Regeling specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit 2024

[Regeling vervalt per 15-05-2027.]
Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 15-05-2024 t/m heden.

Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming van 3 april 2024, nr. 5178141, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een eenmalige specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit in specifieke gebieden met relatief ernstige problematiek (Regeling specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit 2024)

De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluiten:

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanpak: de preventieve aanpak van jeugdcriminaliteit in de gemeente;

  • gemeente: een gemeente als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • Ministers: de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming.

Artikel 2. Doel en reikwijdte specifieke uitkering

  • 1 De Ministers kunnen op aanvraag een eenmalige specifieke uitkering verstrekken voor de activiteiten, bedoeld in het derde lid.

  • 2 Uitsluitend aanvragen van de hierna volgende gemeenten worden in behandeling genomen:

    • a. Almelo;

    • b. Bergen op Zoom;

    • c. Brunssum;

    • d. Den Helder;

    • e. Diemen;

    • f. Gouda;

    • g. Haarlem;

    • h. Hoorn;

    • i. Kerkrade;

    • j. Leiden;

    • k. Middelburg;

    • l. Nissewaard;

    • m. Oosterhout;

    • n. Rijswijk;

    • o. Roermond;

    • p. Venray;

    • q. Vlissingen;

    • r. Zoetermeer;

    • s. Zutphen;

    • t. Zwolle.

  • 3 De specifieke uitkering wordt uitsluitend verstrekt voor de hierna volgende activiteiten:

    • a. de totstandkoming en uitwerking van een probleemanalyse die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 3, eerste lid;

    • b. de programmaondersteuning of de programmacoördinatie dan wel allebei ten behoeve van de aanpak; en

    • c. de implementatie van kansrijke en bewezen effectieve interventies.

  • 4 Onder kansrijke en bewezen effectieve interventies, bedoeld in het derde lid, onder c, worden verstaan:

    • a. interventies die zijn voorzien van een wetenschappelijke onderbouwing die de effectiviteit daarvan met betrekking tot het voorkomen of verminderen van jeugdcriminaliteit aannemelijk maakt; of

    • b. interventies die als effectief zijn erkend door het Nederlands Jeugdinstituut.

  • 5 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor omzetbelastingen die zijn verschuldigd over kosten voor de activiteiten, bedoeld in het derde lid, voor zover het bedrag daarvan in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 3. Nadere voorwaarden

  • 1 De probleemanalyse, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, wordt met inachtneming van geldende wet- en regelgeving verricht op het gebied van (online) jeugdcriminaliteit, waaronder de trends op dat gebied binnen het lokale en, waar relevant, het regionale domein met als doel de informatiepositie van de gemeente te verbeteren met betrekking tot de specifieke doelgroep in een bepaald gebied en het kennisniveau van betrokken professionals bij de lokale en, waar relevant, de regionale aanpak te vergroten.

  • 2 Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, wordt gebruik gemaakt van een programmaondersteuner of een programmacoördinator dan wel allebei. Deze personen:

    • a. fungeren voor betrokken partners en belanghebbenden als aanspreekpunt van de gemeente voor de lokale aanpak; en

    • b. zijn verantwoordelijk voor het coördineren en, waar nodig, uitvoeren en borgen van een gerichte aanpak waarin verschillende lokale interventies zijn geïntegreerd en waarvoor een structurele samenwerking tussen organisatieonderdeel en partners binnen en buiten de gemeente wordt vormgegeven.

Artikel 4. Aanvraag specifieke uitkering

  • 1 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de Ministers beschikbaar gesteld formulier.

  • 2 De aanvraag bevat in ieder geval een plan van aanpak en een opgave van het bedrag aan omzetbelasting dat verschuldigd zal zijn over de kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, derde lid, en dat in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

  • 3 Het plan van aanpak wordt opgesteld overeenkomstig een door de Ministers beschikbaar gesteld model.

  • 4 Het plan van aanpak, bedoeld in het tweede lid, omvat in ieder geval:

    • a. een duidelijke schets van de lokale en, waar relevant, de regionale opgave met betrekking tot de aanpak:

      • 1°. die, waar mogelijk, voorzien is van een (globale) analyse op de risico- en beschermende factoren met betrekking tot psychologische factoren, sociale omgeving, onderwijs, werk en inkomen en criminaliteit.

      • 2°. die is onderbouwd met wetenschappelijke of andere objectieve bronnen;

    • b. een omschrijving van:

      • 1°. de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd;

      • 2°. de toegevoegde waarde van de bijdrage voor de lokale en, waar relevant, de regionale opgave, bedoeld in onderdeel b; en

      • 3°. hoe de specifieke doelgroep met de aanpak wordt bereikt;

    • c. een begroting voor ten hoogste drie jaren met betrekking tot de bekostiging van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt gevraagd en informatie over financiële of capaciteitsbijdragen die de gemeente anders dan op grond van deze regeling ontvangt voor de bekostiging van diezelfde activiteiten;

    • d. een beschrijving van de samenwerkingspartners en hun bijdrage in het kader van de aanpak;

    • e. informatie over op welke wijze de beoogde resultaten inzichtelijk worden gemaakt, dan wel worden gemeten en gemonitord, en op welke wijze deze zullen worden gedeeld met de Ministers.

  • 5 De aanvraag heeft betrekking op de kosten die worden gemaakt vanaf 1 juli 2024 tot en met 1 juli 2027.

  • 6 De aanvraag wordt ingediend voor 15 mei 2024.

Artikel 5. Hoogte specifieke uitkering

  • 2 Een gemeente kan over de gehele periode, bedoeld in het eerste lid, ten hoogste € 1.500.000 inclusief BTW aanvragen, waarvan maximaal € 500.000 per jaar wordt besteed en waarbij het compensabele BTW-deel niet aan de gemeente wordt uitgekeerd. De Ministers storten het compensabele BTW-deel in het BTW-compensatiefonds.

Artikel 6. Wijze van verstrekking

Na toewijzing van de aanvraag wordt aan de gemeente het toegekende bedrag in de periode tussen 1 juli 2024 en 1 maart 2027 uitgekeerd in vier delen per kalenderjaar, namelijk:

  • a. ten hoogste € 250.000 op of kort na 1 juli 2024;

  • b. ten hoogste € 500.000 op of omstreeks 1 februari 2025;

  • c. ten hoogste € 500.000 op of omstreeks 1 februari 2026;

  • d. ten hoogste € 250.000 op of omstreeks 1 februari 2027.

Artikel 7. Meldplicht

De gemeente die een eenmalige specifieke uitkering heeft ontvangen, is verplicht om onverwijld een schriftelijke melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor die uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1 De gemeente besteedt de specifieke uitkering binnen de periode die is opgenomen in de beschikking tot verlening daarvan.

  • 2 De gemeente neemt vanaf 2025 jaarlijks deel aan de monitorings- en evaluatiecyclus met betrekking tot de activiteiten, waarvoor de specifieke uitkering is verleend, alsook de landelijke evaluatie daarvan na verloop van twee jaren.

  • 3 De gemeente doet jaarlijks binnen de periode die is opgenomen in de verleningsbeschikking aan de Ministers verslag van de voortgang van de activiteiten, waarvoor de specifieke uitkering is verleend.

  • 4 De gemeente doet uiterlijk op 1 juli 2026 aan de Ministers verslag van de borging van de aanpak en activiteiten binnen de resterende periode en verstrekt daarbij informatie over de toekomstige aanpak en activiteiten. Daarbij wordt in ieder geval inzichtelijk gemaakt op welke wijze:

    • a. die aanpak past in de bredere gemeentelijke aanpak of het meerjarenbeleid van de betreffende gemeente; en

    • b. de aanpak en activiteiten na afloop van 1 juli 2027 worden bekostigd of welke inspanningen de gemeente daartoe heeft ondernomen.

Artikel 9. Vaststelling en verantwoording

  • 1 Nadat de Ministers de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben ontvangen, stellen zij de uitkering binnen 22 weken na de laatste termijn overeenkomstig de verlening vast.

  • 2 De Ministers kunnen de uitkering lager vaststellen, indien:

    • a. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b. de gemeente niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen;

    • c. de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • d. de verlening van de uitkering onjuist was en de gemeente waaraan de uitkering is verleend dit wist of behoorde te weten.

Artikel 10. Terugvordering

De Ministers kunnen onverschuldigd uitgekeerde bedragen naar aanleiding van een lagere vaststelling van de uitkering als bedoeld in artikel 9, tweede lid, terugvorderen.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 mei 2024.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 15 mei 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die op grond van deze regeling voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering ter voorkoming van jeugdcriminaliteit 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister voor Rechtsbescherming,

F.M. Weerwind