Tijdelijke subsidieregeling Luchtvaart in Transitie

[Regeling vervalt per 31-12-2027.]
Geraadpleegd op 24-01-2025.
Geldend van 13-06-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 22 april 2024, nr. IENW/BSK-2024/124323, houdende vaststelling van de Tijdelijke subsidieregeling Luchtvaart in Transitie

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, 9, 22 en 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M en artikel 36 van verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014;

BESLUIT:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • AGVV: algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86 van de AGVV;

  • fundamenteel onderzoek: fundamenteel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 84 van de AGVV;

  • haalbaarheidsproject: project dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie, als bedoeld in artikel 2, onderdeel 87 van de AGVV, of uit een combinatie van een haalbaarheidsstudie en industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

  • industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 85 van de AGVV;

  • Kaderbesluit: Kaderbesluit subsidies I en M;

  • kennisinstelling:

    • a. onder a, b, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

    • b. geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • 1°. openbare instelling voor hoger onderwijs,

      • 2°. onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • c. rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b of c direct of indirect:

      • 1°. meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,

      • 2°. volledig aansprakelijk vennoot is, of

      • 3°. overwegende zeggenschap heeft;

    • d. onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder a tot en met d;

  • kennisvoucher: door de minister aan een MKB-ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een LiT-kennisoverdrachtsproject;

  • LiT-kennisoverdrachtsproject: door een kennisinstelling verrichte activiteit bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, beantwoorden van een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer, waarmee deze ondernemer voor hem nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten verkrijgt;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • MKB: kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 2, onderdeel twee, van de AGVV;

  • ondersteunend onderzoek: onderzoeksprojecten gericht op technologie-, innovatie- en kennisontwikkeling in de pre-commerciële fase, die een bijdrage leveren aan het bereiken van een reductie van met name de emissie van CO2, alsmede van NOx, (ultra) fijn stof en andere schadelijke emissies in de luchtvaartsector, door technologieontwikkeling van lichtgewicht structuren en elektrische systemen en vliegende demonstratietoestellen op basis van waterstofverbranding en waterstof brandstofcel-elektrisch;

  • RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 85, van de AGVV of experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de AGVV of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerking uitgevoerd door een samenwerkingsverband;

  • subsidiabele kosten: kosten als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de AGVV;

  • testvoucher: door de minister aan een MKB-ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van het gebruik van faciliteiten om technologie en innovaties te testen en valideren.

Artikel 2. Doel en toepassingsbereik van de regeling

Deze regeling heeft als doel:

  • a. het mogelijk maken van ondersteunend onderzoek, en;

  • b. het borgen van een sterke Nederlandse kennispositie en het versterken van het MKB-ecosysteem door het stimuleren van ondersteunend onderzoek, kennisopbouw en samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en kennisinstellingen.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 4. Specifieke afwijzingsgronden

Onverminderd de in artikel 11 en 12 van het Kaderbesluit vermelde afwijzingsgronden, wordt de subsidie in ieder geval afgewezen indien:

  • a. er in hetzelfde kalenderjaar al een subsidie is verstrekt op grond van een regeling voor hetzelfde samenwerkingsproject of haalbaarheidsproject;

  • b. er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de AGVV;

  • c. er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de AGVV;

  • d. indien de werkzaamheden aan de maatregelen reeds zijn aangevangen voordat de aanvraag voor dat project is ingediend en het stimulerend effect als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de AGVV daardoor ontbreekt;

  • e. de subsidieverstrekking niet in overeenstemming is met enige andere bepaling in de AGVV, of;

  • f. er ten aanzien van de aanvrager reeds een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 5. Voorschot

Bij de beschikking tot subsidieverlening wordt een voorschot verleend van:

  • a. 100% indien de subsidie minder dan € 25.000,– bedraagt;

  • b. 80% indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt.

Artikel 6. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger doet gedurende de uitvoering van het project, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 8 van het Kaderbesluit, middels een jaarrapport voor de modules Ondersteunend onderzoek en R&D samenwerkingsprojecten verslag van de voortgang van het project.

Artikel 7. Subsidievaststelling

Onverminderd het bepaalde in artikel 24 van het Kaderbesluit wordt een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld digitaal formulier dat wordt geplaatst op de website van RVO.

Hoofdstuk 2. Module Ondersteunend Onderzoek (OO)

Artikel 8. Openstelling

Een aanvraag tot subsidieverlening voor een project voor de module Ondersteunend Onderzoek kan worden ingediend bij RVO:

  • a. in de eerste ronde die loopt vanaf 28 mei 2024 tot en met 15 juli 2024;

  • b. in de tweede ronde die loopt vanaf 1 april 2026 tot en met 1 juni 2026.

Artikel 9. Subsidiabele activiteiten

In aanmerking voor subsidie komen onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, als bedoeld in artikel 25, tweede lid, a tot en met d, van de AGVV, waarbij de activiteiten gericht zijn op:

  • a. systemen waarmee de toepassing van waterstof voortstuwing mogelijk wordt gemaakt;

  • b. ondersteunende technologieën voor de onder a bedoelde systemen, niet zijnde voortstuwingstechnologie;

  • c. projecten gericht op slimme constructies en lichtgewicht materialen, zoals de toepassing van thermoplasten;

  • d. technologieën en processen die bijdragen aan de onderdelen a tot en met c in lijn met de doelstellingen als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

Artikel 10. Subsidieplafond en hoogte van de subsidie

  • 1 Voor de periode tot en met 31 december 2026 is voor de activiteiten als bedoeld in artikel 9, ten hoogste € 10.500.000,– beschikbaar. Dit bedrag is als volgt verdeeld:

    • a. € 5.250.000,– voor het jaar 2024;

    • b. € 5.250.000,– voor het jaar 2026.

  • 2 De subsidieverlening wordt gerechtvaardigd op grond van artikel 25, tweede lid, van de AGVV.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a. 100% van de in aanmerking komende kosten voor fundamenteel onderzoek;

    • b. 50% van de in aanmerking komende kosten voor industrieel onderzoek of een haalbaarheidsstudie, en;

    • c. 25% van de in aanmerking komende kosten voor experimentele ontwikkeling;

    tot een maximum van € 1.250.000,– per onderzoeksproject.

Artikel 11. Verdeling van het subsidieplafond

  • 1 De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

  • 2 De minister kent aan een project een hoger aantal punten toe naarmate:

    • a. het project meer bijdraagt aan:

      • de doelstellingen van de subsidie;

      • de realisatie van de klimaatdoelstellingen voor 2030, zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord, en;

      • de doelstellingen van Project Luchtvaart in Transitie.

    • b. de wetenschappelijke excellentie hoger is;

    • c. de bijdrage aan de Nederlandse economie groter is;

    • d. de kwaliteit van het project beter is, blijkend uit de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico’s, de uitvoerbaarheid, het samenwerkingsverband en de deelnemende partijen.

  • 3 De minister kent per onderdeel van het tweede lid ten minste één en ten hoogste tien punten toe.

  • 4 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

  • 5 Geen subsidie wordt verleend voor een project dat lager is gerangschikt dan eenzelfde project of aan een project dat minder dan 5 punten toegewezen heeft gekregen op een onderdeel.

  • 6 Indien onder het desbetreffende subsidieplafond aan twee of meer aanvragen in totaal een gelijk aantal punten is toegekend, wordt er door de minister geloot.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Met de uitvoering van het project binnen de Module Ondersteunend Onderzoek wordt gestart binnen dertien weken na goedkeuring van de subsidieaanvraag.

  • 2 Een project binnen de Module Ondersteunend Onderzoek wordt uitgevoerd binnen vijf jaren na de start van het project.

Hoofdstuk 3. Module Versterken Innovatievermogen MKB (VIM)

Titel 3.1. Kennis- en testvouchers

3.1.1. Verstrekking van een kennis- of testvoucher

Artikel 13. Aanvraag

Een aanvraag voor een kennis- of testvoucher voor de module Versterken Innovatievermogen MKB kan door een MKB-ondernemer worden ingediend bij de RVO:

  • a. in de eerste ronde die loopt vanaf 28 mei 2024 tot en met 2 december 2024, en;

  • b. in de tweede ronde die loopt vanaf 2 april 2026 tot en met 1 december 2026.

Artikel 14. Verstrekking voucher voor kennisvragen of testen

De kennis- of testvoucher wordt aan een MKB-ondernemer verstrekt voor het beantwoorden van kennisvragen of het testen en valideren van technologie of innovaties die gericht zijn op:

  • a. nieuwe aandrijflijnen;

  • b. elektrisch-thermische huishouding;

  • c. nieuwe ontwerpconcepten en -materialen;

  • d. ultra-efficiënte structurele componenten, en;

  • e. kosteneffectieve fabricagetechnologieën voor nieuwe vliegtuigconfiguraties na 2030.

Artikel 15. Subsidieplafond en hoogte van de subsidie

  • 1 Voor de periode tot en met 31 december 2026 is voor het verstrekken van vouchers, als bedoeld in artikel 14 ten hoogste € 600.000,– beschikbaar:

    • a. € 300.000,– voor het jaar 2024;

    • b. € 300.000,– voor het jaar 2026.

  • 2 De in het eerste lid genoemde bedragen zijn per jaar als volgt verdeeld:

    • a. € 150.000,– ten behoeve van kennisvouchers, waarvan de waarde per voucher maximaal € 15.000,– bedraagt, en;

    • b. € 150.000,– ten behoeve van testvouchers waarvan de waarde per voucher maximaal € 15.000,– bedraagt.

Artikel 16. Verdeling van vouchers binnen het subsidieplafond

De minister verdeelt de vouchers op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 17. Afwijzingsgronden vouchers

Onverminderd hetgeen bepaald in artikel 4 wordt de aanvraag van een kennis- of testvoucher afgewezen indien:

  • a. de ondernemer en de kennisinstelling reeds voor de subsidieverlening verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het VIM-project;

  • b. de kennisvraag onvoldoende aansluit bij het innovatietraject, zoals opgenomen in het aanvraagformulier, of;

  • c. er reeds een aanvraag is gedaan voor een soortgelijke activiteit per aanvrager.

Artikel 18. Besteding van de voucher

  • 1 Een kennis- of testvoucher overgedragen aan een kennisinstelling.

  • 2 De ontvanger van de voucher legt binnen vier maanden na de dagtekening van de toekenning van een kennis – of testvoucher een offerte of een ondertekende opdrachtbevestiging van de kennisinstelling over.

3.1.2. Verstrekking van subsidie aan de kennisinstellingen

Artikel 19. Verzilvering kennis- en testvoucher door kennisinstellingen

  • 1 Een aanvraag om vaststelling van subsidie kan worden ingediend bij de RVO.

  • 2 Subsidie wordt verstrekt aan een kennisinstelling die kennisvragen heeft beantwoord of technologie en innovaties heeft getest of gevalideerd ten behoeve van de MKB-ondernemer en in verband daarmee een geldige voucher overlegt aan de minister.

  • 3 De aanvraag moet binnen twee jaar zijn ontvangen na de dagtekening van een verstrekte voucher.

  • 4 Indien de aanvraag niet door de RVO is ontvangen binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, vervalt de voucher van rechtswege.

Artikel 20. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a. 50% van de kosten, als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de AGVV, tot een maximum van € 15.000,– voor het testen en valideren van technologie en innovatie (testvoucher).

    • b. 50% van de kosten, als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de AGVV tot een maximum van € 15.000 voor het beantwoorden van kennisvragen (kennisvoucher).

  • 2 De subsidieverlening wordt ten aanzien van de kennisvoucher gerechtvaardigd op grond van artikel 18 van de AGVV en ten aanzien van de testvoucher op grond van artikel 28 van de AGVV.

Artikel 21. Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 4 wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien het beantwoorden van kennisvragen of het testen en valideren van technologie of innovaties niet hoofdzakelijk was gericht op het in de aanvraag vermelde onderwerp.

Titel 3.2. Haalbaarheidsprojecten

Artikel 22. Openstelling

Een aanvraag voor haalbaarheidsprojecten voor de module Versterken Innovatievermogen MKB kan worden ingediend bij RVO:

  • a. in de eerste ronde die loopt vanaf 28 mei 2024 tot en met 9 december 2024;

  • b. in de tweede ronde die loopt vanaf 2 april 2026 tot en met 9 december 2026.

Artikel 23. Subsidiabele activiteiten

In aanmerking voor subsidie komen haalbaarheidsprojecten, waarbij de activiteiten gericht zijn op:

  • a. nieuwe aandrijflijnen;

  • b. elektrisch-thermische huishouding;

  • c. nieuwe ontwerpconcepten en -materialen;

  • d. ultra-efficiënte structurele componenten;

  • e. kosteneffectieve fabricagetechnologieën voor nieuwe vliegtuigconfiguraties na 2030.

Artikel 24. Subsidieplafond en hoogte van de subsidie

  • 1 Voor de periode tot en met 31 december 2026 is voor de activiteiten, als bedoeld in artikel 24, ten hoogste € 3.800.000,– beschikbaar:

    • a. € 1.900.000,– voor het jaar 2024;

    • b. € 1.900.000,– voor het jaar 2026.

  • 2 De subsidieverlening wordt gerechtvaardigd op grond van artikel 25 van de AGVV.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de in aanmerking komende kosten tot een maximum van € 100.000,–.

Artikel 25. Verdeling van het subsidieplafond

  • 1 De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2 Onverminderd hetgeen bepaald in artikel 4, wordt de aanvraag voor subsidie voor een haalbaarheidsproject afgewezen indien:

    • a. de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in technische of financiële zin onvoldoende risicovol zijn om de haalbaarheidsstudie te rechtvaardigen;

    • b. het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft.

Artikel 26. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Met de uitvoering van het haalbaarheidsproject wordt gestart binnen vier maanden na indiening van de subsidieaanvraag.

  • 2 Het haalbaarheidsproject wordt uitgevoerd binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.

Titel 3.3. Research en development(R&D)-samenwerkingsprojecten

Artikel 27. Aanvraag

Een aanvraag voor R&D-samenwerkingsprojecten voor de module Versterken Innovatievermogen MKB kan door een samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 26 van het Kaderbesluit, worden ingediend bij RVO:

  • a. in de eerste ronde die loopt vanaf 2 april 2025 tot en met 6 mei 2025, en;

  • b. in de tweede ronde die loopt vanaf 2 april 2027 tot en met 3 mei 2027.

Artikel 28. Subsidiabele activiteiten

In aanmerking voor subsidie komen R&D-samenwerkingsprojecten, waarbij de activiteiten gericht zijn op:

  • a. nieuwe aandrijflijnen;

  • b. elektrisch-thermische huishouding;

  • c. nieuwe ontwerpconcepten en -materialen;

  • d. ultra-efficiënte structurele componenten, of;

  • e. kosteneffectieve fabricagetechnologieën voor nieuwe vliegtuigconfiguraties na 2030.

Artikel 29. Subsidieplafond en hoogte van de subsidie

  • 1 Voor de periode tot en met 31 december 2026 is voor de activiteiten, bedoeld in artikel 28, ten hoogste € 7.600.000,– beschikbaar:

    • a. € 3.800.000,– voor het jaar 2025;

    • b. € 3.800.000,– voor het jaar 2027.

  • 2 De subsidieverlening wordt gerechtvaardigd op grond van artikel 25 van de AGVV.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de totale in aanmerking komende kosten tot een maximum van € 350.000 voor R&D-samenwerkingsprojecten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 175.000 per deelnemer.

Artikel 30. Verdeling van het subsidieplafond

  • 1 De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

  • 2 De minister kent aan een project aan de hand van de volgende criteria een hoger aantal punten toe naarmate:

    • a. er meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst wordt verwacht;

    • b. er meer economische waarde wordt gecreëerd voor de deelnemers in het VIM-R&D-samenwerkingsverband of de Nederlandse economie;

    • c. de kwaliteit van de R&D samenwerking hoger is, ten minste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie, of;

    • d. er meer positieve impact wordt gerealiseerd binnen Luchtvaart in Transitie en de verduurzaming van de luchtvaart.

  • 3 De minister kent per onderdeel van het tweede lid ten hoogste 25 punten toe.

  • 4 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

  • 5 De minister verdeelt het subsidieplafond onder de aanvragen die het hoogste zijn gerangschikt.

  • 6 Indien onder het desbetreffende subsidieplafond aan twee of meer aanvragen in totaal een gelijk aantal punten is toegekend, wordt er door de minister geloot.

Artikel 31. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Met de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject wordt gestart binnen zes maanden na indiening van de subsidieaanvraag.

  • 2 R&D-samenwerkingsproject wordt uitgevoerd binnen vier jaren na de start van het project.

Artikel 32. Afwijzingsgronden

Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 4 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor een R&D-samenwerkingsproject indien:

  • a. het onvoldoende bijdraagt aan de vernieuwing van producten, processen of diensten of wezenlijke nieuwe toepassingen van bestaande producten, processen of diensten;

  • b. het onvoldoende bijdraagt aan het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het samenwerkingsverband of de daarmee samenhangende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie;

  • c. het onvoldoende positieve impact realiseert binnen Luchtvaart in Transitie en de verduurzaming van de luchtvaart;

  • d. de kwaliteit van het samenwerkingsverband ontoereikend is om het R&D-samenwerkingsproject uit te voeren;

  • e. de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 33. Evaluatie

  • 1 De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van de door hem op grond van deze titel uitgevoerde activiteiten, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

  • 3 De subsidieverstrekker vertrekt de gegevens die benodigd zijn voor de evaluatie.

  • 4 De minister publiceert voor 31 december 2030 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de uitkering in de praktijk.

Artikel 34. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2027 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de voor die datum aangevraagde subsidies.

Artikel 35. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Luchtvaart in Transitie.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

M.G.J. Harbers