Artikel 2.2. Aanwijzing categorieën van inrichtingen
In de categorieën 1 tot en met 22 worden de categorieën van inrichtingen aangewezen,
bedoeld in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de wet.
Categorie 1 Apparatuur, installaties en motoren
Onderdeel 1.1 Een inrichting waar:
-
a. een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen
groter dan 1,5 kW, onder voorwaarde dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen
een elektromotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;
-
b. een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk
vermogen groter dan 1,5 kW, onder voorwaarde dat bij de berekening van het gezamenlijk
vermogen een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing
blijft;
-
c. een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het verstoken van brandstoffen
met een thermisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 130 kW.
Onderdeel 1.2 Onderdeel 1.1 is niet van toepassing op:
-
a. elektromotoren, verbrandingsmotoren en installaties voor het verstoken van brandstoffen
die tijdelijk in een bepaalde omgeving aanwezig zijn;
-
b. elektromotoren, die in een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voor bewoning
wordt gebruikt of daartoe is bestemd, ten behoeve van dat gebouw worden aangewend.
Onderdeel 1.3 Een inrichting type II is een inrichting waar:
-
a. een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen
groter dan 20 kW;
-
b. een of meer voorzieningen of installaties voor het verstoken van brandstoffen met
een thermisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 20 kW en kleiner dan
1 MWth.
Onderdeel 1.4 Een inrichting type III is een inrichting waar:
-
1. een of meer stookinstallaties met een nominaal vermogen groter dan 20 kW aanwezig
zijn, waarin een andere stof wordt verstookt dan:
-
2. een of meer voorzieningen of installaties voor het verstoken van brandstoffen met
een thermisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1 MWth.
Categorie 2 Gassen
Onderdeel 2.1 een inrichting voor het bewerken, verwerken, op- en overslaan van gassen
of gasmengsels, al of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk
in vloeistof opgeloste toestand.
Onderdeel 2.2 Een inrichting type II is een inrichting voor:
-
a. het vullen van gasflessen met propaan of butaan met een inhoud kleiner dan 12 liter
vanuit een gasfles van maximaal 150 liter;
-
b. het vullen van gasflessen met verstikkende gassen;
-
c. het vullen van gasflessen met een inhoud van maximaal 2 liter met zuurstof vanuit
een concentrator;
-
d. het vullen van gasflessen met een inhoud van maximaal 3 liter en met een druk van
maximaal 1,6 bar, met diep gekoelde vloeibare zuurstof vanuit een gasfles met een
inhoud van maximaal 60 liter met een druk van maximaal 1,6 bar;
-
e. het vullen van gasflessen met ademlucht voor duikers met inhoud van maximaal 15 liter;
-
f. de opslag van propaan, propeen, zuurstof, vergistingsgas, kooldioxide, lucht, argon,
helium of stikstof in één of meer opslagtanks.
Onderdeel 2.3 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. voor het vervaardigen van gassen;
-
b. voor de opslag van meer dan 1.500 liter ammoniak in gasflessen;
-
c. voor de opslag van meer dan 1.500 liter ethyleenoxide in gasflessen;
-
d. voor de opslag van meer dan 250 liter van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen in gasflessen;
-
e. voor de opslag van propaan of propeen in meer dan twee opslagtanks;
-
f. voor de opslag van propaan of propeen waarbij het gas, behoudens voor het leegmaken
voor verplaatsing van de opslagtank, niet uitsluitend in de gasfase aan een opslagtank
wordt onttrokken;
-
g. voor de opslag van andere gassen dan propaan, propeen, zuurstof, vergistingsgas, kooldioxide,
lucht, argon, helium of stikstof in één of meer opslagtanks;
-
h. voor de opslag van andere gassen dan propaan in ondergrondse opslagtanks;
-
i. voor de opslag van gassen in een gaszak;
-
j. voor de opslag van gassen, anders dan in gasflessen, gaspatronen, spuitbussen, gaszakken
of opslagtanks van metaal of kunststof;
-
k. voor het afleveren van LPG;
-
l. voor het vullen van gasflessen van ADR klasse 2, met uitzondering van onderdeel 2.2
onder a tot en met f;
-
m. voor het vullen van spuitbussen, uitgezonderd het niet geautomatiseerd afvullen met
stoffen anders dan drijfgassen;
-
n. waar warmtepompen, koelinstallaties of vriesinstallaties aanwezig zijn, met een inhoud
per installatie van meer dan 1.500 kilogram ammoniak of 100 kilogram propaan, butaan
of een mengsel van propaan en butaan;
-
o. voor het begassen of ontgassen van containers.
Onderdeel 2.4 Een inrichting type IV is een inrichting voor het opslaan van gassen
met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton.
Categorie 3 Ontplofbare stoffen
Onderdeel 3.1 In deze categorie wordt onder ontplofbare stoffen verstaan de stoffen
of preparaten als bedoeld in artikel 2 van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, dan wel de stoffen, preparaten of andere producten, die zijn ingedeeld in de internationale
transportgevarenklasse 1 als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), alsmede nitrocellulose.
Onderdeel 3.2 Een inrichting waar ontplofbare stoffen, preparaten of producten worden
verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen.
Onderdeel 3.3 Voor de toepassing van onderdeel 3.1 van deze bijlage blijft het opslaan
van ten hoogste de volgende hoeveelheden buiten beschouwing:
-
1°. 10.000 tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorende patronen dan wel onderdelen daarvan voor vuurwapens met een kaliber van
niet meer dan 13,2 mm of voor schietgereedschap;
-
2°. 1 kilogram tot gevarengroep 1.1 van het VLG behorend zwart buskruit;
-
3°. 3 kilogram tot gevarengroep 1.3 van het VLG behorend rookzwak buskruit;
-
4°. 10 kilogram tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorend pyrotechnisch speelgoed;
-
5°. 25 kilogram tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorend consumentenvuurwerk.
Onderdeel 3.4 Voor de toepassing van onderdeel 3.2 blijft buiten beschouwing het bewerken,
verwerken, verpakken of herverpakken, op- en overslaan van ontplofbare stoffen binnen
inrichtingen die worden gebruikt door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke
krijgsmacht.
Onderdeel 3.5 Een inrichting type II is een inrichting waar consumentenvuurwerk met
een gezamenlijke opslagcapaciteit tot maximaal 1.100 kilogram wordt opgeslagen.
Onderdeel 3.6 Een inrichting type III is een inrichting waar:
-
a. consumentenvuurwerk wordt verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen, met een
gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1.100 kilogram;
-
b. professioneel vuurwerk wordt verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen;
-
c. meer dan 1 kilogram zwart kruit wordt opgeslagen;
-
d. meer dan 50 kilogram rookzwak kruit wordt opgeslagen;
-
e. meer dan 50 kilogram netto explosieve massa noodsignaal wordt opgeslagen;
-
f. meer dan 250.000 patronen ten behoeve van schiethamers worden opgeslagen;
-
g. de opslag van andere ontplofbare stoffen dan de hierboven genoemde stoffen en anders
dan pyrotechnisch speelgoed plaatsvindt.
Onderdeel 3.7 Een inrichting type IV is in elk geval een inrichting voor het vervaardigen
en bewerken van ontplofbare stoffen.
Categorie 4 Gevaarlijke stoffen, brandstoffen en brandbare vloeistoffen
Onderdeel 4.1 Een inrichting voor:
-
a. het bewerken, verwerken, afleveren, op- en overslaan van de volgende gevaarlijke stoffen,
preparaten of andere producten uit:
-
1°. de categorie oxiderend;
-
2°. de categorie zeer licht ontvlambaar;
-
3°. de categorie licht ontvlambaar;
-
4°. de categorie ontvlambaar;
-
5°. de categorie brandbaar;
-
6°. de categorie zeer vergiftig;
-
7°. de categorie vergiftig;
-
8°. de categorie schadelijk;
-
9°. de categorie bijtend;
-
10°. de categorie irriterend;
-
11°. de categorie sensibiliserend;
-
12°. de categorie kankerverwekkend;
-
13°. de categorie mutageen;
-
14°. de categorie voor de voortplanting vergiftig;
-
15°. de categorie milieugevaarlijk.
-
b. producten, waarin stoffen of preparaten, bedoeld onder a, zijn verwerkt;
-
c. cosmetische of farmaceutische producten.
Onderdeel 4.2 Voor de toepassing van onderdeel 4.1 van deze bijlage blijven apotheken
en praktijken voor de uitoefening van de geneeskunst als huisarts en de diergeneeskunst
buiten beschouwing.
Onderdeel 4.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:
-
a. de opslag van vloeibare brandstoffen, afgewerkte olie of stoffen van klasse 5.1 of
klasse 8, verpakkingsgroepen II en III, bedoeld in bijlage A van de ADR met een gezamenlijke
inhoud van maximaal 150 m3;
-
b. het afleveren van vloeibare brandstoffen.
Onderdeel 4.4 Een inrichting type III is een inrichting:
-
a. voor de opslag van gevaarlijke stoffen in tanks anders dan vloeibare brandstoffen
of afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks;
-
b. voor de opslag van gevaarlijke stoffen anders dan genoemd in onderdeel 4.3 van deze
bijlage;
-
c. voor de opslag van meer dan 10.000 kilogram gevaarlijke stoffen in verpakking als
bedoeld in onderdeel 4.1 van deze bijlage;
-
d. waar een praktijkruimte of laboratorium aanwezig is, waar gericht wordt gewerkt met
biologische agentia;
-
e. het opslaan van vloeibare brandstoffen of afgewerkte olie in opslagtanks met een inhoud
van meer dan 150 m3;
-
f. het opslaan van stoffen van klasse 5.1 of klasse 8, verpakkingsgroepen II en III,
bedoeld in bijlage A van de op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese
Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de
weg (Trb. 1959, 171) in tanks met een gezamenlijke inhoud van meer dan 150 m3.
Onderdeel 4.5. Een inrichting type IV is een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen van stoffen zoals genoemd in onderdeel 4.1 van deze bijlage;
-
b. het op- en overslaan van aardolie, aardolieproducten of koolwaterstoffen in vloeibare
toestand met een capaciteit voor de opslag van deze stoffen of producten van 2.500
ton of meer;
-
c. het op- en overslaan van aardolie, aardolieproducten of koolwaterstoffen in vloeibare
toestand met een capaciteit voor de opslag van deze stoffen of producten van 25.000
ton of meer, als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, van de wet;
-
d. het raffineren van aardolie of aardoliefracties, kraken of vergassen.
Categorie 5 Dieren, landbouw en veeteelt
Onderdeel 5.1 Een inrichting voor:
-
a. het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;
-
b. het op- en overslaan van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;
-
c. het vervaardigen, bewerken of verwerken van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;
-
d. het bewerken, verwerken, op- en overslaan van producten, die bij het slachten van
dieren vrijkomen;
-
e. het slachten van dieren.
Onderdeel 5.2 Een inrichting type I is een inrichting voor het fokken of houden tot
100 vogels of tot 25 zoogdieren.
Onderdeel 5.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:
-
a. het fokken of houden van 100 tot en met 200 vogels of van 25 tot en met 50 zoogdieren;
-
b. het houden voor productie tot en met 300 stuks pluimvee;
-
c. het houden tot en met 100 stuks landbouwhuisdieren in het totaal;
-
d. het op- en overslaan van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;
-
e. het vervaardigen, bewerken of verwerken van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;
-
f. het bewerken, verwerken, op- en overslaan van producten, die bij het slachten van
dieren vrijkomen.
Onderdeel 5.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. Het fokken of houden van meer dan 200 vogels of meer dan 50 zoogdieren;
-
b. het houden voor productie van meer dan 300 stuks pluimvee;
-
c. het houden van meer dan 100 stuks landbouwhuisdieren in het totaal;
-
d. het kweken van waterdieren in één of meer tanks met een gezamenlijke inhoud van 10.000
liter of meer;
-
e. het kweken van consumptievis;
-
f. het industrieel vervaardigen, bewerken of verwerken van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;
-
g. het slachten van dieren.
Categorie 6 Voedingsmiddelen
Onderdeel 6.1 Een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van vlees of vleeswaren;
-
b. het bewerken, verwerken, op- en overslaan van vis, weekdieren, schaaldieren of producten,
die bij de bewerking of verwerking daarvan vrijkomen;
-
c. het vervaardigen van brood, banket, chocoladeproducten, beschuit, koek of biscuit;
-
d. het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen
daarvoor;
-
e. het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van voedingsmiddelen voor
dieren of grondstoffen daarvoor;
-
f. het telen, behandelen, verhandelen, op- en overslaan van landbouwproducten.
Onderdeel 6.2 Voor de toepassing van onderdeel 6.1, onderdeel e, van deze bijlage,
blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het opslaan van tot balen geperst of
gebundeld hooi, stro of vlas met een droge stofgehalte van meer dan 30%.
Onderdeel 6.3 Een inrichting type I is een inrichting voor het vervaardigen van voedingsmiddelen
voor personen die wonen of werken in de accommodatie van de inrichting.
Onderdeel 6.4 Een inrichting type II is een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van vlees of vleeswaren;
-
b. het bewerken, verwerken, op- en overslaan van vis, weekdieren, schaaldieren of producten,
die bij de bewerking of verwerking daarvan vrijkomen;
-
c. het vervaardigen van brood, banket, chocoladeproducten, beschuit, koek of biscuit;
-
d. het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen
daarvoor;
-
e. het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van voedingsmiddelen voor
dieren of grondstoffen daarvoor;
-
f. het telen, behandelen, verhandelen, op- en overslaan van landbouwproducten.
Onderdeel 6.5 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen
daarvoor waarbij de gezamenlijke nominale belasting op bovenwaarde van continu-ovens
meer bedraagt dan 400 kW;
-
b. het kweken van algen.
Categorie 7 Bestrijdingsmiddelen
Onderdeel 7.1 Een inrichting waar bestrijdingsmiddelen als bedoeld in artikel 1 van de Wet voorschriften bestrijdingsmiddelen BES worden bewerkt, opgeslagen of overgeslagen.
Onderdeel 7.2 Een inrichting type II is een inrichting waar meer dan 10 kilogram bestrijdingsmiddelen
worden bewerkt, opgeslagen of overgeslagen.
Onderdeel 7.3 Een inrichting type III is een inrichting voor het vervaardigen van
bestrijdingsmiddelen.
Categorie 8 Bouwmaterialen
Onderdeel 8.1 Een inrichting voor het winnen, vervaardigen, bewerken, verwerken, op-
en overslaan van:
-
a. keramische producten, bak-, sier- of bestratingstenen, dakpannen, porselein, aardewerk,
kalkzandsteen, cement, cementmortel, cementwaren of kalk;
-
b. betonmortel of betonwaren;
-
c. ertsen, mineralen, derivaten van ertsen of mineralen, minerale producten of mergel;
-
d. asbest of asbesthoudende producten;
-
e. glas of glazen voorwerpen;
-
f. asfalt of asfalthoudende producten;
-
g. steen, gesteente (diabaas) of stenen voorwerpen, niet zijnde puin;
-
h. zand of grind;
-
i. grond.
Onderdeel 8.2 Voor de toepassing van onderdeel 8.1, onderdeel a en e, van deze bijlage,
blijven buiten beschouwing inrichtingen met een of meer ovens met een thermisch vermogen
of een gezamenlijk thermisch vermogen van 5 kW of minder, die bestemd zijn voor de
vervaardiging of bewerking van genoemde producten.
Onderdeel 8.3 Een inrichting type II is een inrichting voor het vervaardigen, bewerken,
verwerken, op- en overslaan van:
-
a. keramische producten, bak-, sier- of bestratingstenen, dakpannen, porselein, aardewerk,
kalkzandsteen, cement, cementmortel, cementwaren of kalk;
-
b. betonmortel of betonwaren;
-
c. ertsen, mineralen, derivaten van ertsen of mineralen, minerale producten of mergel;
-
d. glas of glazen voorwerpen;
-
e. steen, gesteente (diabaas) of stenen voorwerpen, niet zijnde puin;
-
f. zand of grind;
-
g. grond.
Onderdeel 8.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen of bewerken met apparaten met een individuele nominale belasting
op bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW van keramische
producten, bak-, sier- of bestratingstenen, dakpannen, porselein of aardewerk;
-
b. het vervaardigen of bewerken met apparaten met een individuele nominale belasting
op bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW van glas
of glazen voorwerpen;
-
c. het winnen van steen of steenachtige materialen;
-
d. het winnen, breken, malen, zeven of drogen van zand, grind, kalk of andere mineralen
of derivaten daarvan;
-
e. het vervaardigen, bewerken of verwerken van asfalt of asfalthoudende producten.
Categorie 9 Metalen
Onderdeel 9.1 Een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan
van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel voor het behandelen van de oppervlakte
van metalen of metalen voorwerpen.
Onderdeel 9.2 Een inrichting type II is een inrichting voor het bewerken, verwerken,
op- en overslaan van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel voor het behandelen
van de oppervlakte van metalen of metalen voorwerpen.
Onderdeel 9.3 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire non-ferro metalen;
-
b. het gieten van metalen of hun legeringen;
-
c. het harden of gloeien van metalen of het diffunderen van stoffen in het metaaloppervlak,
indien daarbij zouten, oliën of gassen anders dan inerte gassen of koolzuurgas worden
toegepast;
-
d. het behandelen van metaaloppervlakken door schoonbranden en pyrolyse;
-
e. het aanbrengen van metaallagen met cyanidehoudende baden, met een totale badinhoud
van meer dan 100 liter.
Categorie 10 Transport
Onderdeel 10.1 Een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen,
verhandelen, verhuren of proefdraaien van:
-
b. het parkeren van drie of meer voor het vervoer van goederen langs de weg bestemde
motorvoertuigen, gelede motorvoertuigen, aanhangwagens of opleggers, waarvan de massa
van het ledige voertuig, vermeerderd met het laadvermogen, meer bedraagt dan 3.500
kilogram.
Onderdeel 10.2 Voor de toepassing van onderdeel 10.1, onderdeel b, van deze bijlage,
blijven buiten beschouwing parkeerterreinen die deel uitmaken van openbare wegen of
weggedeelten en parkeerterreinen die voor het openbaar verkeer openstaan.
Onderdeel 10.3 Een inrichting type I is een inrichting:
-
a. waar binnen een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting gevoelige objecten
aanwezig zijn en in de periode tussen 19.00 en 07.00 uur, gemiddeld vier of minder
transportbewegingen plaatsvinden met motorvoertuigen waarvan de massa van het ledig
voertuig vermeerderd met het laadvermogen meer dan 3.500 kilogram is;
-
b. waar in de buitenlucht geen oefenterrein voor motorvoertuigen aanwezig is;
-
c. voor het bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage voor maximaal 30 personenauto’s;
-
d. voor het in werking hebben van een acculader.
Onderdeel 10.4 Een inrichting type II is een inrichting voor:
-
a. het onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen,
verhuren of proefdraaien van:
-
1°. Motoren, motorvoertuigen of bromfietsen;
-
2°. Landbouwwerktuigen;
-
3°. Vaartuigen met een langs de waterlijn te meten lengte van maximaal 10 meter.
-
b. het parkeren van drie of meer voor het vervoer van goederen langs de weg bestemde
motorvoertuigen, gelede motorvoertuigen, aanhangwagens of opleggers, waarvan de massa
van het ledige voertuig, vermeerderd met het laadvermogen, meer bedraagt dan 3.500
kilogram.
Onderdeel 10.5 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. het vervaardigen, repareren, proefdraaien of uitwendig reinigen van vliegtuigen;
-
b. het bouwen of verbouwen van metalen vaartuigen;
-
c. het vervaardigen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van
vaartuigen van meer dan 10 meter;
-
d. het afmeren van zeegaande veerboten, containerschepen en cruiseschepen;
-
e. het overslaan van schip naar schip;
-
f. het reinigen van tankschepen;
-
g. het meer dan 24 uur parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen;
-
h. het parkeren van meer dan drie vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen.
Categorie 11 Hout en kurk
Onderdeel 11.1 Een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, behandelen,
op- en overslaan van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen.
Onderdeel 11.2 Een inrichting type II is een inrichting voor het vervaardigen, bewerken,
verwerken, behandelen, op- en overslaan van hout of kurk dan wel van houten, kurken
of houtachtige voorwerpen.
Onderdeel 11.3 Een inrichting type III is een inrichting voor het impregneren van
hout door middel van spuiten, sproeien of het toepassen van de vacuümdrukmethode.
Categorie 12 Textiel, papier en grafische techniek
Onderdeel 12.1 Een inrichting voor:
-
a. het bewerken, verwerken, opslaan, overslaan of reinigen van textiel, woningtextiel,
textielgrondstoffen of producten hiervan;
-
b. het bewerken, verwerken, op- en overslaan van papierstof, papier of producten hiervan;
-
c. het toepassen van grafische technieken.
Onderdeel 12.2 Voor de toepassing van onderdeel 12.1, van deze bijlage, blijven buiten
beschouwing de inrichtingen voor het opslaan van gebundeld vlas met een droge stofgehalte
van meer dan 30%.
Onderdeel 12.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:
-
a. het bewerken, verwerken, opslaan, overslaan of reinigen van textiel, woningtextiel,
textielgrondstoffen of producten hiervan;
-
b. het bewerken, verwerken, op- en overslaan van papierstof, papier of producten hiervan;
-
c. het toepassen van grafische technieken.
Onderdeel 12.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:
Categorie 13 Afvalwater
Onderdeel 13.1 Een inrichting voor:
Onderdeel 13.2 Een inrichting type I is een inrichting voor:
Onderdeel 13.3 Een inrichting type III is een inrichting voor het opslaan, behandelen
en reinigen van afvalwater met een capaciteit van meer dan 500 inwonerequivalenten
per jaar.
Categorie 14 Wapens
Onderdeel 14.1 Een inrichting waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare
of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen.
Onderdeel 14.2 Onderdeel 14.1, van deze bijlage, is niet van toepassing op inrichtingen
waar door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht uitsluitend met
niet-scherpe patronen wordt geschoten.
Onderdeel 14.3 Een inrichting type III is een inrichting waar met vuurwapens wordt
geschoten of met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen.
Categorie 15 Horeca
Onderdeel 15.1 Een inrichting met als bestemming hotels, restaurants, pensions, cafés,
cafetaria's, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen
vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe
consumptie worden bereid of verstrekt.
Onderdeel 15.2 Een inrichting type I is een inrichting waar:
-
a. binnen mede op basis van de aard van de inrichting het niet aannemelijk is dat in
enig vertrek van de inrichting het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door
de ten gehore gebrachte muziek in de representatieve bedrijfssituatie, meer bedraagt
dan:
-
1°. 70 dB(A), indien dit vertrek zich bevindt in een gevoelig gebouw of grenst aan een
gevoelig gebouw;
-
2°. 80 dB(A), indien onderdeel 1° niet van toepassing is;
-
b. in de buitenlucht of op een open terrein van de inrichting geen muziek ten gehore
wordt gebracht.
Onderdeel 15.3 Een inrichting type II zijn inrichtingen met als bestemming hotels,
restaurants, pensions, cafés, cafetaria's, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante
inrichtingen waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken
of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
Onderdeel 15.4 Een inrichting type III is een inrichting waar:
-
a. de aanleg of exploitatie van een golfbaan en andere recreatieve of toeristische voorzieningen
met een oppervlakte van 8 hectare of meer;
-
b. de aanleg of exploitatie van terreinen en bouwwerken voor verblijfsaccommodatie voor
10 kamers of meer in gevoelige gebieden en bufferzones gevoelig gebied.
Categorie 16 Sport en recreatie
Onderdeel 16.1 Een inrichting waar:
-
a. drie of meer speelautomaten aanwezig zijn die zijn opgesteld voor gebruik door anderen
dan de eigenaar of de houder;
-
b. een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het dansen, alsmede dansscholen;
-
c. een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het beoefenen van sport,
alsmede sportscholen en sporthallen;
-
d. een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het beoefenen van muziek, alsmede muziekscholen
en muziekoefenlokalen;
-
e. een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden en waar een geluidsinstallatie
is opgesteld, alsmede sportterreinen en openluchttheaters;
-
f. gelegenheid wordt geboden tot zwemmen;
-
g. gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van:
-
1°. Gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen of -voertuigen;
-
2°. Bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband,
ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden;
-
h. tien of meer ligplaatsen voor vaartuigen aanwezig zijn in een jachthaven;
-
i. met bogen of boogwapens of met wapens, werkend met luchtdruk of gasdruk, wordt geschoten.
Onderdeel 16.2 Een inrichting type II is een inrichting waar:
-
a. een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het beoefenen van sport,
alsmede sportscholen en sporthallen;
-
b. een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het beoefenen van muziek, alsmede muziekscholen
en muziekoefenlokalen;
-
c. een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden en waar een geluidsinstallatie
is opgesteld, alsmede sportterreinen en openluchttheaters;
-
d. gelegenheid wordt geboden tot zwemmen;
-
e. gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van:
-
1°. gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen of -voertuigen;
-
2°. bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband,
ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden;
-
f. tien of meer ligplaatsen voor vaartuigen aanwezig zijn in een jachthaven;
-
g. met bogen of boogwapens of met wapens, werkend met luchtdruk of gasdruk, wordt geschoten.
Onderdeel 16.3 Een inrichting type III is:
-
a. een inrichting waar gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen
of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband, ter voorbereiding
van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, voor zover het betreft terreinen,
niet zijnde de openbare weg, die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband,
ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, rijden met gemotoriseerde
voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;
-
b. een inrichting voor:
-
1°. het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voertuigen
of vaartuigen in wedstrijdverband of voor recreatieve doeleinden in de open lucht;
-
2°. het geven van muziekuitvoeringen in de buitenlucht waar meer dan 5.000 bezoekers tegelijkertijd
aanwezig kunnen zijn;
-
3°. het schieten in de open lucht met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk.
Categorie 17 Drinkwaterbereiding
Onderdeel 17.1 Een inrichting voor drinkwaterbereiding.
Onderdeel 17.2 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. het ontzilten van zeewater voor drinkwaterbereiding;
-
b. het infiltreren en onttrekken van water voor drinkwaterbereiding;
-
c. het ontzilten van zeewater voor andere doeleinden dan genoemd in onderdeel a van dit
onderdeel.
Categorie 18 Energieomzetting
Onderdeel 18.1 Een inrichting voor:
Onderdeel 18.2 Een inrichting type I is een inrichting voor:
-
a. het aanwezig hebben van een noodstroomaggregaat dat niet meer dan 50 uren per jaar
in werking is;
-
b. het in werking hebben van stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen
tot 1 MWth voor de verwarming van gebouwen of de verwarming van tapwater.
Onderdeel 18.3 Een inrichting type II is een inrichting:
-
a. voor het omzetten van windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie
met windmolens of windturbines met een rotordiameter groter dan 2 m;
-
b. voor het omzetten van thermische energie in elektrische energie met een vermogen of
gezamenlijk vermogen van meer dan 1,5 kW;
-
c. die is aan te merken als transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte
transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen
van 200 MVA of meer.
Onderdeel 18.4 Een inrichting type III is een inrichting voor het omzetten van:
-
a. hydrostatische energie in elektrische of thermische energie;
-
b. elektrische energie in stralingsenergie met een vermogen of gezamenlijk vermogen voor
de omzetting van meer dan 4 kW;
-
c. windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie met meer dan 5 windmolens
of windturbines met een rotordiameter groter dan 2 meter of een gezamenlijk vermogen
van 5 megawatt.
Categorie 19 Opslag overige goederen
Onderdeel 19.1 Een inrichting voor het op- en overslaan van andere stuk- of bulkgoederen
dan de stoffen, preparaten of producten, die in een ander in deze bijlage opgenomen
onderdeel worden genoemd, met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2.000 m2 of meer.
Onderdeel 19.2 Een inrichting type I is een inrichting voor het op- en overslaan van
inerte goederen die niet stuifgevoelig zijn.
Onderdeel 19.3 Een inrichting type II is een inrichting voor het op- en overslaan
of overslaan van andere stuk- of bulkgoederen dan de stoffen, preparaten of producten,
die in een andere in deze bijlage opgenomen categorie worden genoemd, met een oppervlakte
voor de opslag daarvan van 2.000 m2 of meer.
Categorie 20 Ziekenhuizen
Onderdeel 20.1 Inrichtingen zijnde:
-
a. algemene, academische of categoriale ziekenhuizen;
-
b. inrichtingen voor het bieden van medische behandeling, verpleging of huisvesting tezamen
met verzorging.
Onderdeel 20.2 Voor de toepassing van onderdeel 20.1, van deze bijlage, blijven buiten
beschouwing praktijken voor de uitoefening van de geneeskunst als huisarts en van
de diergeneeskunst.
Onderdeel 20.3 Een inrichting type II zijn inrichtingen voor het bieden van medische
behandeling, verpleging of huisvesting tezamen met verzorging.
Onderdeel 20.4 Een inrichting type III zijn algemene, academische of categoriale ziekenhuizen.
Categorie 21 Afval
Onderdeel 21.1 Een inrichting voor:
-
a. het opslaan van:
-
1°. huishoudelijke afvalstoffen;
-
2°. bedrijfsafvalstoffen;
-
3°. autowrakken en overige voertuigwrakken;
-
4°. gevaarlijke afvalstoffen;
-
5°. afvalstoffen afkomstig van de gezondheidszorg bij mens en dier en afkomstig van buiten
de inrichting:
-
– infectueuze afvalstoffen,
-
– lichaamsdelen en organen, en
-
– afvalstoffen van cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen;
-
b. het verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;
-
c. het storten van afvalstoffen;
-
d. het anderszins op of in de bodem brengen van afvalstoffen;
-
e. nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.
Onderdeel 21.2 Een inrichting type I is een inrichting waar geen activiteiten worden
verricht met afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn.
Onderdeel 21.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:
-
a. Het opslaan van bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben
tot 5 m3, niet meegeteld het gescheiden opslaan van papier, aluminium, karton en glas;
-
b. het opslaan van maximaal 4 autowrakken;
-
c. de nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.
Onderdeel 21.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:
-
a. het verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;
-
b. het storten van afvalstoffen;
-
c. het anderszins op of in de bodem brengen van afvalstoffen;
-
d. het op- en overslaan van de volgende afvalstoffen:
-
1°. van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen;
-
2°. van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven bedrijfsafvalstoffen;
-
3°. van buiten de inrichting afkomstige verontreinigde grond;
-
4°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;
-
e. het verwerken of vernietigen – anders dan verbranden – van buiten de inrichting afkomstige
gevaarlijke afvalstoffen;
-
f. het verwerken of vernietigen van autowrakken of het opslaan van meer dan 4 autowrakken;
-
g. het verbranden van:
-
1°. van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen;
-
2°. van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen;
-
3°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;
-
h. het op of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen
of gevaarlijke afvalstoffen om deze stoffen daar te laten;
-
i. het verdichten, scheuren, knippen of breken van schroot van ferro- of non-ferrometalen
door middel van mechanische werktuigen met een motorisch vermogen of een gezamenlijk
motorisch vermogen van 25 kW of meer;
-
j. het opslaan, verwerken en vernietigen van de volgende afvalstoffen afkomstig van de
gezondheidszorg bij mens en dier:
-
1°. infectueuze afvalstoffen;
-
2°. lichaamsdelen en organen;
-
3°. afvalstoffen van cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen.