Instellingsbesluit Commissie Waarborgen Heimelijk Werk

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 06-03-2024 t/m heden.

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid 11 januari 2024, kenmerk 5124894, houdende instelling van de Commissie Monitoring Waarborgen Heimelijk Werk (Instellingsbesluit Commissie Monitoring Waarborgen Heimelijk Werk)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Justitie en Veiligheid;

  • b. commissie: commissie, bedoeld als in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een commissie Monitoring Waarborgen Heimelijk Werk.

  • 2 De commissie heeft tot taak:

    • a) Monitoring van de professionalisering van het heimelijk werken door de politie en het gezag daarover bij het openbaar ministerie.

    • b) Monitoring van het borgen van organisatorische waarborgen en waarborgen voor het personeelswelzijn binnen het heimelijk domein bij de politie;

    • c) Monitoring van de afbouw, periode van herbezinning, opbouw en het functioneren van het tijdelijk team Heimelijk Werken bij de Landelijke eenheid van de politie.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en één ander lid.

  • 2 De voorzitter en het andere lid hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3 De voorzitter en op voordracht van de voorzitter het andere lid, worden door de Minister benoemd.

  • 4 De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 5 Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

  • 6 De voorzitter en het andere lid kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4. Leden

  • 1 Voor de duur van de commissie worden tot lid van de commissie benoemd:

    • a. mevr. mr. W. Sorgdrager, tevens voorzitter;

    • b. dhr. mr J.A. van den Bos.

Artikel 5. Instellingsduur

  • 1 De commissie wordt ingesteld met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 De commissie wordt vier weken nadat het eindrapport is uitgebracht opgeheven.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1 De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2 De commissie voorziet zelf in haar secretariaat.

  • 3 De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

  • 4 Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 5 Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De voorzitter en de Minister leggen in een informatieprotocol vast op welke wijze informatie wordt verstrekt en hoe de vertrouwelijkheid daarvan wordt geborgd.

  • 3 De commissie legt in een vroegtijdig stadium van het traject vast welke afspraken zij maakt met de Korpschef en het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie over de manier waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet.

  • 4 De commissie verantwoordt haar werkwijze in het eindrapport.

  • 5 De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8. Inwinnen van inlichtingen

  • 1 De commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de taakuitvoering van de commissie.

  • 2 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie, en op grond van artikel 31 van de Politiewet 2021, de Korpschef, verlenen de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie die zij nodig heeft met inachtneming van het in artikel 7.2 bedoelde protocol.

  • 3 Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid berustende Stg. Confidentieel en hoger gerubriceerde informatie kan slechts worden ingezien op het ministerie.

  • 4 Ambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het openbaar ministerie en de Nationale Politie, zijn verplicht om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.

  • 5 De commissie zal zich over de aan haar geboden medewerking verantwoorden in haar eindrapport.

Artikel 9. Vergoeding

  • 1 Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, zoals opgenomen in de bijlage bij de meest recente CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 8/36.

  • 2 Aan het andere lid wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, zoals opgenomen in de bijlage bij de meest recente CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 8/36.

Artikel 10. Kosten van de commissie

  • 1 De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een door de Minister goedgekeurde raming, voor rekening van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek; en

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport.

  • 2 De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een kostenraming aan de Minister aan.

Artikel 11. Huisvesting

De commissie verricht haar werkzaamheden op een locatie buiten het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 12. Rapportage

  • 1 De commissie brengt uiterlijk in het laatste kwartaal 2025 haar eindrapport uit aan de Minister.

  • 2 Tussentijdse bevindingen rapporteert de commissie met een frequentie van een half jaar aan politie en OM en zij doet van de bevindingen verslag aan het departement.

  • 3 Indien onvoorziene omstandigheden naar oordeel van de commissie het tijdig uitbrengen van het eindrapport in de weg staan, dan stelt zij de Minister daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 4 De Minister beslist over de eventuele verlenging van de termijn, bedoeld in het eerste lid, en brengt de commissie daarvan schriftelijke op de hoogte.

Artikel 13. Archiefbescheiden

  • 1 De commissie draagt uiterlijk zes weken na oplevering van het rapport, of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Het archief zoals bedoeld in het eerste lid bevat tenminste de documenten die ten grondslag hebben gelegen aan de onderzoeksbevindingen en het rapport. Over de wijze van aanlevering van het archief worden nadere afspraken gemaakt in het onder artikel 7.2 genoemde protocol.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Waarborgen Heimelijk Werk

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius,

Namens deze,

De Directeur-Generaal Politie en Veiligheidsregio’s,

M. Vogelzang