrecht verlenen met betrekking tot een onroerende zaak als er geen verzoek als bedoeld in het derde of het vierde lid is ingediend of de ingediende verzoeken niet zijn toegewezen. Dit kan slechts als de derde de enige serieuze gegadigde is.

  • 8 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan beslissen zonder openbare aanbieding een gebruiksrecht te verlenen met betrekking tot een onroerende zaak buiten Nederland die de Minister van Buitenlandse Zaken gebruikt voor de uitvoering van het beleid en de bedrijfsvoering die aan de begroting van deze minister ten grondslag liggen, onder bekendmaking van de criteria op basis waarvan verlening van een gebruiksrecht zonder openbare aanbieding geschiedt. In afwijking van het tweede lid kan de bekendmaking op een andere manier worden vormgegeven dan met een publicatie op www.biedboek.nl. Een gebruiksrecht aan een derde wordt slechts verleend indien deze de enige serieuze gegadigde is.

  • 9 Artikel 13 is, met uitzondering van het zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 15. Overgangsrecht

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge