Opname in het Register Paspoortsignaleringen (RPS)
Nadat de Minister van JenV een uitreisverbod heeft opgelegd, doet hij op grond van
artikel 23b van de Paspoortwet een verzoek tot opname in het RPS om een aanvraag door betrokkene van een nieuw reisdocument,
waaronder de NIK, te weigeren. Hij richt zijn verzoek tot de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Minister van BZK toetst het verzoek marginaal.
Hij controleert of het formulier volledig is ingevuld en of de gegevens van de gesignaleerde
op het formulier overeenkomen met de gegevens in de basisregistratie personen (BRP).
De Minister van BZK is op grond van artikel 23b Paspoortwet niet bevoegd om het verzoek
tot opname in het RPS op grond van het uitreisverbod inhoudelijk te beoordelen. Dergelijke
integrale afweging is reeds uitgevoerd door de Minister van JenV bij het besluit tot
opleggen (of verlengen) van het uitreisverbod, en in dat verband staat ook rechtsbescherming
open voor betrokkene.
De Minister van BZK informeert alle verstrekkende autoriteiten, in het algemeen, over
de personen die in het RPS zijn opgenomen. Indien het een persoon met een uitreisverbod
betreft, wordt de gemeente waar betrokkene staat ingeschreven in de basisregistratie
personen daarover expliciet in kennis gesteld. Vanwege het belang van een signalering
op grond van een uitreisverbod zijn door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)
procedures opgesteld. Deze procedures zien op een spoedige en correcte uitwisseling
van relevante informatie met de verstrekkende autoriteiten, alsook op de handelingen
die deze autoriteiten moeten verrichten.7
Het weigeren van een nieuw reisdocument (waaronder de NIK!)
De signaleringsmogelijkheid van een persoon met een uitreisverbod (een 23b-signalering8) heeft geleid tot drie belangrijke aandachtspunten in de behandeling van aanvragen
voor een reisdocument.
Ten eerste heeft een 23b-signalering gevolgen voor zowel de aanvraag van een paspoort
áls de aanvraag van een NIK. In tegenstelling tot de andere signaleringsgronden, moet
de verstrekkende autoriteit bij een 23b-signalering óók een NIK weigeren! Dat leidt
ertoe dat de verstrekkende autoriteit ook bij alle aanvragen voor een NIK moet controleren
of betrokkene staat gesignaleerd.
|
Aandachtspunt: Een verstrekkende autoriteit moet óók bij alle aanvragen voor een Nederlandse identiteitskaart controleren of betrokkene staat gesignaleerd op grond van artikel 23b Paspoortwet.
|
Ten tweede komt een verstrekkende autoriteit bij een artikel 23b-signalering geen
beoordelingsruimte toe bij zijn besluit tot het weigeren van een reisdocument. In
tegenstelling tot andere signaleringsgronden, moet het bestuursorgaan de aanvraag van een paspoort of een NIK weigeren. Hij maakt dus
geen belangenafweging.9
Van belang is daarom dat de verstrekkende autoriteit op de hoogte is van de precieze
grond waarop betrokkene staat gesignaleerd. Ten slotte dient alléén (!) bij een 23b-signalering
een belangenafweging achterwege te blijven. Om te achterhalen wat de signaleringsgrond
is, neemt de verstrekkende autoriteit contact op met de signalerende instantie of
de RvIG.10 In dit verband wordt verwezen naar de procedures die RvIG heeft opgesteld.11
|
Aandachtspunt: Een verstrekkende autoriteit moet een reisdocument, waaronder de NIK, weigeren als betrokkene is gesignaleerd op grond
van artikel 23b Paspoortwet.
|
Ten derde is de overeenstemmingsprocedure, bedoeld in de artikelen 44, vierde lid, 45 en 46 van de Paspoortwet niet van toepassing bij een signalering op grond van artikel 23b. Bij een reguliere signalering dient – voordat een beslissing wordt genomen een reisdocument
te weigeren – de aanvrager in de gelegenheid te worden gesteld om overeenstemming
te bereiken met de signalerende autoriteit. De betrokken persoon krijgt in beginsel
twee weken de tijd om te besluiten of hij van deze procedure gebruik wenst te maken.
Maakt hij daarvan gebruik, dan wordt de beslissing gedurende acht weken aangehouden.
Deze overeenstemmingsprocedure is dus niet van toepassing bij een signalering op grond
van artikel 23b Paspoortwet. Gezien het onderliggende besluit van de Minister van JenV, en de aard van de omstandigheden
die leiden tot een uitreisverbod, heeft de wetgever de overeenstemmingsprocedure niet
opportuun geacht, omdat de kans dat deze tot een ander resultaat leidt nihil zal zijn.
|
Aandachtspunt: De overeenstemmingsprocedure wordt niet toegepast bij een signalering
op grond van artikel 23b Paspoortwet.
|
Nadat de verstrekkende autoriteit het reisdocument heeft geweigerd aan betrokkene,
doet hij van dit besluit mededeling aan de Minister van BZK middels het daarvoor bestemde
C6-formulier.12 De minister zorgt voor opneming van die mededeling in het RPS.
Bezwaar en beroepsmogelijkheden tegen de weigering
Betrokkene kan bezwaar en beroep instellen tegen de beslissing tot weigering van het
verstrekken van een reisdocument, waaronder de NIK.
Wanneer deze betrekking heeft op de gronden waarop een onherroepelijk uitreisverbod
rust, dan is het bezwaar- en beroep betrekkelijk zinloos. Bezwaar en beroep tegen
weigering wanneer het uitreisverbod onherroepelijk is, kan wél betrekking hebben op
formele aspecten van de signalering. Er kan bijvoorbeeld in geschil zijn of het uitreisverbod
nog wel van kracht is, bijvoorbeeld als de duur ervan al is verlopen terwijl dit nog
niet (correct) in het Register paspoortsignaleringen is verwerkt.
Wanneer het uitreisverbod nog niet onherroepelijk is (bijvoorbeeld omdat de beroepstermijn
daartegen nog loopt of omdat de beroepsprocedure nog aanhangig is), kan ook bezwaar
en beroep worden ingesteld tegen de weigering. In een dergelijk geval geldt dat een
eventuele beroepsprocedure geen schorsende werking heeft ten aanzien van de werking
van het uitreisverbod.13 Het uitreisverbod is onverminderd van kracht. Zulks zou alleen anders zijn als de
rechtbank, op verzoek van betrokkene, een voorlopige voorziening inwilligt, strekkende
tot schorsing van het uitreisverbod.
Uitzondering: ontheffing van het uitreisverbod
Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding kan de Minister van JenV betrokkene tijdelijk ontheffing verlenen van het verbod
om zich buiten het Schengengebied te begeven (zie ook paragraaf 2). Indien een dergelijke ontheffing is verleend, kan aan betrokkene een reisdocument
worden verstrekt met een dusdanige beperkte tijdelijke en territoriale geldigheid
als de ontheffing vereist. Artikel 46a0 van de Paspoortwet voorziet in deze mogelijkheid. De ontheffing kan overigens nooit de verstrekking
van een NIK betreffen, vanwege de onmogelijkheid om op een NIK een clausule te plaatsen.
Wel kan een paspoort of een nooddocument worden verstrekt.
Bij de aanvraag dient betrokkene in voorkomend geval de ontheffing te overleggen op
basis waarvan hem een reisdocument kan worden verstrekt. De verstrekkende autoriteit
neemt daarover contact op met RvIG. Voor een nadere beschrijving van de procedure
ten behoeve van het verstrekken van een reisdocument krachtens een ontheffing, wordt
verwezen naar de procesbeschrijving die door RvIG is opgesteld.14