Subsidieregeling Biotech Booster

[Regeling vervalt per 01-03-2029.]
Geraadpleegd op 25-04-2025.
Geldend van 05-02-2025 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 april 2024 nr. OWB/44324005, houdende regels voor de subsidieverstrekking voor proof of principle-projecten en proof of concept-projecten in het kader van het Biotech Booster programma (Subsidieregeling Biotech Booster)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvrager: kennisinstelling of Biotech Booster B.V. die, al dan niet namens een samenwerkingsverband, optreedt als aanvrager van de subsidie;

  • AGVV: Verordening (EU) 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187/1);

  • Biotech Booster programma: het programma waar de fondsbeheerders van het Nationaal Groeifonds middelen voor hebben toegekend op basis van de beoordeling van de adviescommissie NGF van 5 april 2022 van het voorstel Biotech Booster van 29 oktober 2021;

  • consortiumovereenkomst: schriftelijke ondertekende overeenkomst waarin de afspraken van een samenwerkingsverband met betrekking tot een project zijn vastgelegd;

  • experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de AGVV;

  • fundamenteel onderzoek: fundamenteel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 84, van de AGVV;

  • haalbaarheidsstudie: haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 87, van de AGVV;

  • hogeschool: hogeschool als genoemd in onderdeel g van de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 85, van de AGVV;

  • innovatief startersbedrijf: startersbedrijf als bedoeld in artikel 2, onderdeel 80, van de AGVV;

  • Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • kennisinstelling: universiteit, UMC, hogeschool, Nederlands Kanker Instituut, Stichting Nederlandse Wetenschappenlijk Onderzoek Instituten, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • Ondernemerspanel Biotech Booster: panel van drie tot vijf ondernemers dat advies uitbrengt over de in te dienen subsidieaanvragen voor proof of concept-projecten, en wiens leden door Biotech Booster B.V. worden gekozen uit een pool van onafhankelijke ondernemers met expertise in de biotechnologie;

  • onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/9);

  • onderzoeksorganisatie: entiteit die voldoet aan de definitie, opgenomen in artikel 2, onderdeel 83, van de AGVV, alsmede de definitie, opgenomen in onderdeel 16, onder ff, van het OO&I steunkader;

  • OO&I-steunkader: mededeling van de Commissie inzake een Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198);

  • project: een samenhangend geheel van activiteiten dat aansluit bij het doel van de subsidieregeling en de activiteiten bedoeld in artikelen 7 en 13;

  • proof of principle: idee dat op wetenschappelijke gronden zou kunnen werken, maar waarvan de praktische werking nog moet worden aangetoond;

  • proof of concept: idee waarvan de proof of principle is aangetoond en dat ontwikkeld kan worden tot een praktisch uitvoerbaar proces of product;

  • samenwerkingsverband: samenwerking van ten minste twee partijen die zijn aangesloten bij een thematisch cluster;

  • startersbedrijf: kleine onderneming die voldoet aan de voorwaarden, opgenomen in artikel 22, tweede lid, van de AGVV;

  • TC: een landelijk samenwerkingsverband van publieke en private partijen, een zogenoemd thematisch cluster, op een vooraf bepaald thema in de biotechnologie, geïnitieerd in het kader van het Biotech Booster programma;

  • TC-coördinator: coördinerende en adviserende entiteit die samenwerking binnen de eigen TC en tussen TC’s faciliteert en stimuleert en mensen met elkaar verbindt om behoeften, kansen en ideeën samen te laten komen en projecten verder te ontwikkelen;

  • TC-overeenkomst: consortiumovereenkomst tussen partners van één of meer TC’s;

  • UMC: academisch ziekenhuis als genoemd in onderdeel j van de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • universiteit: universiteit als genoemd in de onderdelen a of b van de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 3. Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel om door het verstrekken van subsidies aan proof of principle-projecten en proof of concept-projecten binnen het Biotech Booster programma, de maatschappelijke impact en het rendement van valorisatie van wetenschappelijk onderzoek te verhogen en hiermee het Nederlandse OO&I-ecosysteem van de biotechnologie te versterken.

Artikel 4. Subsidieverstrekking proof of principle-projecten en proof of concept-projecten

  • 1 De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor een proof of principle-project of een proof of concept-project.

  • 2 Voor een proof of principle-project bedraagt de subsidie ten hoogste € 200.000,–.

  • 3 Voor een proof of concept-project bedraagt de subsidie ten hoogste € 1.900.000,–.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de eerste aanvraagronde, bedoeld in artikel 6, vierde lid, onderdeel a, een totaalbedrag beschikbaar van € 19.500.000,–.

  • 2 Het subsidieplafond voor de eerste aanvraagronde, bedoeld in artikel 6, vierde lid, onderdeel a, bedraagt:

    • a. € 10.000.000,– voor proof of principle-projecten; en

    • b. € 9.500.000,– voor proof of concept-projecten.

  • 3 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de tweede aanvraagronde, bedoeld in artikel 6, vierde lid, onderdeel b, een totaalbedrag beschikbaar van € 4.900.000,–.

  • 4 Het subsidieplafond voor de tweede aanvraagronde, bedoeld in artikel 6, vierde lid, onderdeel b, bedraagt:

    • a. € 3.000.000,– voor proof op principle-projecten; en

    • b. € 1.900.000,– voor proof of concept-projecten.

Artikel 6. Algemene bepalingen subsidieaanvraag

  • 1 De subsidie voor een proof of principle-project wordt aangevraagd door een kennisinstelling, al dan niet namens een samenwerkingsverband.

  • 2 De subsidie voor een proof of concept-project wordt aangevraagd door Biotech Booster B.V, namens een samenwerkingsverband.

  • 3 De subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de aanvrager, ongeacht welke samenwerkingspartner feitelijk is belast met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

  • 4 Op grond van deze regeling kan subsidie worden aangevraagd:

    • a. in de eerste aanvraagronde van 13 mei 2024 tot en met 30 september 2024;

    • b. in de tweede aanvraagronde van 1 maart 2025 tot en met 30 mei 2025.

  • 5 Aanvragen die buiten een in het vierde lid bedoelde aanvraagperiode worden ingediend, worden afgewezen.

Paragraaf 2. Proof of principle-projecten

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten binnen een proof of principle-project:

    • a. fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 25 van de AGVV;

    • b. innovatie-activiteiten voor kleine- en middelgrote ondernemingen als bedoeld in artikel 28 van de AGVV;

    • c. activiteiten van startersbedrijven als bedoeld in artikel 22 van de AGVV.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als wordt voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 22, 25 of 28 van de AGVV.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de subsidieontvanger aan te merken is als een onderzoeksorganisatie die niet-economische activiteiten verricht.

  • 4 Subsidie wordt enkel verstrekt voor activiteiten die op de doelstellingen van de subsidieregeling gericht zijn.

Artikel 8. Subsidiabele kosten

  • 1 De voor subsidie in aanmerking komende kosten hebben betrekking op de activiteiten, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2 Subsidie voor loonkosten van eigen personeel niet in vaste dienst van de aanvrager en eventuele samenwerkingspartners bedraagt maximaal een derde van de totale projectkosten.

  • 3 De subsidiabele kosten, genoemd in het tweede lid worden vastgesteld op niveau van de subsidieontvanger of, indien sprake is van een samenwerkingsverband, voor het samenwerkingsverband als geheel.

  • 4 Bovengenoemde kosten zijn uitsluitend subsidiabel als deze aantoonbaar en direct gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteiten en de doelstelling van deze subsidieregeling.

  • 5 De volgende kosten van de aanvrager en eventuele samenwerkingspartners zijn niet subsidiabel:

    • a. kosten voor het verwerven en behouden van intellectuele eigendomsrechten;

    • b. loonkosten van eigen personeel in vaste dienst.

Artikel 9. Hoogte van de subsidie

  • 1 Indien de subsidieontvanger een onderzoeksorganisatie is die niet-economische activiteiten verricht, bedraagt de subsidie voor een proof of principle-project 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2 In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, bedraagt de subsidie voor een proof of principle-project ten hoogste:

    • a. 100% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op fundamenteel onderzoek;

    • b. 50% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • c. 25% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling;

    • d. 50% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op een haalbaarheidsstudie;

    • e. 50% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op innovatie-activiteiten voor kleine- en middelgrote ondernemingen;

    • f. € 200.000,– van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op activiteiten van startersbedrijven.

  • 3 De percentages, genoemd in het tweede lid, onderdelen b, c en d, kunnen worden verhoogd met maximaal:

    • a. 10%, indien een samenwerkingspartner in een project een middelgrote onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt door deze middelgrote onderneming; of

    • b. 20%, indien een samenwerkingspartner in een project een kleine onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt door deze kleine onderneming.

  • 4 De percentages, genoemd in het tweede lid, onderdelen b en c, kunnen worden verhoogd met maximaal:

    • a. 15%, indien voldaan wordt aan ten minste één van de voorwaarden, bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel b van de AGVV; of

    • b. 5%, indien voldaan wordt aan de voorwaarde bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel c van de AGVV.

  • 5 Indien sprake is van een samenwerkingsverband, wordt het subsidiebedrag vastgesteld met inachtneming van het tweede tot en met het vierde lid, aan de hand van de subsidiabele kosten die per samenwerkingspartner binnen het samenwerkingsverband worden gemaakt.

Artikel 10. Subsidieaanvraag

  • 1 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe op de website van DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een activiteitenplan, inclusief mijlpalen;

    • b. een begroting, indien van toepassing uitgesplitst per samenwerkingspartner, uitgesplitst per subsidiabele activiteit, per jaar en kostensoort met onderbouwing van de gehanteerde tarieven;

    • c. een positief advies van de desbetreffende TC-coördinator dat het proof of principle-project binnen de betreffende TC van het Biotech Booster-programma zal worden uitgevoerd;

    • d. het advies bedoeld in onderdeel c, bevat een verklaring van één of meerdere andere TC-coördinatoren, waaruit blijkt dat deze akkoord zijn met de toelating van het proof of principle-project tot het Biotech Booster-programma;

    • e. een verklaring van Biotech Booster B.V. dat de samenwerkingspartners de TC-overeenkomst hebben ondertekend en dat het proof of principle-project tot het Biotech Booster-programma wordt toegelaten.

  • 3 Indien een aanvraag wordt ingediend namens een samenwerkingsverband, wordt bij de aanvraag tevens een consortiumovereenkomst ingediend, die ten minste voldoet aan de volgende criteria:

    • a. de samenwerkingspartners leggen vast een bijdrage te willen leveren aan de doelstelling van deze subsidieregeling, door middel van een in de overeenkomst opgenomen gezamenlijk plan;

    • b. in de consortiumovereenkomst is de beoogde start- en einddatum van het project opgenomen;

    • c. de samenwerkingspartners leggen de gemaakte inhoudelijke en financiële afspraken voor de samenwerking, alsmede afspraken over intellectuele eigendomsrechten en resultaten in het project, schriftelijk vast;

    • d. de samenwerkingspartners machtigen de aanvrager om de subsidie namens hen aan te vragen;

    • e. de samenwerkingspartners verbinden zich te voldoen aan het gevraagde subsidiebesluit en de bijbehorende rapportage- en verantwoordingsverplichtingen en andere door de subsidieverlener aan de aanvrager te stellen subsidieverplichtingen en verantwoordelijkheden.

Artikel 11. Beoordeling

  • 1 De minister beslist op de aanvragen aan de hand van de volgende beoordelingscriteria:

    • a. past binnen de doelstelling van de regeling;

    • b. maatschappelijke relevantie;

    • c. mate van innovativiteit;

    • d. commerciële haalbaarheid;

    • e. realistische planning;

    • f. kwaliteit van het projectteam.

  • 2 De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in het beoordelingskader dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Subsidie wordt slechts verleend indien alle criteria ten minste als voldoende worden beoordeeld.

Artikel 12. Wijze van verdeling van beschikbare middelen

Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeld op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

Paragraaf 3. Proof of concept-projecten

Artikel 13. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten binnen een proof of concept-project:

    • a. fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 25 van de AGVV;

    • b. innovatie-activiteiten voor kleine- en middelgrote ondernemingen als bedoeld in artikel 28 van de AGVV;

    • c. activiteiten van startersbedrijven als bedoeld in artikel 22 van de AGVV.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als wordt voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 22, 25 of 28 van de AGVV.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de subsidieontvanger aan te merken is als een onderzoeksorganisatie die niet-economische activiteiten verricht.

  • 4 Subsidie wordt enkel verstrekt voor activiteiten die op de doelstellingen van de subsidieregeling gericht zijn.

Artikel 14. Subsidiabele kosten

  • 1 De voor subsidie in aanmerking komende kosten hebben betrekking op de activiteiten als bedoeld in artikel 13, eerste lid.

  • 2 Ten hoogste € 600.000,– van de loonkosten van de samenwerkingspartners in een proof of concept-project zijn subsidiabel. De loonkosten van Biotech Booster B.V. zijn niet subsidiabel.

  • 3 De kosten bedoeld in het eerste en tweede lid zijn uitsluitend subsidiabel als deze aantoonbaar en direct gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteiten en de doelstelling van deze subsidieregeling.

Artikel 15. Hoogte van de subsidie

  • 1 Indien de subsidieontvanger een onderzoeksorganisatie is die niet-economische activiteiten verricht, bedraagt de subsidie voor een proof of concept-project 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2 In andere gevallen dan die benoemd in het eerste lid, bedraagt de subsidie voor een proof of concept-project ten hoogste:

    • a. 100% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op fundamenteel onderzoek;

    • b. 50% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • c. 25% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling;

    • d. 50% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op een haalbaarheidsstudie;

    • e. 50% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op innovatie-activiteiten voor kleine- en middelgrote ondernemingen;

    • f. € 500.000,– van de subsidiabele kosten voor startersbedrijven en € 1.000.000,– van de subsidiabele kosten voor innovatieve startersbedrijven, voor zover deze betrekking hebben op activiteiten van startersbedrijven.

  • 3 De percentages, genoemd in het tweede lid, onderdelen b, c en d kunnen worden verhoogd met maximaal:

    • a. 10%, indien een samenwerkingspartner in een project een middelgrote onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt door deze middelgrote onderneming; of

    • b. 20%, indien een samenwerkingspartner in een project een kleine onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt door deze kleine onderneming.

  • 4 De percentages, genoemd in het tweede lid, onderdelen b en c, kunnen worden verhoogd met maximaal:

    • a. 15%, indien voldaan wordt aan ten minste één van de voorwaarden, bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel b van de AGVV; of

    • b. 5%, indien voldaan wordt aan de voorwaarde bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel c van de AGVV.

  • 5 Het subsidiebedrag wordt vastgesteld met inachtneming van het tweede tot en met het vierde lid, aan de hand van de subsidiabele kosten die per samenwerkingspartner binnen het samenwerkingsverband worden gemaakt.

Artikel 16. Subsidieaanvraag

  • 1 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe op de website van DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een activiteitenplan, inclusief mijlpalen;

    • b. een begroting, uitgesplitst per samenwerkingspartner, per subsidiabele activiteit, per jaar en kostensoort met onderbouwing van de gehanteerde tarieven;

    • c. een verklaring van Biotech Booster B.V. dat de samenwerkingspartners de TC-overeenkomst hebben ondertekend;

    • d. een positief advies van het Ondernemerspanel Biotech Booster;

    • e. een consortiumovereenkomst, die ten minste voldoet aan de volgende criteria:

      • 1°. de samenwerkingspartners leggen vast een bijdrage te willen leveren aan de doelstelling van deze subsidieregeling, door middel van een in de overeenkomst opgenomen gezamenlijk plan;

      • 2°. in de consortiumovereenkomst wordt de beoogde start- en einddatum van het project opgenomen;

      • 3°. de samenwerkingspartners leggen de gemaakte inhoudelijke en financiële afspraken voor de samenwerking, alsmede afspraken over intellectuele eigendomsrechten en resultaten in het project, schriftelijk vast, onder andere door middel van een volmacht;

      • 4°. de samenwerkingspartners machtigen de aanvrager om de subsidie namens hen aan te vragen;

      • 5°. de samenwerkingspartners verbinden zich te voldoen aan het gevraagde subsidiebesluit en de bijbehorende de rapportage- en verantwoordingsverplichtingen en andere door de subsidieverlener aan de aanvrager te stellen subsidieverplichtingen en verantwoordelijkheden.

Artikel 17. Beoordeling

  • 1 De minister beslist op de aanvragen aan de hand van de volgende beoordelingscriteria:

    • a. past binnen de doelstelling van de regeling;

    • b. maatschappelijke relevantie;

    • c. mate van innovativiteit;

    • d. commerciële haalbaarheid;

    • e. realistische planning;

    • f. kwaliteit van het projectteam.

  • 2 De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in het beoordelingskader dat als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Subsidie wordt slechts verleend indien alle criteria ten minste als voldoende worden beoordeeld.

Artikel 18. Wijze van verdeling van beschikbare middelen

Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeld op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 19. Weigeringsgronden

De subsidieaanvraag wordt afgewezen, indien:

  • a. ten aanzien van de aanvrager of één of meer van de samenwerkingspartners een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de AGVV;

  • b. de aanvrager of één of meer van de samenwerkingspartners een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, van de AGVV;

  • c. de aanvrager doelen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d. de activiteiten niet voldoende zijn gericht op de doelstellingen van de subsidieregeling.

Artikel 20. Subsidieverplichtingen

Aan de aanvrager worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de aanvrager start uiterlijk binnen zes maanden na aanvraag van de subsidie met de projectactiviteiten;

  • b. de aanvrager moet aan de toepasselijke inkoop- en aanbestedingsregelgeving voldoen;

  • c. de aanvrager voert de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt uit binnen twee jaar, gerekend vanaf de start van het project, tenzij uitzonderlijke omstandigheden anders vereisen;

  • d. de aanvrager is verantwoordelijk voor de voortgang van het project en het bijhouden van een administratie;

  • e. de aanvrager van een subsidie voor een proof of concept-project doet twaalf maanden na verlening tussentijds verslag van de bestedingen van de gesubsidieerde activiteiten;

  • f. de aanvrager verplicht zich desgevraagd mee te werken aan publicaties en publiciteitsactiviteiten in het kader van deze regeling;

  • g. de aanvrager is ervoor verantwoordelijk dat samenwerkingspartners uiterlijk tot 7 jaar na het moment van subsidievaststelling desgevraagd meewerken aan rapportages en onderzoeksdoeleinden, monitoring en evaluaties;

  • h. de aanvrager is verplicht om in het geval van een publicatie over het project de tekst ‘Deze publicatie is mede ondersteund door subsidie uit het Nationaal Groeifonds-programma Biotech Booster’ te vermelden.

Artikel 21. Subsidieverantwoording en -vaststelling

  • 1 Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een modelformulier dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 De aanvrager legt, overeenkomstig artikel 1.5, onderdeel d van de Kaderregeling, rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, inclusief een controleverklaring opgesteld door een accountant.

  • 3 De aanvrager toont via een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 4 Indien subsidie is verleend aan een universiteit of hogeschool, al dan niet namens een samenwerkingsverband, wordt de financiële verantwoording over de verleende subsidie, in afwijking van het tweede lid, gedaan in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 2.

  • 5 De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend.

  • 6 Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 22. Inwerkingtreding en geldigheidsduur

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 maart 2029, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die zijn verleend op grond van deze regeling.

Artikel 23. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling Biotech Booster.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Bijlage 1. Beoordeling aanvragen proof of principle-projecten

Deze bijlage behoort bij artikel 11 van de Subsidieregeling Biotech Booster

In de Subsidieregeling Biotech Booster is opgenomen dat aanvragers uitsluitend binnen een aanvraagronde aanvragen kunnen indienen. Om de kwaliteit van een aanvraag vast te stellen, beslist de minister op de subsidieaanvraag aan de hand van onderstaande beoordelingscriteria. Voor het aantonen van de kwaliteit van een aanvraag moeten alle criteria met een voldoende beoordeeld worden.

In deze bijlage is uitgewerkt hoe de aanvragen beoordeeld worden en worden de beoordelingscriteria nader uitgelegd. Iedere subsidieaanvraag wordt beoordeeld op basis van het aanvraagformulier (plus bijlagen), aan de hand van de beoordelingscriteria van artikel 11 van de subsidieregeling.

De aanvraag gaat vergezeld van een onderbouwd positief advies van de TC-coördinator van de TC waar het project onder valt, aangevuld met ondersteunende verklaringen van één of twee andere TC-coördinatoren over het voldoen aan de onderstaande criteria.

Duiding van de scores

0 Zwaar onvoldoende

1 Onvoldoende

2 Voldoende

3 Goed

4 Zeer goed

Past binnen de doelstelling van de regeling

De mate waarin het projectvoorstel de biotechnologie betreft en past binnen de doelstelling van deze subsidieregeling.

Kwaliteit

• De activiteiten in het activiteitenplan betreffen een onderdeel van de biotechnologie of zijn bijzonder relevant voor de biotechnologie.

• Duidelijk is gemaakt bij welk van de (vijf) TC-thema’s binnen het Biotech Booster programma de activiteiten het beste passen en, indien van toepassing, met welke andere TC-thema’s er ook een verband is.

• Het activiteitenplan bevat een idee en relevante activiteiten die gericht zijn op het verder brengen van kennis uit onderzoek richting aangetoonde werking van dit idee (proof of principle).

Maatschappelijke relevantie

De mate waarin het projectvoorstel betrekking heeft op een maatschappelijke noodzaak en/of maatschappelijke relevantie.

Kwaliteit

• Beschreven is welke grotere of kleinere maatschappelijke kwestie(s) gebaat is (zijn) bij de beoogde proof of principle, aangenomen dat vervolgens ook een proof of concept kan worden gerealiseerd (een praktisch uitvoerbaar proces of product).

• Beschreven is of zo’n proces of product zou aansluiten bij de behoefte van mens en samenleving.

• Aangegeven is of zo’n proces of productie van bedoeld product in Nederland, in Europa en/of buiten Europa zou kunnen plaatsvinden, met name gelet op de Nederlandse, Europese en overige (biotechnologische) wet- en regelgeving.

Mate van innovativiteit

De innovativiteit van de beoogde proof of principle.

Kwaliteit

• Beschreven is de mate waarin de beoogde proof of principle nieuw is ten opzichte van de principes op het betreffende biotechnologische thema waarvan de praktische werking al is aangetoond.

Commerciële haalbaarheid

De verwachting is dat een mogelijk proces of product dat voort kan komen uit de met het projectvoorstel beoogde proof of principle en daarop nodig te ontwikkelen proof of concept commercieel haalbaar is.

Kwaliteit

• In het activiteitenplan is in grote lijnen beschreven welke (wetenschappelijke) achtergrondkennis bij aanvrager en bij samenwerkingspartners binnen het eventuele samenwerkingsverband relevant is voor het project.

• De mate van sterkte van deze achtergrondkennis is aangegeven.

• Beschreven is, indien aanwezig, welke intellectuele eigendomsrechten en bescherming van bedrijfsgeheimen er zijn.

• Beschreven is of en in welke mate eventueel al verstrekte licenties op intellectuele eigendomsrechten aan derden op die achtergrondkennis een latere scale-out kunnen hinderen.

• Er is beschreven of het waarschijnlijk is dat de met het project te verwachten resultaten kunnen worden beschermd met één of meerdere intellectuele eigendomsrechten (met een indicatie om welke intellectuele eigendomsrechten het kan gaan) of als bedrijfsgeheim. In voornoemde intellectueel eigendom beleid (IE-beleid) wordt helder ingegaan op de verhouding ervan tot het publieke belang.

• Beschreven is of bestaande ondernemingen en investeerders aantoonbare interesse hebben in het onderwerp en het uiteindelijk beoogde proof of concept.

• Beschreven is hoe een proces of productie van een beoogd product ondanks van toepassing zijnde beperkingen uit wet- en regelgeving toch commercieel haalbaar is.

Realistische planning

De voorgestelde tijdslijnen en budget voor het project zijn realistisch.

Kwaliteit

• Beschreven is dat de tijdlijn van de activiteiten in het project realistisch is.

• Beschreven is dat de begroting voor de activiteiten in het project realistisch is.

Kwaliteit van het projectteam

De kwaliteit van het projectteam en eventueel aanwezig samenwerkingsverband.

Kwaliteit

• Beschreven is de mate van expertise en ervaring van de projectleider op de activiteiten alsmede de capaciteiten op leidinggevend vlak.

• Beschreven is de mate van interesse in en motivatie voor de maatschappelijke en commerciële facetten van het onderwerp bij de projectleider.

• Beschreven is de mate van expertise en ervaring van elk van met naam genoemd lid van het projectteam – inclusief de personen verantwoordelijk voor de uitvoering van de activiteiten – op de activiteiten, op maatschappelijk en commercieel vlak.

• Aangegeven is of in het hele projectteam de expertise en ervaring aanwezig is op de activiteiten, maatschappelijk en commercieel vlak, waaronder het aspect behoefte van mens en samenleving.

• Bij een eventueel aanwezig samenwerkingsverband is aangegeven of een of meer relevante kennisinstellingen en andere organisaties bij ontwikkeling en valorisatie van kennis op het betreffende onderdeel van de biotechnologie deelnemen aan het project, inclusief beschrijving van de samenhang en complementariteit binnen het samenwerkingsverband.

• Indien niet de meest relevante kennisinstelling(en) of andere organisaties deelnemen, is aangegeven welke dat zijn en de reden waarom zij niet deelnemen aan het project en hoe dat in het project wordt opgevangen.

• Beschreven is de vormgegeven organisatiestructuur binnen het samenwerkingsverband.

Bijlage 2. Beoordeling aanvragen proof of concept-projecten

Deze bijlage behoort bij artikel 17 van de Subsidieregeling Biotech Booster

In de Subsidieregeling Biotech Booster is opgenomen dat aanvragers uitsluitend binnen een aanvraagronde aanvragen kunnen indienen. Om de kwaliteit van een aanvraag vast te stellen, beslist de minister op de subsidieaanvraag aan de hand van onderstaande beoordelingscriteria. Voor het aantonen van de kwaliteit van een aanvraag moeten alle criteria met een voldoende beoordeeld worden.

In deze bijlage is uitgewerkt hoe de aanvragen beoordeeld worden en worden de beoordelingscriteria nader uitgelegd. Iedere subsidieaanvraag wordt beoordeeld op basis van het aanvraagformulier (plus bijlagen), aan de hand van de beoordelingscriteria van artikel 17 van de subsidieregeling.

Om de besluitvorming zorgvuldig voor te bereiden heeft de minister een groep van deskundige partijen gevraagd om de aanvragen te toetsen aan de vastgestelde beoordelingscriteria. In deze bijlage wordt deze groep aangeduid als het Ondernemerspanel Biotech Booster. De leden van deze groep zijn onafhankelijk en de namen van het Ondernemerspanel Biotech Booster worden gepubliceerd op de website waar de regeling is aangekondigd. De leden van het Ondernemerspanel die een aanvraag beoordelen, ondertekenen een geheimhoudingsverklaring, een integriteitsverklaring en conformeren zich aan de Code persoonlijke belangen van NWO. Deze verklaringen worden bij de subsidieaanvraag door de aanvrager ingediend.

Iedere aanvraag gaat vergezeld van een onderbouwd positief advies van het Ondernemerspanel Biotech Booster over het voldoen aan de onderstaande criteria.

Duiding van de scores

0 Zwaar onvoldoende

1 Onvoldoende

2 Voldoende

3 Goed

4 Zeer goed

Past binnen de doelstelling van de regeling

De mate waarin het projectvoorstel de biotechnologie betreft en past binnen de doelstelling van deze subsidieregeling.

Kwaliteit

• De activiteiten in het activiteitenplan betreffen een onderdeel van de biotechnologie of zijn bijzonder relevant voor de biotechnologie.

• Duidelijk is gemaakt bij welk van de (vijf) TC-thema’s binnen het Biotech Booster programma de activiteiten het beste passen en, indien van toepassing, met welke andere TC-thema’s er ook een verband is.

• Het activiteitenplan bevat een beschrijving van een proof of principle en van relevante activiteiten die gericht zijn op het verder brengen van kennis uit onderzoek en de proof of principle richting een praktisch uitvoerbaar proces of product (proof of concept).

Maatschappelijke relevantie

De mate waarin het projectvoorstel betrekking heeft op een maatschappelijke noodzaak en/of maatschappelijke relevantie.

Kwaliteit

• Er is (zijn) een grotere of kleinere maatschappelijke kwestie(s) gebaat bij de beoogde proof of concept, aangenomen dat het proces of de productie van het product ter hand wordt genomen.

• Zo’n proces of product zou aansluiten bij de behoefte van mens en samenleving.

• Aangegeven is of zo’n proces of productie van bedoeld product zou kunnen plaatsvinden in Nederland, in Europa en/of buiten Europa, met name gelet op de Nederlandse, Europese en overige (biotechnologische) wet- en regelgeving.

Mate van innovativiteit

De innovativiteit van de beoogde proof of concept.

Kwaliteit

• Het beoogde proof of concept is nieuw ten opzichte van huidige processen en producten.

Commerciële haalbaarheid

De verwachting is dat een mogelijk proces of product dat voort kan komen uit de met het projectvoorstel beoogde proof of concept commercieel haalbaar is.

Kwaliteit

• In het activiteitenplan is in grote lijnen beschreven welke wetenschappelijke achtergrondkennis bij aanvrager en bij samenwerkingspartners binnen het samenwerkingsverband relevant is voor het project.

• De mate van sterkte van deze achtergrondkennis is aangegeven.

• Beschreven is, indien aanwezig, welke intellectuele eigendomsrechten en bescherming van bedrijfsgeheimen er zijn.

• Eventueel al verstrekte licenties op intellectuele eigendomsrechten aan derden op die achtergrondkennis kunnen een latere scale-out niet of niet relevant hinderen.

• Er is beschreven of het waarschijnlijk is dat de met het project te verwachten resultaten kunnen worden beschermd met één of meerdere intellectuele eigendomsrechten (met een indicatie om welke intellectuele eigendomsrechten het kan gaan) of als bedrijfsgeheim. In voornoemde intellectueel eigendom beleid (IE-beleid) wordt helder ingegaan op de verhouding ervan tot het publieke belang.

• Beschreven is of bestaande ondernemingen en investeerders aantoonbare interesse hebben in het onderwerp en het beoogde proof of concept.

• Beschreven is hoe een proces of productie van een beoogd product ondanks van toepassing zijnde beperkingen uit wet- en regelgeving toch commercieel haalbaar is.

Realistische planning

De voorgestelde tijdslijnen en budget voor het project zijn realistisch.

Kwaliteit

• De tijdlijn van de activiteiten in het project is realistisch.

• De begroting voor de activiteiten in het project is realistisch.

Kwaliteit van het projectteam

De kwaliteit van het projectteam en samenwerkingsverband.

Kwaliteit

• De projectleider heeft expertise en ervaring op de activiteiten alsmede op leidinggevend vlak.

• Beschreven is de mate van interesse in en motivatie voor de maatschappelijke en commerciële facetten van het onderwerp bij de projectleider.

• Beschreven is de mate van expertise en ervaring van elk van met naam genoemd lid van het projectteam – inclusief de personen verantwoordelijk voor de uitvoering van de activiteiten – op de activiteiten, op maatschappelijk en commercieel vlak.

• Aangegeven is of in het hele projectteam de expertise en ervaring aanwezig is op de activiteiten, maatschappelijk en commercieel vlak, waaronder het aspect behoefte van mens en samenleving.

• Bij het samenwerkingsverband nemen relevante kennisinstelling(en) en andere organisaties bij ontwikkeling en valorisatie van kennis op het betreffende onderdeel van de biotechnologie deel aan het project, inclusief beschrijving van de samenhang en complementariteit binnen het samenwerkingsverband.

• Indien niet de meest relevante kennisinstelling(en) of andere organisaties deelnemen, is aangegeven welke dat zijn en de reden waarom zij niet deelnemen aan het project, waarbij duidelijk is dat dat een gegronde reden is en hoe dat in het project wordt opgevangen.

• De vorm gegeven organisatiestructuur binnen het samenwerkingsverband is logisch en helder.

Voor elk beoordelingscriterium zoals hierboven genoemd kent elk lid van het eerdergenoemde Ondernemerspanel Biotech Booster punten toe op een schaal van 0 tot en met 4. Ieder lid van het Ondernemerspanel Biotech Booster beoordeelt individueel de volledige aanvraag voor een proof of concept-project aan de hand van de beoordelingscriteria. Na de individuele beoordeling van een aanvraag, wordt de subsidieaanvraag in een vergadering van het Ondernemerspanel Biotech Booster behandeld. Tijdens deze vergadering bespreken de leden de individuele beoordelingen en wordt vervolgens gezamenlijk een score per beoordelingscriterium vastgesteld, evenals een totaalscore voor de subsidieaanvraag als geheel.

  • Scoort een aanvraag na de gezamenlijke beoordeling op alle beoordelingscriteria voldoende (2), goed (3) of zeer goed (4), dan leidt dit tot een positief advies van het Ondernemerspanel Biotech Booster.

  • Scoort een aanvraag op één of meer van de beoordelingscriteria zwaar onvoldoende (0) of onvoldoende (1), dan leidt dit tot een negatief advies van het Ondernemerspanel Biotech Booster.

Het resultaat van de beoordeling, wordt door het Ondernemerspanel Biotech Booster aan de aanvrager verschaft. De aanvrager voegt de beoordeling van het Ondernemerspanel Biotech Booster toe aan zijn subsidieaanvraag. Bij de subsidieaanvraag moet door de aanvrager een positief advies van het Ondernemingspanel Biotech Booster worden toegevoegd. De minister besluit – mede op basis van het advies van het Ondernemerspanel Biotech Booster – over de toekenning of afwijzing van de subsidieaanvraag.