Regeling Erfgoedwet archeologie

Geraadpleegd op 15-03-2025.
Geldend van 01-04-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 maart 2024, nr. WJZ/44517625, houdende nadere regels voor archeologische opgravingen (Regeling Erfgoedwet archeologie)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Gelet op de artikelen 2.5, zevende lid en 3.1, eerste lid, van het Besluit Erfgoedwet archeologie;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • wet: Erfgoedwet.

Artikel 2. Aanwijzing beoordelingsrichtlijn

Als de richtlijn, bedoeld in artikel 5.5, onderdeel b, van de Erfgoedwet worden aangewezen:

  • a. versie 4.2 van de Beoordelingsrichtlijn 4000 Archeologie, zoals gepubliceerd op de website van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, en

  • b. van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, van het deel Landbodems versie 4.2, de volgende onderdelen:

    • 1°. het Protocol 4001 Programma van eisen,

    • 2°. het Protocol 4002 Bureauonderzoek,

    • 3°. het Protocol 4003 Inventariserend veldonderzoek,

    • 4°. het Protocol 4004 Opgraven,

    • 5°. het Protocol 4006 Specialistisch onderzoek, en

    • 6°. het Protocol 4010 Depotbeheer.

  • c. van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, van het deel Waterbodems versie 4.2, de volgende onderdelen:

    • 1°. het Protocol 4001 Programma van eisen,

    • 2°. het Protocol 4002 Bureauonderzoek,

    • 3°. het Protocol 4103 Inventariserend veldonderzoek,

    • 4°. het Protocol 4104 Opgraven,

    • 5°. het Protocol 4006 Specialistisch onderzoek,

    • 6°. het Protocol 4107 Archeologische begeleiding, en

    • 7°. het Protocol 4010 Depotbeheer.

Artikel 3. Aanvraagvereisten ontheffing onderwaterarcheologie

  • 3 De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. een projectplan;

    • b. de gedragscode van de vereniging, die een goede omgang met archeologische monumenten en archeologische vondsten voldoende waarborgt;

    • c. de interne sancties die zijn verbonden aan het schenden van de gedragscode.

  • 5 Het projectplan geeft in ieder geval weer:

    • a. de aard en duur, en indien van toepassing de financiering, van de activiteiten, en de gebruikte hulpmiddelen;

    • b. wanneer de activiteiten worden verricht;

    • c. het gebied waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;

    • d. welk lid van de vereniging de projectcoördinator is en, indien van toepassing, welk lid als plaatsvervanger optreedt;

    • e. welke leden van de vereniging de verstorende handelingen verrichten;

    • f. het opleidingsniveau van degenen genoemd in de onderdelen d en e, dat tenminste een equivalent is van de Basiscursus Maritieme Archeologie; en

    • g. indien van toepassing, met welke partijen wordt samengewerkt.

Artikel 4. Voorschriften ontheffing onderwaterarcheologie

  • 1 De ontheffinghouder meldt telkens voor aanvang de activiteiten bij de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed onder verwijzing naar de desbetreffende ontheffing.

  • 2 De ontheffinghouder meldt de archeologische vondsten binnen twee weken na het opgraven daarvan aan de minister.

  • 3 De ontheffinghouder volgt aanwijzingen van de minister ten aanzien van de conservering op.

Artikel 5. Weigeringsgronden ontheffing onderwaterarcheologie

De aanvraag kan worden afgewezen:

  • a. als het projectplan onvoldoende concreet is;

  • b. als niet aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten op zodanige wijze worden uitgevoerd dat de verstoring van cultureel erfgoed onderwater zo beperkt mogelijk blijft;

  • c. als in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde of de voorschriften van een eerdere ontheffing is gehandeld;

  • d. voor zover activiteiten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, van een certificaathouder voorzien zijn op een locatie binnen het gebied als bedoeld in artikel 3, aanhef en vijfde lid, onder c;

  • e. als het college van burgemeester en wethouders, gedeputeerdestaten, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of een staat met een verifieerbare band met het desbetreffende cultureel erfgoed onderwater bezwaren heeft; of

  • f. als voor de voorgenomen activiteiten een vergunning is vereist en deze niet is verleend.

Artikel 6. Gronden voor wijziging van de ontheffing

De ontheffing kan op verzoek of ambtshalve worden gewijzigd als gewijzigde omstandigheden of nieuwe informatie daartoe aanleiding geven.

Artikel 7. Gronden voor intrekking van de ontheffing

De ontheffing kan worden ingetrokken als:

  • a. de ontheffinghouder in afwijking van de ontheffing handelingen verricht waarop het opgravingsverbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, van toepassing is;

  • b. de ontheffinghouder niet voldoet aan de aan de ontheffing verbonden verplichtingen;

  • c. de ontheffinghouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot weigering van de aanvraag om ontheffing zou hebben geleid;

  • d. de ontheffing anderszins onjuist was en de ontheffinghouder dit wist of behoorde te weten; of

  • e. de ontheffinghouder anderszins in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde handelt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

F.Q. Gräper-van Koolwijk